Christine D’haen, John Berryman, Hélène Swarth, Harold Brodkey, Karl Emil Franzos, Benjamin Constant, Geoffrey Chaucer

De Vlaamse dichteres en prozaschrijfster Christine D’Haen werd geboren in Sint-Amandsberg op 25 oktober 1923. Zie ook alle tags voor Christine D’Haen op dit blog en ook mijn blog van 25 oktober 2009 en ook mijn blog van 25 oktober 2010.

 

Roos
Prélude

Schaamte van zoovele vrouwen, hoe zou
wistet gij heden reeds al jet ontbladeren
morgen, o roos, bij uw verouden
het blozen vermeerderen van uwe aderen!

Uw blos, o roos, het wederbeeld
van die mij steeg naar keel en wang,
onthullend wat tot hun verheeld:
hartstochtelijkheid en tegendwang.

Eenmaal ontplooid, o roos, verwacht
geen wederkeer: diep in den nacht
blijft heel uw hart ontbloot, en slaat uw geur
mij tegen aan de kamerdeur.

Uw lippen willen alles, roos, verkonden,
en ik moet zwijgende de mijne sluiten;
alles verzwijgt gij woordloos met uw monden,
al het verborgene wil ik uiten, uiten.

Een geil, o roos, een zeer geheime
vergun mij voor mijn stil vervoeren:
zij vinden slechts die u bezoeken
volmaaktheid in uw omslagdoeken.

Uw lippen wil ik pletten tusschen tanden,
u eten en uw geurig vleesch aanranden,
dat zoeter is naarmate witter,
het witte zoet, het roode bitter.

Vervulling overstelpend, volte
van onverwoordbaarheid, geheel
uw lichaam ligt rond en holten
onthullend nauwlijks uw teveel.

Menschelijker dan andere bloemen
omdat gij met meerdere lippen zwijgt:
vegetaler ik door u niet te noemen.

Uw zilveren floers op purperlak
Uw grein van fijne maas en twijn
Uw ongefronst geglimd fustein
Uw gouden huive en paarlen jak.

Gij uw gedorend halsje buigt
door uw extremen overstelpt.
Gij bergt uw fonklende overmoed
deemoedig in uw bottelzoet.

Verbrand van regen is uw blad
verrot uw kleedsel en verdord uw hart
de storm vermorzelde u met overmacht
geen letsel hebt gijzelf u toegebracht.

Orgasme o roos binnen zooveel lippen
verborgen betooverd tot zooveel droom
van zoovele oogleden slapend geloken
met tranen bepareld hun zachtste zoom.

 

 
Christine D’haen (25 oktober 1923 – 3 september 2009)

Lees verder “Christine D’haen, John Berryman, Hélène Swarth, Harold Brodkey, Karl Emil Franzos, Benjamin Constant, Geoffrey Chaucer”

Christine D’haen, John Berryman, Hélène Swarth, Harold Brodkey, Karl Emil Franzos, Benjamin Constant

De Vlaamse dichteres en prozaschrijfster Christine D’Haen werd geboren in Sint-Amandsberg op 25 oktober 1923. Zie ook alle tags voor Christine D’Haen op dit blog en ook mijn blog van 25 oktober 2009 en ook mijn blog van 25 oktober 2010.

 

Son-net

Klimmend naar ’t zenit zoekt zij die haar licht
in ’t lichaam stort, blind van gestolde glans,
met bevende transgressie naar zijn trans,
doch voelt door bijstere nacht zijn blik gericht

op zijn in zich verzengd eigen gezicht
weerkaatsend hun oorspronkelijk dubbelnaakt,
of ’t oog gesperd de waterspiegel raakt
waar de beminde knaap verdronken ligt,

dan duikt hij naar haar schimmige tweeling-vacht,
of splijt hij met zijn vlijm gesloten schacht,
met gouden tong likkend een duister gras

ondersteboven in een woudmoeras,
of daar in zilveren ketenen gekneld
met goud bespat verzonken vrouwenspeld.

 

De weg

Onder de boom van verlichting zat
Siddhãrta, toen de schande ontsluierd was
van ouderdom, van ziekte, en van dood.

Ãtman zag hij, elk mens voorbij; het Licht
ging schemeren in een ledig vergezicht,
een glimlach lichaamloos achter het Rad.

Maar daar zij licht,daar weze hemel, zee,
licht dag, nacht duister, aarde, spruitend gras,
bomen met zaad, tot bakens lichten groot
en kleine, wemelende zielen, paarsgewijs,
vogels gevleugeld, kruipend dier, wild, vee.
En al het kruid zij man en vrouw tot spijs.
In ’t zweet uws aanschijns eet gij brood.

 

Carmen

Als hij met zich (bevrijd van mij, van jou)
(zo wit blauw, vol en hol) zich onderhoudt,
zich lip op lip en keel aanschouwt,
ontvouwt zich tussen lippen klaar de ware
Narkissos’ zang en tegenzang de hare.

