Joke van Leeuwen, Mark Boog, A.L. Snijders, Alejandro Zambra, F. Scott Fitzgerald, Shamim Sarif, Hendrik Tollens, Fernand Ouellette, Frances Harper

De Nederlandse dichteres, schrijfster, illustrator en cabaretière Johanna Rutgera van Leeuwen werd geboren op 24 september 1952 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Joke van Leeuwen op dit blog.

 

Thuis

Een man draagt zichzelf door de dag,
de handen tot kommen, ze testen
de adem, die is er, alsook zijn papieren,
die liggen op stapels, dringend en dun.

Op steigers die uitzicht schoonwassen,
ruit spiegelt ruit ruit, daartussen de pluisjes,
de mussen, een lijstje te licht om te landen,
waarop wat onthouden moest ooit.

Op avonden, luiken gesloten, de wereld
nog lang niet op orde, drie glazen,
een vierde, de schoenen als schepen
alleen op zeil, laat hij zich varen.

 

Hoe te poseren

Zet alles klaar om vooraf vol te zijn,
in forse hompen, snijdend te verdelen.
Valt het van tafels, zal het vallen.
Grond eindigt niet.

Zorg dat de servetten vleugels zijn en boten
voor ze op schoten liggen bij het morsen.
Moet iemand even doen alsof een hoed,
laat maar begaan.

Dan kruimels weg en kleren recht en voorsten
vooraan neergelegd, daarachter door de knieën,
daarachter staan. Lach zacht, vlucht niet,
kijk niemand aan.

Alleen die van de overkant die achteruit
om meer en achteruit en achterover
slaat en schiet en alles neemt
in schaapjeslucht.

 

Aanbod

Langs deze, langs deze mij
deze mij onsympathieke
weg, schuilnamenlaan.

Wat zal ik zeggen? Ik ben
schorpioen en heb hobby’s, als
landschapsgeschiedenis enz
.

Dat ik graag vis eet en veel lees
over vissen, dus waar ze van leven
en hoe wij van hen.

Verder een slank postuur,
afstand is geen bezwaar,
afstand is tijd en die neem ik

met iemand, met wijn erbij
en open haard soms ook
en graag mooi weer.

Jonger wel, jij dus, van hart,
longen enz. Ben zelf
intussen al over veel heen.

 

 
Joke van Leeuwen (Den Haag, 24 september 1952)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Mark Boog werd geboren op 24 september 1970 in Utrecht. Zie ook alle tags voor Mark Boog op dit blog.

 

De rotonde (Fragment)

Hij ziet de weg.
Hij buigt het hoofd.
Het onweert in de verte.

De middag is een dreigende. De lucht
boven de stad is helder, maar het broeit.
De straten vol met haast. Kantoorgebouwen
lopen leeg. Er is een vreemde kilte

in de wind die tussen hoge huizen
onvoorspelbaar waait. Toch zweet Van Dam,
alsof hij ziek is of gedronken heeft.
Hij veegt zijn voorhoofd af, versnelt zijn pas.

Het is veel stiller dan gebruikelijk.
Gedempte stemmen. Doffe stappen. Niemand
viert het einde van de werkweek in
de kroeg. De vrijdag houdt zijn adem in.

Hij ziet de weg.
Hij buigt het hoofd.
Het onweert in de verte.

[…]

Onooglijk wordt het. Almaar lelijker,
vanuit het centrum naar de randen van
de stad. Grijs en somber is het leven
in de buitenwijken – als Van Dam.

Rondom een landschap dat gemiddeld is,
plat en overzichtelijk, het landschap
dat hij zoekt. Het vlakke land is troost.
Want dieptepunten kent hij, hoogten ook:

de souvenirs bewaart hij, ongewild.
Een diepe weerzin overvalt Van Dam
zodra hij weg gaat gooien, dus hij gooit
niet weg. Bewaart, bewaart. Tot het te veel is.

Hij ziet de weg.
Hij buigt het hoofd.
Het onweert in de verte.

 


Mark Boog (Utrecht, 24 september 1970)

 

De Nederlandse schrijver A.L. Snijders (pseudoniem van Peter Cornelis Müller) werd geboren op 24 september 1937 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor A.L. Snijders op dit blog.

 

Haring

Bij de haringkar staat een norse man die vraagt of de vis wel koud is. De haringverkoper is geïrriteerd: ‘Als de vis niet koud was, zou ik hier niet veertig jaar staan.’ Kernachtig antwoord, de norse man moet nadenken. Naast me staat iemand die op fluistertoon zegt dat je in Stavoren de beste haring van ons land kunt krijgen. Ik zeg: dat is meer dan honderd kilometer hiervandaan, dat heb ik er niet voor over.’ Als ik aan de beurt ben, sta ik voor een dilemma (misschien wel een trilemma). De haringman waagt of ik de haring aan één stuk wil of in mootjes? En dan nog iets, met uitjes en/of zuur? Ik vraag hem het hele verhaal te vertellen. Hij doet het, het is zijn trots. Het gaat zoals altijd om de natuurlijke controverse tussen Rotterdam en Amsterdam. Rotterdammers houden de haring bij de staart en Amsterdammers willen hem in stukken. Om dit goed te begrijpen moet je bij de Zeeuwen beginnen. Zij waren de eersten die de haringen aan wal brachten en met het kaken begonnen. Zij aten de vis puur. Daarna brachten ze de vaten met het trage paard naar Rotterdam, waar het zachte rotten moest worden gemaskeerd met uitjes. En tenslotte ging het naar Amsterdam waar het zuur erbij kwam. De vraag was daar groter dan het aanbod en er was meer geld, men kon het zich permitteren de vis in stukken te verkopen. Het is een hapklaar historisch verhaal, ik kan het nauwelijks geloven.

 

 
A.L. Snijders (Amsterdam, 24 september 1937)

 

De Chileense schrijver Alejandro Zambra werd op 24 september 1975 geboren in Santiago de Chile, waar hij ook opgroeide. Zie ook alle tags voor Alejandro Zambra op dit blog.

Uit: Multiple Choice (Vertaald door Megan McDowell)

“Pay no mind, my son, to what I tell you; pay me no mind at all. I hope that time, in your memory, will mitigate my shouting, my inappropriate remarks, and my stupid jokes. I hope that time will erase almost all my words, and preserve only the warm, still murmur of love. I hope that very soon someone invents a remote control that lets you lower my volume, pause me, fast-forward through unpleasant scenes, or rewind very quickly to happy days, so that you can experience whenever you want the freedom of acting without my vigilance, the immense pleasure of trying out a life without me. And you could even decide, for example, if it were necessary, to erase me. I don’t mean erase these words, which in and of themselves are liquid, perishable. Rather, erase me completely, as if I’d never existed.
I know that is impossible.
That’s what life consists of, I’m afraid: erasing and being erased. We were on the verge of erasing you, as you may already know or suspect. We didn’t want to have a child. The thing is, we were still someone’s children then. So much so that the possibility of being parents ourselves seemed terribly distant. We also knew in advance that we were going to separate. For us love was an incident, an accident, a practice — best-case scenario, a high-risk sport.
A little while before we found out about the pregnancy, we had considered breaking up. Maybe it will come as a shock to learn that the reason for our fights had been the dilemma of whether or not to get a dog. At first she wanted one, but I thought it was too much responsibility. Then I was the one who wanted it, and she argued that we were fine as we were, that we had to establish ourselves as a couple before getting a dog.
In the end we agreed: we weren’t sure we’d be able to take good care of it or have the patience and discipline to take it for walks every day, be sure its dish was always full of food, apply flea repellent every month.
We thought we were too young to take on the responsibility of a dog, but we weren’t really so young: I was twenty-four, same as your mother. At that age, my father already had two children. The younger, four years old, was me. But in my generation — I know you hate that word — having children was something we only began to think about at thirty or thirty-five, if we ever started thinking about it. Anyway, I don’t know if it’s any consolation, but when we found out about the pregnancy we never considered the possibility of an abortion. I mean, we thought about it, we asked about prices at clandestine clinics, we even went to one of them, but we didn’t seriously consider it. It would be inexact to say that we changed our minds, because, as I say, it was one idea among many, but it wasn’t the primary one.”

