Ingo Schulze, Klaus Rifbjerg, Jan Greshoff, Hans Carossa, François de La Rochefoucauld, Nicolas Gilbert, Edna O’Brien, Maxwell Anderson, Muriel Rukeyser

De Duitse schrijver Ingo Schulze werd geboren in Dresden op 15 december 1962.  Zijn vader was hoogleraar in de fysica en zijn moeder arts. Nadat zijn ouders gescheiden waren, leefde hij bij zijn moeder. Tussen 1983 en 1988 studeerde hij klassieke filologie aan de universiteit van Jena, waarna hij tot 1990 als dramaturg voor het Landestheater Altenburg werkte. Vervolgens werd hij journalist en woonde een half jaar in Sint-Petersburg. Hij leeft van de pen sinds het midden van de jaren 90, en ontving meerdere prijzen. Günter Grass heeft Schulze geprezen als “einen der »großartigen Erzähler der neuen Bundesländer.”

 

Uit: Neue Leben

Ich weiß nicht, wann ich Michaela das letzte Mal so ausgelassen und schön gesehen habe wie bei diesem Essen. Als wir vom Tisch aufstanden, fragte sie, worüber Herr Steen denn so gelacht habe, und Georg antwortete, das sei ihm auch nicht ganz klargeworden. Aber Herr Steen hege die Absicht, uns zwanzigtausend D-Mark in die Hand zu drücken. Für zwanzigtausend D-Mark, sagte Michaela, könne man diese Ungewißheit in Kauf nehmen.
Um fünf sollten wir in Offenburg sein. Wir hatten uns hingelegt und ein weinig verschlafen, doch als wir ankamen, stieg die Altenburger Delegation gerade erst aus dem Bus. Die Offenburger waren irritiert, keinen Anführer in dem erwartungsfrohen Haufen ausmachen zu können. Ihr braungebrannter Bürgermeister schüttelte alle Hände und stellte sich trotz seiner Größe immer wieder auf die Zehenspitzen, als fürchtete er, jemanden übersehen zu haben. Wie zuvor Steen bot er Michaela seinen Arm und führte sie ins Rathaus, wo er eine Art Führung mit uns veranstaltete. Er legte Wert darauf, daß Michaela jeden Raum vor ihm betrat.
Wir bewunderte die cremefarbenen Teppichböden, die Computer, die Schreibtische, die Tastentelephone und ließen uns in den Sessel des Bürgermeisters fallen. Zum Abschluß wurde mit Sekt angestoßen, das Knabberzeug war schnell weg.
Ein zierlicher Mann in einem gelben Pullover blieb wie zufällig neben mir stehen und fragte nach einer Weile, ob ich ihm vielleicht etwas erklären könnte. Er bedankte sich im voraus und schilderte mir sein Problem: Täglich erhalte er aus Altenburg zehn bis zwanzig kleine Päckchen, in jedem befinde sich ein Skatspiel mit einer farbigen weiblichen Aktphotographie als Deckblatt. Die Leute wünschten sich Adressen in Offenburg.
Er sah mich an. Was denn nun die Frage sei, wollte ich wissen. Mit einem Finger fuhr er sich in den Kragen seines Pullovers, betrachtete mich noch einen Moment, dankte mir und entfernte sich so unbemerkt, wie er erschienen war.

 

Schulze

Ingo Schulze (Dresden, 15 december 1962)

 

De Deense dichter en schrijver Klaus Rifbjerg werd geboren op 15 december 1931 in Kopenhagen en groeide op op het eiland Amager in de Öresund. Beide ouders waren leraar. Rifbjerg studeerde in Kopenhagen en de VS Engels en literatuur, maar hij brak deze studies af. Eerst om regisseur, toen om criticus en schrijver te worden. De doorbraak kwam voor hem in 1958 met Den kroniske Uskyld, een roman over tieners en hun sexuele problemen. Sinds 1956 publiceerde hij meer dan honderd romans, verhalen, novellen, gedichten, televisie –en hoorspelen, filmscripts, kinderboeken en dagboeken.

 

VORMITTAG

 

Man sollte sich konzentrieren auf die Schale mit Kirschen

Und Äpfeln. Die ist so schön und führt die Gedanken weg von

All dem Überflüssigen, das uns beschäftigt,

Tagein, tagaus.