 

 
Christine D’haen (25 oktober 1923 – 3 september 2009)

Lees verder “Christine D’haen, John Berryman, Hélène Swarth, Harold Brodkey, Karl Emil Franzos, Benjamin Constant”

Anne Tyler, Peter Rühmkorf, Willem Wilmink, Harold Brodkey, Jakob Hein, Daniel Mark Epstein

De Amerikaanse schrijfster Anne Tyler werd geboren op 25 oktober 1941 in Minneapolis, Minnesota. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Anne Tyler op dit blog.

 

Uit: Breathing Lessons

„Maggie and Ira Moran had to go to a funeral in Deer Lick, Pennsylvania. Maggie’s girlhood friend had lost her husband. Deer Lick lay on a narrow country road some ninety miles north of Baltimore, and the funeral was scheduled for ten-thirty Saturday morning; so Ira figured they should start around eight. This made him grumpy. (He was not an early-morning kind of man.) Also Saturday was his busiest day at work, and he had no one to cover for him. Also their car was in the body shop. It had needed extensive repairs and Saturday morning at opening time, eight o’clock exactly, was the soonest they could get it back. Ira said maybe they’d just better not go, but Maggie said they had to. She and Serena had been friends forever. Or nearly forever: forty-two years, beginning with Miss Kimmel’s first grade.
They planned to wake up at seven, but Maggie must have set the alarm wrong and so they overslept. They had to dress in a hurry and rush through breakfast, making do with faucet coffee and cold cereal. Then Ira headed off for the store on foot to leave a note for his customers, and Maggie walked to the body shop. She was wearing her best dress—blue and white sprigged, with cape sleeves—and crisp black pumps, on account of the funeral. The pumps were only medium-heeled but slowed her down some anyway; she was more used to crepe soles. Another problem was that the crotch of her panty hose had somehow slipped to about the middle of her thighs, so she had to take shortened, unnaturally level steps like a chunky little windup toy wheeling along the sidewalk.
Luckily, the body shop was only a few blocks away. (In this part of town things were intermingled—small frame houses like theirs sitting among portrait photographers’ studios, one-woman beauty parlors, driving schools, and podiatry clinics.) And the weather was perfect—a warm, sunny day in September, with just enough breeze to cool her face. She patted down her bangs where they tended to frizz out like a forelock. She hugged her dress-up purse under her arm. She turned left at the corner and there was Harbor Body and Fender, with the peeling green garage doors already hoisted up and the cavernous interior smelling of some sharp-scented paint that made her think of nail polish.“

 

Anne Tyler (Minneapolis, 25 oktober 1941)

Lees verder “Anne Tyler, Peter Rühmkorf, Willem Wilmink, Harold Brodkey, Jakob Hein, Daniel Mark Epstein”

Anne Tyler, Peter Rühmkorf, Willem Wilmink, Harold Brodkey, Jakob Hein, Daniel Mark Epstein, John Berryman, Christine D’ haen, Hélène Swarth, Karl Emil Franzos, Benjamin Henri Constant

De Amerikaanse schrijfster Anne Tyler werd geboren op 25 oktober 1941 in Minneapolis, Minnesota. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2007 en ook mijn blog van 25 oktober 2008 en ook mijn blog van 25 oktober 2009.

Uit: Noah’s Compass

“In the sixty-first year of his life, Liam Pennywell lost his job. It wasn’t such a good job, anyhow. He’d been teaching fifth grade in a second-rate private boys’ school. Fifth grade wasn’t even what he’d been trained for. Teaching wasn’t what he’d been trained for. His degree was in philosophy. Oh, don’t ask. Things seemed to have taken a downward turn a long, long time ago, and perhaps it was just as well that he had seen the last of St. Dyfrig’s dusty, scuffed corridors and those interminable after-school meetings and the reams of niggling paperwork.
In fact, this might be a sign. It could be just the nudge he needed to push him on to the next stage—the final stage, the summing-up stage. The stage where he sat in his rocking chair and reflected on what it all meant, in the end.
He had a respectable savings account and the promise of a pension, so his money situation wasn’t out-and-out desperate. Still, he would have to economize. The prospect of economizing interested him. He plunged into it with more enthusiasm than he’d felt in years—gave up his big old-fashioned apartment within the week and signed a lease on a smaller place, a one-bedroom-plus-den in a modern complex out toward the Baltimore Beltway. Of course this meant paring down his possessions, but so much the better. Simplify, simplify! Somehow he had accumulated far too many encumbrances. He tossed out bales of old magazines and manila envelopes stuffed with letters and three shoe boxes of index cards for the dissertation that he had never gotten around to writing. He tried to palm off his extra furniture on his daughters, two of whom were grown-ups with places of their own, but they said it was too shabby. He had to donate it to Goodwill. Even Goodwill refused his couch, and he ended up paying 1-800-GOT-JUNK to truck it away. What was left, finally, was compact enough that he could reserve the next-smallest-size U-Haul, a fourteen-footer, for moving day.
On a breezy, bright Saturday morning in June, he and his friend Bundy and his youngest daughter’s boyfriend lugged everything out of his old apartment and set it along the curb. (Bundy had decreed that they should develop a strategy before they started loading.) Liam was reminded of a photographic series that he’d seen in one of those magazines he had just thrown away“.