 


Alejandro Zambra (Santiago de Chile, 24 september 1975)

 

De Amerikaanse schrijver Francis Scott Fitzgerald werd geboren op 24 september 1896 in Saint Paul, in de staat Minnesota. Zie ook alle tags voor F. Scott Fitzgerald op dit blog.

Uit: The Love of the Last Tycoon

“I’m sorry I was short with him–but I don’t like a man to approach me telling me it for my sake.
“Maybe it was,” said Wylie
“It’s poor technique.”
“I’d all for it,” said Wylie. “I’m vain as a woman. If anybody pretends to be interested in me, I’ll ask for more. I like advice.”
Stahr shook his head distastefully. Wylie kept on ribbing him–he was one of those to whom this privilege was permitted. “You fall for some kinds of flattery,” he said. “this ‘little Napoleon stuff.'”
“It makes me sick,” said Stahr, “but it’s not as bad as some man trying to help you.”
“If you don’t like advice, why do you pay me?”
“That’s a question of merchandise,” said Stahr. “I’m a merchant. I want to buy what’s in your mind.”
“You’re no merchant,” said Wylie. “I knew a lot of them when I was a publicity man, and I agree with Charles Francis Adams.”
“What did he say?”
“He knew them all–Gould, Vanderbilt, Carnegie, Astor–and he said there wasn’t one he’d care to meet again in the hereafter. Well–they haven’t improved since then, and that’s why I say you’re no merchant.”
“Adams was probably a sourbelly,” said Stahr. “He wanted to be head man himself, but he didn’t have the judgement or else the character.”
“He had brains,” said Wylie rather tartly.
“It takes more than brains. You writers and artists poop out and get all mixed up, and somebody has to come in and straighten you out.” He shrugged his shoulders. “You seem to take things so personally, hating people and worshipping them–always thinking people are so important-especially yourselves. You just ask to be kicked around. I like people and I like them to like me, but I wear my heart where God put it–on the inside.”

 


F. Scott Fitzgerald (24 september 1896 – 21 december 1940)
Scene uit de tv-serie “The Last Tycoon” uit 2016 met Lily Collins (Celia Brady) en Matt Bomer (Monroe Stahr)

 

De Britse schrijfster en filmmaakster Shamim Sarif werd geboren op 24 september 1969 in Londen. Zie ook alle tags voor Shamim Sarif op dit blog.

Uit: The World Unseen

“Even lying on the roof, with only the cheap slates in her line of vision, she could tell that it was a police car. There was a carelessness in the skid of the tyres over the sandy road, and in the way the handbrake was pulled up while the wheels were still turning, leaving a slight screech hanging in the heavy air. She stopped hammering, and peered over the edge of the eaves. They had parked so close to the restaurant door that they had broken one of the flowerpots that Jacob had planted only the day before.
“Bastards,” she said, under her breath.
She left the sign half-nailed and hanging, and climbed down the ladder. Her steps were measured, gaining her time to think. A year ago she would have been inside the café within seconds, running in her eagerness to grasp and fight whatever new obstacle was being thrown in her way. But many months of struggling against rules and regulations that made no sense to her at all had blunted her appetite for confrontation, and so she walked more slowly now, curbing her natural impulse, and when she looked over at the police vehicle, her brow showed tiny lines of concentration.
One of them, the driver, was still in the car. She knew many of the local police, but this one was a stranger to her and she was taken for a moment by his looks – a square, handsome face edged with soft blond hair – until she met his cool, blue gaze, which showed only arrogance. He looked her up and down, and resolutely, she held his look for a moment.
“Never seen a woman in trousers before?” she asked, too softly for him to hear; but to her chagrin he wound down his window.
“What?”
She had no choice but to repeat herself. She spoke clearly, and his mouth gave a slight curl.
“Never seen an Indian girl in trousers, that’s for sure,” he replied.
She turned away and went inside, stopping just by the door. The place was more than half full, she noted, but she could still hear the boerewors sausages frying all the way back in the kitchen. Nobody spoke, and nobody looked up, but every pair of eyes was covertly fixed on the policeman standing at the counter. Jacob could see her, she knew, but he made no sign. He kept wiping the glasses, nodding occasionally. Officer Stewart had a friendly arm leaning on the polished wood and with the other hand he pulled thoughtfully at his trimmed beard.
“Listen, Jacob, I mean the two of you no harm, but these laws are making life bloody difficult for the police.”

 


Shamim Sarif (Londen, 24 september 1969)
Poster voor de gelijknamige film uit 2007

 

De Nederlandse dichter Hendrik Tollens werd op 24 september 1780 te Rotterdam geboren. Zie ook alle tags voor Hendrik Tollens op dit blog.

 

Herfst (Fragment)

En, gij schoonste gaard van allen,
Waar de wijnrank welig wast!
Laat gij ook uw bladers vallen?
Houd ze nog een weinig vast.
IJdel wenschen, ijdel staren!
Nergens wiegen bloem noch blaren,
Waar de jeugd te kozen zat;
Nergens schaduw meer te vinden,

Die de twijgen van de linden
Plag te schildren op ons pad!
Lust en leven zijn verdwenen,
En vergeten zang en spel;
Vlugt en vogels vloden henen,
En verstomden in ’t vaarwel.
Stil! wat dreunt daar door de hagen?
’t Is een schot. Corinna, kom!
De adel is in ’t woud aan ’t jagen:
Kom! de roof beraamt zijn lagen:
Vlugten wij naar ’t vlek weerom.
Zie! daar stuiven uit hun kloven
Duizend vogels op naar boven,
Siddrend uit den slaap gewekt;
Jager! spaar die vlugtelingen,
Die der lente ’t welkom zingen,
Als de winter huiswaarts trekt. –
Kom, Corinna! toef niet langer;
Hoor! de hagel klettert neer;
’t Eenzaam woud heeft thans geen zanger,
Thans het veld geen bloemen meer.


Hendrik Tollens (24 september 1780 -21 oktober 1856)
Borstbeeld door Johan Theodore Stracké uit 1879 in het Museum van de stad Rotterdam

 

De Canadese dichter, essayist en schrijver Fernand Ouellette werd geboren in Montreal, Quebec, op 24 september 1930. Zie ook alle tags voor Fernand Ouellette op dit blog.