 

Die Äpfel und die Kirschen in der Keramikschale

Rufen Cézanne in Erinnerung und alle die Bilder

Mit Frucht in Schalen, die man die Jahre über gesehen hat,

Alle die Stillleben mit ihrer unaufdringlichen Ruhe.

 

Fasziniert betrachte ich den Weg eines Käfers zur Schale.

 

Ich kenne dessen Namen nicht, es ist ein gewöhnlicher Käfer,

Trotzdem spüre ich die Hand sich spannen zum

Erheben und klatsch.

 

Es ist Vormittag, einer von Tausenden, wie man so sagt,

Und nichts geschieht, nicht das Geringste. Der Käfer

Versucht nicht, die Schale zu erklimmen, sondern läuft

Drumherum und verschwindet.

 

Es wird allmählich langweilig. Dann entdecke ich

Einen Schatten hinter der Tür. Ich kenne dessen Namen nicht,

Habe jedoch eine Ahnung. Die Äpfel und die Kirschen liegen

vergänglich schön immer noch in der Schale.

 

Es ist Vormittag, einer von Tausenden, wie man so sagt.

 

 

Vertaald door Lutz Volke

 

 

Klaus_Rifbjerg

Klaus Rifbjerg (Kopenhagen, 15 december 1931)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Jan Greshoff werd geboren op 15 december 1888 in Nieuw Helvoet. Zie ook mijn blog van 15 december 2006 en ook mijn blog van 15 december 2007.

Opdracht

 

De lucht is somber en hangt laag

In Schaerbeek plasregent het weer vandaag,

Terwijl in de klassieke kano

Gij minziek wiegt op ’t water van Lugano.

 

Ik voel mij tot op mijn geraamte koud

Ontgoocheld en voortijdig oud

En ik ben moe van heimwee naar het zuiden

(O dronkenschap, o bruine huiden!):

 

Geen loonschriftuur meer voor de krant,

De zon laat iedereen de vrije hand; 

En eindlijk zonder plicht en zorgen

Zijn wij ontslagen van de vrees voor morgen.

Aanvaard dit boek gelijk het eenmaal is:

Kleinmoedig klagende om gemis;

Met mijn gering vertrouwen in het leven

Valt er helaas niet veel te geven,

 

En mijn fidutie in de dood

Is, zeer onchristelijk, nog minder groot,

Zoodat ik u niets kan beloven

Van aardsch plezier of zielsvermaak hierbóven.

 

Ik schrijf dus, zonder weet van goed of slecht,

Over détails; maar wel oprecht:

Een bries die over zee waait uit het noorden

Geeft die aluinsmaak aan de woorden.

 

Pro Domo

 

2

Wie aarzelt wordt met een gepast citaat

In ’t goede spoor teruggebracht:

‘Lees met uwe eigen oogen wat daar staat,

Het is de schendtaal van een onverlaat

 

‘Die ons wil imponeeren met zijn kracht

En het beschouwt als een fameuze daad

Wanneer hij om het Hooger Leven lacht.

 

‘De stem van ieder die te hard wil spreken

Zal onverbiddelijk in scherven breken

Tegen een steile en sterrenlooze nacht.’

 

greshoff

Jan Greshoff (15 december 1888 – 19 maart 1971)

 

De Duitse dichter en schrijver Hans Carossa werd geboren op 15 december 1878 in Bad Tölz. Zie ook mijn blog van 15 december 2006  en ook mijn blog van 15 december 2007.

 

MÄRZ-ANFANG

 

Sonniger Winterwald blendet.

Meise singt schon so nah.

Wie von der Pflugschar gewendet

Stehen die Schneewehen da …

 

Schon über offene Matten

Laufen Erdspinnchen grau.

Zweige hängen im Schatten,

Fiedrig bereift und blau.

 

Eis umkränzt noch den Weiher,

Den tiefen, der nie ganz gefriert.

In der Luft is
t ein Schleier

Von Rauch, der sich flimmernd verliert,

 

Rauch von dem traulich verfallnen

Haus, das auf Felsen sich stützt

Und vor der tödlich kristallnen

Schöne den Schauenden schützt.

 

Carossa

Hans Carossa (15 december 1878  – 13 september 1956)

 

De Franse schrijver François de La Rochefoucauld werd geboren op 15 december 1613 in Parijs. Zie ook mijn blog van 15 december 2006.

