Antoon Coolen, Karen Blixen, Thornton Wilder, R.J. Pineiro, Nick Hornby, David Wagner, Cynthia Ozick, Rolf Kalmuczak, Ida Boy-Ed

De Nederlandse schrijver Antoon Coolen werd geboren in Wijlre in Zuid-Limburg op 17 april 1897. In 1903 verhuisde het gezin naar Deurne. Na het gymnasium werd Coolen journalist. Hij werkte in Eindhoven, Maastricht en Utrecht. In 1920 werd Antoon Coolen redacteur van de Gooische Post in Hilversum. In de jaren dertig vestigde hij zich met zijn gezin in Deurne en wijdde zich in het vervolg alleen aan de literatuur. In de oorlogsjaren weigerde Coolen de Rembrandtprijs van de Hamburgse universiteit. Ook schreef hij zich niet in bij de Kultuurkamer, waardoor hij niet meer kon publiceren. Aan het einde van de oorlog dook hij onder. Na de oorlog nam hij plaats in een tribunaal voor de zuivering van personeel van de overheid en bedrijven. Antoon Coolen werd vooral bekend als schrijver van de Peel. Veel romans van Coolen spelen zich af in deze Brabantse streek. Verschillende van zijn werken werden bewerkt voor televisie en als speelfilm. Veel van zijn boeken verschenen ook in andere talen.

Werk o.a.: “Peerke dat manneke” (1926), “Kinderen van ons volk” (1928), “Het donkere licht” (1929), “Peelwerkers” (1930), “De goede moordenaar” (1931), “Dorp aan de rivier” (1934), “Herberg ’t Misverstand” (1938) en “De vrouw met de zes slapers’ (1953).

 

Uit: De goede moordenaar

“Hij gaat verder. Hij gaat het dorp uit. Hij trekt de velden in, hij trekt de velden door. Hij gaat lopen langs de zandwegen. Hij trekt naar de bossen, die staan aan de einder, blauw en groen. Daar zal hij verborgen zijn. Over de verre bossen hangen er zware nevelen en boven zijn hoofd zijn de wolken grijs uiteengedreven. Goeie God, hij heeft Pietje Pinkesteren vermoord. Deze zondag-morgen. Een zondagmorgen als ieder andere. Hier buiten is er geen teken aan de dag, er is niets verstoord. Den Bonk ziet een boerderij, hij komt er langs, hij ziet de beweeglijke hennen op het overschaduwd erf, een putmuur waarrond geschuurde roomkruiken op paalkes hangen. Hij kan er zo naar kijken. Voor de stoep van de deur spelen kinderen, durskes en jongens op hun klein klompen, ze heffen hun gezichtje naar hem op, dit is iets anders van een andere wereld. Kinderen. Er is iets beslotens en bewoonds langs de weg, daar treedt den Bonk weer uit, als hij opnieuw langs de vlakke velden gaat. Er zijn daar, ver en laag, de rode en blauwe daken van de boerenhuizen, soms gaat hij langs een droge sloot, daar beneden troepen hennen bijeen mee hun geluiden van gescharrel en plotseling klein gekakel om het voer, dat zij zoeken. Soms, op zijn weg, fladdert een hen, luider kakelend, mee schrik en onrust voor zijn voeten weg. En nadien gaat er nog een boer langs hem heen door het veld en groet hem mee een luidgeschreeuwde groet en hij roept daarna nog iets in het voorbijgaan. Nol Bonk verstaat het woord niet, hij roept terug mee een stem die hem zelf vreemd klinkt:
– Ja, ja, da zegde ge goe!
Dit alles is zo gewoon. Het eender blijven van alle dingen als ge pas een moord gedaan hebt.”

