De Surinaamse schrijfster Cynthia Henri Mc Leod werd geboren op 4 oktober 1936 in Paramaribo als Cynthia Ferrier. Zij is een dochter van Johan Ferrier, de eerste president van Suriname.Zij volgde de middelbare school in Suriname, en vertrok daarna naar Nederland om te worden opgeleid tot lerares kinderverzorging en -opvoeding. Vervolgens keerde ze terug naar Suriname. Mc Leod haalde daar de akte MO Nederlands, en gaf van 1969 tot 1978 Nederlands aan een middelbare school in Paramaribo. Inmiddels was zij getrouwd met Donald Mc Leod. In 1987 verscheen haar debuut Hoe duur is de suiker bij uitgeverij Vaco in Paramaribo. De eerste druk was binnen enkele maanden uitverkocht. Deze historische roman over de suikercultuur in de 18e eeuw, werd later opnieuw uitgegeven door de Nederlandse uitgeverij Conserve. Mc Leod schreef verder een studie over Elisabeth Samson, de eerste niet in slavernij geboren vrije negerin en succesvol zakenvrouw, die zij later bewerkte tot een roman, en enkele historische romans over Suriname in de 19e eeuw.
Enkele fragmenten uit Elisabeth Samson, gevangene van kleur:
“Elisabeth”, klonk een stem achter haar. Elisabeth draaide zich om. In de deuropening naar de gang stond haar vijf jaar oudere zus Nanette. “Nanette”, zei Elisabeth, “ben je al lang hier? Ik stond bij het raam en ik heb je niet zien aankomen.”. “Ik eeh, wel, eeh, ik heb door de negerpoort gelopen.”, antwoordde Nanette nogal aarzelend. “Door de negerpoort, viel Elisabeth meteen uit, “alweer door de negerpoort. Hoe vaak heb ik je niet gezegd dat je dat niet meer moet doen. Waarom blijven jullie je toch als slaven gedragen!”
Net in de week toen Creutz’ leven aan een zijden draadje hing kwam een van Maria’s slaven de misi roepen. Ze moest meteen naar haar zus want die lag op sterven. Elisabeth wist niet wat ze moest doen. Ze wilde Creutz niet alleen laten, maar sisa Maria was veel meer dan een zus, was eigenlijk d’r moeder. Nestor reed haar naar de Waterkant waar ze nog juist op tijd kwam want een half uur later stierf Maria.
Cynthia Mc Leod (Paramaribo, 4 oktober 1936)
(Twee nagekomen berichten)
George Cosbuc werd geboren op 20 september 1866 in Hordou, Bistriþa-Nãsãud, in Roemenië. Hij was dichter, vertaler, leraar en journalist. Hij is nog steeds bekend om zijn beschrijvingen van en lofzangen op het landelijke leven. Zijn vader, Sebastian Cosbuc, een Grieksorthodoxe priester die in hoog aanzien stond bij zijn parochie, stamde uit een geslacht van priesters af dat veertien generaties terug ging. In 1884, toen George Cosbuc al een gewaardeerde leraar was, publiceerde hij zijn eerste gedichten in de almanak van het literaire genootschap. Al snel verscheen het werk dat als zijn eerste meesterwerk te boek zou komen te staan, Nunta Zamfirei (Zamfira’s bruiloft), en dat enthousiast ontvangen werd in de Roemeense literaire kringen. In 1893 volgde Balade ºi idile (Baladen en Pastoralen), een werk dat zijn roem nog verstevigde. Na meer dan tien jaar van geweldige successen als schrijver sloeg het noodlot toe in zijn persoonlijke leven, toen zijn zoon Alexander in 1915 de dood vond in een auto-ongeluk. Voor Coºbuc was het een klap die hij niet meer te boven kwam. Hij legde al zijn werk neer
The shadow
Your burnt offspring’s smoke will wind
Peacefully towards the skies
Only if you bear in mind
That when you go to the sun,
Your dark shadow is behind.
Silent slave whom the grim lord
Summons by a silent gesture,
He takes heed, humble and awed,
Of the slightest beckoning,
And keeps everything well scored.
He’s your bondman when your flight
Is directed to the sun;
He hurts not, he’s out of sight;
Holy rays surround your forehead,
And you do advance in light.
