Christopher Brookmyre, Cyrus Atabay

De Schotse schrijver Christopher Brookmyre werd geboren op 6 september 1968 in Glasgow. Zie ook alle tags voor Christopher Brookmyre op dit blog.

Uit: A Big Boy Did It And Ran Away

“These fuckers deserved to live forever. The sleepwalking suburban slave classes in their Wimpey mock-Tudor penal colonies. A jail that needed no walls because the inmates had been brainwashed into believing they wanted to be there. Incarceration by aspiration, all the time mindlessly propagating and self-replicating, passing on their submissive DNA to the next generation of glazed-eyed prisoners.
And every day they’d get up and pray that emancipation never came: ‘Dear Lord, protect us from uniqueness. Grant unto us eternal conformity, and deliver us from distinction. Amen.’
There was one up his arse right then, flashing the headlights on his MX3, the bloke’s eyes widening and nostrils flaring in time with the admonitory illuminations. An absolute fanny. Risking his life in an attempt to overtake before the crawler lane ends, so he’ll be one car – one car – up the queue when he reaches the traffic lights. And what did that tell you about the life he was risking?
Exactly.
Suburban Sad Cunts. This was the real reason for road rage. It wasn’t a symptom of growing traffic congestion (though it shared the single car-usage factor), it was that this was the closest they got to defiance, the last ghostly remnant of the will to assert some identity. It was the only time they got to express any sense of self: when they were behind that wheel, on their own, jostling for position with the rest of the faceless. Overtake the guy in the bigger, newer, shinier car, and it made you forget all the other, truer ways in which he was leaving you to eat his dust. Someone gets in your way, holds you back, and you transfer all your frustrations to him because it reminds you of just how many obstacles there are between where you are now and where you want to be. The car in front is your lack of self-confidence, bequest of your over-protective mother. The car in front is your fear of confrontation, inherited from your cowed and broken father. The car in front is the school you didn’t go to, the golf club you didn’t join, the Lodge you don’t belong to. The car in front is your wife and kids and the risks you can’t take because you’ve got responsibilities.
But the most tragic part is that you need the car in front, you need the obstacle, because it prevents you from confronting the fact that you don’t know where you want to be. You’d be lost beyond the penal colony. It’s scary out there.
You wouldn’t fit in.”

 

Christopher Brookmyre (Glasgow, 6 september 1968)

 

De Duitstalige, Iraanse dichter en schrijver Cyrus Atabay werd geboren op 6 september 1929 in Teheran. Zie ook alle tags voor Cyrus Atabay op dit blog.

 

DE GEHEIMSTE KRISTAL

I
De onherhaalbaarheid van de tijd,
die zich in één zin concentreert ,
waarvoor een heel leven nodig was,
om hem uit te spreken.
Je laat het zand in de Sahara
uit je hand neersijpelen,
jij vertaalt de tijd,
die je rest
in een andere taal.

II
Een solitaire ster
in de steengroeve van het firmament
is een blinde geworden,
die in La Boca zijn weg zoekt.
Maar het is geen duisternis,
die hem omringt,
hij leeft in het centrum
van een lichte nevel,
waakzaam dromend.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Cyrus Atabay (6 september 1929 – 26 januari 1996)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e september ook mijn blog van 6 september 2019 en ook mijn blog van 6 september 2017 en ook mijn blog van 6 september 2015 deel 2.

Christopher Brookmyre, Cyrus Atabay

De Schotse schrijver Christopher Brookmyre werd geboren op 6 september 1968 in Glasgow. Zie ook alle tags voor Christopher Brookmyre op dit blog.

Uit: The Cliff House:

“They had been on the island less than five hours and al-ready the whole thing was falling apart. There was a bite to the breeze as Jen stood outside the house, a reminder that though the calendar said late June, it was still night-time on a remote Scottish island on the edge of the Atlantic. She saw no sign of Samira. She had said she was going to grab some air, but from the state of her there was a greater chance she was actually off to be sick. It turned out Jen’s future sister-in-law was a mouthy rage-monster who couldn’t handle her drink, and she was the least of Jen’s problems. She glanced back at the house, where she could see the others through the drawing room’s huge windows. None of them was speaking. This whole shebang had been a stupid idea, and she was an eejit to have let herself get talked into it. It hadn’t helped that Zaki, her fiancé, had been thoroughly encouraging of the notion. She’d wondered if that was because he had big plans for a stag weekend. If so, they hadn’t materialised.
She pictured him back at home, popping open a can and getting comfy in front of the TV. She wished she was there instead. Suddenly she just wanted to be with Zaki, and Zaki alone. That was a good sign, right? Then she remembered how they had left things. She had as good as told him she didn’t trust him. It hadn’t come out of nowhere; it had been a background hum to their relationship from the off. But that she had put it out there in the open on the morning she departed for her hen weekend was a hell of a red flag. He had been acting secretive of late, shifty and evasive. A couple of weeks ago, she had suspected that he had gone through her bedside drawer. Nothing was missing, but she got this instinctive feeling that the things in it weren’t quite how they had been before. Then last week, in the documents folder of his laptop, she found a scan of her passport. Zaki didn’t have a private log-in for the laptop, something he had presented as a sign of openness, but it struck her that it also ensured she believed she was seeing everything. Then last night he had shut the lid just as she walked into the kitchen, trying to be nonchalant about it but merely having the opposite effect. She had caught a glimpse of what was on-screen. He was replying to an email from an account identified only as grim-pox02@vapourmail.com. Jen had looked up the domain and found that it specialised in disposable email ad-dresses. But more troublingly, she had accessed the laptop while he was in the shower this morning, and couldn’t find the incoming email or the reply he was composing. She checked the inbox, archive and sent folders. There was nothing. He had deleted all trace. That was why, when he emerged from the bathroom, she had asked him directly. ‘Who were you emailing last night?’ she asked. Who is grimpox02?’ ‘It’s nothing you need to concern yourself with.’ He tried to sound casual, though he surely knew it was point-less. ‘If it’s nothing, why did you delete it? Yes, I looked. You emptied the trash too. That’s a lot of steps for nothing.”

 

Christopher Brookmyre (Glasgow, 6 september 1968)

 

De Duitstalige, Iraanse dichter en schrijver Cyrus Atabay werd geboren op 6 september 1929 in Teheran. Zie ook alle tags voor Cyrus Atabay op dit blog.

 

Dat allemaal

Dagen. dagen
wilde duiven van vergankelijkheid!
Ah, klaprozen en korenaren
en wat anders de zomer
in zijn schild voert
zonk in de afscheidskist.

Op een dag als deze,
als je boten ziet
die over zeeën varen,
dan dragen ze jouw as
en je houdt ze niet meer tegen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Cyrus Atabay (6 september 1929 – 26 januari 1996)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e september ook mijn blog van 6 september 2019 en ook mijn blog van 6 september 2017 en ook mijn blog van 6 september 2015 deel 2.

Christopher Brookmyre, Cyrus Atabay

De Schotse schrijver Christopher Brookmyre werd geboren op 6 september 1968 in Glasgow. Zie ook alle tags voor Christopher Brookmyre op dit blog.

Uit: Als de duivel leidt  (Vertaald door Harmien Robroch)

“Ik heb haar het leven ontnomen.
Ik kan het niet ontkennen, heb ik ook nooit gedaan, in elk geval niet voor mezelf. Onder een weidse, donkere, Schotse sterrenhemel heb ik haar het leven ontnomen, terwijl onze collega’s en vrienden even verderop in het grote huis zaten en niets doorhadden.
Ik heb haar het leven ontnomen, wat mijn leven er beter op maakte. Ook dat kan ik niet ontkennen; onverkwikkelijk misschien, een akelige waarheid, maar desalniettemin de waarheid.
Ik leef al dertig jaar met deze wetenschap. Ik zal niet liegen en beweren dat er geen dag voorbijgaat dat ik haar gezicht niet voor me zie; ooit was dat misschien zo, de eerste maanden, misschien zelfs het eerste jaar, maar naarmate de tijd vorderde, bleven de herinneringen langer weg, nam de angst verder af, verwaterde het schuldgevoel. Maar ik zie haar nog steeds voor me, zo duidelijk als die nacht. Haar gezicht vol energie en leven, kleur en uitdrukkingen; en ik zie het ook nietszeggend en leeg en bleek, als een weerspiegeling van de volle maan. Mijn herinneringen aan haar zijn niet vervaagd, alleen opgeborgen als de rekwisieten van een toneelstuk. Zo nu en dan heeft iets in mij behoefte aan een reprise.
Maar geen toneelillusie, dramatische kunstgreep of kunstbloed zou ooit overtuigend genoeg zijn. Die avond leerde ik hoe de dood er werkelijk uitzag.
Ik zie nog steeds de bleke huid van haar armen en benen in dat jurkje met korte mouwen, haar ledematen vreemd rondom haar als een buikspreekpop of marionet, poppenogen die voorgoed een glazige blik hadden gekregen. Het was geen beschuldigende blik. Hij ging langs me heen, was gericht op een plek die niet meer van deze wereld was.
Ze lag op de zachte grond en de maan scheen een schemerig licht op haar begrafenisprocessie, met bomen als baardragers, ogen van bedeesde, angstige wezens die ongezien knipperden en getuigen waren (en één van die bedeesde, angstige, ongeziene wezens zou een mens blijken te zijn).
Aan haar graf werd niet gesproken, geen eerbetoon en geen tranen. Het was er plechtig en stil.
Er kwam muziek uit het huis. Het geluid klonk ver weg, niet verbonden met de plek waar ik stond, een eiland in de tijd waar nog niemand wist wat er was gebeurd. En toch was het zo vlakbij. Er hoefde maar iemand mij te zoeken, haar te zoeken, en het eiland zou overspoeld worden. Ik had de kans om die afstand te behouden, maar de muziek die door de lucht zweefde zei me dat ik snel moest handelen en vastberaden moest zijn.”

