Jean-Paul Sartre, Machado de Assis, Georg Lentz, Chitra Gajadin, Helmut Heißenbüttel, Françoise Sagan

De Franse schrijver Jean Paul Sartre werd geboren op 21 juni 1905 in Parijs. Zie ook alle tags voor Jean-Paul Sartre op dit blog.

Uit: Nausea (Vertaald door Robert Baldick)

“I jump up: it would be much better if I could only stop thinking. Thoughts are the dullest things. Duller than flesh. They stretch out and there’s no end to them and they leave a funny taste in the mouth. Then there are words, inside the thoughts, unfinished words, a sketchy sentence which constantly returns: “I have to fi. . . I ex. . . Dead . . . M. de Roll is dead . . . I am not … I ex. . .” It goes, it goes . . . and there’s no end to it. It’s worse than the rest because I feel responsible and have complicity in it. For example, this sort of painful rumination: I exist, I am the one who keeps it up. I. The body lives by itself once it has begun. But though I am the one who continues it, unrolls it. I exist. How serpentine is this feeling of existing, I unwind it, slowly. … If I could keep myself from thinking! I try, and succeed: my head seems to fill with smoke . . . and then it starts again: “Smoke . . . not to think . . . don’t want to think … I think I don’t want to think. I mustn’t think that I don’t want to think. Because that’s still a thought.” Will there never be an end to it?
My thought is me: that’s why I can’t stop. I exist because I think . . . and I can’t stop myself from thinking. At this very moment, it’s frightful, if I exist, it is because I am horrified at existing. I am the one who pulls myself from the nothingness to which I aspire: the hatred, the disgust of existing, there are as many ways to make myself exist, to thrust myself into existence. Thoughts are born at the back of me, like sudden giddiness, I feel them being born behind my head … if I yield, they’re going to come round in front of me, between my eyes, and I always yield, the thought grows and grows and there it is, immense, filling me completely and renewing my existence.”

Jean-Paul Sartre (21 juni 1905 – 15 april 1980)
Portret op een muur in Saint-Romain-au-Mont-d’Or

 

Lees verder “Jean-Paul Sartre, Machado de Assis, Georg Lentz, Chitra Gajadin, Helmut Heißenbüttel, Françoise Sagan”

Ed Leeflang, Thomas Blondeau, Anne Carson, Adam Zagajewski, Georg Lentz

De Nederlandse dichter Ed Leeflang werd geboren op 21 juni 1929 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Ed Leeflang op dit blog.

 

Dronk op de tuin

Van god los maar om de kikkers
en alle kweepeer begaan, de merel
te hulp met de appels, het huis
met cement, de woelrat vol van genade
naar het leven staand, te verschrikter
gezegend als het peren regent of
pruimen, goed voor de wesp, wreed
voor de wespen, aan de kant van
de egel, de muizen, de uilen,
in twijfel om wat het leed, het gras,
het kroos, het woord. Drinken wij uit.
Vriendin, wij hoeven niet altijd voort.

 

Donor

Er zit al iemand in de file
die mijn organen nodig heeft
mijn netvlies of mijn nieren,
wie ik mijn hart gun,
die dan weer slapen kan,
een ander in de ogen zien.

Die rijdt nu tussen achterlichten
met iedereen de avond in
en voegt zich in het menuet

turend op het asfalt
neuriënd achter het stuur
afslaand naar mijn nieuw adres.

 

Hij is nieuwsgierig naar de richting

Hij is nieuwsgierig naar de richting
van de wind, het afval bij de vuilnisbakken,

de blues, hij heeft plectrums, stukken

kwarts, een kompas, vuursteen en adressen

van ballonvaarders in zijn zakken.

Hij kent de Wadden, drijft op vlotten,
leidt kampen en maakt zonnewijzers,

vindt de begraven potten en hij

kan eenzaam lezen.

Hij heeft voor alles tijd,
kan niet slapen van nieuwsgierigheid

en komt tussen de vakanties langs

om te vertellen van vreemde breuken,

het nodige delen, het begrip verzameling;

op zijn gitaar laat hij horen

hoe een driekwartsmaat verschilt

van andere maten.

En hun verbazing over dit bestaan
– zij gaan naar school als gaan ze emigreren –

wil wegens hem niet overgaan:

van wat hij leeft willen ze

als voor het eerst geestdriftig

leren leven.

