Het geschenk van mijn vader (Marnix Gijsen) Hans Plomp, Saskia de Coster, Elia Barceló, Lennaert Nijgh

 

Dolce far niente

 

 
Het oude huis, St. Jørgensbjerg door Laurits Andersen Ring, 1919

 

Het geschenk van mijn vader

Wij zaten samen, zwijgend, bij het vuur;
mijn lieve vader
en ik.
Bij elk klokgetik
kwam zijn stervensuur
nader en nader.

Hij was rustig en goed;
lijk de moeder
die haar kindje heeft gedekt tot de kin,
en die heengaat op lichte voet,
stil en verblijd.
Zo wist hij zijn denken en daden bedolven
onder Gods warme barmhartigheid.

Hij stond langzaam uit zijn zetel op,
recht en sterk lijk hij had geleefd.
Zijn fijne hand
heeft gebeefd
op mijn hand:
een nevel over ontwakend land.

Hij heeft zijn laatste daad gedaan:
hij gaf me zijn uurwerk,
eenvoudig, zonder één woord,
en monklend is hij te rust gegaan.

Maar, toen ik hem zacht naar het bed geleidde,
wist ik
hoe een Engel, zingend, aanschreed achter ons beide.
Want moedig had mijn vader,
in mijn handen
afstand van daad en tijd gedaan.
Trots en wenend ben ik van hem heengegaan.

 

 
Marnix Gijsen (20 oktober 1899 – 29 september 1984)
Antwerpen, de geboorteplaats van Marnix Gijsen

 

De Nederlandse dichter en schrijver Hans Plomp werd op 29 januari 1944 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Hans Plomp op dit blog.

Uit: Jezus en zijn band

“Als om zijn met schuine mond en tientallen zenuwflitsende knipoogjes omwoekerde verhaal te illustreren, duikt i opeens midden in een Braziliaanse vrouwenvereniging en meteen verdringen zich tientallen vlezige, van top tot teen in imitatiekrokodillenleer en besnorde dames rond Larries pezige zegsmannetje. Er is een gekrijs van:
‘Me tool Rob me too, sinjor. Pliiiiiieeeesss sinjor!’
‘Om de beurt,’ bast het gangstertje inschikkelijk. ‘One by one, señorita’s.’
Kamera’s snorren, gemeen ge-elleboog, geil gegiechel. En daar komt de orgelman aan swingen, altijd klaar om een graantje mee te pikken. Hele damestasjes tegelijk in zijn centenbakkie proppend, maar toch ritmies meerammeiend met zijn bakje.
Daar staat de dief alweer naast Larrie, z’n armen vol snuisterijen en kleinodiën. ‘Nu breekt het spul pas goed los,’ gniffelt i en hij port Larrie tussen de ribben.
‘My pearls!’ snijdt een ijzige gil over het Damrak.
‘Gekultiveerd,’ minacht de boef, terwijl hij een snoertje of drie vier voor Larries geamuseerde ogen heen en weer laat dansen. ‘Verzekerd voor tien à twintig keer de waarde.’
‘Mijn slangeleren jarretelgordel!’ krijst een kwasi-hysteriese stem. ‘Mijn jarretelgordel van zeuvenhonderd Engelse ponden!’
‘Die snol maakt het te gek,’ sist Larries bandiet. ‘’k Heb ook m’n trots.’
En met een verachtelijk gebaar laat i een goedkoop Hema-gordeltje, vochtvlekkig èn met knijpersporen aan Larrie zien. Dan beent i de menigte in en Larrie ziet hem het tot een propje verfrommelde kledingstukje in de opengesperde mond van de benadeelde señorita stoten. En terug is i alweer. Als een ijshockeyer flitst i over het trottoir. Hij schiet een sigaret in zijn mond uit een revolvervormig sigarettenetui, neemt vuur uit zijn revolvervormig aanstekertje, terwijl hij namokt: ‘Ik heb het goed genoeg om een beetje te kunnen selekteren.’ Achteloos trekt i een rol duizendjes uit zijn borstzak. Automaties glijden ze langs zijn vingers. Telmachine. ‘Drieëntwintig,’ zucht i voldaan. ‘Wil je die even in je klauwen houden voor me, dan zoek ik het kleine geld nog even uit m’n zakken.’ Larrie houdt het lauwe bundeltje vast, het argusoog van de kleine rover voortdurend op zijn hand gericht.
‘Dat laat je toch niet koud, hè?’ vraagt de kleine argwanend, als Larrie hem het bundeltje bankjes zonder trucs teruggeeft. En hij ziet hoe hij ze handig natelt in zijn zak.”