 

Septembre

Venir de septembre,
Neuf, entier, vagissant,
Émergeant des abysses, au moment
Princier des érables à la hauteur
De couleurs mûrissantes.

Il n’y avait aucun rempart
Contre l’azur, ni de contrainte
Pour les sons des lumières.
Le devenir demeurait insondable,
Secrètes les semences germant dans les jours.

Le chant né des naissances viendrait
Plus tard, après avoir surmonté
La dureté des pierres déposées dans le matin,
Après le travail de l’amour, des cauchemars
Rythmant la nuit, composant des roses noires.

 

Dehors

L’étrange issu
Du fabuleux silence,
Sans noeuds, sans torsions,
Allant sur le sol cahoteux,
S’agrandissant,
De l’écriture qui émerge,
Proportionnée au désir,
Au dehors qui se laisse capter.
Les lieux se mettent à scintiller.
Les oiseaux déferlent par tribus
Sur les faîtes des feuillages.
Les passages s’ouvrent
En repoussant le noir, débouchant
Sur le magnifique revers
Des vocables.

 

 
Fernand Ouellette (Montreal, 24 septenber 1930)

 

De Amerikaanse dichteres, schrijfster,suffragette en abolitioniste Frances Ellen Watkins Harper werd geboren in Baltimore op 24 september 1825. Zie ook alle tags voor Frances Harper op dit blog.

 

Songs for the People

Let me make the songs for the people,
Songs for the old and young;
Songs to stir like a battle-cry
Wherever they are sung.

Not for the clashing of sabres,
For carnage nor for strife;
But songs to thrill the hearts of men
With more abundant life.

Let me make the songs for the weary,
Amid life’s fever and fret,
Till hearts shall relax their tension,
And careworn brows forget.

Let me sing for little children,
Before their footsteps stray,
Sweet anthems of love and duty,
To float o’er life’s highway.

I would sing for the poor and aged,
When shadows dim their sight;
Of the bright and restful mansions,
Where there shall be no night.

Our world, so worn and weary,
Needs music, pure and strong,
To hush the jangle and discords
Of sorrow, pain, and wrong.

Music to soothe all its sorrow,
Till war and crime shall cease;
And the hearts of men grown tender
Girdle the world with peace.

 

 
Frances Harper (24 september 1825 – 25 februari 1911)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e september ook mijn blog van 24 september 2017 deel 2.

Joke van Leeuwen, Mark Boog, A.L. Snijders, Alejandro Zambra, F. Scott Fitzgerald, Shamim Sarif

De Nederlandse dichteres, schrijfster, illustrator en cabaretière Johanna Rutgera van Leeuwen werd geboren op 24 september 1952 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Joke van Leeuwen op dit blog.

 

Melden

Is dus wel verplicht ja. In gebouw a staat b
als het daar niet tussen x en y uur dicht is
wegens middageten. Wat gemeld moet
want geweten: onder meer waarom niet
op de plaats gebleven, bewijs van nog
bestaan en mate van verstoren.

Is er een krijgen ook? Jazeker. Te noemen:
kansen. Maar hangt er wel van af. En wel.
Van af. Natuurlijk is er ook een wachten.
Er zijn rijen dus. Een rij is onvermijdelijk.
Een rij. Wordt genoeg afgehandeld? Schuiven
de wachtenden gestaag naar voren?

Men wordt verwerkt. Er wordt ingegrepen.
Maar melden moet eerst, want anders
geen beginnen aan. Ook niet ten overstaan
van wie bestaan ziet en in vel zal knijpen.
Vel telt niet. Nee. Helaas. Dus eerst bewijzen
er te zijn, want ooit te zijn geboren.

 

Daar

Hadden er lang naar gezocht, maar wat lag
het daar prachtig, precies op zijn plaats.
Overal groeisel, verschiet en bedoening.
Alles kon rijmen, ook als het niet.

Zaten daar gretig te willen ontvangen
aan lange ontsplinterde tafels waarop,
nog gesloten, schenkbaar te tillen getink.
Kregen te lezen wat eetbaar kon, drinkbaar kon,

alles beschreven. Keken soms over de regels heen,
zagen daar groeisel, verschiet en bedoening.
Iemand riep: Drinkt u maar, drink maar, ik
kom dalijk bij u! – terwijl hij verdween.

 

Opname

Uw bruikbaarste woorden zijn er bij gaan
liggen. Genoeg gebruikt, denken ze, neem maar
de onbeschadigde om te herhalen. Herhalen
doen ze op de televisie ook. Maar die
kapotte kleerhangers vraagtekens.

Wat het was waar u zich vijftig jaar
aan heeft geërgerd. Waar u uw man heeft
neergelegd. Er prijken al zo lang met haast
beschreven ansichtkaarten in uw territorium.
Mooie uitzichten, prachtige hoeheethet.

 

 
Joke van Leeuwen (Den Haag, 24 september 1952)

Lees verder “Joke van Leeuwen, Mark Boog, A.L. Snijders, Alejandro Zambra, F. Scott Fitzgerald, Shamim Sarif”

Joke van Leeuwen, Mark Boog, A.L. Snijders, Alejandro Zambra, F. Scott Fitzgerald, Shamim Sarif

De Nederlandse dichteres, schrijfster, illustrator en cabaretière Johanna Rutgera van Leeuwen werd geboren op 24 september 1952 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Joke van Leeuwen op dit blog.


Kameel in de stad

Op hoge poten loopt het dorp de stad in
dat het past. Het plant zich voort, het heeft
pantoffels aan en hoort motoren.

Geduld van eeuw, van wie eens geboren uit
wie eens geboren uit wie eens geboren uit
wie door het zand moest van zijn dagen.

En door moet tussen gassen en geschreeuw.
Het snelle laat het trage voor, het blijvende:
de mooie wimpers en de bulten en de last.

 

 

Haar oude ouders

Haar oude ouders zonder oude spullen
die hun beroofde hoofden van nog gekker
weg wilden trekken, zijn op droge benen
hierheen gekomen, hopend op gedogen.
Hun Heer kwam mee, die kan hier ook aanbeden
en hun Maria heeft ook hier die ogen.
Hun tenen schieten wortel in hun schoenen.
Hun woorden durven zich niet te vertonen.
Ze krijgen tweedehandse voor het hullen.
Ze hebben al Tot ziens en Lekker.

 

Snorkelen

Half in zee, half in de lucht, gedragen
een schoorsteen op en naar beneden kijken
vragende vingers van de waterplanten

Kont in de lucht, rug naar de wolken
voeten met vinnen, hun gelijke lijken
maar hemellichaam blijken in den hoge

voor stille vissen, bezig er een te zijn
glad rond de graten, ogen altijd open
en geen benut van het immense droge.

 


Joke van Leeuwen (Den Haag, 24 september 1952)

Lees verder “Joke van Leeuwen, Mark Boog, A.L. Snijders, Alejandro Zambra, F. Scott Fitzgerald, Shamim Sarif”

Joke van Leeuwen, Mark Boog, A.L. Snijders, Alejandro Zambra, F. Scott Fitzgerald, Shamim Sarif, Hendrik Tollens

De Nederlandse dichteres, schrijfster, illustrator en cabaretière Johanna Rutgera van Leeuwen werd geboren op 24 september 1952 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Joke van Leeuwen op dit blog.