 

Ed Leeflang (21 juni 1929 – 17 maart 2008)

Lees verder “Ed Leeflang, Thomas Blondeau, Anne Carson, Adam Zagajewski, Georg Lentz”

Ed Leeflang, Thomas Blondeau, Anne Carson, Adam Zagajewski, Georg Lentz

De Nederlandse dichter Ed Leeflang werd geboren op 21 juni 1929 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 21 juni 2007, mijn blog van 21 maart 2008en ook mijn blog van 21 juni 2008 en ook mijn blog van 21 uni 2009.

 

Museum

Het kinderjurkje dat al is geweven

voor er romaans gedacht werd of gebouwd

bestaat. Het slaapt niet ver in een vitrine.

Veel nachtblauw heeft de stof bewaard.

De mouwen liggen uitgespreid,

zodat het nog gedachten kan omhelzen,

die in dat leven niet zijn uitgesproken

en van dat sterven niet zijn afgeleid.

 

Inscriptie

Een wereldbeeld ontsnapte ons

toen wij een halfrond vergden

om er alleen te zijn,

het andere bleven bewenen.

Wij legden achter ons leven

een tuin aan, ook een register

van allen met wie wij nog zouden

bijpraten, staren, verhelen.

Wij meden de liefde

en lieten de tastzin,

schreven hooghartig

de toekomst af.

Zoek ons niet meer,

wij eisten voor alles verzekerd

een eigen piramide; daarin

een sober onvindbaar graf

 

Asiel

Je zou niet denken dat ze spelen,

viool, harmonica en tambourijn,

voor vijf verwaaiden op dit groot terras

en stoelen bij elkaar op schoot gezeten.

Hoor dan ons kaal en puur applaus

of wij al lang begrepen hebben

dat wij de schuld zijn van hun kou

en wat er meer lijkt op verdriet.

Zij spelen het gedreven of wij van

de wind hier op dit lege plein

voortaan wel hadden kunnen leven

als zij blijven konden, anders niet.

 

Ed Leeflang (21 juni 1929 – 17 maart 2008)

Foto: Chris van Houts

Lees verder “Ed Leeflang, Thomas Blondeau, Anne Carson, Adam Zagajewski, Georg Lentz”

Ed Leeflang, Thomas Blondeau, Anne Carson, Adam Zagajewski, Georg Lentz, Mary McCarthy, Aleksandr Tvardovsky, Fyodor Gladkov, Henry S. Taylor, Frans Joseph de Cort

De Nederlandse dichter Ed Leeflang werd geboren op 21 juni 1929 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 21 juni 2007,  mijn blog van 21 maart 2008 en ook mijn blog van 21 juni 2008.

Ballade van de jaren

vrij veilig, drink minder, niet lozen, behoud
de grutto, gireer, red het regenwoud,

laat van je horen, vermager en blijf
van de verte, de stilte, de bomen, mijn lijf.

Gewaarschuwd, gesmeekt, bezworen, geboden
worden wij weggejaagd bij de doden,

de vaders en moeders aan zee, in het koren,
de dagjesmensen bij wie wij toch horen.

Zoals wij daar liepen bij poelen en vennen,
zo argeloos willen wij nog zien en kennen.

Wij willen hun vogels, hun blindheid, hun fruit,
hun gras. Wij willen hun tijd niet uit.

Ed Leeflang (21 juni 1929 – 17 maart 2008)

 

De Canadese dichteres, essayiste en vertaalster Anne Carson werd geboren op 21 juni 1950 in Toronto. Zie ook mijn blog van 21 juni 2007 en ook mijn blog van 21 juni 2008.

Uit: Eros: the Bittersweet

“The Greek word eros denotes “want,” “lack,” “desire for that which is missing.” The lover wants what he does not have. It is by definition impossible for him to have what he wants if, as soon as it is had, it is no longer wanting. This is more than wordplay. There is a dilemma within eros that has been thought crucial by thinkers from Sappho to the present day. Plato turns and returns to it. Four of his dialogues explore what it means to say that desire can only be for what is lacking, not at hand, not present, not in one’s posession nor in one’s being: eros entails endeia. As Diotima puts it in the Symposium, Eros is a bastard got by Wealth on Poverty and ever at home in a life of want. Hunger is the analog chosen by Simone Weil for this conundrum:
‘All our desires are contradictory, like the desire for food. I want the person I love to love me. If he is, however, totally devoted to me he does not exist any longer and I cease to love him. And as long as he is not totally devoted to me he does not love me enough. Hunger and repletion.”
Emily Dickinson puts the case more pertly in “I Had Been Hungry”:

So I found
that hunger was a way
of persons outside windows
that entering takes away.

