Leo Pleysier, Maeve Binchy, Frank Schätzing, K. Satchidanandan, Thomas Moore, Sjoerd Leiker, Walker Percy, Patrick White, Fritz Hochwälder

De Belgische schrijver Leo Pleysier werd geboren in Rijkevorsel op 28 mei 1945. Zie ook mijn blog van 28 mei 2007 en ook mijn blog van 28 mei 2008.

 

Uit: Wit is altijd schoon

 

“En wie gaat er nu mijn doodsprentje schrijven? Zoudt gij dat niet doen?”
“Nee?”
“En waarom niet? Gij hebt toch altijd de pen nogal kunnen vasthouden, gij! Gij kunt dat dan toch best zou ik denken? Waarom zoudt gij dat dan niet doen? Ik zou liefst hebben dat gij dat doet. Voor uw eigen moeder kunt ge toch wel eens iets op papier zetten zeker? En daarbij: zo lang moet dat niet zijn. Een paar regels is genoeg.”
“Maar wat is ’t nu met u?”
“Aan wie moet ik het dan vragen? Is dat nu zoveel gevraagd om eens iets op papier te zetten voor mijn doodsprentje? Nu valt ge me maar tegen hoor! Amai!”
“Dat dat niet gaat, zegt ge. Waarom zou dat niet gaan? Gaat er dan zo eens op uw gemak bij zitten thuis aan tafel, dan zal dat toch wel gaan zeker! Zo moeilijk kan dat toch niet zijn! Een paar regels is genoeg.”
“Nu ja, we zullen dan wel zien. En ge hebt nog wel wat tijd om na te denken. En zoniet moet iemand anders het maar doen. Gaat gij nu ook maar naar huis onderhand. Ge zult ook wel moe zijn na zo’n dag. En morgen nog van alles te regelen. Ge zult de volgende dagen heel wat geloop hebben met mij. En doe het raam nu maar terug dicht zeker? En de lichten uit. En vergeet ook niet de voordeur op slot te doen. De sleutel neemt ge maar mee. En blijf morgenvroeg niet te lang weg.”
“Maar nee! Wat zou het! Wat zou ik daar nu ineens wel iets mee inzitten! Ik heb hier al zo dikwijls alleen gelegen in huis. Wat zou ik dat nu niet meer kunnen? Bang ben ik toch nooit geweest.”
“Gaat gij maar rap slapen nu. Ge zult uw rust vannacht wel kunnen gebruiken. Er zal nu toch niemand meer komen zeker? Anders waren ze al wel geweest, die van plan waren om vandaag nog te komen groeten. De rest zal dan morgen wel komen zeker? Of anders overmorgen? Nog tijd genoeg. Al maar goed ook dat ze niet allemaal tegelijk zijn gekomen. Want allemaal tegelijk, dat had hier toch niet binnen gekund vanavond. Zoveel volk ineens, zo’n drukte in huis, dat had niet gegaan. En het zal er nog niet op beteren de volgende dagen. Dat zal niet. Dat zal hier nog een hele begankenis worden. Ga maar slapen nu. Gij zult uw rust vannacht wel kunnen gebruiken.”

 

leopleysier

Leo Pleysier (Rijkevorsel, 28 mei 1945)

 

 

 

De Ierse schrijfster en columniste Maeve Binchy werd geboren op 28 mei 1940 in Dalkey. Zie ook mijn blog van 28 mei 2007 en ook mijn blog van 28 mei 2008.

 

Uit: Nights Of Rain And Stars

 

“Andreas thought he saw the fire down in the bay before anyone else did. He peered and shook his head in disbelief. This sort of thing didn’t happen. Not here in Aghia Anna, not to the Olga, the little red and white boat that took visitors out to the bay. Not to Manos, foolish headstrong Manos whom he had known since he was a boy. This was some kind of dream, some trick of the light. That could not be smoke and flames coming from the Olga.

Perhaps he was not feeling well.

Some of the older people in the village said that they imagined things. If the day was hot, if there had been too much raki the night before. But he had gone to bed early
. There had been no raki or dancing or singing in his hillside restaurant.

Andreas put his hand up to shade his eyes and, at the same time, a cloud passed overhead. It wasn’t as clear as it had been before. He must indeed have been mistaken. But now he must pull himself together. He had a restaurant to run. If people came all the way up the hilly path, they would not want to find a mad man, someone crazed by the sun fancying disasters in a peaceful Greek village.

He continued fixing the red and green plastic-covered cloths with little clips to the long wooden tables on the terrace outside his taverna. This would be a hot day, with plenty of visitors at lunch time. He had laboriously written the menu on the blackboard. He often wondered why he did it… it was the same food every day. But the visitors liked it; and he would put ‘Welcome’ in six languages. They liked that too.

 

maeve-binchy

Maeve Binchy (Dalkey, 28 mei 1940)

 

 

 

De Duitse schrijver Frank Schätzing werd geboren in Keulen op 28 mei 1957. Zie ook mijn blog van 28 mei 2007 en ook mijn blog van 28 mei 2008.