tyler
 Anne Tyler (Minneapolis, 25 oktober 1941)

 

De Duitse dichter en schrijver Peter Rühmkorf werd geboren op 25 oktober 1929 in Dortmund. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2006 en ook mijn blog van 25 oktober 2008 en ook mijn blog van 25 oktober 2009.

Drei Variationen über das Zeitgedicht

Das Zeitgedicht, das Zeitgedicht,
ist schon ein Tutmirleidgedicht,
mit Kunst geschliffen und gefeilt,
entgeht ihm, wie die Zeit enteilt,
ojeh!

Das Zeitgedicht, das Zeitgedicht,
so schnell wie Zeitung kann es nicht,
weil wo es sich mit Sinn verfaßt,
ist prompt der Drucktermin verpaßt,
oweh!

Das Zeitgedicht, das Zeitgedicht,
hat nur ein kurzes Lebenslicht,
und wenn es auch die Wahrheit spricht,
man dankt’s ihm nicht!
Olé !

 

Komm raus

Komm raus aus deiner Eber-Einzelbucht,
aus deiner Ludergrube.
Komm raus aus deiner kaskoversicherten Dunkelkammer!
Auch dein Innenleben
findet öfter statt, merk ich grade —
(Komm raus aus deinem Farbbandkäfig)
Im Prinzip — ja? — P r i n z i p
sind doch längst alle Schleusen geöffnet, Gitter gefallen …

Immer noch vierlerlei Lichter hier, wo sich
keine Anzeigenseite dazwischenschiebt,
keine Helium-Annonce –:
D I E S O N N E
unverwandt, mit angezogenen Strahlen —
(Komm raus aus deinem Leichen-Entsafter)
Vor dir das Meer und hinter dir
die Waschmaschine …
(aus deinem Metzelwerk, aus deinem Familien-Gefrierfach)
Hier nichts gewollt zu haben,
ist soviel wie verspielt, das weißt du, oder?

Heda, eingerahmtes Tier, du kriegst
den Kopf wohl gar nicht mehr raus aus dieser Pate, laß sehn!
Unbeugsam reflektierst du dich
an der Schreibtischkante —
(eisern nach innen blickend, ein Vesuv mit geschlossenen Augen)
Komm raus aus deinem handversiegelten Hockergrab!
A u c h K u l t u r
ist nur eine unmaßgebliche Schutzbehauptung.

Eine Schlacht im Sitzen gewinnen:
s c h ö n w ä r `s ! ?
Und schön der Gedankeda wer sich nicht rührt,
hat wenigstens Anspruch auf Schicksal — Aus deiner Tropfsteintruhe!

Komm raus aus deinem Todeskoben, überleg dir das Leben:
Die Morgenschiffe rauschen schon an —
Ein Tag aus Gold und Grau:
willst du mit rein? —

rühmkorf

Peter Rühmkorf (25 oktober 1929 – 8 juni 2008)
Hier met Günter Grass (rechts)

 

De  Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2008 en ook mijn blog van 25 oktober 2009.

Jij en ik

Later zul je bij me wonen.
Later zijn we met z’n beiden.
Dat bedenk ik soms, wanneer je
giechelt met de an’dre meiden.

’t Is voorlopig nog maar beter
om de zaak geheim te houden,
‘k zal je nog maar niet gaan zeggen
dat ik van je ben gaan houden.

Later ga ik reizen maken
heel alleen, naar verre landen,
en daar ga ik mensen redden,
redden met mijn eigen handen.

Iedereen zal in de kranten
van mijn grote daden lezen.
‘Waarom zou die mensenredder
zo ontzettend moedig wezen?’

Niemand zal de waarheid weten,
jóu alleen zal ik ’t vertellen:
later, als ik zó beroemd ben
dat ik bij je aan durf bellen.

 

Televisie

men was allang vergeten dat het kon
maar het gebeurde: met een zacht gereutel
stierf de tv. het sprekend paard verbleekte
het licht werd opgestoken en de vader
aanzag zijn zoon die bij een storing werd verwekt
en zei: wat ben je oud geworden, jongen.

 wilmink

Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

 

De Amerikaanse schrijver Harold Brodkey werd geboren op 25 oktober 1930 als Aaron Roy Weintraub in Staunton, Illinois. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2008 en ook mijn blog van 25 oktober 2009.

Uit: Profane Friendship

Confession, with redemption possible: a love story. Well, I was refusing love. I often have, it seems . . . I am a very odd sort of romantic. . . .