Uit: Maximes

« Nous aurions souvent honte de nos plus belles actions, si le monde voyait tous les motifs qui les produisent. »

« L’espérance, toute trompeuse qu’elle soit, sert au moins à nous mener à la fin de la vie par un chemin agréable. »

« Il est plus aisé d’être sage pour les autres que pour soi-même. »

 

17s_Rochefoucauld

François de La Rochefoucauld  (15 december 1613 – 17 maart 1680)

 

De Franse dichter Nicolas Gilbert werd geboren in Fontenoy-le-Château (Vosges) op 15 december 1750. Zijn vader bezat twee kleine boerderijen en was ook burgemeester van de kleine gemeente. Gilbert studeerde aan het collège de l’Arc te Dôle, waarna hij naar Parijs trok om er zijn geluk als schrijver te beproeven. Hij werd goed ontvangen door d’Alembert, aangeraden door Mme de Verpillière, de vrouw van de provoost van de handelaars van Lyon. Gilbert schaarde zich echter niet aan de kant van de filosofen, maar voegt zich bij de reactionairen. Op slechts twintigjarige leeftijd publiceerde hij zijn eerste roman, die onopgemerkt bleef. In 1771 publiceerde hij zijn Début poétique. Hij nam ook deel aan de jaarlijkse wedstrijd van de Académie française met het gedicht Le Poète malheureuxou le Génie aux prises avec la fortune (1772) en een ode aan het Laatste Oordeel (Le Jugement dernier) (1773).  Na een verblijf te Nancy, stortte Gilbert zich op de satire en toonde hij zich een waardig opvolger van Juvenalis en Boileau. Hij schreef satirische stukken op Voltaire, Diderot, d’Alembert, La Harpe en veroordeelde scherp het atheïsme, de verloedering van de zeden en de literaire decadentie van zijn tijd.

 

L’amant désespéré

 

Forêts solitaires et sombres,

Je viens, dévoré de douleurs,

Sous vos majestueuses ombres,

Du repos qui me fuit respirer les douceurs.

 

Recherchez, vains mortels, le tumulte des villes ;

Ce qui charme vos yeux aux miens est en horreur :

Ce silence imposant, ces lugubres asiles,

Voilà ce qui peut plaire au trouble de mon coeur.

 

Arbres, répondez-moi !… Cachez-vous ma Sylvie ?

Sylvie, ô ma Sylvie !… Elle ne m’entend pas.

Tyrans de ces forêts, me l’auriez-vous ravie ?

Hélas ! je cherche en vain la trace de ses pas

 

nicolas_gilbert

Nicolas Gilbert (15 december 1750 – 16 november 1780)

 

De Ierse schrijfster Edna O’Brien werd geboren op 15 december 1930 in Tuamgraney (County Clare). Zij bezocht in Scarriff de National School, in Loughrea de Convent of Mercy en in Dublin het Pharmaceutical College. Zij is de moeder van de schrijver Carlo Gébler. Edna O’Brien werd beroemd met haar roman The Country Girls. De openhartige beschrijving van de vrouwelijke seksualiteit maakten het boek destijds tot een `succès de scandale’. Hoewel O’Brien al sinds 1960 in Londen woont, spelen al haar boeken zich in Ierland af. O’Brien schreef tientallen romans.

 

Uit: The Lonely Girl

 

I had been thinking of some way of escaping, but the thought of their chasing me made me frightened.

“This vale of tears,” my aunt said desolately. Burying the calf had saddened her. Death was always on her mind. Death was so important in that place. Little crosses painted white were stuck up on roadside ditches here and there to mark where someone had been killed for Ireland, and not a day seemed to pass but some old person died of flu, or old age, or a stroke. Somehow we only heard of the deaths; we rarely heard when a child was born, unless it was twins, or a blue baby, or the vet had delivered it.

“Th’ evenings will be getting long soon,” I said to my aunt to cheer her up, but she just sighed.

We ate dinner in the kitchen. We had salty rashers, a colander of green cabbage, and some potatoes reheated from the previous day. While we were eating in silence, a car drove up and around by the side of the house. My aunt blessed herself as she saw a stranger help my father out.

“Grand evening,” my father said as he came in and handed her a brown paper parcel of meat soggy with blood. The stranger had had some drinks but did not stagger.

“You’re settling down!” he said to me. I tried to ignore him by concentrating on peeling a cold potato.

“I met Father Hagerty over in the village, he wants to have a chat with you,” he said.

My heart began to race, but I did not say anything.

“You’re to go and see him.”