 

Christopher Brookmyre (Glasgow, 6 september 1968)

 

De Duitstalige, Iraanse dichter en schrijver Cyrus Atabay werd geboren op 6 september 1929 in Teheran. Zie ook alle tags voor Cyrus Atabay op dit blog.

 

Over de weerklank

Hoogstens een kenner
van de klopsignalen van de specht,
de afwijkingen en resonanties
onderzoekend van de wisselende boomstammen,
en elk hout heeft een andere toon.
De eisen van de natuur zijn legio
en nestbouw is er maar één van

voor deze luidruchtige vogel,
die op tijd verder trekt,
op zoek
naar een onvindbare echo.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Cyrus Atabay (6 september 1929 – 26 januari 1996)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e september ook mijn blog van 6 september 2019 en ook mijn blog van 6 september 2017 en ook mijn blog van 6 september 2015 deel 2.

Christopher Brookmyre, Cyrus Atabay

De Schotse schrijver Christopher Brookmyre werd geboren op 6 september 1968 in Glasgow. Zie ook alle tags voor Christopher Brookmyre op dit blog.

Uit: Fallen Angel

“Rain is lashing down as she emerges from the Tube station, gusts of wind angling the deluge almost to the horizontal. A tenaciously brutal winter had relinquished its grip only with grudging reluctance, giving way to some unseasonably hot and sunny late spring days, but this meant that it caught everyone off-guard when the heavens opened this morning.

Ivy had overheard a woman in the carriage talking about the recent warm spell’s contrast to the Beast from the East, saying she had almost forgotten what it was like to feel the sun on her shoulders. Ivy realises this is true of her too, but that doesn’t mean she has missed it. Living in London, she seldom spends much time out of doors. Her office and her apartment are climate controlled to within a decimal point of perfection. What does she need sunshine for?

Sunshine is a disinfectant, people say, as though bringing simply anything into the light is an unambiguously wise and healthy thing to do. As far as Ivy is concerned, the only value of sunshine is that it casts shadows, and that is where she operates.

The problem with sunshine is that it makes people believe everything is going to be all right, and in her area of PR, that isn’t good for the bottom line. It isn’t good for clients’ welfare either, to be honest. Clients need to be able to envisage an approaching worst-case scenario, so that they can take appropriate steps to avoid it, and the most appropriate step, always, is to retain her services.

She reaches Lincoln House on Remnant Street, where the Cairncross Partnership occupies two floors, hurrying through the revolving doors out of the downpour. There is a trail of water on the floor ahead of her, leading to where a woman has stopped to shake off a dripping umbrella, this action complicated by one of its spokes having bent. Ivy estimates her to be in her forties, probably a mother of teens from the look of her; lower-to-middle-tier manage¬ment, if that. Her body language is cowed as though apologising for her very existence: someone who has reached that point in life at which she realises all the things she once thought she might achieve or experience are never going to happen. Probably been kidding herself for the past decade and a half that the kids would make up for it, telling herself that raising them was a worthy achievement in itself before coming to realise – too late – just what a wretched con that was.”

 

Christopher Brookmyre (Glasgow, 6 september 1968)

 

De Duitstalige, Iraanse dichter en schrijver Cyrus Atabay werd geboren op 6 september 1929 in Teheran. Zie ook alle tags voor Cyrus Atabay op dit blog.

 

Stagnatie bij de paspoortcontrole

je bent nu emigrant thuis
in het elders
mooi woord verledentijdsbestaan
asiel verleent je een zomertuin
bignonia-ranken hangen over het hek
vuurdoorn omzoomt de weg naar het huis
een woord als een granaatappel
de korrels op de drempel –
een traditioneel gebruik
is het te gronde gaan
het verzoent je met alles

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Cyrus Atabay (6 september 1929 – 26 januari 1996)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e september ook mijn blog van 6 september 2019 en ook mijn blog van 6 september 2017 en ook mijn blog van 6 september 2015 deel 2.

Jennifer Egan, Jessica Durlacher, Aart G. Broek, Christopher Brookmyre, Amelie Fried, Alice Sebold, Julien Green, Willem Brandt, Cyrus Atabay

De Amerikaanse schrijfster Jennifer Egan werd geboren in Chicago op 6 september 1962. Zie ook alle tags voor Jennifer Egan op dit blog.

Uit: Manhattan Beach

„It all started with seeing the girl. Anna had gone outside to buy lunch over the disapproval of her supervisor, Mr. Voss, who liked them to bring their lunches from home and eat them on the same tall stools where they sat measuring all day. Anna sensed anxiety in his wish to keep them in sight, as if girls at large in the Naval Yard might scatter like chickens. True, their shop was pleasant to eat in, clean and brightly lit by a bank of second-story windows. It had conditioned air, a humming chill that had filled every corner during the hot September days when Anna first came to work there. Now she would have liked to open a window and let in the fresh October air, but the windows were permanently shut, sealing out dust and grime that might affect the measurements she and the other girls took—or was it that the tiny parts they were measuring needed to be pristine in order to function? No one knew, and Mr. Voss was not a man who welcomed questions. Early on, Anna had asked of the unrecognizable parts in her tray, “What are we measuring, exactly, and which ship are they for’?”
Mr. Voss’s pale eyebrows rose. “That information isn’t necessary to do your job, Miss Kerrigan.”
“It would help me to do it better.”
I’m afraid I don’t follow’
“I would know what I was doing.’
The marrieds hid their smiles. Anna had been cast—or cast herself—in the role of unruly kid sister, and was enjoying it immensely. She found herself looting for little ways to challenge Mr. Voss without risking outright insubordination.
“You are measuring and inspecting parts to ensure that they are uniform,’ he said patiently, as if to a halfwit. °And you are setting aside any that are not.’
Soon it came to be known that the parts they were inspecting were for the battleship Missouri, whose keel had been laid almost a year before Pearl Harbor in Dry Dock 4. Later, the Missouri’s hull had been floated across ‘Nallabout Bay to the building ways: vast iron enclosures whose zigzagging catwalks evoked the Coney Island Cyclone. Knowing that the parts she was inspecting would be adjoined to the most modern battleship ever built had indeed brought some additional zest to the work for Anna. But not enough.
When the lunch whistle blew at eleven-thirty, she was itching to get outside. In order to justify leaving the building, she didn’t bring a lunch—a ploy she knew did not fool W. Voss. But he couldn’t very well deny a girl food, so he watched grimly as she made for the door while the marrieds unwrapped sandwiches from waxed paper and talked about husbands in boot camp or overseas; who’d had a letter; clues or hunches or dreams as to where their beloveds might be; how desperately frightened they where.”

 

 
Jennifer Egan (Chicago, 6 september 1962)

 

De Nederlandse schrijfster Jessica Durlacher werd geboren in Amsterdam op 6 september 1961. Zie ook alle tags voor Jessica Durlacher op dit blog.

Uit: Schrijvers!