Coolen

Antoon Coolen (17 april 1897 – 9 november 1961)

 

De Deense schrijfster Karen Blixen (eig. barones von Blixen-Finecke) werd geboren op 17 april 1885 te Rungsted. Haar meest bekende werk is ongetwijfeld haar semi-autobiografische werk over haar tijd in Kenia, dat verfilmd is onder de titel Out of Africa. Karen had het in haar jeugd flink moeilijk, ze was het middelste meisje en kreeg niet zo veel aandacht als de twee andere zussen. Toch was ze het lievelingetje van haar vader met wie ze een goede band had. Hij pleegde echter zelfmoord toen Karen 10 jaar oud was. Hierdoor kroop ze in een eigen gecreëerd wereldje en schreef in dat zelfde jaar een toneelstuk, gewijd aan haar vader. Karen’s ontwikkeling als schrijfster is ongetwijfeld voornamelijk beïnvloed door haar moeder. Haar moeder zorgde ervoor dat Karen een goede scholing kreeg aan verscheidene kunstacademies, voorafgegaan door een half jaar in Zwitserland in 1899 met haar moeder en zusters om Frans te leren. Vanaf 1902 studeerde Karen kunst te Kopenhagen, gevolgd door Parijs en Rome. Beginnend in 1909 publiceerde ze ook haar eerste verhalen in een aantal Deense tijdschriften, eerst onder het pseudoniem Osceola, later als Isak Dinesen. In 1914 huwde ze haar neef, baron Bror von Blixen-Finecke. Terwijl in Europa de Eerste Wereldoorlog op uitbreken stond, vertrok het paar naar de Britse kroonkolonie Kenia om een koffieplantage op te zetten. De volgende jaren reisde ze op en neer tussen de plantages in Nairobi en het echtelijk huis in Rungstedlund, soms om tot rust te komen, te schrijven en te publiceren, soms om bij te sterken van de syfilis die ze van haar ontrouwe man opgelopen had. Na een hele serie wederzijdse slippertjes eindigde het huwelijk in 1921 in een scheiding van tafel en bed. De baron keerde terug naar Denemarken en de echtscheiding kwam uiteindelijk in 1925 tot stand. In 1934 publiceerde ze Seven Gothic Tales (een bundel korte verhalen) in het Engels en in 1937 volgde haar beroemde Den afrikanske Farm, dat later verfilmd is als Out of Africa. Ze bleef jarenlang schrijven, voornamelijk verhalenbundels. In 1947 verscheen nog een roman, The Angelic Avengers, onder het pseudoniem Pierre Andrezel.

Uit: The blank page

“With  my  grandmother,”  she  said,  “I  went  through  a hard school. ‘Be loyal to the story,’ the old hag would say to  me,  ‘be  eternally  and  unswervingly  loyal  to  the  story.’

‘Why must I be that, Grandmother?’ I asked her. ‘Am I to furnish  you  with  reasons,  baggage?’  she  cried.  ‘And  you mean  to  be  a  storyteller!  Why,  you  are  to  become  a  storyteller,   and   I   shall   give   you   the   reasons!   Hear   then:

 

Where the storyteller is loyal, eternally and unswervingly loyal  to  the  story,  there,  in  the  end,  silence  will  speak. Where  the  story  has  been  betrayed,  silence  is  but  emptiness.  But  we,  the  faithful,  when  we  have  spoken  our  last word, will hear the voice of silence. Whether a small snotty lass understands it or not.’

 

“Who then,” she continues, “tells a finer tale than any of us?  Silence  does.  And  where  does  one  read  a  deeper  tale than  upon  the  most  perfectly  printed  page  of  the  most precious  book?  Upon  the  blank  page.  When  a  royal,  and gallant  pen,  in  the  moment  of  its  highest  inspiration,  has written  down  its  tale  with  the  rarest  ink  of  all—where, then,  may  one  read  a  still  deeper,  sweeter,  merrier,  and more cruel tale than that? Upon the blank page.”