The competition, the use of each other went on being real, as real as ever. Hatred, exile, love still in the new way. The as-if-brutal — and breakable, brittle — weary clemency, the modified clemency, ah, ah . . . We are at arm’s length. He comes over, sits on the foot of the chaise, carefully soft and alert, aware of my rage . . . This is a form of respect and very winning. He leans toward me. I lean back.

“We are friends,” he says, a little falsely, a little truly. He can’t let me go easily but he has driven me away. I also know that if I tried to go on in his manner, when he turned and engaged with the situation and was truly present, I would not be able to manage it any more short of horror, I did so thoroughly, in some sense, “hate” him. I mean the history of our connection would go on being a live thing and ugly, and, in truth, to the death. Even embracing death and inanition and merely backing off I would have to undergo Onni’s getting even now. . . .

I say I knew this then, that night. “We are friends,” I said. “In our way.” Then I muttered the next word: “Profanely.”

“Profoundly? Is that what you said?”

“No, caro amico. I said profanely.”

 brodkey

Harold Brodkey (25 oktober 1930 – 26 januari 1996)

 

De Duitse schrijver en arts Jakob Hein werd geboren op 25 oktober 1971 in Leipzig. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2008.en ook mijn blog van 25 oktober 2009.

Uit: Liebe ist ein hormonell bedingter Zustand

„Beigebracht wurde uns die Bewegung zur Musik im Kindergarten. Wir mussten uns im Kreis aufstellen, und ein Bi-Ba-Butzemann tanzte um unser Haus herum, der Regen fiel, Frau Sonne lachte. Wie wir uns dazu bewegen durften, gab die Kindergartentante vor. Wir nannten die Kindergartentanten bei ihren Nachnamen, die besonders freundlichen erlaubten uns, sie trotzdem zu duzen. Das klang so wie heute im Kaufhaus : » Du, Frau Becker, guck mal ! « Meine Kindergartentante hieß Frau Kant. Sie war dick, kurzatmig, schlecht gelaunt und trug eine Kittelschürze aus Nylon über ihren Stützstrümpfen. Bewegung zu Musik machte sie mit uns nur, weil es Vorschrift war, weil in ihrer o∞ziellen Bedienungsanleitung für Kinder geschrieben stand, dass eine Kindergärtnerin mindestens zweimal monatlich mit den ihr unterstellten Kindern Tanz- und Singspiele einüben musste. Frau Kant hasste Musik und Bewegung, und Musik und Bewegung hassten Frau Kant. Alle paar Augenblicke griff sie in die Kitteltasche, holte ein Stofftaschentuch heraus

und wischte sich damit den Schweiß von der hochroten Stirn. Die Sonne waren zwei Arme, die wir von unten kreisförmig nach außen bringen mussten. Wenn sich ein Kind im Überschwang der Gefühle spontan anders als vorgeschrieben bewegte, brüllte Frau Kant herum. Bei wiederholtem Abweichen gegen die Bewegungsmuster drohten Nachholstunden. Mit Tanzen hatte das nichts zu tun.

Auf dem Spielplatz gab es Chauli und Jimmy Glitschi, unsere selbst erfundenen Sagenfiguren. Chauli, das war der Kumpel, der robuste Kämpfer, der verlässliche Gefährte mit Bauarbeiterhelm oder Polizeimütze, Jimmy Glitschi war niemand. Er war nur ein sagenumwobener Held aus einem umfangreichen Gedichtzyklus, der ausschließlich aus Zweizeilern bestand und auch sonst von

ungeheuerer formaler Strenge gekennzeichnet war.“

 hein

Jakob Hein (Leipzig, 25 oktober 1971)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en biograaf Daniel Mark Epstein werd geboren op 25 October 1948 in Washington, D.C. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2009.

Uit: Nat King Cole

„The kid was wearing a light green gabardine suit that draped his long, slender frame so loosely it looked like the first high-note blast of a trumpet might blow his coat off. His mouth was set, his dark face brooding like the rain-fixed clouds on that warm night in September. Approaching the bandstand with a flat-footed, pigeon-toed shamble, he held his head down and to one side, his slanted eyes averted, as if afraid to meet the gaze of several thousand dancers, jazz lovers, and curiosity seekers who filled the Savoy Ballroom. 

The kid was shy, and he was amazingly bold. He was the one the young dancers had come to see. They came to hear him play, the boy who would be King, a skinny sixteen-year-old pianist who dared to go up against Earl Hines in the Battle of Rhythm. In 1935 Hines was King of the Ivories, pianist without peer, leader of the hottest dance band on the South Side of Chicago, which was the jazz mecca of America at the very moment the music had achieved a peak of perfection it could not sustain or regain, ever. The music would never be better. 