 

Uit: Tod und Teufel

 

“Der Wolf stand auf der Anhöhe und fixierte den goldbeschienenen Ring der großen Mauer. Sein Atem ging gleichmäßig. Die mächtigen Flanken zitterten leicht. Er war den ganzen Tag gelaufen, von der Gegend um Jülichs Burgen herab über das Hügelland bis hierher, wo das Dickicht endete und den Blick freigab auf die entfernt liegende Stadt. Trotzdem fühlte er sich weder erschöpft noch müde. Während der Feuerball der Sonne hinter ihm den Horizont berührte, warf er den Kopf in den Nacken und erkundete witternd seine Umgebung.
Die Eindrücke waren übermächtig. Er roch das Wasser vom Fluss, den Schlamm an den Ufern, das faulige Holz der Schiffsrümpfe. Er sog die Melange der Ausdünstungen in sich hinein, in der sich Tierisches mit Menschlichem und Menschgemachtem mischte, parfümierte Weine und Fäkalien, Weihrauch, Torf und Fleisch, das Salz verschwitzter Leiber und der Duft teurer Pelze, Blut, Honig, Kräuter, reifes Obst, Aussatz und Schimmel. Er roch Liebe und Angst, Furcht, Schwäche, Hass und Macht. Alles dort unten sprach eine eigene, duftende Sprache, erzählte ihm vom Leben hinter den steinernen Wällen und vom Tod.”

 

Schaetzing

Frank Schätzing (Keulen, 28 mei 1957)

 

 

 

De Indiaase dichter, vertaler en literatuurwetenschapper K. Satchidanandan werd geboren op 28 mei 1946 in centraal Kerala. Hij doceerde Engels en gaf tien jaar lang leiding aan Indi’s Nationale Academie voor Literatuur. K. Satchidanandan publiceerde 22 dichtbundels, vele verzamelbundels, vertalingen en 19 essaybundels over literatuur.

 

Cactus

 

Thorns are my language.

I announce my existence

with a bleeding touch.

 

Once these thorns were flowers.

I loathe lovers who betray.

Poets have abandoned the deserts

to go back to the gardens.

Only camels remain here, and merchants

who trample my flowers to dust.

 

One thorn for each rare drop of water.

I don’t tempt butterflies.

No bird sings my praise.

I don’t yield to droughts.

 

I create another beauty

beyond the moonlight,

this side of dreams,

a sharp, piercing,

parallel language.

 

Satchidananda

K. Satchidanandan (Kerala, 28 mei 1946)

 

 

De Ierse dichter en songwriter Thomas Moore werd geboren op 28 mei 1779 in Dublin. Zie ook mijn blog van 28 mei 2008. en ook mijn blog van 28 mei 2007 en ook mijn blog van 28 mei 2006.

As Slow Our Ship

  

As slow our ship her foamy track

Against the wind was cleaving,

Her trembling pennant still look’d back

To that dear isle ’twas leaving.

So loath we part from all we love,

From all the links that bind us;

So turn our hearts as on we rove,

To those we’ve left behind us.

 

When, round the bowl, of vanish’d years

We talk, with joyous seeming, —

With smiles that might as well be tears,

So faint, so sad their beaming;

While memory brings us back again

Each early tie that twined us,

Oh, sweet’s the cup that circles then

To those we’ve left behind us.

 

And when, in other climes, we meet

Some isle, or vale enhanting,

Where all looks flowery, wild, and sweet,

And nought but love is wanting;

We think how great had been our bliss,

If Heaven had but assign’d us

To live and die in scenes like this,

With some we’ve left behind us!

 

As travellers oft look back at eve,

When eastward darkly going,

To gaze upon that light they leave

Still faint behind them glowing —

So, when the close of pleasure’s day

To gloom hath near consign’d us,

We turn to catch one fading ray

Of joy that’s left behind us.

 

Moore

Thomas Moore (28 mei 1779 – 25 februari 1852)
Beeld van Dennis B. Sheahan in Central Park, New York

 

 

 

De Nederlandse schrijver en dichter Sjoerd Leiker werd geboren in Drachten op 28 mei 1914. Leiker volgde een onderwijzersopleiding. Hij heeft gewerkt bij een uitgeverij, in de journalistiek en bij de radio. Zijn literaire debuut maakte hij met een aantal gedichten in De Vrije Bladen. Zijn meest bekende werk is de roman Drie getuigen, die verscheen onder het pseudoniem Menno Haarsma bij de mede door hem opgerichte uitgeverij De Bezige Bij. Veel van zijn werk gaat over de Tweede Wereldoorlog. Hij schreef ook hoorspelen zoals Daar was de vrede, hier is de pijn. In 1992 werd door zijn weduwe de Sjoerd Leikerprijs ingesteld.