“Als ik de menselijke natuur werkelijk een beetje doorgrondde (en dat mag je van een schrijver toch verwachten), dan had ik misschien meteen gezien wat de gebeurtenissen die avond allemaal betekenden. Maar het eerste mailtje van Ada Hammerstein las ik ridicuul onbevangen. Misschien doordat het toen al nacht was, en ik niet alleen behoorlijk uitgeput, maar ook nog steeds van de kaart was van dat ellendige etentje bij Bastiaan. Een excuus dat overigens niet meer gold bij de tweede, derde, vierde en overige berichten die ik van (en later via) Ada ontving.
Ik herinner me nog goed de zwoele landerigheid van die zomeravond. De warmte van de dag was bewegingloos in de straat blijven hangen. Het was vredig, bijna stil. Flarden van vriendelijke stadsgeluiden drongen spaarzaam onder het gebladerte van de lommerrijke, brede straat door, alsof ze daar waren achtergelaten door de levendige zonnige dag die nu bijna ten einde was.
Op de stoep voor het huis van Bastiaan, de uitgever van zowel mijn verhalenbundel als mijn allereerste (en tot dusver enige) roman én alle vijftien meesterwerken van mijn geliefde, hadden we afscheid genomen van het gezelschap. Eindelijk had de behoefte om te vertrekken kennelijk bij iedereen vaste vormen aangenomen. Ferenc kuste me vluchtig. Nu pas zag ik opgedroogde blauwe verf onder zijn nagels – waarschijnlijk was de oude schilder volop aan het werk geweest voordat hij uit Duitsland was afgereisd. Het verklaarde zijn afwezige gedrag van die avond.
Zita, na al die jaren eindelijk Ferencs officiële levenspartner, omhelsde me met een theatraal gebaar. Ik voelde haar parfum in mijn kleren en mijn haar dringen – als van een poes die een geurvlag op me plantte. Ik moest mijn best doen haar niet van me af te duwen.
Bastiaan drukte me niet zo stevig tegen zich aan als anders. Ik kan het me verbeeld hebben maar ik merkte een zekere terughoudendheid in zijn greep. Misschien was het gêne om mij ten overstaan van de anderen een hart onder de riem te steken. Zijn vrouw, Kitty, een blondine met een zachtroze gepoederd aardappelgezichtje, wierp me een ongepast bemoedigende blik toe voor ze me onhandig zowel een hand als een wang toestak.
Ik had haast. Mijn lichaam stond al in sprintstand. Maar ik wilde niet weglopen zonder mijn echtgenoot. De boze, pijnlijke druk op mijn middenrif deed me verlangen naar de verlossende ruzie die ik voor hem in petto had.
‘Splettsssjjj!!’ Een ploffend geluid liet ons allemaal opschrikken. Op een auto die recht voor de deur van mijn uitgever geparkeerd stond barstte een dichtgeknoopt zakje water met een klap open. Alle blikken wendden zich naar de bovenverdieping van het huis van de directe overburen. Er leek gegiechel vandaan te komen, maar de boosdoeners zelf bleven onzichtbaar.”

 

 
Jessica Durlacher (Amsterdam, 6 september 1961)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Aart G. Broek werd op 6 september 1954 geboren in Maasland. Zie ook alle tags voor Aart G. Broek op dit blog.

Uit: Dushi Willemstad

“In die stad heeft ooit één wijk niet alleen de belangrijkste personages voor romans maar ook de meeste lezers ervan opgeleverd: Otrobanda. Tussen ca. 1920 en 1935 werden ruim een dozijn Papiamentstalige romans geschreven, die de rooms-katholieke moraal verdedigde. Wie zich daar niet aan wist te houden, zou kommerlijk ten ondergaan, zo wilde de nadrukkelijke boodschap. Deze tendensromans – van de hand van Willem Kroon, Manuel Fray en Miguel Suriel – waren vooral bedoeld voor mannen met een ambachtelijke achtergrond, hun vrouwen en jong volwassen kinderen. Die woonden in Otrobanda en liepen gevaar om te worden ‘opgeslokt’ door de westerse genoegens die de uitdijende raffinaderij met zich meebracht. Deze romans waren grotendeels gesitueerd in Otrobanda.
Het zal niet meevallen een kwalitatief interessant fragment in de Papiamentstalige romans te vinden, dat zou kunnen tippen aan de beschrijving die Tip Marugg ons achterliet van Otrobanda, de wijk waar hij werd geboren en opgroeide. Dat fragment verscheen in het Curaçaose tijdschrift Kristòf en werd natuurlijk ook opgenomen in zijn verzameld werk (De hemel is van korte duur [2009]). Hoe het ook zij, enige kennis van de Curaçaose letteren maakt in ieder geval nieuwsgierig naar wat Van Geemert binnen de grenzen van Willemstad de moeite waard vindt om onze aandacht op te vestigen. Die Papiamentstalige romans wel of juist niet?
Wandelend door ‘dushi Willemstad’ in de hitte van eind augustus/begin september werd ik alleen maar meer nieuwsgierig naar het gelijknamige boek van Van Geemert. Hoe hadden schrijvers van eilandelijke bodem eigenlijk naar hun stad gekeken? Zij niet alleen. Doen literaire passanten ook mee of worden die buiten het literaire Willemstad gelaten? Hoe hadden die passanten erop gereageerd, er zich door laten inspireren? Door de stegen, pleintjes, forten, het waaigat, de grote stadshuizen, de erven, de markten, de bars, winkels, de begraafplaatsen, de openluchtbordelen in de mondi aan de stadsrand, de kust, de haven, binnenwateren met mangroven … en bovenal door de mensen van zo een divers pluimage. Wandelend door ‘dushi Willemstad’ wist ik Van Geemert te vergeven, dat hij mij buiten het boek had gelaten. En straks, wanneer ik door de bladzijden van Dushi Willemstad struin, zullen de laatste kruimels aan wrevel ongetwijfeld worden weggeveegd”.

 

 
Aart G. Broek (Maasland, 6 september 1954)

 

De Schotse schrijver Christopher Brookmyre werd geboren op 6 september 1968 in Glasgow. Zie ook alle tags voor Christopher Brookmyre op dit blog.

Uit: Black Widow

“Them was a low background hiss as the courtroom awaited the playback, the volume on the speakers jacked up so much that Parlabane was bracing himself, expecting the soundfile to be booming and distorted. Instead it was surprisingly clear, particularly at the police end. I le could hear the dispatcher’s fag-ravaged breathing during pauses, the rattle of a keyboard in the background.
Nobody knows where to look when they’re listening to a recording. Parlabanc glanced around to see how people were responding. Most were looking at the floor, the walls or any fixed point that didn’t have a fact on it. Others were more pruriently taking the opportunity to look at the accused.
Diana Jager had her gaze locked, staring into a future only she could see.
The jury mostly had their heads bowed, like they were in church, or as though they were afraid they’d get into trouble with the judge if they were caught paying less than maximum attention. They were filtering out dis-traction, concentrating only on the words booming out around the court, anxious not to miss a crucial detail.
They couldn’t know it yet, but they were listening out for the wrong thing. ‘I think I’ve just seen an accident: Are you injured, madam?’ ‘No. But I think a car might have gone off the road: `Can you tell me your name, madam?’ `Yes, it Sheena. Sheena Matheson. Missus: And are you in your own vehicle now? Is it off the carriageway?’
‘No. Yes. I mean, I’m out of my car. Its parked. I’m trying to sec where he went: `Where am you, Mrs Matheson? `I’m not sum. Maybe a couple of miles west of Ordskirk. I’m on the Kingsburgh Road’ And can you describe what happened? Is someone injured?’
‘I don’t know. This car was coming around the bend towards me as I approached it It was going way too fast. I think it was a BMW. It swerved on to my side of the mad because of the curve, then swerved back again when I thought it was going to hit me. I jumped on the brakes because I got such a fright, and I looked in my mar-view. It swerved again like he was trying to get it back under control, but then it disappeared. I think it went off the road altogether:
`The Kingsburgh Road, you said? lbat’s right: `I’m going to sec if I can get some officers out them as soon as possible. You’ve parked your car, that’s good. If you can wait beside it but not in it .. “

 

 
Christopher Brookmyre (Glasgow, 6 september 1968)

 

De Duitse schrijfster Amelie Fried werd geboren op 6 september 1958 in Ulm. Zie ook alle tags voor Amelie Fried op dit blog.