 

Blixen

Karen Blixen (17 april 1885 – 7 september 1962)

 

De Amerikaanse schrijver Thornton Niven Wilder werd geboren op 17 april 1897 in Madison, Wisconsin. Bekend werd hij in 1927 met zijn roman The Bridge of San Luis Rey die hem ook de eerste Pulitzer prijs opleverde. Zijn tweede Pulitzer kreeg hij voor zijn stuk Our Town in 1938, later ook verfilmd. Zijn derde Pulitzer prijs was voor het stuk The Skin of Our Teeth dat in 1943 op de planken kwam. Thema’s in veel van zijn werk zijn oorlog, ziektes, economische depressies en branden als existentiële ervaringen van de mens. Wilder was nooit getrouwd. Waarschijnlijk was zijn intieme vriend Samuel M. Steward ook zijn minnaar. In 1957 ontving Wilder de Friedenspreis des Deutschen Buchhandels

Uit: Our Town

Stage Manager:

This play is called “Our Town.” It was written by Thornton Wilder; produced and directed by A. . . . (or: produced by A …. ; directed by B …. ). In it you will see Miss C …. ; Miss D …. ; Miss E …. ; and Mr. F …. ; Mr. G …. ; Mr. H …. ; and many others. The name of the town is Grover’s Corners, New Hampshire-just across the Massachusetts line: latitude 42 degrees 40 minutes; longitude 70 degrees 37 minutes. The First Act shows a day in our town. The day is May 7, 190 1. The time is just before dawn.

A rooster crows.

The sky is beginning to show some streaks of light over in the East there, behind our mount’in.

The morning star always gets wonderful bright the minute before it has to go, – doesn’t it?

He stares at it for a moment, then goes upstage.

Well, I’d better show you how our town lies. Up here –

That is: parallel with the back wall.

is Main Street. Way back there is the railway station; tracks go that way. Polish Town’s across, the tracks, and some Canuck families.

Toward the left.

Over there is the Congregational Church; across the street’s the Presbyterian.

Methodist and Unitarian are over there.

Baptist is down in the holla’ by the river.

Catholic Church is over beyond the tracks.

Here’s the Town Hall and Post Office combined; jail’s in the basement.

Bryan once made a speech from these very steps here.

Along here’s a row of stores. Hitching posts and horse blocks in front of them. First automobile’s going to come along in about five years – belonged to Banker Cartwright, our richest citizen … lives in the big white house up on the hill.

 

Wilder

Thornton Wilder (17 april 1897 – 7 december 1975)

 

De Amerikaanse schrijver R.J. Pineiro werd geboren op 17 april 1961 in Havanna. Hij groeide op in El Salvador en verhuisde toen hij zestien jaar was naar de VS. Daar werkte hij jarenlang in de computerindustrie, waarna hij begon te schrijven.

Werk o.a.: Conspiracy.com, Firewall, Cyberterror, Shutdown, Breakthrough, Exposure, en Ultimatum en de milleniumthrillers 01-01-00 en Y2K.

 

Uit: Ch@os

 