 

Uit: J.B. Charles 1910-1983

 

Ik heb in de oorlog tot mijn ontsteltenis gemerkt dat veel intellectuelen zich op gemakkelijke wijze lieten overtuigen van de vijandelijke en landverraderspropaganda, die zei dat de oorlog voorbij was en verzet tegen de bezetter niet alleen formeel illegaal, maar ook ethisch ongelegitimeerd was. ‘Dat schreef J.B. Charles (pseudoniem van W.H. Nagel) in Volg het spoor terug (1953). Charles, jurist, verzetsman en ook kunstenaar, begon al in de jaren veertig met de geschiedschrijving van het verzet. ‘Ik wil iets onderzoeken’, zo luidt zijn verantwoording. ‘En ik wil enige geschiedvervalsers een stok tussen de benen steken.’ Hij maakte duidelijk dat verzet wèl gelegitimeerd, dat wil zeggen gewettigd was. Eén van de kernpunten in zijn betoog, dat hij voortzet in Van het kleine koude front (1962), is dat niet Nederland op 14 mei 1940 heeft gecapituleerd, maar ons leger in de vesting Holland. De onvoorwaardelijke overgave van de rest van onze strijdkrachten, in Zeeland, volgde op 19 mei. De Duitse bezettingsmacht hield zich niet aan het ook door Duitsland geratificeerde Landoorlogsreglement. Die overeenkomst hield onder meer in dat de vijand van de Nederlanders geen persoonlijke diensten kon vorderen voor zijn oorlogsvoering en dat hij niet zou mogen ingrijpen in de binnenlandse politiek van het door hem bezette land.“

 

 

Leiker

Sjoerd Leiker (28 mei 1914 – 15 december 1988)

 

 

 

De Amerikaanse schrijver Walker Percy werd geboren op 28 mei 1916 in Birmingham, Alabama. Na de suïcide van zijn vader in 1929 verhuisde zijn familie naar Athens, Georgia. Zijn moeder stierf twee jaar later in een auto-ongeluk. Percy en zijn twee broers werden daarna opgevoed in Greenville, Mississippi door hun oom William Alexander Percy, een prominente advocaat en dichter. Percy bezocht de Universiteit van North Carolina in Chapel Hill en studeerde in 1937 af in chemie. Vier jaar later, in 1941, behaalde hij een bul in geneeskunde aan Columbia University. Zijn medische carrière kwam echter tot stilstand nadat tuberculose bij hem werd geconstateerd, waarvoor hij de komende drie jaar in een sanatorium verbleef. Hij trouwde met Mary Bernice Townsend in 1946 en verhuisde naar Covington, Louisiana. Ook bekeerde de van huis uit protestantse Percy zich in deze periode tot het katholicisme. Vanaf het begin van de jaren ’50 ging Percy zich richten op het schrijverschap. Zijn eerste publicaties waren essays op het gebied van semiotiek en filosofie, en in 1961 publiceerde Percy zijn eerste roman, The Moviegoer. Deze kreeg een jaar later een National Book Award voor fictie toegekend. In 1998 werd The Moviegoer opgenomen in de lijst van de honderd beste Engelstalige boeken van de 20ste eeuw, opgesteld door de Amerikaanse uitgever Modern Library. Percy heeft vijf andere romans en verschillende non-fictiewerken op zijn naam staan.

 

Uit: The Second Coming

 

„Well then, does anything really change in a lifetime, he asked the sly sidelong-looking Andrea del Sarto in the Mercedes mirror? No, you are the same person with whom I struck the pact roaring out old U.S. 66 through the lonesome towns and empty desert. You don’t ever really learn anything you didn’t know when you were thirteen.

And what was that?

All I knew for sure then and now was that after what happened to me nothing could ever defeat me, no matter what else happened in this bloody century. If you didn’t defeat me, old mole, loving father and death-dealer, nothing can, not wars, not this century, not the Germans. We beat the Germans, nutty as we are, and now drive perfect German cars, we somewhat frazzled it is true, and shaky, but victorious nevertheless.

Ah, but what if the death is not in the century but in your own genes, that you of all men are a child of the century because you are as death-bound by your own hand as the century is you and you of all men should be most at home now, as bred for death as surely as a pointer bitch to point, that death your own death is what you really love and won’t be happy till you have, what then?

Then we’ll know, won’t we?