Earl Hines smiled at the people. They called him Gatemouth because of his long smile, full of teeth. He had a dapper pencil-thin mustache and wide-set eyes with high arched brows. He grinned at the jitterbugs on the dance floor, and he smiled up at the slim kid who was whispering orders to his sidemen setting up on their side of the double bandstand. 

Gatemouth beamed at the crowd of thousands milling and jostling on the half-acre dance floor of the Savoy Ballroom. The bar in the northwest corner of the room was busy serving drinks to parties at the tables around the three sides of the dance floor. There were 3,000 people in the joint already and it would hold 6,000, at 40 cents a head. It was 30 cents a head before 8:30, when the show was to begin, but most folks couldn’t get to the Savoy much before the show started. Gatemouth smiled at his competitor, but the youngster, self-absorbed, earnest, did not smile back, not because he was rude or hostile but because he was going about his business. „

 epstein

Daniel Mark Epstein (Washington, 25 oktober 1948)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver John Allyn Berryman (eig. John Allyn Smith) werd geboren op 25 oktober 1914 in McAlester, Oklahoma. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2008 en ook mijn blog van 25 oktober 2009.

Dream Song 1: Huffy Henry hid the day

Huffy Henry hid the day,
unappeasable Henry sulked.
I see his point,—a trying to put things over.
It was the thought that they thought
they could do it made Henry wicked & away.
But he should have come out and talked.

All the world like a woolen lover
once did seem on Henry’s side.
Then came a departure.
Thereafter nothing fell out as it might or ought.
I don’t see how Henry, pried
open for all the world to see, survived.

What he has now to say is a long
wonder the world can bear & be.
Once in a sycamore I was glad
all at the top, and I sang.
Hard on the land wears the strong sea
and empty grows every bed.

 

Dream Song 2: Big Buttons, Cornets: the advance

The jane is zoned! no nightspot here, no bar
there, no sweet freeway, and no premises
for business purposes,
no loiterers or needers. Henry are
baffled. Have ev’ybody head for Maine,
utility-man take a train?

Arrive a time when all coons lose dere grip,
but is he come? Le’s do a hoedown, gal,
one blue, one shuffle,
if them is all you seem to réquire. Strip,
ol benger, skip us we, sugar; so hang on
one chaste evenin.

—Sir Bones, or Galahad: astonishin
yo legal & yo good. Is you feel well?
Honey dusk do sprawl.
—Hit’s hard. Kinged or thinged, though, fling & wing.
Poll-cats are coming, hurrah, hurray.
I votes in my hole.

berryman

John Berryman (25 oktober 1914 – 7 januari 1972)

 

De Vlaamse dichteres en prozaschrijfster Christine D’Haen werd geboren in Sint-Amandsberg op 25 oktober 1923. Zie ook mijn blog van 5 september 2009 en ook mijn blog van 25 oktober 2008 en ook mijn blog van 25 oktober 2009.

Psychomachia
Negen neuvains

Il Di e la Notte parlano, e
dicono: Noi abbiamo col nostro veloce corso
condotto alla morte il duca Giuliano.

Michelangelo

1
De Morgenstond met tegenzin ontstaat,
de Dag heft stroef het halfgevormd gelaat.
De Avondschemering wordt blind. De Nacht
torst van Natuur gemaskerde overmacht.
Zij spreken. En zij zeggen: wij, de Tijd,
met onzen haastigen loop hebben gebracht
ter dood de Hertogen. Ik hoor hen. Spijt
splijt mij het hart om wat het leven wacht.
Een geestelijk marmeren vlees, dat niet meer lijdt.
Sagrestia Nuova
San Lorenzo. Firenze

2
Hij knielt op mij, éen knie; ik, oud man, lig
knie tegen kin terneer in twee geplet
tussen zijn stenen dijen in een wig,
zijn teen tegen mijn bil; en vast gezet
beneden mij zijn rechtervoet, gevlijd
boven mijn rug zijn rustende geslacht.
Verheven rijst draaiend zijn lichaamsschacht,
zijn eigen aangezicht slechts toegewijd,
zijn lichaam, lichaam, lichaam, lust, ziel, Tijd.
La Vittoria
Palazzo della Signoria, Firenze
3
Goden stegen van hun goudkaros
en stegen op hun gouden troon, toen hoog
de mens het hoofd ophief. In vlammendos
stuwden zij schijven door de hemelboog.
Van god tot bol geworden tolde daar
materie, toen tot kern en kracht, een hel
werkzame verre pracht miljarden jaar.
Wij die hun wetten leren, lot en tel,
sterfelijk levend uit hun stof, zijn cel.

Fall of Phaëthon
British Museum, London

d'haen

Christine D’haen (25 oktober 1923 – 3 september 2009)

 

De Nederlandse dichteres Hélène Swarth werd geboren op 25 oktober 1859 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2006 en ook mijn blog van 25 oktober 2008 en ook mijn blog van 25 oktober 2009.

Grafbloemen

Maagdepalm en rozemarijn
Tooien het graf van een maagdelijn.