„Das fahle Licht des Vollmondes fiel durch die Glastüren, die zu einem kleinen Balkon führten, und vermischte sich mit dem Schein der wechselnden Bilder auf ihrem siebzehn Zoll großen Sony-Fernsehbildschirm.
Erika schaute auf die Berge im Norden, die sich bis San Francisco und auf der anderen Seite der Bucht bis Oakland erstreckten. Sie dachte an die fruchtbaren Täler von Napa und Sonoma. Sie dachte an zu Hause.
Sie hätte gerne zu Hause angerufen, um ihrem Dad zu sagen, dass sie in der Stadt war, aber FBI-Vorschriften verboten ihr, während ein
es Einsatzes private Telefongespräche zu führen. Stattdessen freute sie sich einfach, in Kalifornien zu sein, und genoss den Blick auf die Berge und die frische, kalte Luft.
Diese Freude war jedoch getrübt. Unschuldige Menschen starben durch die Hand der Japaner.
Erika setzte sich hin und betrachtete abwesend die Bilder der Zerstörung, die über den Bildschirm liefen.
Es muss doch eine Möglichkeit geben … irgendwie.
Sie atmete tief ein, nahm die Fernbedienung vom Nachttisch, schaltete den Fernseher aus, ging zum Schreibtisch im Salon ihrer Suite und schaltete ihr Compaq Presario Notebook an, das mit einem digitalen kabellosen PCMCIA-Modem vorprogrammiert war und über Satellit eine Standverbindung zur FBI-Zentrale in Washington bereitstellte. Das System wurde gebootet, aber es dauerte 20 Sekunden, bis Windows 2000 geladen wurde.
Erika tippte das Passwort ein, um den Virus, den sie vor zwei Jahren für FBI-Laptops geschrieben hatte, zu deaktivieren. Dieses Virenprogramm war eine Sicherheitsmaßnahme, falls ein Notebook, auf dessen Festplatte sich heikle FBI-Informationen befanden, gestohlen oder verlegt wurde.“

 

Pineiro

R.J. Pineiro (Havanna, 17 april 1961)

 

De Engelse schrijver Nick Hornby werd geboren op 17 april 1957 in Redhill. Hornby heeft de Maidenhead Grammar School bezocht en studeerde Engels aan het Jesus College in Cambridge. Hornby is leraar geweest, daarna freelance journalist en werd tenslotte schrijver. Hornby maakte voor het eerst naam met Fever Pitch, een boek over zijn levenslange liefde voor de voetbalclub Arsenal. Dit boek en zijn twee eerste romans, High Fidelity en About a boy, zijn gebaseerd op zijn eigen levenservaring. In 1999 kreeg Hornby de E.M. Forster Award van de American Academy of Arts and Letters. How to be good uit 2001 liet een andere kant van Hornby zien; dit boek was zijn eerste dat verteld werd vanuit een vrouwelijk perspectief. Hornby heeft ook een aantal essays geschreven over verschillende aspecten van de populaire cultuur, en is daarmee een enigszins gezaghebbende literaire stem voor liefhebbers van popmuziek. Hij schreef onder andere muziekrecensies voor The New Yorker. Ook schreef hij 31 songs, een boek over 31 van zijn favoriete popsongs.Tevens was hij de redacteur voor twee bloemlezingen over sport en een verzameling van korte verhalen, Speaking with the Angel.

Uit: About a Boy

“Will ordered a beer, and his mum ordered a glass of white wine. Nobody said anything again. Marcus didn’t have a girlfriend, nor had he ever come close to having one, unless you counted Holly Garrett, which he didn’t. But he knew this: if a girl and a boy met, and they didn’t have a boyfriend or a girlfriend, and they both looked all right, and they didn’t mind each other, then they might as well go out together. What was the point in not? Will didn’t have a girlfriend, unless you counted Suzie, which he didn’t, and his mum didn’t have a boyfriend, so…It would be good for all of them. The more he thought about it, the more obvious it seemed.

It wasn’t that he needed someone to replace his dad. He’d talked about that with his mum ages ago. They’d been watching a programme on TV about the family, and some silly fat Tory woman said that everyone should have a mother and a father, and his mum got angry and later depressed. Then, before the hospital thing, he’d thought the Tory woman was stupid, and he’d told his mum as much, but at the time he hadn’t worked out that two was a dangerous number. Now he had worked that out, he wasn’t sure it made much difference to what he thought about the fat Tory woman’s idea; he didn’t care whether the family he wanted were all men, or all women, or all children. He simply wanted people.”