Grinning and shivering on the back seat thirty years later, teeth clacking, this raddled middle-aged American sat in his German car in the mountains of North Carolina hugging himself and making shoulder movements like a man giving body English to a pinball machine except that he was thinking about J. E. B. Stuart and Baron von Richthofen and World War II and fighting the Germans, which he had not done. Instead, he took two quick drinks from the gold-lined silver jigger and waited until the warmth bloomed under his ribs and the shaking stopped.“

 

WalkerPercy01

Walker Percy (28 mei 1916 – 10 mei 1990)

 

 

De Australische schrijver Patrick Victor Martindale White werd geboren in Londen op 28 mei 1912. Van 1932 tot 1935 studeerde hij aan de universiteit van Cambridge in Engeland Franse en Duitse literatuur. Zijn eerste gedichten verschenen nog tijdens zijn studie in The London Mercury: Na zijn studie kon hij zich, gesteund door zijn vader, in Londen vestigen. Toen zijn vader overleed kon hij door de erfenis zijn werk als schrijver zonder geldelijke nood voortzetten. In 1939 vond hij een uitgever voor zijn eerste roman Happy Vall
ey.
Tijdens WO II leerde hij als officier in de RAF in Alexandria de Griekse officier Manoly Lascaris kennen die zijn levenspartner zou worden. Na de oorlog kochten zij een huis niet ver van Sydney. In 1957 brak hij met de roman Voss ook in Australi
ë door. In 1973 kreeg hij de Nobelprijs voor de Literatuur “voor een episch en psychologisch verhalende kunst die een nieuw continent geïntroduceerd heeft in de literatuur”

 

Uit: The Eye Of The Storm

 

„In the mountains the weatherboard and fibro townships were minding their own business. Chummier shops displaying pragmatic goods had nothing to hide. But doubts set in among the stragglers, towards the fringes, where houses built for permanence had reached the lurching stage, above the rich humus spread by their shrubberies to soften the logical collapse. The shrubberies themselves, planted by their owners as a sober duty, were touched with a cold apocalyptic fire. Here and there at the foot of a tree, old, broken, black umbrellas arranged singly or in clumps, were seen to stir at times, then to move, slowly, sideways asymmetrically. Some of the old umbrella-forms were trundling through an undergrowth of rhododendrons and azaleas assisted by what appeared to be part of their own aluminium frames, which had become conveniently unstuck, and could be used as crutches.

Basil was stopping the car in front of a shop. On a blind wall a square of faded bluebag was advertising some illegible commodity. Without explaining why, Basil was getting out. Nor did Dorothy ask for explanations: she was frantically searching for some face or object with which to identify herself. As Basil was closing the car door, a boy in jeans followed by a high-stepping spotted dog, came jaunting past. Dorothy tried smiling at the boy, but her smile must have looked directionless, or old; anyway the boy was plainly ignoring foreigners. When Basil had gone inside the shop, Dorothy was left with gooseflesh on her arms.“

 

patrick_white

Patrick White (28 mei 1912 – 30 september 1990)
Portret door Roy de Maistre, 1939

 

 

 

De Oostenrijkse schrijver Fritz Hochwälder werd geboren op 28 mei 1911 in Wenen. Hij werd opgeleid tot behanger, maar schoolde zich zelf als autodidact op historisch en politiek gebied bij. Zijn eerste drama werd opgevoerd tijdens de Wiener Kammerspielen in 1932. In 1938, na de aansluiting van Oostenrijk bij Duitsland vluchtte hij over de Rijn, zwemmend, naar Zwitserland. Zijn drama „Das Heilige Experiment”, over het mislukken van de Jezuietenstaat in Paragay werd voor het eerst in 1943 opgevoerd in Biel-Solothurn, Oostenrijk volgde in 1947. Het stuk bezorgde de schrijver zijn internationale doorbraak, uitgaande van Parijs, in 1952.

 

Uit: Das heilige Experiment

 

“Was habt ihr aufgerichtet da draußen (er zeigt auf die Landkarte) in Steppe und Urwald …! – Ein Reich der Liebe und Gerechtigkeit. … – die Indios singen Euer Loblied – und laufen unsern Grundbesitzern davon! Eure Produkte gehen in die Welt hinaus – unsere Händler verarmen. … Wir dehnen uns durch unsere Kriege aus – ihr durch euren Frieden. Wir bröckeln ab. Ihr sammelt an. … Wie lange dauert es noch – und euch gehört der ganze Kontinent! – – – Und wir, wir sollten dem zusehen, wir sollten euch nicht hindern? Narren wären wir, wenn wir euch nicht verjagten, solange es noch Zeit ist! … Schluss mit diesem Experiment, das uns gefährlich wird! Schluss!”

 

fr_Hochwaelder

Fritz Hochwälder (28 mei 1911 – 20 oktober 1986)

 

De 28e mei is een vruchtbare schrijversdag. Zie voor nog meer schrijvers van de 28e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Leo Pleysier, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Thomas Moore, Ian Fleming

De Belgische schrijver Leo Pleysier werd geboren in Rijkevorsel op 28 mei 1945. Zie ook mijn blog van 28 mei 2007.