Uit: Ich fühle was, was du nicht fühlst

»So wird’s gehen«, sagte Bettina, packte mich resolut am Arm und zog mich aus dem Klassenzimmer. Widerstandslos ließ ich es geschehen.
Ich rechnete. Ich war genau dreizehn Jahre, vier Monate, vier Tage und elf Stunden alt. Wenn ich davon ausging, dass ich, bis ich fünfzig wäre, jeden Monat meine Periode bekommen würde, davon zweimal neun Monate abzog, falls ich Kinder bekommen würde, und wenn die Blutung im Schnitt fünf Tage dauerte, würde ich in den nächsten siebenunddreißig Jahren an zweitausendeinhundertzwanzig Tagen bluten. Fast sechs Jahre lang.
»Ich will keine Frau sein«, stöhnte ich.
»Red keinen Quatsch«, sagte Bettina.
Zu Hause versorgte mich meine Mutter mit Binden, öffnete eine Flasche Sekt und reichte mir ein halb gefülltes Glas.
»Ich bin so stolz auf dich!«, sagte sie.
Ich begriff nicht, warum sie mich feierte, als hätte ich eine besondere Leistung vollbracht. Meine guten Schulnoten riefen längst nicht so viel Begeisterung hervor, und an denen hatte ich deutlich mehr Anteil als an der blöden Blutung.
Wie so oft kam mir die Reaktion meiner Mutter übertrieben vor, irgendwie gekünstelt.
Als mein Vater kam, verkündete sie ihm die Neuigkeit mit einer Begeisterung, als hätte ich mindestens die Bundesjugendspiele gewonnen (was unwahrscheinlich war, weil ich grundsätzlich keinen Sport trieb).
Es war mir furchtbar peinlich, dass sie meinen Vater in diese Frauengeschichten einweihte, und ich spürte, dass es ihm ebenfalls unangenehm war.
»Du weißt ja, dass du ab jetzt aufpassen musst«, warf er mir hin. Und damit war das Thema für ihn offenbar erledigt.
Ich fragte mich, wie er auf die Idee kommen könnte, ich würde mit dreizehn bereits Sex haben. Seine Gedankenlosigkeit machte mich wütend.
»Wann hattest du denn zum ersten Mal Sex?«, fragte ich herausfordernd.
Er tat so, als müsste er überlegen. Ein unsicheres Auflachen. »Keine Ahnung, ist schon so lange her.«
Ich wusste, dass er log. Entweder es war ihm peinlich, dass er bei seiner Entjungferung schon ziemlich alt gewesen war, oder aber er fand es unangemessen, mit seiner dreizehnjährigen Tochter über Sex zu reden. Mir zu sagen, dass ich ab jetzt gefälligst vorsichtig sein solle, das war für ihn okay.
Aber zu erfahren, wann er zum ersten Mal Sex hatte – das stand mir offenbar nicht zu.”

 

 
Amelie Fried (Ulm, 6 september 1958)

 

De Amerikaanse schrijfster Alice Sebold op 6 september 1962 in Madison, Wisconsin. Zie ook alle tags voor Alice Seebold op dit blog.

Uit: Lucky

“When people talk about climbing a mountain or riding rough water, they say they became one with it, their bodies so attuned to it that they often, when asked to articulate how they did it, cannot fully explain. Inside the tunnel, where broken beer bottles, old leaves, and other, as yet indiscriminate, things littered the ground, I became one with this man. He held my life in his hand. Those who say they would rather fight to the death than be raped are fools. I would rather be raped a thousand times. You do what you have to. “Stand up,” he said. I did. I was shivering uncontrollably. It was cold out and the cold combined with the fear, with the exhaustion, made me shake from head to toe. He dumped my purse and bag of books in the corner of the sealed-off tunnel. “Take off your clothes.” “I have eight dollars in my back pocket,” I said. “My mother has credit cards. My sister does too.” “I don’t want your money,” he said, and laughed. I looked at him. Into his eyes now, as if he was a human being, as if I could speak to him. “Please don’t rape me,” I said. “Take off your clothes.” “I’m a virgin,” I said. He didn’t believe me. Repeated his command. “Take off your clothes.” My hands were shaking and I couldn’t control them. He pulled me forward by my belt until my body was up against his, which was up against the tunnel’s back wall. “Kiss me,” he said. And he drew my head forward and our lips met. My lips were pursed tightly together. He tugged harder on my belt, my body pressing up further against his. He grabbed my hair in his fist and balled it up. He drew my head back and looked at me. I began to cry, to plead.”

 

 
Alice Sebold (Madison, 6 september 1962)

 

De Frans – Amerikaanse schrijver Julien Green werd geboren op 6 september 1900 in Parijs. Zie ook alle tags voor Julien Green op dit blog.

Uit: Erinnerungen an glückliche Tage (Vertaald door Elisabeth Edl)

„Wir nannten sie kurz und bündig Goudeau. Wenn sie guter Laune war, amüsierte sie mein überspanntes Deklamieren, und sie lachte, den grauen Kopf schüttelnd, in sich hinein, doch manchmal zeigte sich bei ihr eine gewisse Reizbarkeit, die meine Mutter auf irgendeine jugendliche Liebesenttäuschung zurückführte.
»Sie muß einmal sehr hübsch gewesen sein, ich finde, das sieht man ihrem Gesicht noch immer an.«
Es war eine Spezialität meiner Mutter, Spuren von Schönheit unter den Runzeln der Leute zu entdecken oder verborgene Güte in ihren Seelen, aber meine Schwestern protestierten:
»Goudeau! Sie ist fast bucklig, und sie hat eine spitze rote Nase!«
»Sie ist nicht mit einer roten Nase auf die Welt gekommen, ihr dummen Gören, und sie ist nicht bucklig, nur ein wenig gebeugt von der vielen Arbeit.«
Ich fand Goudeau gewiß nicht attraktiv, aber sie war mir unentbehrlich. Eines Tages stürzte ich mich auf sie und schrie:
»Ihr habt meine Tochter entehrt! Zieht Euren Degen, Teufel, und verteidigt Euch!«
Sie kicherte leise und schob den Zwicker mit dem Drahtgestell zurecht.
»Leugnen ist zwecklos«, fuhr ich grimmig fort, »meine Tochter wird gegen Euch aussagen.«
Nach diesen Worten lief ich in die Küche, riß unter Linas verdutztem Blick den Schrank auf, packte einen der großen, vier Pfund schweren Brotlaibe, die man damals verkaufte, und wickelte ihn in eine Serviette. Ich brauchte auch einen Dolch, aber Dolche waren etwas Seltenes in unserem Haus und so gab ich mich mit dem Brotmesser zufrieden und eilte zurück.
»Hier ist meine Tochter«, brüllte ich. »Sie ist gekommen, Euch öffentlich anzuklagen.«
»Eure Tochter muß furchtbar jung sein, wenn sie noch in Windeln herumgetragen wird«, bemerkte Goudeau mit spöttischem Glucksen. »Seid Ihr sicher, Monsieur Julien, daß diese hier die Richtige ist?«
Ich befahl dieser Ausgeburt der Hölle zu schweigen, beschloß, meine Tochter lieber tot als entehrt zu sehen, und erdolchte sie, indem ich das Brotmesser mehrere Male in den Laib stieß.”

 

 
Julien Green (6 september 1900 – 13 augustus 1998)

 

De Nederlandse dichter, schrijver, journalist en vrijmetselaar Willem Brandt (pseudoniem van Willem Simon Brand Klooster) werd geboren in Groningen op 6 september 1905. Zie ook alle tags voor Willem Brandt op dit blog.

 

De weg

Ik zal den weg slechts gaan, dien gij mij wijst,
den steilen weg, die moeizaam wordt bereisd.
Dan zal ik haken naar Uw heerlijkheid
bij ied’re voetstap op het hard plaveid.

Wat neven mij of achter mij verschijnt,
ik zal mijn oogen richten naar uw eind.
Ik zal niet rusten, maar gestadig gaan,
ik zal mijn wil met uwen wil verstaan.

En zoo ik langs den weg wel dikwijls viel,
O, wees mij weer genadig als ik kniel,
boetvaardig om de naaktheid van mijn ziel.

Ik ben niet waardig dat degeen mij prijst
die in zijn rust beneden is vergrijsd.
Ik zal den steilen weg gaan, dien gij wijst.

 

Ochtend in Indonesië

Wakker worden in de vroege zon
spoelend door de raten van de luiken,
licht als water, waterlicht, te duiken
in de waterwitte morgenbron.

Knaap en vogel zijn al vroeger op,
kwaterend de mangga’s ingevlogen,
ook de maagden, bloemslank neergebogen,
sambal stampend in haar klapperdop.

Geur van zwarte koffie, blanke rijst,
houden ’t huis nog in intieme sferen.
Witte dag, wit hart, spierwitte kleren, –
tot de zon weer naar het zenith wijst.

Na de ochtend klinkt een droever wijs;
kon men maar ontwaken om te slapen.
Maagden, vogels en het spel der knapen
zijn van een voortijdig paradijs.