Petrarch interprets the problem in terms of the ancient physiology of fire and ice:

I know to follow while I flee my fire
I freeze when present; when absent, hot is my desire. (“Trionfo d’Amore”)

Sartre has less patience with the contradictory ideal of desire, this “dupery.” He sees in erotic relations a system of infinite reflections, a deceiving mirror-game that carries within itself its own frusteration.”

Anne Carson (Toronto, 21 juni 1950)

 

De Poolse dichter en essayist Adam Zagajewski werd geboren op 21 juni 1945 in Lwów, het huidige Lviv. Zie ook mijn blog van 21 juni 2007  en ook mijn blog van 21 juni 2008.

Self-Portrait

Between the computer, a pencil, and a typewriter
half my day passes. One day it will be half a century.
I live in strange cities and sometimes talk
with strangers about matters strange to me.
I listen to music a lot: Bach, Mahler, Chopin, Shostakovich.
I see three elements in music: weakness, power, and pain.
The fourth has no name.
I read poets, living and dead, who teach me
tenacity, faith, and pride. I try to understand
the great philosophers–but usually catch just
scraps of their precious thoughts.
I like to take long walks on Paris streets
and watch my fellow creatures, quickened by envy,
anger, desire; to trace a silver coin
passing from hand to hand as it slowly
loses its round shape (the emperor’s profile is erased).
Beside me trees expressing nothing

but a green, indifferent perfection.
Black birds pace the fields,
waiting patiently like Spanish widows.
I’m no longer young, but someone else is always older.
I like deep sleep, when I cease to exist,
and fast bike rides on country roads when poplars and houses
dissolve like cumuli on sunny days.
Sometimes in museums the paintings speak to me
and irony suddenly vanishes.
I love gazing at my wife’s face.
Every Sunday I call my father.
Every other week I meet with friends,

thus proving my fidelity.
My country freed itself from one evil. I wish
another liberation would follow.
Could I help in this? I don’t know.
I’m truly not a child of the ocean,
as Antonio Machado wrote about himself,
but a child of air, mint and cello
and not all the ways of the high world
cross paths with the life that–so far–
belongs to me.

Vertaald door Clare Cavanagh

Adam Zagajewski (Lwów, 21 juni 1945)

 

De Duitse schrijer en uitgever Georg Lentz werd geboren in Blankenhagen op 21 juni 1928. Hij groeide op in Berlijn. Hij studeerde voor uitgever en kwam terecht in de uitgeverswereld en de kunsthandel. In 1952 richtte hij in Stuttgart het “Georg-Lentz-Verlag” op, gespecialiseerd in prenten- en kinderboeken. Lentz stond tot 1964 aan het hoofd van de uitgeverij en was nadien actief in de uitgeverswereld in Zürich en Wenen. Georg Lentz publiceerde vanaf 1976 een succesrijke autobiografische romantrilogie (met de delen „Muckefuck“, „Molle mit Korn“ en „Weiße mit Schuߓ), die zich afspeelde in Berlijn in de periode tussen 1933 en 1959. Op basis van zijn boeken „Muckefuck“ en „Molle mit Korn“ werd in 1988 de 10-delige TV-serie „Molle mit Korn“ gemaakt. Lentz overleed op 18 januari van dit jaar.