 

Velouté

Wat vale vlekken heeft, de doordeweekse,
wat licht gerimpeld raakt van niet gebruiken,
wat wacht op afgeraspt tot naakt en sappig,
wat valt te snijden tot minieme velen,
wat slaag verdraagt, wat tegen donker kan.

Dat in een pan.

Vermalen tot geen vorm om wie of wat
op aan te spreken. Verzameld in een geur.
Daarmee van deur tot deur, dat iedereen mag ruiken.

Soldaten hebben zich vermomd als struiken,
De nachten vallen om, de dagen duiken,
Wat niet verkocht kan worden wordt versleten.

Achter de muur is ruzie, achter de ruzie muur,
achter de muur twee die het niet meer weten,
Daarachter straat, heet asfalt, niemand aan het stuur.

Nooit meer kleinzerig zijn. En appels eten.

 

Wil je met mij naar

Wil je met mij naar
toejeweetwel?
toejeweetwel?
wil je met me naar toejeweetwelwaar?

Ja, ik wil met jou
naar hoeheettut,
naar hoeheettut,
ja, ik wil met jou
naar hoeheettutnou.

Gaan we samen in de dinges
en de weetnietmeerzovlug,
even naar de komwatwasset
en dan weer naar huis terug.

 

Ready Made, twee kleuters

Jij was de goeie en ik was de slechte.
Ik wil liever de slechte zijn.
Nee, ik ben de slechte. Jij bent de goeie.
Waarom moet ik altijd de goeie zijn?

Waarom wil jij niet de goeie zijn?
Twee goeien is niet spannend.
Mag ik dan straks de slechte zijn?
Straks. Maar nu ben jij de goeie.

 

 
Joke van Leeuwen (Den Haag, 24 september 1952)

Lees verder “Joke van Leeuwen, Mark Boog, A.L. Snijders, Alejandro Zambra, F. Scott Fitzgerald, Shamim Sarif, Hendrik Tollens”

Joke van Leeuwen, Mark Boog, A.L. Snijders, F. Scott Fitzgerald, Shamim Sarif, Hendrik Tollens

De Nederlandse dichteres, schrijfster, illustrator en cabaretière Johanna Rutgera van Leeuwen werd geboren op 24 september 1952 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Joke van Leeuwen op dit blog.

 

Iemand moet de tafel dekken

Maar ik heb het gisteren al gedaan ik heb
de glans in de glazen gelaten ik heb
het bestek weer eens opgewreven ik heb
gezegd wat er lekker zou worden ik heb
mijn handen gewassen gewassen ik heb
mijn handen gewassen ik heb
etiketten gelezen, ik ken ze, ik heb
me verzet tegen oorlog want dat het
gedaan moest zijn ja, met die onzin,
gehoopt heb ik ook en wel dat het een
aard had, geschikt en geschoven.

Jij bent.
Iets koekt al aan.

 

Weekoverzicht

Na de autoloze zondag
kwam gehevenhoofden maandag
het herhalingshuppelen
van jottem en allez.

En de zogezonde dinsdag,
alleman de ramen open,
zingend van de vitamines
en de jodium aan zee.

En de levendelen woensdag,
alleman de deuren open,
roepend over jicht en jachtig
en theïne in de thee.

En de donderdag en vrijdag
mocht naar eigen inzicht blijven,
werd gebotst, gemoord, gemopperd
en het stonk op zaterdag.

 

Plaza

Nergens wind. Toch hield een man een vrouw
stevig beet, een vrouw een kind. De beentjes
bewogen zelf. Daarboven aan touw een ballon
als een vis. Daarboven de zon, laaiend.

Het kind hield de vis niet meer. Keek hoe hij
steeg, zwaaide hem na. Wat is er? Wat is er?
De man liet de vrouw los, holde de lucht in,
haalde die helemaal leeg.

 

 
Joke van Leeuwen (Den Haag, 24 september 1952)

Lees verder “Joke van Leeuwen, Mark Boog, A.L. Snijders, F. Scott Fitzgerald, Shamim Sarif, Hendrik Tollens”

Mark Boog, A.L. Snijders, F. Scott Fitzgerald, Shamim Sarif, Hendrik Tollens

De Nederlandse dichter en schrijver Mark Boog werd geboren op 24 september 1970 in Utrecht. Zie ook alle tags voor Mark Boog op dit blog.

 

Het gietijzer van stations…

Het gietijzer van stations, het glas, je handen.
Deze schoonheid is breekbaar, is te ontkennen,

maar overtreft ons. Ik ben klein in je nabijheid
als een tor in het hoge gras, dapper ploeterend –

in de verte ben ik groter, spookhuis, het vervormde
beeld in de gekromde spiegel. Spinnenweb, skelet,

gehuil van witte geesten, onecht als alle dagen,
vals als jij. Maar wij schrikken zo snel niet meer,

wij laten ons nog slechts elkaar op het lijf jagen.
We reizen van ons vandaan, elke dag, zo ver

als we durven, met het oog op bestemming. Niets
minder dan dat. Ik zie je van verre komen, gaan.

 

 

Atleet

Alle ramen zijn open. De geluiden van binnen en buiten
mengen zich; mengen zich met het licht en de gedachten.

Uiterst verwonderlijk is deze lijdzaamheid. Met handen
waarin geen zand en ogen onder leden wachten we lang.

Het zeggen is bijkomstig. In de verste stilste hoeken
is er plaats voor, tussen het gebeuren, naast het wachten.

Er beweegt zich een atleet door de gangen van het huis,
langs de kamers waarin we zitten, er klinkt voorbijgaan.

 

Mark Boog (Utrecht, 24 september 1970)

Lees verder “Mark Boog, A.L. Snijders, F. Scott Fitzgerald, Shamim Sarif, Hendrik Tollens”

Mark Boog, A.L. Snijders, F. Scott Fitzgerald, Shamim Sarif

De Nederlandse dichter en schrijver Mark Boog werd geboren op 24 september 1970 in Utrecht. Zie ook mijn blog van 24 september 2010 en eveneens alle tags voor Mark Boog op dit blog.

 

Onbegrepen offer

Elke stelling verdient het
gebeeldhouwd te zijn.
Steeds weer ben ik aan zet, of jij –
wie raakt nooit de tel kwijt –

en sla. ‘Voor je beurt!’ ‘Niet.’
Ik sla je weer. Onbegrepen offer.

Het spel valt in stukken uiteen. Geen partij.
Als een schaap, met open ogen
naar de scheerder, mug op weg naar web,
de held zijn slagveld tegemoet.

 

De dagelijkse taken

De dagelijkse taken: het oprichten van het standbeeld
dat ik ben geworden, het bedekken van het lijf, drinken

van koffie, het ontmantelen van de plannen van gisteren,
het enzovoort. Het nogmaals opschorten van ongeloof.