 

Uit: Geuzegedachten in de Mort Subite

 

“Hergé, De Nationale Bond van Oudstrijders, de serres van Laken, Leonidas, Jef Lambrecht, James Ensor, Jaco Van Dormael, VDB, De Munt en de Beursschouwburg, dat ligt zo voor de hand allemaal, hoe dat klontert, de namen, de gevels en de winkeletalages op de Avenue Louise en de Zavel, Hoegaerden en Piedboeuf, de Tervurenlaan, De Brand Withocklaan, de gevels van de burgerswoningen, de Brusselaars achter die gevels, ik heb daar geen uitstaans mee, en vice versa, Herman Teirlinck zeker en vast, de vervallen legerkazerne op de Place Dailly, straatkinderen hebben er de ruiten ingegooid, zag ik zonet; het verzet en de weerstand, Herman Liebaers, coq au vin, cul de sac, noem maar op, zo hoofdstedelijk getint allemaal, hoe komt dat toch, dat weet ik niet, omdat België mij synthetisch pintje, maar ga eens voort, zeg eens wat, Johan Daisne, de man die zijn stenen wolken kort liet knippen, dat komt ervan, al die sinecures, Rolande met de bles, André Delvaux, en Ivo Michiels ook ja, een vrouw tussen chien et loup, geen twijfel aan, en Maurice Gilliams, voor zijn lokaties en ook voor zijn Antwerps en voor zijn Frans, de twee samen, Franswerps, dat je in elke syllabe hoort doorklinken en ik weet niet wat er aan de hand is, maar dat laatste boek van hem, Gregoria, dat tegenvalt, en dat zo ‘Belgisch’ leest, vind ik, en dat komt niet alleen door die dure pralinedoosachtige wikkel die om het boek zit, Côte d’Or en ik mis de klank van woorden als Martougin, Perette en Victoria, in de plaats zijn er tegenwoordig de scenario’s van Chantal Akerman, de boeken van Erik de Kuyper, straten en pleinen in Antwerpen en Luik, aan de Place Clovis in Doornik zit tegenwoordig mijn dochter op kot; stedelingen spiegelen zich zo graag, ziet ze maar bezig!

het Leopoldkwartier, een tocht door Brussel uitgestippeld door Daniël Robberechts, zo lang het nog overeind staat, en zeker niet te vergeten de Gangreen-cyclus van Geeraerts, de Kongo, dat boek van Lieve Joris natuurlijk en Geert Van Istendael, liefde voor België, maar haat ook, al wint het eerste het op het laatste, bemind labyrint, daar is geen enkele twijfel over; Magritte en Delvaux-de-schilder en vergeet de negentiende eeuw niet, dit land lijdt aan aandoeningen van de luchtwegen;

Baron Horta en Charles Vandenhove, Marcel Broodthaers, Narcisse Tordoir en Jan Vercruysse op muziek gezet door Jan Hoet, de Wereldtentoonstelling op Beerschot en Expo 58, dat brood was niet ècht lekker, het softijs dat ze verkochten wèl, er liepen Amerikaanse matrozen rond die nog maar pas in hun atoomduikboot onder de ijskap van de Noordpool door waren gevaren,

get off!”

 

pleysier

Leo Pleysier (Rijkevorsel, 28 mei 1945)

 

 

 

De Duitse schrijver Frank Schätzing werd geboren in Keulen op 28 mei 1957. Zie ook mijn blog van 28 mei 2007.

 

Uit: Lautlos

 

So jedenfalls stellt es sich in der Erinnerung dar.

Tatsächlich waren in der letzten Dekade des zweiten Jahrtau­sends weit über hundert Nationen weltweit in kriegerische Ak­tivitäten verwickelt, starben Millionen Menschen im Zuge be­waffneter Auseinandersetzungen und an den Folgen von Folter und Vertreibung. Die Schauplätze reichten von Ruanda über Tibet und die Kurdengebiete bis nach Tschetschenien und in den Gaza-Streifen. In weiten Teilen Afrikas und Südamerikas for­derten Bürgerkriege große Opfer. Dennoch haben nicht diese Konflikte die Frage über die Führbarkeit von Kriegen neu auf­geworfen, sondern das Gerangel eines Despoten um Ölquellen und das eines anderen um ein Stück Land, auf dem vor über sechshundert Jahren ein gewisser Fürst Lazar den Osmanen un­terlag.

Wirft man einen Blick auf die rasante Entwicklung der west­lichen Medienkultur, wird klar, warum wir die Dinge so sehen. Fernsehen und Internet verschaffen uns Zugriff auf nahezu jede gewünschte Information. Wir können uns nach Belieben mit Daten versorgen und müssen dafür nicht einmal Wartezeiten in Kauf nehmen. Kein Teil der Welt, kein Fachgebiet, keine Inti­mität bleibt uns verschlossen. Im Gegenzug haben wir unser Urteilsvermögen eingebüßt. Wir bemessen die Wichtigkeit w
elt­weiter Vorgänge daran, wie lange im Fernsehen darüber berich­tet wird. Zwei Minuten Tschetschenien, drei Minuten Lokales, eine Minute Kultur, das Wetter. Das Problem ist, dass wir uns angewöhnt haben, dieser medienseits vorgenommenen Wertung blind zu vertrauen. Als Folge unterliegen wir einem Irrtum. Wir verwechseln die Frage, ob eine Sache für uns interessant ist, mit der Frage, ob sie grundsätzlich interessant ist, und lassen diese Frage von den Medien beantworten. „

schaetzinginterview01

Frank Schätzing (Keulen, 28 mei 1957)

 

 

De Ierse schrijfster en columniste Maeve Binchy werd geboren op 28 mei 1940 in Dalkey. Zie ook mijn blog van 28 mei 2007.