I put butter on the potato and ate it slowly.

“D’you hear me?” he said with a sudden shout.

“There, there, she’ll go,” my aunt said, and she linked him into the back room. The stranger hung around for a few minutes until she came out, and then asked for a pound. We had no money, but we gave him three bottles of porter which had been hidden in a press since Christmastime.

My aunt put them in a paper bag and he went off, swearing. We had no idea where he came from.

We sat by the cooker and listened for my father’s call. At about nine o’clock he cried out and I ran in to him.”

 

OBrien

Edna O’Brien (Tuamgraney, 15 december 1930)

 

 

De Amerikaanse schrijver Maxwell Anderson werd geboren op 15 december 1888 in Atlantic Pennsylvania.  De familie verhuisde vaak en zo bezocht Anderson verschillende scholen. Daarna studeerde hij aan de unversiteiten van North Dakota en van Stanford. Anderson werkte eerst als docent, maar ruilde dat in voor de journalistiek. Hij schreef o.a. voor The New Republic, de New York Globe en de New York World.  In 1921 richtte hij Measure op, een tijdschrift voor poëzie. Zijn eerste stuk, White Desert, had weinig succes, maar een jaar later, in 1924, lukte hem met What Price Glory?, de doorbraak. Hij kon van schrijven zijn beroep maken. In 1933 ontving hij de Pulitzer prijs voor het politieke drama Both Your Houses.

 

Uit: Mary of Scotland

 

MARY.

I had hoped to see you.

When last you wrote you were not sure.

 

ELIZABETH.

If I’ve come

So doubtfully and tardigrade, my dear,

And break thus in upon you, it’s not for lack

Of thinking of you. Rather because I’ve thought

Too long, perhaps, and carefully. Then at last

It seemed if I saw you near, and we talked as sisters

Over these poor realms of ours, some light might break

That we’d never see apart.

 

MARY.

Have I been so much

A problem?

 

ELIZABETH.

Have you not? When the winds blow down

The houses, and there’s a running and arming of men,

And a great cry of praise and blame, and the center

Of all this storm’s a queen, she beautiful —

As I see you are —

 

MARY. Nay —

 

ELIZABETH.

Aye, with the Stuart mouth.

And the high forehead and French ways and thoughts —

Well, we must look to it. — Not since that Helen

We read of in dead Troy, has a woman’s face

Stirred such a confluence of air and waters

To beat against the bastions. I’d thought you taller,

But truly, since that Helen, I think there’s been

No queen so fair to look on.

 

MARY. You flatter me.

Anderson

Maxwell Anderson ( 15 december 1888 – 28 februari 1959)

 

De Amerikaanse dichteres, schrijfster en politiek activiste Muriel Rukeyser werd geboren op 15 december 1913 in New York. Zij studeerde af aan de Vassar University in Poughkeepsie (NY). Haar literaire loopbaan begon in 1935 toen haar bundel Theory of Flight door Stephen Vincent Benét gekozen werd om uitgegeven te worden in de Yale Younger Poets Series.  Wegens haar feminisme en haar verzet tegen de oorlog in Vietnam voelde zich in de jaren zestig en zeventig ook een nieuwe generatie tot haar werk aangetrokken.

 

The Poem as Mask    

 

Orpheus

 

When I wrote of the women in their dances and

      wildness, it was a mask,

on their mountain, gold-hunting, singing, in orgy,

it was a mask; when I wrote of the god,

fragmented, exiled from himself, his life, the love gone

      down with song,

it was myself, split open, unable to speak, in exile from

      myself.

             

There is no mountain, there is no god, there is memory

of my torn life, myself split open in sleep, the rescued

      child

beside me among the doctors, and a word

of rescue from the great eyes.

 

No more masks! No more mythologies!

 

Now, for the first time, the god lifts his hand,

the fragments join in me with their own music.

 

rukeyser[1]

Muriel Rukeyser (15 december 1913 – 12 februari 1980)

Jan Gresshoff, Hans Carossa, François de La Rochefoucauld

De Nederlandse dichter en schrijver Jan Greshoff werd geboren op 15 december 1888 in Nieuw Helvoet. Zie ook mijn blog van 15 december 2006.