 

 
Willem Brandt (6 september 1905 – 29 april 1981)

 

De Duitstalige, Iraanse dichter en schrijver Cyrus Atabay werd geboren op 6 september 1929 in Teheran. Zie ook alle tags voor Cyrus Atabay op dit blog.

 

Wahrgemacht

Am Ende steht natürlich die Auflösung
Umwege über das Verworrene, Verknotete,
bis die Fesselung zur Freigabe wird.
Das alles hat viel mit Zauberei zu tun
hängt zusammen mit Magie und Mathematik:
Eine geringfügige Verschiebung in der Anordnung
der Bedingungen gewährt im Ausweglosen
einen Durchschlupf für das Unerwartete,
plötzlich wahrgemacht im Kuckucksruf,
der die Erklärbarkeit aufhebt.

 

Vom Widerhall

Allenfalls ein Kundiger
in den Klopfzeichen des Spechts,
die Abweichungen und Resonanzen
prüfend der wechselnden Baumstämme,
und jedes Holz hat einen anderen Ton.
Die Forderungen der Natur sind vielfältig
und der Nestbau nur eine
für diesen hellhörigen Vogel,
der beizeiten weiter zieht,
auf der Suche
nach einem unauffindbaren Echo.

 

 
Cyrus Atabay (6 september 1929 – 26 januari 1996)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e september ook mijn blog van 6 september 2017 en ook mijn blog van 6 september 2015 deel 2.

Jessica Durlacher, Amelie Fried, Carmen Laforet, Cyrus Atabay

De Nederlandse schrijfster Jessica Durlacher werd geboren in Amsterdam op 6 september 1961. Zie ook mijn blog van 6 september 2010 en eveneens alle tags voor Jessica Durlacher op dit blog.

Uit: Der Sohn (Vertaald door Hanni Ehlers)

„Meiner Mutter, Iezebel, geht der ganze Aufstand immer etwas auf die Nerven. Dass die Küchentür geschlossen bleibt, damit der Schöpfer da drinnen nicht in seiner Inspiration gestört wird, ist für eine, die nicht immer aus freien Stücken so viel Zeit ebendort zubringt, kaum zu ertragen. Nicht, dass sie sich beklagen wolle, aber ohne sie in der Küche würden wir alle verhungern, murrt sie. Anfälle von Kohlrouladenfieber sind selten, und die Rollenverteilung in unserer Familie ist einigermaßen traditionell. Wir wissen alle, wer das wüst zugerichtete, verschmierte Atelier des Teilzeitkünstlers hinterher wieder in einen nutzbaren Raum zurückverwandeln wird.
Meine Mutter war früher Französischlehrerin. Sie hat ein spitzes Gesicht und lange, jetzt graue, früher braune Haare, die sie seit dreißig Jahren zum immergleichen Knoten windet.
Meine Mutter ist eine hochgewachsene Frau, auch heute noch, und früher galt sie als streng. Als strenge Lehrerin. Nur meine Schwester Tara und ich wussten, dass das gar nicht stimmte. Ihre Schüler sollten sie ruhig für streng halten, bei uns war sie immer locker und nachgiebig, und nicht selten verschworen wir drei uns gegen den Einzigen in der Familie, der wirklich streng war, vor lauter besessener Sorge um uns: meinen Vater.
Mein Vater ist nicht so groß, aber breitschultrig, hat ein feingeschnittenes, markantes Gesicht mit dunkelbraunen Augen und schmaler Nase, dichtes weißes Haar und eine Stimme, mit der er laut brüllen kann, meistens aber sanft und leise Geschichten erzählt.“
Meine Schwester Tara ist auch da. Tara ist drei Jahre älter als ich. Sie hat dunkles Haar und eine sehr helle Haut – schön, auf eine etwas biestige Art. Tara ist noch auf der Suche nach dem richtigen Mann, denn wenn sie mal einen gefunden hat, der ihren hohen Ansprüchen genügt, serviert sie ihn meist schon nach wenigen Monaten wieder ab. Dass mal einer länger bleibt, ist die Ausnahme. Sie beneide mich um Jacob, hat sie schon mal gesagt, dann aber gleich hinzugefügt, dass sie niemals mit jemandem zusammenbleiben könnte, den sie schon von klein auf kenne. Dafür habe sie schon zu viele Entwicklungsphasen durchlaufen.“

 
Jessica Durlacher (Amsterdam, 6 september 1961)

Lees verder “Jessica Durlacher, Amelie Fried, Carmen Laforet, Cyrus Atabay”

Jessica Durlacher, Amelie Fried, Carmen Laforet, Cyrus Atabay

De Nederlandse schrijfster Jessica Durlacher werd geboren in Amsterdam op 6 september 1961. Zie ook mijn blog van 6 september 2010 en eveneens alle tags voor Jessica Durlacher op dit blog.

Uit: Das Gewissen (Vertaald door Hanni Ehlers)

„Nie wurde darüber geredet. Doch in unserem Unterleben, dem Leben unter unserem Alltagsleben, will ich mal sagen, wurden wir verfolgt. So empfanden wir es zumindest. Ich wurde verfolgt, weil mein Vater VERFOLGT worden war – und ein abstrakteres Wort lässt sich wohl kaum finden, beiläufiger und vornehmer lässt sich wohl kaum umschreiben, welche schmutzigen, grausamen Verbrechen das beinhaltet.
Nach Verbrechen klang das Wort auch nicht. Eher wie eine Katastrophe von kosmischen Dimensionen, ein jedes normale Maß übersteigender Alptraum, etwas aus der Zeit, als die Welt noch eine einzige Hölle war, jener gräulichen vorbewussten Zeit der Vorgeschichte.
Und alles, was zu Hause darüber gesagt wurde, war genauso entstellend abstrakt wie das Wort selbst, so abstrakt, dass das Schaudern hinter der Sprache versteckt blieb. Und die Sprache erstickte präzise und fein säuberlich, was sich hinter ihr verbarg.
Die Abstraktionen trugen Sätze wie:” Du weißt ja, nach der Bombardierung Rotterdams sind wir nach Apeldorn gegangen…”
Die ganze Aufeinanderfolge von Geschehnissen, die mein Vater als kleiner Junge miterlebt hatte, alles, was dieser Satz suggerieren sollte, die Dramen, das Schreien, die nervliche Anspannung, die Angst: nichts davon, da war meines Vaters Stimme und diese kurze Mitteilung, die uns seiner Meinung nach alles sagte.
Seine Stimme senkte sich und wurde dann plötzlich leise und grimmig. Irgend etwas schien ihm den Atem wegzusaugen, ein Feind, der ihm die Luft nahm und ihn kurzerhand daran hinderte, laut zu sprechen. Mit Gewalt, beinahe erstickend, versuchte er Atem und Stimme wiederzuerlangen.“

 
Jessica Durlacher (Amsterdam, 6 september 1961)

Lees verder “Jessica Durlacher, Amelie Fried, Carmen Laforet, Cyrus Atabay”

Julien Green, Carmen Laforet, Cyrus Atabay, Jessica Durlacher

De Frans – Amerikaanse schrijver Julien Green werd geboren op 6 september 1900 in Parijs. Zie ook mijn blog van 6 september 2006 en ook mijn blog van 6 september 2008. Zie ook mijn blog van 6 september 2009 en ook mijn blog van 6 september 2010.

 