Uit: Whitethorn woods

Father Brian Flynn, the curate in St Augustine’s, Rossmore, hated the Feast Day of St Ann with a passion that was unusual for a Catholic priest. But then as far as he knew he was the only priest in the world who had a thriving St Ann’s Well in his parish, a holy shrine of dubious origin. A place where parishioners gathered to ask the mother of the Virgin Mary to intercede for them in a variety of issues, mainly matters intimate and personal. Areas where a clodhopping priest wouldn’t be able to tread. Like finding them a fiancé, or a husband, and then blessing that union with a child.

Rome was as usual unhelpfully silent about the well.

Rome was probably hedging its bets, Father Flynn thought grimly, over there they must be pleased that there was any pious practice left in an increasingly secular Ireland and not wishing to discourage it. Yet had not Rome been swift to say that pagan rituals and superstitions had no place in the Body of Faith? It was a puzzlement as Jimmy, that nice young doctor from Doon village, a few miles out, used to say. He said it was exactly the same in medicine: you never got a ruling when you wanted one, only when you didn’t need one at all.

There used to be a ceremony on 26 July every year where people came from far and near to pray and to dress the well with garlands and flowers. Father Flynn was invariably asked to say a few words, and every year he agonised over it. He could not say to these people that it was very near to idolatry to have hundreds of people battling their way towards a chipped statue in the back of a cave beside an old well in the middle of the Whitethorn Woods.

From what he had read and studied, St Ann and her husband St Joachim were shadowy figures, quite possibly confused in stories with Hannah in the Old Testament who was thought to be forever childless but eventually bore Samuel. Whatever else St Ann may have done in her lifetime, two thousand years ago, she certainly had not visited Rossmore in Ireland, found a place in the woods and established a holy well that had never run dry.

 

Binchy

Maeve Binchy (Dalkey, 28 mei 1940)

 

 

De Ierse dichter en songwriter Thomas Moore werd geboren op 28 mei 1779 in Dublin. Zie ook mijn blog van 28 mei 2007 en ook mijn blog van 28 mei 2006.

 

How Dear to Me the Hour

 

How dear to me the hour when daylight dies,
And sunbeams melt along the silent sea,
For then sweet dreams of other days arise,
And memory breathes her vesper sigh to thee.

And, as I watch the line of light, that plays
Along the smooth wave toward the burning west,
I long to tread that golden path of rays,
And think ’twould lead to some bright isle of rest.

 

 

Ne’er Ask the Hour

 

Ne’er ask the hour — what is it to us
How Time deals out his treasures?
The golden moments lent us thus
Are not his coin, but Pleasure’s.
If counting them o’er could add to their blisses,
I’d number each glorious second:
But moments of joy are, like Lesbia’s kisses,
Too quick and sweet to be reckon’d.
Then fill the cup — what is it to us
How time his circle measures?
The fairy hours we call up thus
Obey no wand but Pleasure’s.

Young Joy ne’er thought of counting hours,
Till Care, one summer’s morning,
Set up, among his smiling flowers,
A dial, by way of warning.
But Joy loved better to gaze on the sun,
As long as its light was glowing,
Than to watch with old Care how the shadow stole on,
And how fast that light was going.
So fill the cup — what is it to us
How time his circle measures?
The fairy hours we call up thus
Obey no wand but Pleasure’s.

 

Moore

Thomas Moore (28 mei 1779 – 25 februari 1852)

 

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 28 mei 2007.

De Britse schrijver Ian Fleming werd geboren op 28 mei 1908 in Londen.

 

 

Ian Fleming, Leo Pleysier, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Thomas Moore

De Britse schrijver Ian Lancaster Fleming werd geboren op 28 mei 1908 in Londen. Fleming was de jongere broer van reisverhalenschrijver Peter Fleming. Hij werd opgeleid op Eton, en de militaire academy Sandhurst. Hierna vertrok hij naar het buitenland om talen te studeren. Hij werkte als journalist in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog. Aan het begin van de oorlog werd hij aangenomen als persoonlijk assistent van de directeur van Naval Intelligence, John Godfrey. Dit gaf hem de achtergrond en ervaring om goede spionageverhalen te schrijven. Het eerste James Bond verhaal, Casino Royale, werd uitgebracht in 1953.

 

Uit: Casino Royale

“The scent and smoke and sweat of a casino are nauseating at three in the morning. Then the soul-erosion produced by high gambling—a compost of greed and fear and nervous tension—becomes unbearable and the senses awake and revolt from it.