Ik geef me over aan je onthutsende aanwezigheid, je
ogen. Dat ze me zien is nog het vreemdste, dat ze

leven zijn en vol van tijd. De morgen bloeit onwetend
in je spiegel. Ik weet niet precies waarin je gelooft.

Volgt het handwerk van elke dag, het met almaar groter
vakmanschap vervaardigen van redenen en van excuses,

volgt de avond, dan de dood, die we ontwijken in ons
haveloze bed, die we bedriegen door heel stil te liggen.

 

Atleet

Alle ramen zijn open. De geluiden van binnen en buiten
mengen zich; mengen zich met het licht en de gedachten.

Uiterst verwonderlijk is deze lijdzaamheid. Met handen
waarin geen zand en ogen onder leden wachten we lang.

Het zeggen is bijkomstig. In de verste stilste hoeken
is er plaats voor, tussen het gebeuren, naast het wachten.

Er beweegt zich een atleet door de gangen van het huis,
langs de kamers waarin we zitten, er klinkt voorbijgaan.



Mark Boog (Utrecht, 24 september 1970)

Lees verder “Mark Boog, A.L. Snijders, F. Scott Fitzgerald, Shamim Sarif”

Mark Boog, F. Scott Fitzgerald, Shamim Sarif, Fernand Ouellette, Yves Navarre

De Nederlandse dichter en schrijver Mark Boog werd geboren op 24 september 1970 in Utrecht. Zie ook mijn blog van 24 september 2009 en ook mijn blog van 24 september 2010.

 

Naast iedere wieg

Naast iedere wieg een fee.
Moeder wringt. Vader knarst.
De fee zegt: ‘Nou ja, we zien wel.
Ik wil mijn voorspelling
later graag preciezer formuleren.’

Aan de lianen die het licht ons toewerpt,
zwaaien wezentjes van wezenlijk
onbegrepen aard: wild, vrolijk, angstaanjagend ook.

En geen zonsondergang om tegemoet te rijden,
geen dagboek om in te lezen.
De uren volgen zich genummerd op.

Sterrenstof! Een kamer vol van sterrenstof!
Wij hebben geleerd ons op ons gemak te voelen,
thuis te zijn, dat wil zeggen: nergens heen te kunnen.

 

Klein Huis

Klein huis, maar gooi er eens een bal doorheen
en het wordt groot. Zie al die meters,
zijn ze niet van ons? En slenter eens alsof
je niet weet waar je heen gaat: ruimte rekt
zich geeuwend uit tussen de muren. Zie:
het dwalen dat de kamers met elkaar
verbindt is witgeverfd. Er is een trap,
een kapstok in een kast, wat deuren. Als
een landweg zo toevallig ligt het, doel
en startpunt bij de weg gezocht in plaats
van omgekeerd, zo lijkt het. Als je brood
haalt en weer terugkomt zul je zien dat we
een picknick kunnen houden. Snel, ga nu!
Het krimpen kan onmogelijk ver weg zijn.

Mark Boog (Utrecht, 24 september 1970)

Lees verder “Mark Boog, F. Scott Fitzgerald, Shamim Sarif, Fernand Ouellette, Yves Navarre”

Mark Boog, F. Scott Fitzgerald, Shamim Sarif, Fernand Ouellette, Yves Navarre, Szilvia Molnar, Alfons Petzold, Charles Ferdinand Ramuz, Hendrik Tollens

De Nederlandse dichter en schrijver Mark Boog werd geboren op 24 september 1970 in Utrecht. Zie ook mijn blog van 24 september 2009.

Liefde

De lucht ligt als een blok op het land,
onzichtbaar en massief.

Je gaat gekleed in de kleur van je haar,
in je ogen, je passen en je woorden.
Je bent hier en elders. Ik draag je me na

en huiver. Je bent te groot misschien,
of te dichtbij. Je onbereikbaarheid
is onvergeeflijk. Kon ik een vogel zijn –

maar de nauwkeurigheid ontbreekt me
zoals het vertrouwen. Ik kijk naar je

en huiver. Spreek me aan, want ik zwijg,
verdraag mijn wurggreep, verdraag
de onbeholpenheid, verdraag mij, liefde.

 

Laat de avond vallen

Laat de avond vallen, ik,
en hou het huis heel stil zodat ik niet gestoord word –
zolang het schemert kan het misgaan.

De vogels zoeken langzaamaan hun takken op,
ik wijs ze die, en sterren tillen zich eruit omhoog.
Heel anders klinkt het razen van de auto’s in de nacht!

Recht zo die gaat! Het ene zeil door het andere vervangen,
dag door nacht, maar nergens sluimert haperen, niets mokt.
Zolang het dit is wat ik doe gehoorzaamt men glimlachend.

Ik hoop maar dat er koffie is, of whisky, als ik
weer de kamer inkom, zeer vermoeid en door het uitblijven
van tegenstand- wat stribbelen zou al genoeg zijn –
vreemd ontmoedigd. Zó gestroomlijnd.

 boog
Mark Boog (Utrecht, 24 september 1970)

 

De Amerikaanse schrijver Francis Scott Fitzgerald werd geboren op 24 september 1896 in Saint Paul, in de staat Minnesota. Zie ook mijn blog van 24 september 2007 en ook mijn blog van 24 september 2006 en ook mijn blog van 24 september 2008 en ook mijn blog van 24 september 2009.

Uit: The Great Gatsby

„My family have been prominent, well-to-do people in this middle-western city for three generations. The Carraways are something of a clan and we have a tradition that we’re descended from the Dukes of Buccleuch, but the actual founder of my line was my grandfather’s brother who came here in fifty-one, sent a substitute to the Civil War and started the wholesale hardware business that my father carries on today.

I never saw this great-uncle but I’m supposed to look like him — with special reference to the rather hard-boiled painting that hangs in Father’s office. I graduated from New Haven in 1915, just a quarter of a century after my father, and a little later I participated in that delayed Teutonic migration known as the Great War. I enjoyed the counter-raid so thoroughly that I came back restless. Instead of being the warm center of the world the middle-west now seemed like the ragged edge of the universe — so I decided to go east and learn the bond business. Everybody I knew was in the bond business so I supposed it could support one more single man. All my aunts and uncles talked it over as if they were choosing a prep-school for me and finally said “Why — ye-es” with very grave, hesitant faces. Father agreed to finance me for a year and after various delays I came east, permanently, I thought, in the spring of twenty-two.

The practical thing was to find rooms in the city but it was a warm season and I had just left a country of wide lawns and friendly trees, so when a young man at the office suggested that we take a house together in a commuting town it sounded like a great idea. He found the house, a weather beaten cardboard bungalow at eighty a month, but at the last minute the firm ordered him to Washington and I went out to the country alone. I had a dog, at least I had him for a few days until he ran away, and an old Dodge and a Finnish woman who made my bed and cooked breakfast and muttered Finnish wisdom to herself over the electric stove.

It was lonely for a day or so until one morning some man, more recently arrived than I, stopped me on the road.

“How do you get to West Egg Village?” he asked helplessly.