Uit: Molle mit Korn

„… “Schnüffelpaule”, riefen wir! “Schnüffelpaule!”
Der Lastwagen hielt an. Schnüffelpaule sprang vom Trittbrett. Er trug wieder seinen alten Mantel. Oder einen, der genauso aussah. Und auch die Schiebermütze klebte ihm auf dem Kopf. “Nee”, rief er, “det is nich möglich. Det kann ja nich sind! Ick krieje mir nich mehr ein! Ach du liebet bisschen! Komm in Paules Arme!” Wir begrüßten einander, tanzten wie die Indianer. Sternchen Siegel hatte schon die Schnapsgläser gefüllt. “Prost!” Sie machten sich alle miteinander bekannt.
Ein Polizist kam, der Lastwagen sollte weiterfahren. “Momang”, sagte Paule, “kommt mal mit.” Er astete einen Karton aus dem Führerhaus. “Für euch”, sagte er. “Hat Paule mitgebracht. Freude!”
“Was ist denn drin?” fragte Gigi. Paule legte einen Finger auf die Lippen. “Wird nich verraten!”
Ein großer Karton! Schnüffelpaule stieg wieder ein. Langsam rollte der Lastzug an. “Bis morgen!” rief Paule.
Sternchen Siegel rief: “Bitteschön, derf ich fragen wat hamse jeladen?”
Paule rief zurück: “Vierzigtausend Büchsen Thunfisch!”
Im Karton waren zweihundert Büchsen Thunfisch….“

Georg Lentz (21 juni 1928 – 18 januari 2009)

 

De Amerikaanse schrijfster en feministe Mary McCarthy werd geboren op 21 juni 1912 in Seattle. Toen zij zes jaar was verloor zij haar ouders. Door haar voogden werd zij zowel protestants als katholiek als ook joods opgevoed. Bekend werd zij door haar vriendschap met Hannah Arendt. Hun correspondentie werd wereldberoemd. Haar reportages Vietnam-Report (1967) en Hanoi 1968 (1968) worden gerekend tot het beste wat over de oorlog in Viëtnam geschreven is.

Uit: The Group

„Outside, on Stuyvesant Square, the trees were in full leaf, and the wedding guests arriving by twos and threes in taxis heard the voices of children playing round the statue of Peter Stuyvesant in the park. Paying the driver, smoothing out their gloves, the pairs and trios of young women, Kay’s classmates, stared about them curiously, as though they were in a foreign city. They were in the throes of discovering New York, imagine it, when some of them had actually lived here all their lives, in tiresome Georgian houses full of waste space in the Eighties or Park Avenue apartment buildings, and they delighted in such out-of-the-way corners as this, with its greenery and Quaker meeting-house in red brick, polished brass, and white trim next to the wine-purple Episcopal church—on Sundays, they walked with their beaux across Brooklyn Bridge and poked into the sleepy Heights section of Brooklyn; they explored residential Murray Hill and quaint MacDougal Alley and Patchin Place and Washington Mews with all the artists’ studios; they loved the Plaza Hotel and the fountain there and the green mansarding of the Savoy Plaza and the row of horsedrawn hacks and elderly coachmen, waiting, as in a French place, to tempt them to a twilight right through Central Park.“

Mary McCarthy (21 juni 1912 – 25 oktober 1989)

 

De Russische dichter Aleksandr Tvardovsky werd geboren in Oblast Smolensk  op 21 juni 1910. In de periodes 1950-1954, 1958-1970 was hij hoofdredacteur van het literaire tijdschrift Novy Mir. Zijn populaire gedicht Василий Тёркин (Vasili Tyorkin) geldt als voorbeeld van de voorstellingen over dichtkunst die men er in de Sovjet Unie van die tijd op na hield. In 1971 ontving hij de Staatsprijs voor Literatuur.

Tyorkin wounded


On the mounds of graves, on ditches,
On half-rusted barbed-wire stretches,
On the hills, on open patches
Of the mangled countryside,
In the marshy woods, on bushes–
See the snows of wintertide.

And the ground-wind swathes the meadows
In a white, impervious shroud;
Blizzards boom in gutted chimneys
Down along the empty road.

Locked in snowdrifts quite impassable,
These once quiet and peaceful lands
All this winter unforgettable
Reeked of smoke from guns innumerable,
Not of smoke from ingle brands.

And in dug-outs with no heating,
In the woods, on icy snows,
By their tanks and field-guns waiting
While the patient horses froze,
Soldiers learnt the tedious wartime
Count of endless nights and days.

Vertaald door Alex Miller

Aleksandr Tvardovsky (21 juni 1910—18 december 1971)

 

De Russische schrijver Fyodor Gladkov werd geboren op 21 juni 1883 in Chernavka. In 1904 sloot hij zich aan bij een comunistische groep. In 1905 ging hij naar Tblisi waar hij wegens revolutionaire activiteiten gearresteerd werd. Hij werkte later o.a. als secretaris van het literaire tijdschrift”Novy Mir”, als correspondent van de krant “Izvestiya” en als directeur van het Maxim Gorky Instituut. Hij was een vertegenwooriger van het klassieke sociale realisme in de literatuur.