Uit: Jeunes années, autobiographie 2

«Ce fut, me semble-t-il, dans les dernières semaines de 1923 que Philippe me demanda de passer chez lui pour une raison qui ne me fut révélée que plus tard. Si je ne puis situer exactement la date, je revois la couleur du jour et le décor, l’un aussi triste que l’autre. Dans le bureau banal, mais confortable, j’étais assis sur un de ces canapés tout en rondeurs et qui n’ont de vertu à mes yeux que leur élasticité. Une table chargée de papiers cache à moitié un appareil de chauffage au gaz, et voilà le bout de mise en scène que me livre ma mémoire. Il est peut-être trop tôt pour allumer une lampe et la lueur maussade qui tombe du ciel gris pénètre comme à regret dans cette petite pièce mélancolique. De quoi parlons-nous ? Aucun souvenir… Mais on sonne. Un instant s’écoule, puis je vois mon ami revenir avec un des plus étranges personnages qu’il m’ait été donné de voir. Comme il m’arrive le plus souvent, je ne saisis pas son nom et je suis bien sûr aujourd’hui qu’il n’a pas entendu le mien. Le regard qu’il me jette me réduirait au silence si j’avais le désir de parler : les yeux d’un noir profond ne se posent qu’une seconde sur moi, mais d’une manière inoubliable et comme pour m’écarter. Je pourrais aussi bien être un meuble. Cette situation anéantissante me dispense de faire un effort pour me joindre à la conversation, et je me contente de regarder. D’assez haute taille, le visiteur est habillé d’une grosse étoffe mieux faite pour la campagne que pour la ville et les manches d’un chandail noir lui descendent jusque sur les mains qu’elles couvrent à moitié un peu comme des mitaines. Là n’est pourtant pas le plus intéressant : le visage à lui seul est comme un spectacle dont on ne veut rien manquer. Haut et dégagé par la calvitie, le front aux proportions magnifiques surplombe les sourcils noirs et les grandes orbites où luisent les prunelles d’un éclat sombre et dur. La bouche est mince et prudente, il en sort une voix aux modulations si bizarres que le sens des mots qu’elle prononce m’échappe de temps en temps. Jamais encore je n’ai entendu parler le français de cette façon. Les dentales surtout feraient croire que le bout de la langue appuie contre le palais, non contre les incisives, et les sifflantes chuintent sans retenue. Parfois le ton s’élève, les sourcils montent et s’arrondissent, les lèvres s’écartent et un rire de fausset rompt tout à coup l’ordonnance de ce visage immobile. L’impression que je me trouve devant quelqu’un a été immédiate. De quoi parle-t-on ? De littérature sans doute, et soudain j’entends le nom de Blake. Il se trouve que j’ai dans la poche le petit volume de Chesterton sur ce poète. Ne hésitation et voilà le livre entre mes doigts.“

 


Julien Green (6 september 1900 – 13 augustus 1998)

Lees verder “Julien Green, Carmen Laforet, Cyrus Atabay, Jessica Durlacher”

Alice Sebold, Christopher Brookmyre, Amelie Fried, Jennifer Egan, Julien Green, Carmen Laforet, Cyrus Atabay, Jessica Durlacher

De Amerikaanse schrijfster Alice Sebold op 6 september 1962 in Madison, Wisconsin. Zie ook mijn blog van 6 september 2009.

Uit: The Lovely Bones

 „My name was Salmon, like the fish; first name, Susie. I was fourteen when I was murdered on December 6, 1973. In newspaper photos of missing girls from the seventies, most looked like me: white girls with mousy brown hair. This was before kids of all races and genders started appearing on milk cartons or in the daily mail. It was still back when people believed things like that didn’t happen.

In my junior high yearbook I had a quote from a Spanish poet my sister had turned me on to, Juan Ramón Jiménez. It went like this: “If they give you ruled paper, write the other way.” I chose it both because it expressed my contempt for my structured surroundings à la the classroom and because, not being some dopey quote from a rock group, I thought it marked me as literary. I was a member of the Chess Club and Chem Club and burned everything I tried to make in Mrs. Delminico’s home ec class. My favorite teacher was Mr. Botte, who taught biology and liked to animate the frogs and crawfish we had to dissect by making them dance in their waxed pans.

I wasn’t killed by Mr. Botte, by the way. Don’t think every person you’re going to meet in here is suspect. That’s the problem. You never know. Mr. Botte came to my memorial (as, may I add, did almost the entire junior high school -I was never so popular) and cried quite a bit. He had a sick kid. We all knew this, so when he laughed at his own jokes, which were rusty way before I had him, we laughed too, forcing it sometimes just to make him happy. His daughter died a year and a half after I did. She had leukemia, but I never saw her in my heaven.“

 seebold

Alice Sebold (Madison, 6 september 1962)

 

De Schotse schrijver Christopher Brookmyre werd geboren op 6 september 1968 in Glasgow. Zie ook mijn blog van 6 september 2008. Zie ook mijn blog van 6 september 2009.

Uit: Country of the Blind

“If Nicole Carrow was being absolutely honest with herself, her most substantial reason for believing Thomas McInnes was innocent was that he had made her a nice cup of tea. She hadn’t been a lawyer long, but she still suspected she might need more than that in court. Her two weeks experiencing the practical application of Scots Law had demonstrated a few divergences from its more familiar English cousin, but she’d yet to find precedent for a special defence of Refreshing Herbal Infusion.

Nicole had anticipated an uncomfortable breaking-in period in Glasgow – acclimatising herself to the city, the people and the notorious weather – and was prepared for feeling like a fish out of water in the job for a while. However, her vision of in-at-the-deep-end had nonetheless proven short-sighted: she’d naively assumed it would be a bit more than a fortnight before she was representing the accused in a crime that had shaken the world.

Obviously the contents of the oh-so-mysterious envelope had raised her hopes and stiffened her resolve, but the sober reality was that – as Mr Campbell had pointed out – they merely thickened the plot her client was embroiled in, and apart from briefly delighting a few conspiracy theorists, would ultimately be of more use to the prosecution.

The coldfacts remained that McInnes, his son Paul, one Robert Hannah and one Cameron Scott had been apprehended fleeing the grounds of Craigurquhart House in Perthshire, that the Dutch media mogul Roland Voss, his wife Helene and their two bodyguards had been found murdered within, that when Paul McInnes was detained he was soaked in blood, and that an attempt had been made to open Voss’s bedroom safe.

McInnes and Hannah had been members of the “Robbin’ Hoods”, as the tabloids had tagged them, a gang responsible for a series of country-house break-ins over a short but prolific period during the mid-1980s, the name referring to their profession of pilfering from the rich, and conveniently ignoring their omission of the giving-to-the-poor part.“

Brookmyre

Christopher Brookmyre (Glasgow, 6 september 1968)

 

De Duitse schrijfster Amelie Fried werd geboren op 6 september 1958 in Ulm. Zie ook mijn blog van 6 september 2009.

Uit: Offene Geheimnisse

„Gibt es etwas Deprimierenderes als den Frühling? Die Vögel singen, prominente Liebespaare lassen sich halbnackt fotografieren, die Badesaison droht, und es muss ein neuer Bikini her.

Es soll ja Männer geben, die Frauen lieben – die Gestalter von Anprobekabinen in den Bademodenabteilungen von Kaufhäusern gehören definitiv nicht zu ihnen.

Das müssen die schlimmsten Frauenhasser unter der Sonne sein, denn warum sonst leuchten sie gnadenlos diese Kabuffs aus, in denen wir unser winterweißes Fleisch aus den zu eng gewordenen Jeans schälen, um fröhlich-bunte Bikinis anzuprobieren, die uns eigentlich Langnese-gute-Laune machen sollten.

Gute Laune? Von wegen! Mit vor Entsetzen starrem Blick in den Spiegel beschließen wir, nicht zu

glauben, was wir sehen. Dieses Dellengebirge sollen unsere Oberschenkel sein, dieser Michelin-Reifen unsere Taille? Unmöglich. Das kann nicht sein. Das grelle Licht von oben suggeriert einen völlig falschen Eindruck. Dann fällt uns ein: Die Sonne am Strand kommt auch von oben.

Soll das etwa heißen, die anderen Badegäste sehen, was wir gerade sehen?

Aaaargh! Flucht aus der Kabine, Rettung ins nächste Café, ein Stück Torte mit Sahne und einen süßen Kakao für die aufgewühlten Nerven. Gibt es nicht so was wie ein Recht auf körperliche und seelische Unversehrtheit?

Das Recht auf menschliche Behandlung, auch in Bademoden-Umkleidekabinen? Was wir dort

erleiden müssen, grenzt an eine Verletzung der Menschenrechte.“

 fried

Amelie Fried (Ulm, 6 september 1958)

 

De Amerikaanse schrijfster Jennifer Egan werd geboren in Chicago op 6 september 1962. Zie ook mijn blog van 6 september 2007 en ook mijn blog van 6 september 2008. Zie ook mijn blog van 6 september 2009.

Uit: Emerald City

„Sisters of the Moon

Silas has a broken head. It happened sometime last night, outside The Limited on Geary and Powell. None of us saw. Silas says the fight was over a woman, and that he won it. “But you look like all bloody shit, my friend,” Irish says, laughing, rolling the words off his accent. Silas says we should’ve seen the other guy.

He adjusts the bandage on his head and looks up at the palm trees, which make a sound over Union Square like it’s raining. Silas has that strong kind of shape, like high school guys who you know could pick you up and carry you like a bag. But his face is old. He wears a worn-out army jacket, the pockets always fat with something. Once, he pulled out a silver thimble and pushed it into my hand, not saying one word. It can’t be real silver, but I’ve kept it.

I think Silas fought in Vietnam. Once he said, “It’s 1974, and I’m still alive,” like he couldn’t believe it.

“So where is he?” Irish asks, full of humor. “Where is this bloke with half his face gone?”