I told him. And as I walked on I was lonely no longer. I was a guide, a pathfinder, an original settler. He had casually conferred on me the freedom of the neighborhood.“

 Fitzgerald

F. Scott Fitzgerald (24 september 1896 – 21 december 1940
Hier met echtgenote Zelda

 

De Britse schrijfster en filmmaakster Shamim Sarif werd geboren op 24 september 1969 in Londen. Haar familie kwam uit Zuidfafrika en is van Zuid-Aziatische afkomst. Haar wortels inspireerden haar om haar bekroonde debuutroman te schrijven: The World Unseen, Daarin verkende zij de kwesties van ras, gender en seksualiteit, die ze later verwerkte in een film met Lisa Ray, getoond op het London Film Festival in 2007. Ze is de winnares van verschillende prijzen, o.a. voor The World Unseen. Voor de roman ontving zij de Pendleton May First Novel Award en de Betty Trask Award.

Uit: Despite the falling snow

“And yours, how was your work today?” she asks. They walk together to the small sofa and sit down. She likes the warmth of his leg touching hers, feels a stir of desire, but will not, or cannot show it.

“I don’t know.” His eyes are troubled. “It’s not the same since…”

“Since what?”

“You make me look at things in a different way, Katya.”

“But I’m proud of you. And your work. Why am I ruining it for you? Because I told you it was your father’s path?”

He looks at her for a long time, thinking about the answer. His eyes are still considering when he leans over gently and kisses her throat. She closes her eyes slightly against the pleasurable touch of his lips on her skin, and looking up at her, he catches that moment of release.

“No. Not just that,” he continues. “I don’t know how to explain. Everything looks new since I met you. It’s as though I was sleep-walking through the world up until now. You have sharpened all the blurred pictures that I had in my mind, and now I feel that I see things – or begin to see things – more clearly. I’m not really helping people, Katya. All I can do…”

 sarif

Shamim Sarif (Londen, 24 september 1969)

 

De Canadese dichter, essayist en schrijver Fernand Ouellette werd geboren in Montreal, Quebec, op 24 septenber 1930. Hij volgde vanaf 1943 klassieke studies aan het College Séraphique de Montreal en behaalde een diploma sociale wetenschappen van de Universite de Montreal in 1952. Vanaf 1955 schreef hij een aantal radio-scripts over Franse en buitenlandse schrijvers voor Radio-Canada. In 1958 werd hij mede-oprichter van het tijdschrift Liberté, en zijn editor-in-chief in 1960. In hetzelfde jaar begon hij met het produceren van culturele programma’s voor Radio-Canada, net zolang totdat 1991. Zijn correspondentie met Henry Miller en Pierre Jean Jouve, zijn ontmoeting met Edgard Varèse en zijn reizen in Europa markeren zijn ontwikkeling als schrijver en dichter. Hij won een aantal literaire prijzen.

Ma tristesse

Ma tristesse s’abandonne
à la mer, comme une barque
revient de la mort,
bellement nue
après le voyage.
Comment s’arracher de l’infini
qui me tient aux confins
des ténèbres?
Je tourne parfois sans fin,
comme oublié,
dans le silence de la saison froide.
Tout dérive avec le sang :
le coeur surtout plus noir qu’un poison.
Et je m’étonne d’avoir rêvé,
si près des arbres,
ébloui contre l’amante.
Certes la voix parlait bas,
mais pour mieux pointer sa dague.
Ou chantait désespérément
en brûlant les pierres.
La nuit et la lumière
confondaient leurs pouvoirs.

 

Présence

Puissante la lumière mange
l’air du proche horizon,
anime l’érable comme un vitrail
bien nuancé de vert.
L’œil s’exalte, quand
s’accroît l’illumination de ce qui respire.
(La terre est pourtant profonde,
pour les morts
délaissés dans leur croissance.)
Ce matin, pareil à une masse,
rampait le soleil affaibli des jours désolés,
comme s’il buvait un peu à la vasque
du monde :
vaine magnificence, sursaut de célébration,
avant la roue des saisons,
et le silence au ras du sol.

Ouellette

Fernand Ouellette (Montreal, 24 septenber 1930)

 

De Franse schrijver Yves Navarre werd geboren op 24 september 1940 in Condom. Zie ook mijn blog van 24 september 2008 en ook mijn blog van 24 september 2009.

Uit: Romances sans paroles

“L’amitié est purement sensuelle. Elle ne choisit pas son sexe. Elle est la même pour tout le Monde. Elle est tribale, d’une tribu qui n’a ni chef ni totem. Aucune morale, judéo-chrétienne ou freudienne, ne l’a récupérée. L’amour n’est que l’institution du péché originel. L’amitié est l’expression du secret individuel. J’adore rompre en amitié. Parce que la rupture amicale est une adoration. La rupture amoureuse, elle, est une blessure qui ne se referme pas. L’artiste ou l’humain y trouvent leur grain. Spectaculaire. Incident. La rupture amicale s’inscrit, dans une continuité. On devient amis ou amies à la vie et à la vie. Laissons la mort, la mort telle qu’on nous la fait vivre dans les églises ou sur les divans, mêmes chapelles, à la fin des histoires d’amour. Il n’y a pas d’amitié spécifiée sexuellement parce qu’il n’y a pas de milieux sexuels. Les “dits” normaux comme les “dits” anormaux sont partout. Indifférenciés. Il n’y a que certaines questions (racistes ?) pour imposer les principes, faux, d’une différence. Et des réponses (racistes ?) qui emploient les mêmes mots d’un jeu absurde. Et évitable.

[…]

Une trahison amicale ne se pardonne pas. L’amitié n’est pas du territoire des pardons. Elle n’est pas connue. Elle n’est pas dite. Elle n’est pas distribuée aux autres. Elle n’est pas désignée, annoncée. Ou alors, elle n’est plus. L’amitié, ce n’est pas forcément l’aveu. Le “forcément” est amoureux. L’amour dépouille. L’amitié vêt. L’amitié n’aime pas la syntaxe. Elle est la syncope de l’amour. Elle prolifère sans jamais être sue, avouée.”

 Navarre

 Yves Navarre (24 september 1940 – 24 januari 1994)

 

De Engels-Zweedse schrijfster en vertaalster Szilvia Molnar werd geboren op 24 september 1984 in Boedapest, Hongarije. Zie ook mijn blog van 24 september 2007.

Mine

I used to call her My oh my because she was the girl that braided her hair with yours and she was the one that woke up in the morning with grass stains on her ankles and dew on her shoulders.

In high school she came up to me and grabbed me by the arm. We walked up the stairs that led to the fourth floor and sat on a bench next to the darkroom. I looked at the long row of lockers and how its locks seemed so pleased being together. She pulled up my sleeve and bit me ’til it left a mark. She left me a scent of giggles and a note on my skin saying: “Now you’ll remember me.”

I walked around for five days with a bruise that had the backside of a rainbow and screams of My oh my. I’ve never been so angry before.”

 Molnar

Szilvia Molnar (Boedapest, 24 september 1984)

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Alfons Petzold werd geboren op 24 september 1882 in Wenen. Zie ook mijn blog van 24 september 2006 en ook mijn blog van 24 september 2008 en ook mijn blog van 24 september 2009.