 


Hans Plomp (Amsterdam, 29 januari 1944)

 

De Vlaamse schrijfster Saskia de Coster werd geboren in Leuven op 29 januari 1976. Zie ook alle tags voor Saskia de Coster op dit blog.

Uit: Wij en ik

“Niemand komt zomaar op de berg. Vrienden kondigen hun bezoek altijd ruim op voorhand aan. Altijd, zonder uitzondering. Het is een van die vele ongeschreven wetten in de verkaveling op de berg. Onverwacht bezoek zou wel eens voor een gesloten deur kunnen staan, heet het dan, en zou dan onverrichterzake moeten terugkeren, wat een zonde. De bewoners van de verkaveling hebben allemaal een druk bestaan. In hun villa’s midden in plassen groen gras, beschermd door bomen en manshoge omheiningen, komen zij tot rust. Normaal bezoek komt op afspraak. Die afspraak wordt weken voordien in een grote, genaaide agenda van een bank – de luxe-editie voor goede beleggers – van het jaar 1980 neergeschreven. Voor geheime afspraakjes wordt uitgeweken naar snelwegmotels, verre vakantieoorden en private clubs met codewoorden.
Niemand haalt het in zijn hoofd om zonder afspraak, zomaar voor de lol, bij een van de villa’s in de bosrijke verkaveling aan te bellen. Vrienden doen zoiets niet, want vrienden respecteren elkaar. Er is geen reden tot dat soort van brutaliteit, vinden de bewoners van de verkaveling. Ze hebben niet zoiets als een wijkcomité of een charter met richtlijnen. De mannen zijn drukbezette topmensen die al te veel vergaderen tijdens hun werk om daar ook nog eens hun vrije tijd mee tegaan vullen. Zij zijn geen arbeiders die een kaartclub voorzitten of ambtenaren die niets liever doen dan hun maandelijks praatje als penningmeester van de fanfare voor de spiegel in te oefenen. Ook de vrouwen van de verkaveling zien het nut van die comités niet in. Ze moeten al genoeg overleggen met hun gezin. In hun vrije tijd doen ze liever iets voor zichzelf. Hoewel er geen enkele vorm van formeel overleg is tussen de villabewoners, zijn ze het merkwaardig genoeg over de meeste zaken roerend eens. Stilzwijgend.”


Saskia de Coster (Leuven, 29 januari 1976)

 

De Spaanse schrijfster en literatuurwetenschapster Elia Eisterer-Barceló werd geboren op 29 januari 1957 in Elda, in de provincie Alicante. Zie ook alle tags voor Elia Barceló op dit blog.

Uit: De kleur van stilte (Vertaald door Dorotea ter Horst)

