Detlev van Heest

De Nederlandse schrijver Detlev Helge Hans (Detlev) van Heest werd geboren in Amsterdam op 29 oktober 1956. Van Heest studeerde geschiedenis en werkte aanvankelijk als correspondent in Japan voor dagblad Trouw. Hij werkte ook als parkeerwachter in Hilversum; in 2015 was hij parkeerwachter in Noordwijk. van Heest debuteerde in het voorjaar van 2010 met de roman “De verzopen katten en de Hollander”. Het boek vormt een tweeluik met de roman “Pleun” die in het najaar van 2010 verscheen. In het najaar van 2011 verscheen “Het verdronken land. Terug naar Japan”. De romans zijn gebaseerd zijn op dagboekaantekeningen die hij maakte ten tijde van zijn verblijf in respectievelijk Japan en Nieuw-Zeeland.

Uit: Cadeauoorlog in Japan

“Acht seizoenen duurde de aanloop, zevenhonderdachtentwintig dagen van onbezorgdheid en naïviteit. De casus belli lag onderwijl op schoot en spon.
In de lente, twee jaar voor de oorlog, verhuisden we binnen Tokio naar een dorpse wijk, waar we een krakkemikkig houten huisje betrokken, een huurhuisje met rijststromatten en papieren schuifdeuren. Wat niet van papier en stro was, was van waaibomenhout, bamboe en karton.
Een minuscuul zwerfpoesje was ze, naar schatting een maand oud toen we haar gekerm vanuit het struikgewas van de tuin hoorden. Ze had een gore vacht, wondklodders op haar zieke koppetje, dichtgekoekte oogjes en een goeddeels ontbrekend staartje. Onaanraakbaar. Een mislukt, blind schepsel, bibberend en snotterend, verstoten door haar moeder. Omdat we haar voor ernstig lichamelijk gehandicapt hielden, gingen we naar de dierenarts om haar te laten afmaken. Deze schudde het hoofd over ons onbenul en verwijderde de korstklonters van de oogjes. Die dag werden we eigenaars van een bobtailkat.
Haar klonterogen veranderden in soepogen. Op de witte snoet groeiden meer en meer poepkleurige haartjes, die de bek een groezelig aanschijn gaven. Het stiefkind groeide op tot een kittige poes, Kootje genaamd.
In het huurcontract stond een zinnetje dat in haast alle Japanse huurcontracten voorkomt. ‘Het houden van honden en katten is verboden.’ Meer dan twee jaar greep de huisbaas niet in. Tot in een rampzalige lente huisbaas Kastanjeberg (zijnde de vertaling van zijn Japanse achternaam) en zijn vrouw berichtten dat zij de provincie verlieten en naast ons kwamen wonen. De heer Kastanjeberg, een 58 jaar oude bouwvakker, was werkloos geraakt. Wat lag er meer voor de hand dan terug te verhuizen naar Tokio, waar het echtpaar een houten huisje en een aantal eenvoudige appartementen bezat?
Die lente voegden de Kastanjebergs de daad bij het woord. Ze trokken in een van hun leegstaande appartementen: een elf vierkante meter grote kamer. Slechts een wandje van enkele centimeters dikte, bestaande uit rijststro, leem en bamboe, scheidde ons van de rokershoestbuien der K.’s.”

 

Detlev van Heest (Amsterdam, 29 oktober 1956)