 

Hornby

Nick Hornby (Redhill, 17 april 1957)

 

De Duitse schrijver David Wagner werd geboren op 17 april 1971 in Andernach. Hij groeide op in het Rijnland en studeerde algemene en vergelijkende literatuurwetenschap en kunstgeschiedenis en Bonn, Parijs en Berlijn. Ook verbleef hij gedurende langere tijd in Rome, Barcelona en Mexico-Stad. Tussen 1999 en 2001 schreef hij feuilletons voor de FAZ, in 2002 en 2003 een column voor Die Zeit. Meine nachtblaue Hose, zijn debuutroman uit 2000 beschrijft een jeugd in het Rijnland van de jaren zeventig en tachtig. Voor zijn werk mocht Wagner al diverse prijzen ontvangen.

Uit: Meine nachtblaue Hose

„Fast immer, wenn ich in einem Geschäft eine Umkleidekabine betrete, den Vorhang hinter mir schließe und eine Hose anprobiere, muss ich an Fe und unsere kurze Reise nach Köln denken. An dem Tag, an dem wir uns am Bahnhof Zoologischer Garten trafen, fing es mittags an zu regnen. Ihr Ex-Freund Anatol, mit dem sie damals noch zusammenwohnte, brachte sie zum Bahnsteig. Während er mir aus einiger Entfernung zuwinkte, wunderte ich mich, dass Fe einen Rock statt der gewohnten Hose trug“.

wagner0

David Wagner (Andernach, 17 april 1971)

 

De Amerikaanse schrijfster Cynthia Ozick werd geboren op 17 april 1928 in New York. Zij stamt uit een joods-Russische familie die voor de progroms naar de VS vluchtten. Zij vindt haar inspitatie voornamelijk in de joodse afkomst, traditie en geschiedenis. Behalve romans schrijft zij ook essays en kritieken.

Uit: Heir To The Glimmering World

“It read like a telegram; Professor Mitwisser, I would soon learn, was parsimonious. The ad did not mention Elsa, his wife. Possibly he had forgotten about her.
In my letter of reply I said that I would be willing to go to New York, though it was not clear from the notice in the Star what sort of assistance was needed. Since the ad had included the age of a very young child, was it a nanny that was desired? I said I would be pleased to take on the job of nanny.
It was Elsa, not Mitwisser, who initiated the interview—though, as it turned out, she was not in charge of it. In that family she was in charge of little enough. I rode the bus to a corner populated by a cluster of small shabby stores—grocery, shoemaker’s, dry cleaner’s, and under a tattered awning a dim coffee shop vomiting out odors of some foul stuff frying.
The windows of all these establishments were impenetrably dirty. Across the street a deserted gas station had long ago gone out of business: several large dogs scrabbled over the oil-blackened pavement and lifted their hind legs against the rusting pumps.”

Ozick

Cynthia Ozick (New York, 17 april 1928)

 

De Duitse schrijver Rolf Kalmuczak werd geboren in Nordhausen op 17 april 1938.Hij was redacteur van dagelijkse kranten, freelance medewerker bij Stern, lector en een van de auteurs van de Jerry Cotton serie. Sinds 1966 heeft hij meer dan 100 pseudoniemen gebruikt, 160 jeugdboeken, 26 film scripten, 170 paperback misdaadromans en 200 romans geschreven. Kalmuczak heeft toegegeven dat hij de TKKG boekenserie heeft geschreven onder het pseudoniem “Stefan Wolf”. Rolf Kalmuczak was getrouwd, had een dochter en woonde in Garmisch-Partenkirchen.

Uit: Die Jagd nach den Millionendieben

„Ein heftiger Schnarcher antwortete. Das Stöhnen verstummte. Dann warf sich Willi Sauerlich, genannt Klößchen, im Bett herum.
„Was .. wo … wo sind … die Kannibalen?“, Klößchens sommersprossiges Mondgesicht fuhr vom Kopfkissen hoch.
„Einer liegt unter deinem Bett und fletscht die Zähne“, sagte Tarzan grinsend. „Mann, Willi! Mit 13 Jahren hat man doch nicht so kindische Träume! Von Kannibalen! Sogar im Traum dreht sich bei dir alles ums Futtern. Du standst wohl schon auf der Speisekarte, wie?“
Klößchen stieß prustend die Luft aus und wischte sich über die verschwitzte Stirn. „Junge, da bin ich aber knapp entkommen“, meinte er. „Hätte ich weiter geträumt, wäre ich wohl erwischt worden. Der Kessel war schon angeheizt. So ein dicker Häuptling wollte mich als Bouillon mit Einlage.“
„Da wäre der ganze Stamm satt geworden“, lachte Tarzan“.