“Ze had een slechte nacht gehad. Ze had in bed liggen te woelen en werd steeds angstig wakker om daarna weer in woelige dromen te verzeilen. Het waren geen echte nachtmerries, maar ze kon ze zich niet meer herinneren en ze bezorgden haar een vaag gevoel van beklemming, een onbestemde onrust. Alsof de schimmen die haar altijd hadden vergezeld en die zij haar hele leven al door middel van haar doeken probeerde uit te bannen, ieder moment vlees konden worden, uit het donker tevoorschijn konden komen, haar in het volle licht zouden aanvallen en tot op het bot zouden verslinden. Ze had zich niet moeten laten overhalen. Als ze nee had gezegd, was ze nu in haar eigen bed wakker geworden en in haar eigen huis. En nadat ze dan even in de vijver had gezwommen, had ze naar haar atelier kunnen gaan om verder te werken aan het schilderij waaraan ze vorige week was begonnen. Maar nu was ze hier, in een hotel in Sydney, op nauwelijks een uur afstand van een entourage die ze vreemd en verontrustend vond, op zoek naar iets wat waarschijnlijk onbereikbaar was en hoe dan ook veel wonden weer zou openrijten. Wonden die ze zo omzichtig had verzorgd dat ze waren geslonken tot verwrongen littekens op de ziel, onzichtbaar voor nagenoeg iedereen. Waarom wil je per se in het verleden wroeten, Helena? vroeg ze zich af terwijl ze zichzelf in de grote spiegel van de toilettafel bekeek. Je kan het verleden niet veranderen, dat zou jij op jouw leeftijd en met jouw ervaring toch moeten weten. Je kunt het niet eens begrijpen. De meeste gebeurtenissen zijn dermate vervaagd dat jij zelf niet eens meer weet of ze wel gebeurd zijn zoals jij je ze herinnert. Misschien zijn ze in de loop van de tijd en door de manier van verwoorden wel op subtiele wijze langzaam veranderd en is er door details weg te laten, samenvattingen te maken en de poging er een samenhangend geheel van te maken een heel ander verhaal ontstaan dan je wilt vertellen. Die vreemde gewoonte van mensen om naar de zin der dingen te zoeken, die neiging om gezichten te zien in zomerwolken, in vlekken op een kamerplafond en in spleten van de muren, zelfs in het maanoppervlak. Dat heet pareidolie. Dezelfde neiging die ons doet geloven dat ons leven een coherent geheel is en betekenis heeft, dat alles wat ons is overkomen iets positiefs heeft opgeleverd, wat we niet zouden hebben als we die momenten van verdriet, opoffering, mislukking en weigering niet hadden doorgemaakt. Als er die avond in 1969 niets gebeurd zou zijn, zou je dan zijn wat je nu bent? Als Alicia niet was doodgegaan, was je gewoon de derde compagnon in de onderneming geworden, had je je beziggehouden met de administratie en alleen in je vrije tijd geschilderd, als hobby.”

 


Elia Barceló (Elda, 29 januari 1957)

 

De Nederlandse tekstdichter, columnist en schrijver Lennaert Nijgh werd geboren in Haarlem op 29 januari 1945. Zie ook alle tags voor Lennaert Nijgh op dit blog.

 

Berlijn

Berlijn, daar was ik nooit geweest,
je gaat niet zomaar even naar Berlijn
en waarom zou ik daar ineens moeten zijn?
Ik was nog nooit in Berlijn.

Berlijn ken ik van mijn vader,
die vaak vertelde van zijn tijd
in Berlijn, de stad van lang geleden.

Vreemd dat ik zoveel vaders ken
die allemaal eens in Berlijn
het een en ander deden.

Ach, Berlijn
Dat waren de mooie jaren,
toen alles draaide om Berlijn!
Berlijn waar ze dansten
tango bij de thee
foxtrot bij het diner
en later in het danscafé.
Berlijn waar je vrienden had
Unter Den Linden zat
Berlijn dat was een mooie stad.

Berlijn, daar was ik nooit geweest,
maar ik droom wel eens dat ik ergens ben
in een straat die ik nergens van ken
en toch weet ik dan waar ik ben.

Er hangt boven die stad
een eigenaardig waas van roet
als was er kort tevoren brand
en hier en daar kleeft het verleden
aan de muren vast als bloed
en wil de tijd niet verder gaan
in straten die niet meer bestaan
door iedere hoop verlaten
en alle kogelgaten
ter wereld zitten in Berlijn.

Midden in de stad
staat het geraamte van een kerk
tot monument gebombardeerd
wat overblijft is mensenwerk
God heeft zijn lesje wel geleerd.

Ach, Berlijn
Dat waren de mooie jaren,
toen alles draaide om Berlijn!
Berlijn waar ze dansten
tango bij de thee
foxtrot bij het diner
en later in het danscafé.
Berlijn waar je vrienden had
Unter Den Linden zat
Berlijn dat was een mooie stad.

En op de muren schrijft een hand:
bij onvoldoende belangstelling
wordt de toekomst afgelast
en zal in plaats daarvan
het verleden worden herhaald;
kinderen en militairen
half geld.

 


Lennaert Nijgh (29 januari 1945 – 28 november 2002)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e januari ook mijn blog van 29 januari 2018 en ook mijn blog van 29 januari 2017 deel 2 en eveneens deel 3.