Uit: Afscheid van Europa

 “Toen ik besloot het rammelende Europa te verlaten, wist ik niet welk een bittere beslissing dit zou blijken. De laatste dagen in Parijs waren nu achteraf gezien de zwaarste in mijn leven van komen en gaan. Dit leek toen onherroepelijk en bleek ook onherroepelijk te zijn. Het Europa dat ik verliet, stierf zonder één kans op wederopstanding. Wij joegen geen twijfelachtig vermaak na, hoezeer een langzame vaart langs Afrika’s oostkust ons ook aantrok; wij ondernamen een stap welke de zin en de vorm van ons bestaan zou wijzigen. Zo bezit ik nu drie groepen van vrienden en bekenden, door de geschiedkundige ontwikkeling van elkaar gescheiden. Allereerst de oude beproefden van vóór mijn afscheid van de oude wereld. Vervolgens die mij met hartelijkheid en tact de ellende van de verwijdering en de eerste oorlogsjaren hielpen dragen en tenslotte de enkelen die in mijn geest en gevoel onherroepelijk met New York verbonden zijn. Iedere vriend is omgeven door een eigen atmosfeer, welke mijn verhouding tot hem, de zijne tot mij bepaalt. Van mijn levensleerjaren had ik altijd een kleine groep om mij heen met wie ik mij verwant gevoelde, zonder wie ik het bestaan niet kon denken, omdat zij met hun rijke gaven mij het vertrouwen schonken dat ik broodnodig had. Ik overdrijf niet wanneer ik zeg dat mijn jeugd voor een belangrijk deel door mijn vriendschappen gemáákt werd. Ik kan mij met de beste wil niet voorstellen wat er van mij geworden zou zijn, hoe ik er nu uit zou zien als ik om en bij 1908 niet Van Eyck, Bloem, Holst, Besnard, Van Nijlen had leren kennen; later niet zoveel met Van Schendel verkeerd had, vervolgens niet mijn bondgenootschap met Du Perron, Ter Braak, Binnendijk, Marsman gesloten had; als Van Wyk Louw en Marnix Gijsen, Ries en Opperman; als van der Veen, Dubois, Vroman, Ab Visser niet in mijn leven getreden waren. En ik begrijp de waarde van dit alles, daar ik sedert lang reeds het ogenblik bereikt heb waarin, volgens een wijs man als Courteline: ‘l’on n’éprouve plus que trois désirs: avoir les mêmes pays, relire les mêmes livres, garder les mêmes amis’.

Werkelijk, ik kan het zonder mijn portretten niet stellen! De herinnering is een onvolmaakt werktuig, onbetrouwbaar en weinig standvastig. De werkelijkheid is vluchtig als ether. En het is zaak die zo snel mogelijk te bestendigen in een voorstelling welke wij onveranderlijk wanen, doch die inderdaad haar wezen en vorm mèt de wisseling van ons innerlijk leven wijzigt.”

 

Greshoff

Jan Greshoff (15 december 1888 – 19 maart 1971)

 

De Duitse dichter en schrijver Hans Carossa werd geboren op 15 december 1878 in Bad Tölz. Zie ook mijn blog van 15 december 2006.

Barbaratag

Kirschenzweige bringt ein Mädchen
Über kahle kalte Heide.
Dämmertag ist Nacht geworden
Dörfchen blinkt wie Lichtgeschmeide

Engelstimme singt vom Himmel:
Dunkler Reiser, seid erkoren.
Staubverweht sind lang die Blumen,
Feld und Garten eingefroren.

Ihr nur werdet grünend leben,
wenn der Erde Pflanzen fehlen.
Heilige Nacht wird Blüten treiben,
und ein Glück kommt in die Seelen.

Letztes Rot verlischt am Walde
Ton in Lüften bebt entschwindend.
Über die verhüllte Heide
Haucht der Bergwind, Schnee verkündend.

 

Der alte Brunnen

Lösch aus dein Licht und schlaf! Das immer wache

Geplätscher nur vom alten Brunnen tönt.

Wer aber Gast war unter meinem Dache,

Hat sich stets bald an diesen Ton gewöhnt.

 

Zwar kann es einmal sein, wenn du schon mitten

Im Traume bist, daß Unruh geht ums Haus,

Der Kies beim Brunnen knirscht von harten Tritten,

Das helle Plätschern setzt auf einmal aus,

 

Und du erwachst, – dann mußt du nicht erschrecken!

Die Sterne stehn vollzählig überm Land,

Und nur ein Wandrer trat ans Marmorbecken,

Der schöpft vom Brunnen mit der hohlen Hand.

 

Er geht gleich weiter. Und es rauscht wie immer.