 

KALMUCZAK

Rolf Kalmuczak (17 april 1938 – 10 maart 2007)

 

De Duitse schrijfster Ida Boy-Ed werd geboren op 17 april 1852 in Bergedorf (Hamburg). Op haar zeventiende trouwde zij met de koopman Karl Johann Boy en werd moeder van twee kinderen. Nadat zij haar man had verlaten trok zij in 1878 met haar oudste zoon naar Berlijn. Daar werkte zij als journaliste en schreef zij romans. Bovendien onderhield zij een levendige correspondentie met allerlei kunstenaars. In 1880 werd zij gedwo
ngen terug te keren naar haar man in Lübeck omdat hij niet met de scheiding inwilligde. Ida Boy-Ed schreef meer dan zeventig romans en was met haar salon van invloed op het culturele leven van Lübeck. Na het verschijnen van Buddenbrooks in 1901 werd zij beschermvrouwe en promotor van Thomas Mann. Evenzeer steunde zij de componist en dirigent Wilhelm Furtwängler in zijn Lübecker tijd.

 

Uit: Empor

 

»Siehst du, Johanne,« begann Irene, »das kann ich nun nicht begreifen. Du vor allen Menschen müßtest mich kennen, denn du hast mich von meinem sechsten bis zu meinem achtzehnten Lebensjahre keinen Tag verlassen. Du hast mich erzogen; was ich weiß, ich verdanke es dir, dein Werk ist es, daß mein heftiger Charakter Selbstbeherrschung gelernt hat, dein Verdienst ist es, daß ich über mich selbst und über andere tiefer nachdenke, als sonst junge Mädchen pflegen. Du vor allen Menschen mußt längst wissen, daß mir mein Dasein schon fast zwecklos schien, als ich es nur dazu anwenden konnte, meinem Vater die wenigen Freistunden zu erheitern, welche ihm sein Amt läßt, daß es mir aber völlig inhaltslos werden muß von dem Augenblicke an, wo eine andere diese liebe, beglückende Pflicht übernehmen darf.«

»Deshalb läuft man nicht so in die Welt hinaus und macht sich aus freien Stücken zur Sklavin der Launen irgendeiner Madame X., Y. oder Z. Eine junge Dame von Vermögen und Stellung! Als ob du nicht auch hier dir hättest einen Wirkungskreis schaffen können,« stritt Frau Ebermann.

»Du bist heftig, Johanne,« sagte Irene sanft, »weil du fühlst, daß du mir mit treffenden Gründen nicht widersprechen kannst. Sollte ich einem Volksküchen- oder Frauenverein beitreten? Für Arme kochen, nähen, ihnen aus der Bibel vorlesen? Oder mehr in der Gesellschaft leben? Meine Tage ausfüllen mit Sorgen darüber, was ich am Tage anziehen werde? Du weißt recht gut, daß ich dazu nicht gemacht bin. Vielleicht ist meine Seele nicht resigniert und einfältig genug, um mir in der Armenpflege einen Beruf zu suchen. Ich fühle in mir nicht die Fähigkeit, mich fremder Not zu widmen und würde immer hin und her schwanken zwischen dem Unglauben an die Not und dem Unglauben an die Hilfe. Bettelnde lügen so viel und Helfende tun so oft weh. – Und die Gesellschaft? Weißt du, ich will Menschen! Ich will Inhalt!«

 

BOY-ED

Ida Boy-Ed (17 april 1852 – 13 mei 1928)