James Bond suddenly knew that he was tired. He always knew when his body or his mind had had enough and he always acted on the knowledge. This helped him to avoid staleness and the sensual bluntness that breeds mistakes.

He shifted himself unobtrusively away from the roulette he had been playing and went to stand for a moment at the brass rail which surrounded breast-high the top table in the salle privee.

Le Chiffre was still playing and still, apparently, winning. There was an untidy pile of flecked hundred-mille plaques in front of him. In the shadow of his thick left arm there nestled a discreet stack of the big yellow ones worth half a million francs each.

Bond watched the curious, impressive profile for a time, and then he shrugged his shoulders to lighten his thoughts and moved away.

The barrier surrounding the caisse comes as high as your chin and the caissier, who is generally nothing more than a minor bank clerk, sits on a stool and dips into his piles of notes and plaques. These are ranged on shelves. They are on a level, behind the protecting barrier, with your groin. The caissier has a cosh and a gun to protect him, and to heave over the barrier and steal some notes and then vault back and get out of the casino through the passages and doors would be impossible. And the caissiers generally work in pairs.”

 

FLEMING

Ian Fleming (28 mei 1908 – 12 augustus 1964)

 

De Belgische schrijver Leo Pleysier werd geboren in Rijkevorsel op 28 mei 1945. In zijn verhalende proza onderzoekt hij zijn verhouding tot zijn geboortestreek en zijn familieleden. Zijn eerste boeken (Mirliton en Niets dan schreeuw) zijn experimenteel van taal en compositie en ik-gericht. Gaandeweg heeft de auteur zijn horizon verruimd: van zijn eigen streek (Waar was ik weer?) naar Engeland (Shimmy), Afrika (Zwart van het volk), India en China (De Gele Rivier is bevrozen, De trousse). Wit is altijd schoon (1989), waarin hij zijn spraakzame moeder na haar dood laat ‘voortratelen’, zorgde voor de doorbraak bij het grote publiek. Wit is altijd schoon werd genomineerd voor de AKO Literatuurprijs 1989 en bekroond met de Ferdinand Bordewijkprijs 1990. Hierop volgden De kast (1991), De Gele Rivier is bevrozen (1993) en Volgend jaar in Berchem (2000), waarin respectievelijk een zus, een tante non en de vader centraal staan. De dieven zijn al gaan slapen (2003) bevat een mengeling van autobiografische en poëticale fragmenten. In 2007 verscheen de roman De latino’s.

 

Uit: Een plaasterspook van Szukalski

 

“De tweede en wellicht ook de laatste keer dat ik haar zag – in 1978 – was toen ze na de dood van vader mijn moeder kwam bezoeken. Tegen alle verwachtingen in was ze ineens dan toch aangekomen. Maar in het begin had ik het gevoel dat het iemand anders was die ze onder de naam van tante Roza naar België hadden gestuurd. Weg die vervaarlijke, monumentale kap. Wat ze nu droeg was van een veel kleiner en veel eenvoudiger formaat en was zo opgespeld dat een gedeelte van het hoofdhaar zichtbaar bleef. En zowaar ook zíj bleek in het bezit van een stel benen. Nylons droeg ze ook al. Ze was gekleed in blauw-en-grijs. Een scherpgesneden, ouderwetse schooljuffrouw. Een vergrijsde verpleegster. Maar evengoed een nuchtere, taaie, zakelijke, geïnteresseerde en relativerende dame die in geen enkel opzicht nog overeenkwam met het beeld dat ik me van haar op basis van al die brieven en van mijn herinnering gevormd had. Spraakzaam, vief en attent was ze. Er was veel raadselachtigheid die ze had kwijtgespeeld maar tevens was daar dan ook weer een nieuwsoortige raadselachtigheid voor in de plaats gekomen. Waren wij het of was zij het die zo veranderd was ondertussen? In alle geval, er klopte nauwelijks nog iets aan het beeld van de frenetieke zieltjesjaagster dat ik me door de jaren heen van haar gevormd had. Hoe fout ik daarmee zat, dat bleek nu maar al te duidelijk. Broodnuchter en beraden
was ze. Ze wist evengoed dan gelijk wie wat er te koop was op de wereld. En voor wie wel en voor wie niet dat allemaal te koop was, wist ze nog véél beter. Haar ietwat plechtige, nog vooroorlogse Nederlands dat ik kende van haar brieven bleek ze evenwel te hebben bewaard.

‘Al die schone huizen en gebouwen die er bijgekomen zijn hier overal in ’t land!’

‘Al die blinkende auto’s op de brede straten en verharde wegen.’

‘De welstand onder de mensen.’

‘Alles zo ordelijk en proper geregeld!’

‘En de kinderen van ’t straat!’