O freue dich, du bleibst nicht einsam hier.

Viel Wandrer gehen fern im Sternenschimmer,

Und mancher noch ist auf dem Weg zu dir.

 

Carossa

Hans Carossa (15 december 1878 – 13 september 1956)

 

 

De Franse schrijver François de La Rochefoucauld werd geboren op 15 december 1613 in Parijs. Zie ook mijn blog van 15 december 2006.

Jan Greshoff, Hans Carossa, François de La Rochefoucauld

Jan Greshoff werd geboren op 15 december 1888 in Nieuw Helvoet. Hij was journalist en schrijver, maar werd vooral bekend als dichter en criticus. Greshoff was vanaf 1908 werkzaam als journalist, onder andere bij het Dagblad voor Zuid-Holland en ’s Gravenhage en voor weekblad De Hofstad. Vanaf 1916 werkte hij op de kunstredactie van De Telegraaf. Van 1920 tot 1923 was hij hoofdredacteur van de Nieuwe Arnhemse Courant. Daarna ging hij aan de slag als freelancer. Het literaire debuut van Greshoff was Lumen, een bundel verzen gebaseerd op een balletscenario. Er zouden vele bundels volgen, waaronder Aardsch en Hemelsch (1926) en Ikaros bekeerd (1938). In het boek Afscheid van Europa (1969) blikt Greshoff terug op zijn (literaire) leven en haalt hij herinneringen op aan veel bekende vrienden, waaronder Adriaan Roland Holst, J.C. Bloem en J. Slauerhoff. De meeste boeken van Greshoff werden uitgegeven door A.A.M. Stols. De uitvoerige correspondentie tussen Greshoff en Stols werd in 1990 uitgegeven door het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum. Greshoff woonde geruime tijd in België en Zuid-Afrika. Daar is hij, in Kaapstad, ook gestoreven.

 

Pro Domo

1

 Zij die hun oordeel gronden op de schijn

 Hebben eenparig vastgesteld

 Dat ik een gore cynicus moet zijn

 Met een gemoed vol droesem en venijn:

 Ik ken de liefde niet, ben tuk op geld

 En bonte braspartijen met veel wijn,

 Omdat voor mij alleen de wereld telt.

 Zij hebben de bewijsstukken in handen

 Van mijn geheime en openbare schanden,

 Ik heb ze schaamteloos op rijm vermeld.

 

 

Liedjes in den Volkstoon

1

Ik kan alleen in steden leven

Te midden van de warme drom;

Ik moet van dichtbij zien hoe stom

De Heeren zijn en hoe ze beven.

Want ze zijn bang en liggen plat

Als dubbeltjes voor God en Satan.

Zoek uit maar, hierzoo: de oude Nathan

En Monseigneur, ’t is één pot nat.

Het bed, de buik, de tirannie,

Dat zijn bij dag en nacht hun zorgen;

Ze zijn vandaag precies als morgen:

Beginselvast, Jan Companjie!

Ze staan vroeg op om te gaan stelen

Want stelen is des levens doel,

Maar…. met decorum en gevoel,

Vandaar de kerken en bordeelen.

En, god zij dank, gevangenissen,

Want de ezel die zich snappen laat

Is een gevaar voor iedre staat:

De Smeris kan zich nooit vergissen.

De Goede Burgers zijn habiel

En innig met elkaar verbonden;

Maar dichters en verlaten honden

Moeten sito naar het asyl.

 

GRESSHOFF

Jan Greshoff (15 december 1888 – 19 maart 1971)

 

Hans Carossa werd geboren op 15 december 1878 in Bad Tölz.  Zijn vader was arts, maar ook dichter en schrijver van verhalen. Carossa studeerde medicijnen in München en studeerde met een promotie tot doctor in de medicijnen af in Leipzig. Van 1916 tot 1918 was hij legerarts. In 1906 stuurde hij gedichten naar Richard Dehmel en kwam hij via hem in contact met Hugo von Hofmannsthal. Die introduceerde hem bij de Insel Verlag waar vanaf dat moment al zijn werken verschenen. In 1907 trouwde hij met Valerie Endlicher. In de persoon van Hanna Cornet richtte hij in “Die Schicksale Doktor Bürgers” een literair monument voor haar op. Het perspectief van de arts is uit zijn werk niet weg te denken, zoals in “Der Arzt Gion” (1931) en Tagebuch eines jungen Arztes” (1955). In 1933 koos Carossa voor de “innere Emigration” en bedankte hij voor de Deutsche Akademie der Dichtung. Hij aanvaardde in 1942 daarentegen wel de benoeming tot president van de nationalsozialistische “Europäischen Schriftsteller-Vereinigung”. Carossa was een belangrijke vertegenwoordiger van de Duitse neoromantiek van de eerste decennia van de 20ste eeuw en een tijdgenoot van Hermann Hesse en Thomas Mann