But your shadow councils ill
When you leave the sun behind;
He will cloud your face until
Your keen eyes become purblind —
He is nothing but ill-will!
Shadow, sun, shrine, smoke, and glow!
Useless is my tale, unless
You have understood it. So —
You may choose! You are just starting;
I have long been on the go.
The poet
A soul in the soul of my people am I
And sing of its sorrows and joys,
For mine are your wounds and I cry
Whenever you do, drinking dry
That chalice of poison that’s meant for Fate’s toys.
Whatever your pathway, toge
ther we’ll ail,
We’ll bear the same cross and we’ll feel the same nail;
Your banner and creed will be mine;
The shrine of my hopes I shan’t fail
To set by the side your shrine.
A heart of my people’s great heart;
I sing of its love and its hate;
The part that you play is the fire’s; my part
Is that of the wind; you’re mate
In all that’s decided by Fate.
You’re the source and the aim of whatever I sing
And if at times say a thing
That’s not in your Scriptures, you can,
Most holy celestial King,
Lock up with a lightning the mouth of a man.
Some people hold dear and supreme
What’s vain in the other men’s eye;
But he who can scan both the earth and the sky
And set up a bridge ’tween the low and the high,
Will always distinguish “to be” from “to seem”.
My heart is all yours and your heart is in me
Whatever your place on the chart
Of forth-coming ages, whatever they decree,
For you, mine own people, of your soul I will be
For ever and ever a part.
George Cosbuc (20 sepember 1866 – 9 mei 1918)
De Duitse schrijver, draaiboekauteur en DDR-dissident Jurek Becker werd geboren op 30 september 1937 in £ódŸ, Polen. Zijn geboortedatum werd willekeurig gekozen omdat zijn vader hen in het ghetto ouder had gemaakt om hem te behoeden voor deportatie. Later kon hij zich de juiste datum niet meer herinneren. Waarschijnlijk was Becker jonger dan overal wordt aangegeven. In 1960 begon hij in Babelsberg aan een opleiding voor het schrijven van filmscenario’s en schreef hij verschillende teksten voor het cabaret. In 1962 kreeg hij een vaste aanstelling als draaiboekauteur bij de DEFA en schreef hij enkele televisiespelen en draaiboeken. Toen Jakob der Lügner in 1968 werd afgewezen schreef hij het om tot een roman die verscheen in 1969 en die in 1974 toch nog werd verfilmd. In 1971 kreeg hij de Heinrich-Mann-Preis en de Charles-Veillon-Preis. In 1977 trad hij uit protest tegen de uitburgering van Reiner Kunze uit de Schriftstellerverband en vertrok hij met toestemming van de DDR-autoriteiten naar het westen, omdat zijn boeken in de DDR niet meer werden uitgegeven en zijn filmprojekten werden afgewezen.
Uit: Jakob der Lügner
“Ich möchte gerne … ein paar Worte über meine Information verlieren, bevor der eine oder andere Verdacht sich meldet. Mein wichtigster Gewährsmann ist Jakob, das meiste von dem, was ich von ihm gehört habe, findet sich hier irgendwo wieder, dafür kann ich mich verbürgen. Aber ich sage das meiste, nicht alles, und das liegt diesmal nicht an meinem schlechten Gedächtnis. Immerhin erzähle ich die Geschichte, nicht er, Jakob ist tot, und außerdem erzähle ich nicht seine Geschichte, sondern eine Geschichte. (…)
Einiges weiß ich noch von Mischa, aber dann gibt es ein großes Loch, für das einfach keine Zeugen aufzutreiben sind. Ich sage mir, so und so muß es ungefähr gewesen sein, oder ich sage mir, es wäre am besten, wenn es so und so gewesen wäre, und dann erzähle ich und tue so, als ob es dazugehört. … Die Wahrscheinlichkeit ist für mich nicht ausschlaggebend.”
Werk o.a.: Irreführung der Behörden (1973), Der Boxer, 1976, Aller Welt Freund, 1982, Bronsteins Kinder, 1986, Amanda herzlos, 1992.
Jurek Becker (30 september 1937 – 14 maart 1997)