 

 

Pleysier

Leo Pleysier (Rijkevorsel, 28 mei 1945)

 

De Duitse schrijver Frank Schätzing werd geboren in Keulen op 28 mei 1957. Schätzing studeerde communicatiewetenschappen en richtte zijn eigen reclamebureau INTEVI op, waarvan hij nog steeds directeur is. Schätzing is begin jaren negentig begonnen hij met schrijven en na enkele novelle en satires verscheen. In 1995 verscheen zijn eerste Duitstalige roman Tod und Teufel. Naast zijn werk als reclamemaker is Frank Schätzing ook actief als muziekproducent.

Schätzing bereikte zijn grootste succes na het schrijven van zijn science fiction boek Der Schwarm.

 

Uit: Der Schwarm

 

„Anawaks Gedanken rasten. Wahrscheinlich war der Rumpf bereits an einigen Stellen gerissen. Er musste etwas tun. Vielleicht konnte er die Tiere irgendwie ablenken.
Seine Hand fuhr zum Gashebel.
Im selben Moment zerriss ein vielstimmiger Schrei die Luft. Aber er kam nicht von dem weißen Dampfer, sondern erscholl gleich hinter ihm, und Anawak wirbelte herum.
Der Anblick hatte etwas Surreales. Direkt über dem Boot der Tierschützer stand senkrecht der Körper eines riesigen Buckelwals. Beinahe schwerelos wirkte er, ein Wesen von monumentaler Schönheit, das krustige Maul den Wolken zugereckt, und immer noch stieg er weiter empor, zehn, zwölf Meter über ihre Köpfe hinweg. Den Herzschlag einer Ewigkeit lang hing er einfach nur so am Himmel, sich langsam drehend, und die meterlangen Flipper schienen ihnen zuzuwinken.
Anawaks Blick wanderte an dem springenden Koloss entlang. Nie hatte er etwas zugleich so Schreckliches und Großartiges gesehen, nie aus solcher Nähe. Alle, Jack Greywolf, die Menschen in den Zodiacs, er selber, legten den Kopf in den Nacken und starrten auf das, was nun auf sie zukommen würde.
»Oh mein Gott«, flüsterte er.“

 

SCHAETZING

Frank Schätzing (Keulen, 28 mei 1957)

 

De Ierse schrijfster en columniste Maeve Binchy werd geboren op 28 mei 1940 in Dalkey. Binchy studeerde aan University College Dublin. Zij werkte eerst als lerares en later als journaliste voor de Irish Times. Haar romans spelen vaak in Ierland en en beschrijven de spanningen tussen het landelijke en stedelijke leven, de tegenstellingen tussen Engeland en Ierland en de veranderingen sinds WO II. Maeve Binchy is een echte bestsellerauteur waarvan al meer dan 6 miljoen boeken verkocht zijn.

 

Uit: Valentine park

 

“It all depended on what form you were in at school, whether there was a fuss about St Valentine’s Day or not. It had nothing to do with the age, it was all to do with the mood. Last year Miss Park remembered all the fourteen-year-olds had been obsessed with Valentines, there had been a fever of activity for three weeks before and two weeks after the day itself. This year they were a different bunch. Miss Park always tried to be in some way relevant to the world about her and gave them a little lesson on St Valentine and who he was and might have been. They yawned at the story. She could find no takers for the legends about the saint who in Roman times had defied the orders of an Emperor and continued to marry loving couples even when there was a decree against it.

“He was very foolish,” said Alice Jones sternly.

Miss Park went on to say that the tradition of Valentine’s Day may have had more to do with the fact that it was traditionally the day that birds began to mate.

“Well, really!” Susan Green said disapprovingly.

Miss Park sighed to herself. What an unromantic lot this crowd were. Hard-hearted little Hannahs, determined to get on, anxious to do well. Perhaps this is what the Nineties might be all about.

But then Miss Park remembered that last year she had sighed too: they had been too obsessed with the day and the possible cards it might bring and she had been worried then in case their expectations were too high and their excitement too unrealistic.

Miss Park, who had great self-knowledge, told herself that there was no way of pleasing her. She was obviously a woman who could never be pleased, no matter how things turned out.”

 

binchy

Maeve Binchy (Dalkey, 28 mei 1940)

 

De Ierse dichter en songwriter Thomas Moore werd geboren op 28 mei 1779 in Dublin. Zie ook mijn blog van 28 mei 2006.

 

At the Mid Hour of Night

AT the mid hour of night, when stars are weeping, I fly

To the lone vale we loved, when life shone warm in thine eye;

And I think oft, if spirits can steal from the regions of air

To revisit past scenes of delight, thou wilt come to me there,

And tell me our love is remember’d even in the sky.

 

Then I sing the wild song it once was rapture to hear,

When our voices commingling breathed like one on the ear;

And as Echo far off through the vale my sad orison rolls,

I think, O my love! ’tis thy voice from the Kingdom of Souls

Faintly answering still the notes that once were so dear.

 

THOMASMoore

Thomas Moore (28 mei 1779 – 25 februari 1852)