 

De oude fontein

Doof je lamp en slaap!
Het immer wakkere
geklater van de oude fontein weergalmt.
Wie echter gast was onder mijn dak
heeft zich altijd aan dit geluid gewend.
Toch kan het zijn, wanneer je midden
in je droom verwijlt, dat onrust om het huis waart,
dat bij de bron de kiezel knarst van ruwe stappen,
dat het felle pletsen plotseling ophoudt
en je wakker wordt – dan moet je niet schrikken!
De sterren staan voltallig over het land:
het was een zwerver die op het marmeren bekken toetrad;
hij schept van het water in de holte van zijn hand.
Hij loopt zo dadelijk verder. En het ruist weer als voorheen.
O wees blij, je blijft niet eenzaam hier.
Veel trekkers lopen door in het sterrenschijnsel,
en minstens één is onderweg naar jou.

 

Aan een kat

Kat, trotse gevangene,
lange tijd ben je niet meer gekomen.
Nu, over de schemerdonkere tafel
loop je talmend naar mij toe.
Bode van de rust na het werk,
geen vriend van de vlijtige pen,
leg je een voorpoot lichtjes
op het pas geschrevene,
je noopt me opnieuw tot nadenken,
jij die zo beheerst en zo mooi bent!
Zachtjes hoor ik je spinnen
als een heimelijk orgelspel.
Geluidloos gaat een deur open.
Alles wordt bevreemdend.
Als ik je kopje streel
voel ik opeens de maan.
Waaraan denk je? Aan dit ogenblik?
Aan wat je mist of wat je krijgt?
Aan je spel? De jacht? Je prooi?
Of droom je er misschien van,
vrij van verlokkende schimmen
van deze akelige tijd,
goedaardig deel te nemen
aan de menselijke staat,
zalig en in grote berusting
werelden tegemoet te treden,
wandelend in een licht
dat wij beiden niet zien?

 

Vertaling: Francis De Preter

 

Carossa

Hans Carossa (15 december 1878  – 13 september 1956)

 

François de La Rochefoucauld werd geboren op 15 december 1613 in Parijs. In 1628 trouwde hij met Andrée de Vivonne; zij kregen 8 kinderen. Hij nam dienst in het leger en diende o.a. in Italië en de Nederlanden (1635-36). In 1646 werd hij zwaar gewond bij de slag van Mardick. Hij nam deel aan een samenzwering tegen kardinaal Richelieu en verzette zich tegen Mazarin. Richelieu verbande hem van 1639 tot 1642. Na ernstig gewond te zijn 1652 in een slag bij Saint-Antoine, vluchtte La Rochefoucauld naar Luxemburg. Eenmaal terug in Frankrijk verliet hij het politieke krachtenveld en wijdde hij zich aan de literatuur. Vanaf 1656 organiseerde hij in zijn woning in Parijs een intellectuele denktank die als meedenkenden o.a. de dames  De Sablé en  De Sévigné, en De Lafayatte telde. In 1667-1668 nam hij deel aan de Hollandse Veldtocht van Lodewijk XIV. In zijn laatste levensjaren was hij verzwakt door ziektes. Zijn schrijftalent is bij ons vooral bekend gebleven door zijn ‘maximen’: geestige commentaren op onderwerpen uit het dagelijkse leven. Bijvoorbeeld: ‘Enkel een groot man mag grote gebreken hebben’.

 

Maximen:

“De nijd wordt te niet gedaan door ware vriendschap, de behaagzucht door ware liefde.”

 

“Dezelfde trots, die ons de gebreken, waarvan wij ons vrij achten, doet laken, brengt ons ertoe de deugden, die wij missen, te minachten.”

 

“De reden waarom geliefden het nooit moe worden in elkaars gezelschap te zijn is dat ze altijd over zichzelf spreken.”

 

 

ROCHEFOUCAULD

François de La Rochefoucauld  (15 december 1613 – 17 maart 1680)