Elia Barceló

De Spaanse schrijfster en literatuurwetenschapster Elia Eisterer-Barceló werd geboren op 29 januari 1957 in Elda, in de provincie Alicante. Barceló studeerde Engels, Amerikaans en Spaans aan de universiteiten van Londen, München, Parijs, Florence, Rome en Innsbruck. In 1996 promoveerde ze op de Argentijnse schrijver Julio Cortázar. Tegenwoordig woont de moeder van twee kinderen met haar Oostenrijkse echtgenoot in Innsbruck. Ze doceert Spaanse literatuur, culturele studies en creatief schrijven aan de Universiteit van Innsbruck en schrijft romans en korte verhalen. Ze ontving talloze onderscheidingen voor haar werk. Ze bezoekt regelmatig de Gijón’s Black Week, een van de meest populaire literaire festivals in Europa, waar ze literaire workshops leidt. In 2002 verscheen van haar de roman “El vuelo del hipogrifo” (Ned: Stemmen uit het verleden) gevolgd door “El secreto del orfebre” (Ned:De eeuwige terugkeer van de liefde, 2003), “Disfraces terribles” (Ned: Bal masqué, 2004), “Corazón de tango” (Ned: Tangohart, 2007), “Las largas sombras” (Ned: Donker geheim, 2009), “Laura” (2010), “Anima Mundi” (Ned: Kinderen van de rode clan, 2012) en “El color del silencio” (Ned: De kleur van stilte, 2017)

Uit: De kleur van stilte (Vertaald door Dorotea ter Horst)

“Gisteren heb ik van La Mora gedroomd. Het was zo’n droom die zich aanvankelijk niet onderscheidt van de realiteit en tevens een soort ontdekkingsdroom is. Zo’n droom waarvan je in een euforische stemming raakt, niet alleen omdat je iets zeer geliefds hebt teruggevonden, maar ook vanwege de onvermoede verwondering voor alle nieuwe dingen, die daar in feite altijd al waren maar die je destijds nooit hebt kunnen zien. La Mora lag als een juweel op de bodem van een vijver te glinsteren, tastbaar en irreëel tegelijk. Het wateroppervlak werd beroerd door rimpelingen en spiegelingen die de aanwezigheid van wat daar niet hoorde te zijn maar er toch was, afwisselend onthulden en verborgen. Ik liep over de paden en keek naar de fonteinen, de ijzeren lantaarns en kleurkristallen die aan de bomen hingen, naar de blauwe, groene en zwarte tegels van de bankjes met hun geometrische figuren. Alles stond in bloei en ik wist dat ik in de mooiste tijd van het jaar was gekomen, in die koele aromatische Atlantische lente, die later onder de zomerzon onherroepelijk zou verzengen. Maar nu vouwde ze haar charmes open voor alle zintuigen van de toeschouwer, voor die vreemde wandelaar die zich liet verleiden door de onvervalste schoonheid van het leven, die na een lange winterslaap weer onbedwingbaar tevoorschijn komt. Onder een van die bomen waarvan ik nooit de naam heb geweten, vol met ballen roze bloemen die als kerstversiering aan de takken hangen, bleef ik staan en genoot ik van de rust en stille verlatenheid van die tuin, net een betoverde tuin uit een sprookje. Uit een oosters sprookje, dat zich alleen voor mij had ontvouwd. De zeewind beroerde de hoge takken, blies de donkere pijlen van de cipressen tegen een felblauwe hemel heen en weer en ruiste door de bladeren van de palmbomen, een geluid dat klinkt als regen als je je ogen sluit. Een van ver aangevoerd aroma van rode anjers wedijverde met de zoute lucht. Ik wist dat er niemand in de tuin was en ook nooit zou komen, dat die betovering alleen voor mij was. Ik moest lachen van geluk, rende over de paadjes en zag na iedere bocht iets nieuws en onbekends: een buxusdoolhof met een zonnewijzer in het midden, een groot rechthoekig waterbassin vol witte waterlelies met achterin een fontein die zijn diamantenregen naar de zon opspoot, een marmeren tempeltje vanwaar je de branding van de zee op een verlaten strand kon zien, een in een wolk van theerozen gehuld Romeins borstbeeld in een nis. Plotseling begon de verlatenheid mij te benauwen en verlangde ik hevig naar iemand met wie ik al die schoonheid kon delen. Maar ik wist dat het mijn schuld was, dat ik iedereen had verlaten.”

 


Elia Barceló (Elda, 29 januari 1957)