Angel and Liz start laughing, I don’t know why. “Where’s this woman you fought for?” is what I want to ask.

Silas shrugs, grinning. “Scared him away.”

********

San Francisco is ours, we’ve signed our name on it a hundred times: SISTERS OF THE MOON. On the shiny tiles inside the Stockton Tunnel, across those building like blocks of salt on the empty piers near the Embarcadero. Silver plus another color, usually blue or red. Angel and Liz do the actual painting. I’m the lookout. While they’re spraying the paint cans, I get scared to death. To calm down, I’ll say to myself, If the cops come, or if someone stops his car to yell at us, I’ll just walk away from Angel and Liz, like I never saw them before in my life. Afterward, when the paint is wet and we bounce away on the balls of our feet, I get so ashamed, thinking, What if they knew? They’d probably ditch me, which would be worse than getting caught–even going to jail. I’d be all alone in the universe.“

egan 

Jennifer Egan (Chicago, 6 september 1962)

 

De Frans – Amerikaanse schrijver Julien Green werd geboren op 6 september 1900 in Parijs. Zie ook mijn blog van 6 september 2006 en ook mijn blog van 6 september 2008. Zie ook mijn blog van 6 september 2009.

Uit: Le Grand large du soir

„27 octobre – Il n’y a pas de saint qui ait un plus magnifique regard que Molière. Ce qu’il y avait de plus beau à l’Académie, c’était son buste, que j’ai vu un jour pour tout jamais. Je l’ai regardé en songeant que je ne remettrais plus les pieds dans cette galère, c’était à lui que je disais adieu.

15 novembre – Pour en revenir à ce qui préoccupe bien des vivants, le monde actuel se cherche et ne se trouve guère. La fin d’un siècle, et de plus d’un millénaire, suscite des penseurs de lieux communs, des prophètes du désastre, aussi bien que des gourous de l’utopie (la vie sera meilleure, etc.). En réalité, nous sommes revenus à l’une de ces crises de croissance du monde et le bouleversement échappe à tout pouvoir. Ce ne sont pas tant les grandes émigrations en marche, le bafouillage des langues, la confusion des croyances et le désir de croire à un rassemblement humain dans le bien, le beau, le tolérant, qui changent quoi que ce soit. Loin de là. Arrière, quand on emploie l’abstrait, cela cache le pire. L’homme n’est pas un concept ; le sang, l’angoisse, la liberté ne sont pas des abstractions. Ce qui est triste pour un homme de mon âge et toujours passionné par tout ce qui concerne la vie, c’est justement l’abandon de l’être humain aux démons du bien. Ces démons-là sont des rêves qui conduisent droit aux barbelés des interdictions, aux miradors de la pensée bien pensante et unique, aux camps de l’uniformité. Ce qui se croit le plus avancé d’opinion, le plus libéré, est déjà dans un cercle fermé. Par exemple, « mon corps est à moi », ce n’est pas neuf, et dans le cas de l’avortement, c’est s’en remettre à la dictature du plaisir. Après cela viendra une dictature sans plaisir et le monde aura basculé dans l’épouvante des lois. On balisera la vie, comme on le fait déjà du travail et de la mort.

26 novembre – Le monde de l’imagination (musiciens, peintres, écrivains, architectes) retombe en enfance dans le mauvais sens du terme. Ce ne sont que gribouillages, balbutiements, graffitis, comme ceux d’enfants pas très doués. On appelle ça l’art par dérision. Dire que ce sont les prolégomènes des oeuvres futures laisse envisager un effondrement de la civilisation universelle, à moins qu’un bon coup de balai ou de torchon vide les musées et les bibliothèques et que quelque tremblement de terre secoue les hideurs construites sans grâce, sans goût et sans génie. Quant à la musique d’aujourd’hui, on a le droit entre un académisme ridicule qui siège à l’Institut et les crises de nerfs de marmots sourds.“

green

Julien Green (6 september 1900 – 13 augustus 1998)

 

De Spaanse schrijfster Carmen Laforet werd geboren op 6 september 1921 in Barcelona. Zie ook mijn blog van 6 september 2006. en ook mijn blog van 6 september 2008. Zie ook mijn blog van 6 september 2009.

Uit: Nada (Vertaald door Edith Grossman)

„I wanted to believe I’d come to the wrong apartment, but the good-natured old woman wore a smile of such sweet kindness that I was certain she was my grandmother.

“Is that you, Gloria?” she said in a whisper.

I shook my head, incapable of speaking, but she couldn’t see me in the gloom.

“Come in, come in, my child. What are you doing there? My God! I hope Angustias doesn’t find out you’ve come home at this hour!”

Intrigued, I dragged in my suitcase and closed the door behind me. Then the poor old woman began to stammer something, disconcerted.

“Don’t you know me, Grandmother? I’m Andrea.”

“Andrea?”

She hesitated. She was making an effort to remember. It was pitiful.

“Yes, dear, your granddaughter. . . . I couldn’t get here this morning the way I wrote I would.”

The old woman still couldn’t understand very much, and then through one of the doors to the foyer came a tall, skinny man in pajamas who took charge of the situation. This was Juan, one of my uncles. His face was full of hollows, like a skull in the light of the single bulb in the lamp.

As soon as he patted me on the shoulder and called me niece, my grandmother threw her arms around my neck, her light-colored eyes full of tears, and saying “poor thing” over and over again. . . .

There was something agonizing in the entire scene, and in the apartment the heat was suffocating, as if the air were stagnant and rotting. When I looked up I saw that several ghostly women had appeared. I almost felt my skin crawl when I caught a glimpse of one of them in a black dress that had the look of a nightgown. Everything about that woman seemed awful, wretched, even the greenish teeth she showed when she smiled at me. A dog followed her, yawning noisily, and the animal was also black, like an extension of her mourning. They told me she was the maid, and no other creature has ever made a more disagreeable impression on me.“

laforet

Carmen Laforet (6 september 1921 – 28 februari 2004)

 

De Duitstalige, Iraanse dichter en schrijver Cyrus Atabay werd geboren op 6 september 1929 in Teheran. Zie ook mijn blog van 6 september 2009.

Uit: Poet und Vagant

Selbstauskunft
Geboren wurde ich am 6. September 1929 in Teheran. Mein Vater hatte in den dreißiger Jahren in Berlin an der Charité Medizin studiert und bei Sauerbruch promoviert. Er beschloß, seine zwei Söhne in Deutschland erziehen zu lassen. Ein solcher Entschluß wäre unverantwortlich, hätte man ein Kind aus einer Geborgenheit gerissen. Doch ich war in einer magischen Welt aufgewachsen, in der das Bedrohliche vorherrschte. So vertauschte ich eine Benommenheit mit einer anderen, als ich 1937 nach Berlin kam. Das Gefühl der Unwirklichkeit verließ mich in der neuen Umgebung nie, während die regenerativen Kräfte für Orientierungspunkte sorgten: Innerhalb eines Jahres hatte ich die Berliner Floskeln, die ich für meine Streifzüge auf dem Roller in der Fasanenstraße vonnöten hatte, auswendig gelernt. Noch immer ist es mir ein Rätsel, welche orientalischen Tricks in Anwendung gebracht wurden, daß ich kaum drei Jahre später in das renommierte Arndt-Gymnasium in Dahlem aufgenommen wurde.

Durch die Schludrigkeit eines Vormunds, der die Möglichkeit, meinen Bruder und mich in die Schweiz zu bringen, ungenutzt ließ, blieb ich bis Kriegsende in Deutschland. Als ich im Sommer 1945, nach acht Jahren Trennung, wieder nach Persien kam, hatte ich die persische Sprache verlernt. Beschämt hörte ich die Fragen meiner Mutter in persischer Sprache, auf die ich nicht antworten konnte. Langsam wurde mir meine Muttersprache wieder vertraut, doch der Wiedergewinn an Sprache reichte nicht aus, um in einer Klasse meiner Altersgruppe eine persische Schule zu besuchen. Auf meinen Wunsch wurde ich in die Schweiz geschickt, um meinen Schulbesuch fortzusetzen.“

 atabay

 Cyrus Atabay (6 september 1929 – 26 januari 1996)

 

De Nederlandse schrijfster Jessica Durlacher werd geboren in Amsterdam op 6 september 1961. Zie ook mijn blog van 6 september 2007  en ook mijn blog van 6 september 2008. Zie ook mijn blog van 6 september 2009.