Uit: Ich mit den müden Füßen

“„Dös is da neiche Bua.“

Die zwei anderen blickten mich neugierig an, und einer von ihnen meinte verächtlich: „Seawas, dea schaut wähch aus. A so a Grischpinkerl wüh a Bäck wean!“

Der dritte aber grinste mich freundlich aus seinem blonden Milchgesicht an: „No, no“, sagte er beschwichtigend und saugte dabei an seiner Pfeife, „wos klaa is, is zaach, muaß a denn glei a Ries´ sei? Gflickta, du host äh a net de Muskulatua von an Pflostaragsöhn. I woar aa a so a Kruz und jetzn bin i do scho drei Joah a Vizimischa, der sei Gschäfterl vastähd. Kumm, Klaaner, i wea da glei a Orweit gehm.“

Er zeigte mir nun, was ich zu tun hatte. Die gekneteten Teigstücke mußten in eine Maschine geschoben werden, welche sie in gleich große Teile formte. Aus diesen machten dann die Gesellen an langen Tischen die Semmeln.

Gegen zehn Uhr abends polterten die zwei anderen Lehrbuben die Stiege herunter. Sie waren in der Fachschule gewesen, wie ich aus den Spottreden erfuhr, mit denen sie von den Gesellen empfangen wurden.

Beide Burschen machten sich nun umständlich an die Arbeit. Kaum ein Wort wurde gesprochen; nur ein Saugen an den Pfeifen war hie und da in dem Trommeln des Semmelknetens zu hören.

Zu meinem größten Entsetzen klatschte sich manchmal einer oder der andere die nackte, schwitzende Brust mit einem Teigstück ab, und es war mir nach diesem Anblick lange nicht möglich, eine Semmel zu essen.

Da Auskneten des Kleingebäcks dauerte bis zwei Uhr nachts, dann kam das Brot an die Reihe. Glücklicherweise durften der eine Lehrling und ich uns schlafen legen, da zur Brotbereitung die Lehrbuben erst von einem gewissen Alter an zugezogen werden durften. Die gut organisierten Bäckergesellen wachten streng darüber, daß diese Vereinbarung in allen Werkstätten innegehalten wurde.”

petzold

Alfons Petzold (24 september 1882 – 25 januari 1923)

 

De Franstalige Zwitserse dichter, schrijver en essayist Charles Ferdinand Ramuz werd geboren op 24 september 1878 in Cully-sur-Lausanne. Zie ook mijn blog van 24 september 2008 en ook mijn blog van 24 september 2009.

Uit: Die große Angst in den Bergen (Vertaald door Hanno Helbling)

“Der Ammann redete immer noch.

Die Gemeindeversammlung, die an dem Abend um sieben begonnen hatte, war um zehn Uhr noch nicht zu Ende. Der Ammann sagte:

«Das sind so Geschichten. Man hat nie wirklich erfahren, was dort oben passiert ist, und jetzt ist das schon zwanzig Jahre her, eine alte Sache. Das Klarste daran ist für mich, daß wir seit zwanzig Jahren schönes Gras verkommen lassen, siebzig Kühe könnte man den ganzen Sommer lang davon ernähren; also, wenn ihr meint, die Gemeinde sei reich genug, um sich diesen Luxus zu leisten, dann sagt es; aber ich meine das nicht, und ich habe die Verantwortung …»

Unser Ammann Maurice Prâlong war nämlich von den Jungen portiert worden, und die Partei der Jungen unterstützte ihn; aber da war die Partei der Alten.

«Das ist es eben», sagte Munier, «du bist zu jung. Wir hingegen, wir erinnern uns noch.»

Und so erzählt er noch einmal wieder, was sich vor zwanzig Jahren zugetragen hatte auf der Alp droben, die Sasseneire heißt, und er sagte:

«Uns liegt an unserem Gras so gut wie euch, wir sorgen uns so sehr wie ihr um das Gemeindegut; aber zählt das Geld noch, wenn unser Leben auf dem Spiel steht?»

Darüber wurde gelacht; aber er:

«Doch, doch, ich sag’s euch, ich sag’s euch wirklich und sag es nochmal …»

«Nun komm!» sagte der Ammann …

Die Jungen unterstützten ihn weiter, aber die Alten setzten sich immer noch zur Wehr; und Munier:

«Das Leben, sage ich, das Leben der Tiere, das Leben der Leute …»

 ramuz

Charles Ferdinand Ramuz (24 september 1878 – 23 mei 1947)

 

De Nederlandse dichter Hendrik Tollens werd op 24 september 1780 te Rotterdam geboren. Zie ook mijn blog van 24 september 2007 en ook mijn blog van 24 september 2006 en ook mijn blog van 24 september 2008 en ook mijn blog van 24 september 2009.

Herfst (Fragment)

’t Laatste siersel, dat er wast,
Roekloos door elkaar gesmeten,
En in ’t voetzand zaamgetast.
Zie! de neergewaaide bladen
Hoogen de overplaste paden,
Waar nu ’t kruid verdronken ligt;
Voel! de gure najaarsregen
Snerpt ons uit het noorden tegen:
Lieve! dek uw boezem digt.
’t Laatste straaltje dreigt te smoren,
Eer de woudklok avond slaat.
Heeft de hemel ’t licht verloren,
Dat zijn blik zoo somber staat?

Loom en lustloos neergebogen,
Kruipt en kwijnt de trage dag;
Vaakrig ziet hij rond uit de oogen,
Met een halfgedwongen lach;
Magtloos poogt hij ’t hoofd te tillen,
Dat van gloed noch glansen bloost,
En beproeft een blik te spillen,
Die de treurige aarde troost:
O Mistrouw die valsche stralen,
Die het waatrig zonlicht schiet:
Zie! waar ginds die neevlen dwalen,
Treuren de overvallen dalen,
Die gij weerloos plondren ziet.

Zie! waar ginds die stormen pakken
En zich vormen voor ons oog,
Tilt het woud zijn naakte takken
Om ontferming naar omhoog.
Hoor! de losgebarsten rukken
Teistren kuif en kruin aan stukken,
En verhaavnen bosch en dreef;
Waar wij de oogen reiken kunnen,
Zien wij ’t laatste loof verdunnen,
Dat verstorven hangen bleef.

tollens

Hendrik Tollens (24 september 1780 -21 oktober 1856)

Mark Boog, Yves Navarre, F. Scott Fitzgerald

De Nederlandse dichter en schrijver Mark Boog werd geboren op 24 september 1970 in Utrecht.

Boog studeerde korte tijd Kunstmatige Intelligentie in zijn geboorteplaats Utrecht en werkte daarna even bij de PTT. In 1995 debuteerde hij als dichter in het tijdschrift De Appel. Daarna was hij actief in een schrijverscollectief dat onder meer het tijdschrift Mondzeer en de Reuzenkreeft uitgaf. In 2000 verscheen Boogs eerste dichtbundel Alsof er iets gebeurt (Meulenhoff), waarmee hij de C. Buddingh’-Prijs won. In 2006 won hij de VSB Poëzieprijs voor zijn bundel De encyclopedie van de grote woorden. In 2001 debuteerde Boog als romanschrijver met de roman De vuistslag (Meulenhoff). In de hierop volgende jaren volgden dichtbundels en romans elkaar in hoog tempo op. Boog publiceert bovendien in literaire tijdschriften als Hollands Maandblad en De Gids en treedt af en toe op.