Maar uit het graf van een bloeiende vrouw,
Rijzen drie rozen in bloedige rouw,

Rijzen drie rozen als bloed zo rood:
Twee uit haar boezem en éen uit haar schoot.

’t Graf van een moeder, op stengelen slank,
Wiegelt drie leeljen als engelen blank,

Wiegelt drie leeljen als bloemen van melk;
Vlindertjes drinken uit elleke kelk.

Maar uit de stille gewijde grond
Waar een dichter zijn laatste wijkplaats vond,
Rijzen de bloemen zo menigerlei
Dat geen mij nog alle haar namen zei.

Uit zijn ogen het blauw van vergeet-mij-niet,
Dat in hemele-heimwee ten hemel ziet;
Uit zijn lippen een meidoorn in rozepracht,
Waar een nachtegaal jubelt zijn dromenklacht,
Uit zijn boezem een reuzige zonnebloem,
Goud van zijn lied en blond van zijn roem,
Uit zijn armen lianen omhelzend teêr,
Uit de wel van zijn tranen een helder meer,
Waar sneeuwige duiven uit drinken stil.

Dàt is ’t graf waar ik ’t liefst in verzinken wil.

swarth

Hélène Swarth (25 oktober 1859 – 20 juni 1941)

 

De Oostenrijkse schrijver Karl Emil Franzos werd geboren op 25 oktober 1848 in Czortków (Galicië). Zie ook mijn blog van 25 oktober 2008.

Uit: Leib Weihnachtskuchen und sein Kind

„Wer im Waggon von Lemberg nach Czernowitz dahinfährt, mag leicht versucht sein, Ostgalizien für menschenärmer zu halten, als es ist. Meilenweit öde Heide oder dürftiger Ackerboden, einige Hütten in der Ferne, aber selten ein großes Dorf. Anderwärts kann der Reisende oft aus der Lage der Hütten, der Form der Gärten erkennen, wie gewalttätig die Bahnlinie hindurchgeführt worden. Hier ist dies wohl nur an einer Stelle so: wo das Dampfroß von Halicz weg, dem uralten Flecken, der dem Land den Namen gegeben hat, weiter gegen Südost eilt und die Gemarkung des Dorfes Winkowce berührt. Da sieht man zur Rechten einen stattlichen Bauernhof, schief zur Bahn gestellt, zur Linken den großen Obstgarten. Hier hat der eiserne Strang ein blühendes Anwesen entzweigeschnitten.

Der Besitzer jenes Hofs war ein ruthenischer Bauer und hieß Janko Wygoda. Das ist eigentlich ein komischer Name: »Hans Bequemlichkeit«, aber er wird keinem Landeskind so erscheinen, schon weil er überaus häufig ist. Wer das Geschick dieser armen Menschen erwägt, könnte glauben, daß dies eine Art Notbehelf ist, damit man unter ihnen doch wenigstens etwas finde, was an Wohlleben erinnert. Aber Wygoda heißt auch ein die Straße kürzender Feldweg, dessen Benutzung den Nachbarn gestattet wird; der Name haftete am Grundstück und ging, als Kaiser Josef die Familiennamen einführte, auf den Besitzer über. Freilich heißen heute, bei dem ungemeinen Niedergang dieses Bauernstandes, schon viele Hunderte so, die keinem Menschen mehr etwas zu gestatten oder zu verbieten haben.

Unser Janko Wygoda hatte es besser; er saß auf dem Erbe seiner Vorfahren, aber hart genug war es ihm geworden. Vielleicht rettete ihn nur seine Häßlichkeit vor dem Verderben. Vater und Mutter waren die lustigsten, leichtsinnigsten, durstigsten Menschen in der Gemeinde und von jenem Schlag, den man so oft in diesem reinblütigsten Slawenstamm findet, dem nur einige Tropfen Mongolenblut eingemischt sind: groß, stark, fettleibig, mit blondem Kraushaar und wasserblauen Augen.“

franzos

Karl Emil Franzos (25 oktober 1848 – 28 januari 1904)

 

De Franse schrijver Benjamin Henri Constant de Rebecque werd geboren op 25 oktober 1767 in Lausanne. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2006.

Uit: Les Chevaliers

„Je chante les chevaliers et les dames qui illustrerent la cour du vertueux Pepin. on y voyoit le brave Palidore, le vaillant Oristal, le courtois cilinx, le Brave Rommador le terrible Odoric, Almont et mille autres chevaliers l’honneur de leur race et de leur siecle. Tout etoit tranquille quand Pepin las de voir languir la valeur de ses chevaliers fit inviter toutes les nations qui habitent la terre, a un tournois qu’il avoit resolu de donner.