Uit: De dochter

 „Het lezen stilde mijn honger, maar nooit genoeg; uiteindelijk bleven het verhalen van anderen en niet de echte.Niet die van mijn vader,Ik kon hem niets vragen. Bang dat hij mijn gretigheid zou zien, mijn intense nieuwsgierigheid zou ruiken. Bang dat ik zou verraden hoeveel kwaad er in me zat, en zo als vijand zou worden ontmaskerd. Bang dat ik niet genoeg kon huilen en dat de grimassen op mijn gezicht als lachen zouden worden uitgelegd.“

(…)

„Het digitale vliegtuigje vloog net boven Edinburgh toen de wereld ineens honderdtachtig graden begon te draaien. Mijn wereld. Het had niets te maken met de lage stem van de stewardess die turbulentie aankondigde. Had iemand me op dat moment iets gevraagd, dan nog betwijfel ik of ik een ander geluid had kunnen maken dan een benauwd gehijg. Van ongeloof, van schrik. Nog eens van ongeloof.“

durlacher

Jessica Durlacher (Amsterdam, 6 september 1961)

Julien Green, Jessica Durlacher, Carmen Laforet, Cyrus Atabay

De Frans – Amerikaanse schrijver Julien Green werd geboren op 6 september 1900 in Parijs. Zie ook mijn blog van 6 september 2006 en ook mijn blog van 6 september 2008.

Uit: Le Grand large du soir

 

1997 14 juin – […] De toute évidence, ce qui peut unir tous les hommes est ce grand mystère qui est l’Amour, car les différences disparaissent dans l’amour. Les hommes s’unissent bien pour tuer, cela donne des armées où le prochain est habillé de façon différente, mais nous ne sommes pas sur terre pour tuer, nous y sommes pour créer par l’esprit comme par le corps. Qu’est-ce que les âmes viennent faire avec les armes ? Or nous sommes d’abord des âmes. Dieu veut l’amour universel quand il nous a transmis : « Aimez-vous les uns les autres. »

17 juin – […] Les jeunes et les moins jeunes aujourd’hui parlent comme de la bouillie. Ils écrivent comme de la bouillie et ils pensent comme de la bouilllie. Tout se tient, si on peut le dire de quelque chose d’aussi flasque. Et d’un bout du monde à l’autre bout, musique, peinture, architecture, c’est le règne du flou. Quant à l’imagination, on prend un peu n’importe où et n’importe comment, on fait n’importe quoi.

3 juillet – La mort n’est rien. Notre vie n’est pas coupée, mais délivrée seulement de la chair. Les apparences redoutables dans bien des fins de vie, quel que soit l’âge, ne sont que des apparences. La transformation se fait ailleurs et le vrai moi se dégage de son linceul de chair.

17 juillet – […] Repensant à Poe, ce que j’admire le plus, c’est l’inspiration. Les livres d’aujourd’hui n’en ont aucune et c’est pourquoi les livres sont muets. L’inspiration, c’est la présence de l’être essentiel, ce qui le distingue de toute autre créature, et ce don n’est dévolu qu’à quelques-uns. Les autres peuvent écrire tout ce qu’ils veulent, ils ne feront que déplacer des mots.

24 août – […] Tout s’arrange mal, mais tout s’arrange… Sage prévision humaine. Au-delà, il y a l’espérance.

18 septembre – La musique est la nourriture du coeur. Or celui-ci est insatiable.“

 

Green

Julien Green (6 september 1900 – 13 augustus 1998)

 

De Nederlandse schrijfster Jessica Durlacher werd geboren in Amsterdam op 6 september 1961. Zie ook mijn blog van 6 september 2007  en ook mijn blog van 6 september 2008.

 

Uit: Strepen aan de hemel

 

“Als onvoorspelbare windvalgen vallen bevelen en slagen over ons heen. Wij zijn de stofdeeltjes die van plek naar plek geblazen worden, zonder respijt. Geen hoek is veilig, geen stap blijft onopgemerkt. Het vegen van de altijd bemodderde vloer met de oude lappen, het sjouwen in looppas met overvolle tonnen naar de beerput, de gamellendienst met gloeiend klotsende watersoep, de ‘Bettenbau’ met rafelende paardedekens en lekkende papieren matrassen, het wassen met honderden aan één lekkende kraan, het slopende wachten in kaarsrechte rijen voor het brood en de lepel oneetbare soep, de luizencontrole van kleding en haar, het bevestigen van driehoeken en nummers, het wekken en aantreden in het holst van de nacht, alles gaat gepaard met hees gebrul en stokslagen in willekewur en op onberekenbare momenten.”

 

Durlacher

Jessica Durlacher (Amsterdam, 6 september 1961)

 

 

De Spaanse schrijfster Carmen Laforet werd geboren op 6 september 1921 in Barcelona. Zie ook mijn blog van 6 september 2006. en ook mijn blog van 6 september 2008.

 

Uit: Nada (Vertaald door Edith Grossman)

 

One of those old horse-drawn carriages that have reappeared since the war stopped in front of me, and I took it without thinking twice, arousing the envy of a desperate man who raced after it, waving his hat.
That night I rode in the dilapidated vehicle along wide deserted streets and crossed the heart of the city, full of light at all hours, just as I wanted it to be, on a trip that to me seemed short and charged with beauty.
The carriage circled the university plaza, and I remember that the beautiful building moved me as if it were a solemn gesture of welcome.
We rode down Calle de Aribau, where my relatives lived, its plane trees full of dense green that October, and its silence vivid with the respiration of a thousand souls behind darkened balconies. The carriage wheels raised a wake of noise that reverberated in my brain. Suddenly I felt the entire contraption creaking and swaying. Then it was motionless.
“Here it is,” said the driver.
I looked up at the house where we had stopped. Rows of identical balconies with their dark wrought iron, keeping the secrets of the apartments. I looked at them and couldn’t guess which ones I’d be looking out of from now on. With a somewhat tremulous hand I gave a few coins to the watchman, and when he closed the building door behind me, with a great rattling of wrought iron and glass, I began to climb the stairs very slowly, carrying my suitcase.
Everything felt unfamiliar in my imagination; the narrow, worn mosaic steps, lit by an electric light, found no place in my memory.
In front of the apartment door I was overcome by a sudden fear of waking those people, my relatives, who were, after all, like strangers to me, and I hesitated for a while before I gave the bell a timid ring that no one responded to. My heart began to beat faster, and I rang the bell again. I heard a quavering voice:
“Coming! Coming!”
Shuffling feet and clumsy hands sliding bolts open.
Then it all seemed like a nightmare.
In front of me was a foyer illuminated by the single weak lightbulb in one of the arms of the magnificent lamp, dirty with cobwebs, that hung from the ceiling. A dark background of articles of furniture piled one on top of the other as if the household were in the middle of moving. And in the foreground the black-white blotch of a decrepit little old woman in a nightgown, a shawl thrown around her shoulders.“

Carmen_Laforet

Carmen Laforet (6 september 1921 – 28 februari 2004)

 

 

De Duitstalige, Iraanse dichter en schrijver Cyrus Atabay werd geboren op 6 september 1929 in Teheran. Hij was de zoon van een arts en van prinses Hamdam al-Saltaneh, een dochter van Reza Schah Pahlavi en zijn eerste vrouw. Cyrus groeide van 1937 tot 1945 in Berlijn op. In 1945 keerde hij terug naar Iran. Omdat hij de Perzische taal verleerd was, zette hij zijn opleiding voort in Zürich. In 1948 verschenen zijn eerste gedichten in de krant Die Tat. Vanaf 1952 studeerde hij germanistiek in München. Sinds het begin van de jaren 60 woonde hij afwisselend in Londen en Teheran, vanaf 1983 weer in München. Behalve zijn eigen werk publiceerde hij ook vertalingen, o.a. van Omar Khayyām.

 

Uit: Poet und Vagant.

Der Osten sagte zu dir
erzähl mir deine Herkunft
der Westen sagte zu dir
erzähl mir deine Wandlung
doch der eine ließ dich nicht
der andere fiel dir ins Wort
Laßt dem Alten sein graues Haar
er will etwas erzählen
was euch beiden gefällt.

 

Stadtplan von Samarkand

Verschlagen in die Smogstädte,
die sich von den Ausscheidungen
der Maschine nähren,
war ich verloren,
der sich immerhin einmal
in der Unterwelt zurechtfand.
Ach, ich kannte andere Städte,
deren Maße die Musik Händels
in Architektur übersetzten.
Im Stadtplan von Samarkand
fand ich den Garten
und die Karawanserei,
auch die Straße,
in der du wohnst –
ich bin ein Reisender,
unterwegs nach Samarkand.

 

Atabay

Cyrus Atabay (6 september 1929 – 26 januari 1996)