 

 

Oud geluk

Oud geluk (niet te koop)
in oude kamers. Is dat niet mooi?

We wisten al dat de zin van de ervaring
de herinnering is, en dat daarbij desnoods
de ervaring achterwege gelaten mag worden,

maar zo helder zagen we het zelden.
Je sloot de deur, keek me aan met ogen van fluweel,
glanzend glad van ouderdom,
en achter de deur stierf men er op los,

als beesten, als gekken, als lemmingen,
als gestrande potvissen, alsof het niets is,
alsof wij de deur niet al veel eerder hadden gesloten.

 

 

Lichtval

Als ineens de zon de schaduwen
opzij veegt naar de verste hoeken van de
kamer, kijken we op maar zeggen niets.

Ik buig me naar het stof, neem af,
jij strekt een been om naar de keuken te gaan.
De richting staat elegant gecomponeerd
lichtval te verdragen.

Over de tafel hangt een gesprek.
We hebben het verlaten,
we bewegen ons nu schuchter door het huis,
de gevangenis van het schilderij ontwijkend.

Het is te mooi hier om waar
te zijn, we ontkennen dat – we leven nog.

 

BoogMark

Mark Boog (Utrecht, 24 september 1970)

 

De Amerikaanse schrijver Francis Scott Fitzgerald werd geboren op 24 september 1896 in Saint Paul, in de staat Minnesota. Zie ook mijn blog van 24 september 2007 en ook mijn blog van 24 september 2006 en ook mijn blog van 24 september 2008.

 

Uit: Bernice Bobs Her Hair

 

“After dark on Saturday night one could stand on the first tee of the golf-course and see the country-club windows as a yellow expanse over a very black and wavy ocean. The waves of this ocean, so to speak, were the heads of many curious caddies, a few of the more ingenious chauffeurs, the golf professional’s deaf sister — and there were usually several stray, diffident waves who might have rolled inside had they so desired. This was the gallery.

The balcony was inside. It consisted of the circle of wicker chairs that lined the wall of the combination clubroom and ballroom. At these Saturday-night dances it was largely feminine; a great babel of middle-aged ladies with sharp eyes and icy hearts behind lorgnettes and large bosoms. The main function of the balcony was critical. It occasionally showed grudging admiration, but never approval, for it is well known among ladies over thirty-five that when the younger set dance in the summer-time it is with the very worst intentions in the world, and if they are not bombarded with stony eyes stray couples will dance weird barbaric interludes in the corners, and the more popular, more dangerous, girls will sometimes be kissed in the parked limousines of unsuspecting dowagers.

But, after all, this critical circle is not close enough to the stage to see the actors’ faces and catch the subtler byplay. It can only frown and lean, ask questions and make satisfactory deductions from its set of postulates, such as the one which states that every young man with a large income leads the life of a hunted partridge. It never really appreciates the drama of the shifting, semicruel world of adolescence. No; boxes, orchestra-circle, principals, and chorus are represented by the medley of faces and voices that sway to the plaintive African rhythm of Dyer’s dance orchestra.

From sixteen-year-old Otis Ormonde, who has two more years at Hill School, to G. Reece Stoddard, over whose bureau at home hangs a Harvard law diploma; from little Madeleine Hogue, whose hair still feels strange and uncomfortable on top of her head, to Bessie MacRae, who has been the life of the party a little too long — more than ten years — the medley is not only the center of the stage but contains the only people capable of getting an unobstructed view of it.

With a flourish and a bang the music stops. The couples exchange artificial, effortless smiles, facetiously repeat “la-de-da-da dum-dum,” and then the clatter of young feminine voices soars over the burst of clapping.“

 

Fitzgerald

F. Scott Fitzgerald (24 september 1896 – 21 december 1940

 

 

 

De Franse schrijver Yves Navarre werd geboren op 24 september 1940 in Condom. Zie ook mijn blog van 24 september 2008.

 

Uit: Carnet de bord

 

« Samedi 30 août, il fait beau, le mistral souffle, j’ai froid aux doigts. J’ai donc vendu Petit-Pont, vite et mal, à des étrangers. Ils se sont présentés à Jean-Luc, mon voisin du moulin qui, pendant deux mois, a suivi pas à pas ma Claire Brévaille que je voudrais tant pouvoir considérer comme mon ultime roman-roman, comme les « nouveaux acquisiteurs ». Il y a de l’inquisition, dans l’air, partout, jusque da
ns l’humour involontaire. Le journal du jour publie une photo d’anciens combattants de la guerre d’Algérie, couverts de médailles, saluant les dépouilles mortelles de quatre poseurs de bombes racistes, victimes de leur propre bombe. C’est le début de l’après-midi. Je suis seul, c’est dur et c’est tant mieux. Je partirai le mardi 9 septembre. J’attends la visite de Juliette et de Jacques, la semaine prochaine. Ils m’aideront à franchir le gué. Henri, le père de Juliette, à qui j’ai dédié Killer , m’a écrit la semaine dernière qu’il prenait sa retraite l’an prochain. Je lui ai répondu que je prenais d’ores et déjà la mienne, à Paris, dès septembre. Tybalt, le nouveau chat qui m’a adopté il y a deux mois, fait le fou
dans les arbres, je ne l’imagine pas à Paris, dans l’appartement. J’avais, ici, à Petit-Pont, rêvé de finir mes jours. La vie, c’est toujours le début de la fin et, depuis mon accident, un quatrième âge que je n’avais pas prévu. Le sentiment de mort, personne n’en veut, les gens fuient. Les hôpitaux sont des prisons. L’expérience de l’accident n’est rien, alors, en regard de l’expérience humaine, absences de signes, désertions, rumeurs ou, pire, les rares visites quand elles sont imprévues, on vous assigne facilement à résidence, on vient vous voir comme ça, « je ne te dérange pas », et il faut entendre des « mais tu vas très bien », des « tu as bonne mine », des « tu t’en es bien sorti », des « tu m’appelles quand tu veux » ou des « tu sais que tu peux demander une aide ménagère à la Ville de Paris » ou enfin « j’avais honte la semaine dernière de voir qu’il n’y avait rien dans ton réfrigérateur ». La solitude vire à l’isolement, la prison de chez soi, convalescent, devient encore plus exiguë. On reçoit des cartes « sursum corda, Michel », « moi je vais très bien et toi, sais-tu toujours aussi bien souffrir, François » ou « de tous mes amis tu es le moins visible, Michel ». Que faire ? A l’Assistance publique succède une assistance privée, Jean-Luc, Anne, Didier, Émile et surtout Fanny & Charli . Un chat est revenu dans ma vie, brave Tybalt que j’avais d’abord baptisé Mimi croyant à une belle et qui porte désormais le nom du frère de Juliette dans Roméo et Juliette, celui qui tue Mercutio. Il est sur mes genoux, il me tient chaud et il ronronne très fort. Dès le retour à Paris, il faudra que je le fasse châtrer.“

 

navarre

Yves Navarre (24 september 1940 – 24 januari 1994)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e september ook mijn vorige blog van vandaag.