Oliver, Bavolan, Othono, Morgant Lidene, Poronon, Cadrix, chevaliers Sarrasins s’y rendirent. on y vit paraitre Emedar, Zilant, et Oddin, avec d’autres Danois. Angeron le Scyte vouloit y venir, et il s’etoit deja mis en chemin, quand dans la forêt de Lousahan, il rencontra un chevalier couvert d’armes dorées, et monté sur un cheval superbe. Angeroon d’un naturel presomptueux, le défia a la joute ; le chevalier inconnu sans lui répondre se retourna, et mettant la lance en arrêt il fond sur lui et le renverse. Angeron furieux tire son Epée et le vaillant Pratignore c’étoit ainsi que se nommoit ladversaire d’Angeron descend de cheval et tirant Trencheroche sa bonne epée commence contre Angeron un combat des plus horribles. En vain Angeron donne t’il sur le casque enchanté de Pratignore des coups dont la foret retentissoit ; ce heros méprise ses coups. enfin Angeron jette son bouclier, et prenant son epée a deux mains il veut en porter un coup sur le casque de Pratignore. ainsi seroit peri ce heros, si son casque n’eut pas ete enchanté. Angeron epuisé par des efforts jusq’alors inutiles voulut redoubler mais sa foiblesse l’en empecha et semblable a un chene abattu par la coignée il tombe et sa chute fait retentir la foret. affaibli par la quantité de sang qu’il avoit perdu il ne peut se relever, en vain il se debat le genereux Pratignore lui tend la main ; mais la mort avoit deja fermé les yeux du malheureux Angeron.

Pratignore le plaignit et remonta sur son coursier Arolde. il se rendit au tournois de Pepin qui fixa le jour des joutes. Les trompettes sonnent Pratignore et Almont se font ouvrir la barriere. Pratignore du premier choc enleve Almont des arcons. Oristal, Milon pére de Roland, Cilinx, Odoric, Rommador, Palidore eurent le même sort. Olivier, Bavolan, Othon, o Morgant, Lidene, Poronon, Cadrix, chevaliers sarrasins, succomberent sous ses coups. Mais Aimon parut et les perance renaquit dans tous les coeurs. ils ne se trompoient pas Du premier choc le fils de Rostan le courageux Aimon fit mordre la poussiere a Pratignore Les danois Emedar, Oddin et Zilant même, cêdent la victoire au pere de Renaud. Serpention, Carcille, Rubicon, Malfruste balurot Carmallis et Morolant furent desarconnés par le brave Aimon. Le tournois finit ; alors les princes se preparent a retourner dans leurs etats.“
constant
Benjamin Constant (25 oktober 1767 – 8 december 1830)

Anne Tyler, Peter Rühmkorf, Willem Wilmink, Harold Brodkey, Jakob Hein, Daniel Mark Epstein, John Berryman, Christine D haen, Hélène Swarth, Karl Emil Franzos, Benjamin Henri Constant

De Amerikaanse schrijfster Anne Tyler werd geboren op 25 oktober 1941 in Minneapolis, Minnesota. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2007 en ook mijn blog van 25 oktober 2008.

 

Uit: A Patchwork Planet

“I am a man you can trust, is how my customers view me. Or at least, I’m guessing it is. Why else would they hand me their house keys before they leave for vacation? Why else would they depend on me to clear their attics for them, heave their air conditioners into their windows every spring, lug their excess furniture to their basements? “Mind your step, young fellow; that’s Hepplewhite,” Mrs. Rodney says, and then she goes into her kitchen to brew a pot of tea. I could get up to anything in that basement. I could unlock the outside door so as to slip back in overnight and rummage through all she owns–her Hepplewhite desk and her Japanese lacquer jewelry box and the six potbellied drawers of her dining-room buffet. Not that I would. But she doesn’t know that. She just assumes it. She takes it for granted that I’m a good person.Come to think of it, I am the one who doesn’t take it for granted.

On the very last day of a bad old year, I was leaning against a pillar in the Baltimore railroad station, waiting to catch the 10:10 a.m. to Philadelphia. Philadelphia’s where my little girl lives. Her mother married a lawyer there after we split up.Ordinarily I’d have driven, but my car was in the shop and so I’d had to fork over the money for a train ticket. Scads of money. Not to mention being some appointed place at some appointed time, which I hate. Plus, there were a lot more people waiting than I had expected. That airy, light, clean, varnished feeling I generally got in Penn Station had been crowded out. Elderly couples with matching luggage stuffed the benches, and swarms of college kids littered the floor with their duffel bags. This gray-haired guy was walking around speaking to different strangers one by one. Well-off guy, you could tell: tan skin, nice turtleneck, soft beige car coat. He went up to a woman sitting alone and asked her a question. Then he came over to a girl in a miniskirt standing near me.

I had been thinking I wouldn’t mind talking to her myself.

She had long blond hair, longer than her skirt, which made it seem she’d neglected to put on the bottom half of her outfit. The man said, “Would you by any chance be traveling to Philadelphia?”

“Well, northbound, yes,” she said, in this shallow, breathless voice that came as a disappointment.