Uit: Zement (Vertaald door Olga Halpern)

“Wie vor drei Jahren wogte auch an diesem frühen Morgen Anfang März hinter den Dächern der Mietskasernen und den Arkaden der Fabrik das Meer; in der Sonne glitzernd, lag zwischen den Bergen am Ausgang der Bucht der gleiche leuchtende Glanz in der Luft, rot wie Wein. Die bläulichen Schlote, die Werkgebäude aus Eisenbeton, die Arbeiterhäuschen der „Gemütlichen Kolonie” und die kupferrot leuchtenden Berggrate hatten in der Sonne ihre Konturen eingebüßt und waren durchsichtig wie Eis.

Nichts hatte sich in diesen drei Jahren verändert. Das dunstige Gebirge mit seinen Spalten, Klüften, Steinbrüchen und Felsen war dasselbe wie in der Kindheit. Von weitem schon sah man die altbekannten Abbaustellen an den Bergwänden, sah die Bremsberge zwischen Geröll und Gestrüpp und in engen Schluchten die Brücken und Aufzüge. Auch das Werk unten war dasselbe geblieben — eine ganze Stadt aus Kuppeln, Türmen, Tonnendächern —, und über alledem, am Bergabhang, die „Gemütliche Kolonie” mit ihren verkümmerten Akazien und den fünf Quadratmetern Hof vor jedem Häuschen.

Ging man durch das Loch in der Betonmauer, die Fabrikgelände und Vorstadt voneinander trennte (ehedem war das Loch eine Pforte gewesen), so gelangte man zu Glebs Wohnung in der zweiten Mietskaserne.”

Fyodor Gladkov (21 juni 1883 – 20 december 1958)

 

De Amerikaanse dichter Henry S. Taylor werd geboren op 21 juni 1942 in Loudoun County, Virginia. Hij studeerde aan de University of Virginia. Hij doceerde literatuur en creatief schrijven aan de American University van 1971 tot 2003. Taylor  heeft vijftien bundels op zijn naam staan.In 1986 ontving hij de Pulitzer prijs voor zijn bundel The Flying Change.

RISING A ONE-EYED HORSE

One side of his world is always missing.
You may give it a casual wave of the hand
or rub it with your shoulder as you pass,
but nothing on his blind side ever happens.
Hundreds of trees slip past him into darkness,
drifting into a hollow hemisphere
whose sounds you will have to try to explain.
Your legs will tell him not to be afraid
if you learn never to lie. Do not forget
to turn his head and let what comes come seen:
he will jump the fences he has to if you swing
toward them from the side that he can see
and hold his good eye straight. The heavy dark
will stay beside you always; let him learn
to lean against it. It will steady him
and see you safely through diminished fields.

Henry S. Taylor (Loudoun County, 21 juni 1942)
Gerechtsgebouw in Loudoun County (Geen portret beschikbaar)

 

De Vlaamse dichter Frans Joseph de Cort werd geboren in Antwerpen op 21 juni 1834. Hij werkte als secretaris van de auditeur-generaal bij de militaire rechtbank. Van 1861 tot 1875 was hij hoofdredacteur van De Toekomst, tijdschrift voor opvoeding en onderwijs. Hij was een bekend liberaal-Vlaams volksdichter van liederen in de trant van Van Ryswyck en later van gevoelvolle huiselijke genrestukjes (bijvoorbeeld Moeder en kind).

Moeder en kind

Wanneer ik weeldedronken
mijn rozig kind beschouw
en die ‘t mij heeft geschonken,
mijn aangebeden vrouw,
zo vraag niet wie van beiden
mijn hart het meest bemint…
Mijn hart en kan niet scheiden
de moeder van het kind.
Ik doe mijn armen open
en sluit ze er in bijeen,
en vreugdetranen lopen
mij langs de wangen heen…
Ach, wist gij, spreek ik stille,
hoe zeer gij wordt bemind,
gij, kind, om moeders wille,
gij, moeder, om uw kind!

Frans Joseph de Cort (21 juni 1834 – 18 januari 1878)