“But to Philadelphia?”

“No, New York, but I’ll be–“

“Thanks anyway,” he said, and he moved toward the next bench.”

tyler

Anne Tyler (Minneapolis, 25 oktober 1941)

 

De Duitse dichter en schrijver Peter Rühmkorf werd geboren op 25 oktober 1929 in Dortmund. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2006 en ook mijn blog van 25 oktober 2008.

 

 

Wir turnen in höchsten Höhen herum…

 

Wir turnen in höchsten Höhen herum,
selbstredend und selbstreimend,
von einem I n d i v i d u u m
aus nichts als Worten träumend.

 

Was uns bewegt – warum? wozu? –
den Teppich zu verlassen?
Ein nie erforschtes Who-is-who
im Sturzflug zu erfassen.

 

Wer von so hoch zu Boden blickt,
der sieht nur Verarmtes / Verirrtes.
Ich sage: wer Lyrik schreibt, ist verrückt,
wer sie für wahr nimmt, wird es.

 

Ich spiel mit meinem Astralleib Klavier,
v i e r f ü ß i g – vierzigzehig –
Ganz unten am Boden gelten wir
für nicht mehr ganz zurechnungsfähig.

 

Die Loreley entblößt ihr Haar
am umgekippten Rheine …
Ich schwebe graziös in Lebensgefahr
grad zwischen Freund Hein und Freund Heine.

 

 

 

Uit: Auf Wiedersehen in Kenilworth

 

„Vor vielen vielen Jahren – und wenn ich sage viel, dann meine ich auch viel, ein gutes Vierteljahrhundert ist es jetzt her –, da lebte auf dem Schloß Kenilworth in England ein Kastellan mit Namen Jam McDamn nebst seiner Katze Minnie, auch Ginger genannt, denn sie hatte ein ingwerrotes Fell. Nun ist es freilich nicht so, daß wir uns unter unserem Kastellan so etwas wie einen Burgvogt vorzustellen hätten; man denkt dabei zu früh an den hochgestellten Dienstmann eines mächtigen Herren. Nein, bei normalem grauem englischem Tageslicht betrachtet war Jam McDamn nur eben ein kleiner Angestellter des städtischen Verkehrsbüros und auch das Schloß nur noch der Schatten eines Schlosses, mit viel Kunst und noch mehr Portlandzement vor dem Zusammenbrechen bewahrt und zur Besichtigung freigegeben täglich außer mittwochs zwischen 9 Uhr morgens und 18 Uhr am Abend. Touristen aus allen möglichen und vielen wirklichen Ländern hielten hier ihre kilometersüchtigen Autos an, um sich an der Standhaftigkeit einer über tausend Jahre alten Festung zu erbauen. Junge Weltenbummler aus Anaconda und Haderslev und Michipicoten und Schwaaz und Pill und Ischinomaki und Hechthausen und Himmelpforten und Hammah kletterten mit dem Efeu um die Wette an den Mauern hoch, um ihre leichtverderblichen Namen für alle Ewigkeit in den Stein zu kerben. Aber auch die Leute von Kenilworth und Stoneleigh und Canleigh und Norton Lindsey und den übrigen umliegenden Ortschaften kehrten schon gern einmal im Umkreis der kriegsbrandroten Ruinen ein, sei es, um an den immer noch mächtigen Turmstümpfen hoch- oder in die klaftertiefen Verliese hinabzublicken, sei es, um sich Geschichten von verbiesterten Zauberern oder verzauberten Biestern anzuhören, die an diesem Ort ihr unaufgeklärtes Wesen treiben sollten. Der tollste Märchenerzähler war freilich besagter McDamn, der sich im Zusammenfabeln haarsträubender Gespenstergeschichten gar nicht genug tun konnte.“

 

ruehmkorf

Peter Rühmkorf (25 oktober 1929 – 8 juni 2008)

 

De  Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2008.

 

Echtpaar in de trein

voor Wobke

 

Met de allerliefste in een trein
kan aangenaam en leerzaam zijn.
De prachtig vormgegeven stoel
geeft allebei een blij gevoel.

Voor ‘t verre reisdoel kant en klaar
zit ik dus tegenover haar.
De trein maakt zijn vertrouwd geluid
en zij rijdt vóór-, ik achteruit.

We zien dezelfde dingen wel,
maar ik heel traag en zij heel snel.
Zij kijkt tegen de toekomst aan,
ik zie wat is voorbijgegaan.

Zo is de huwelijkse staat:
de vrouw ziet wat gebeuren gaat,
terwijl de man die naast haar leeft
slechts merkt wat zijn beslag al heeft.

Van nieuw begin naar nieuw begin
rijdt zij de wijde toekomst in,
en ik rij het verleden uit.
En beiden aan dezelfde ruit.

 

Dictees

 

Grouwe gebauwen, louwe thee,
holadio, holadié,
word je broer dominee?
Heel gemakkelijk, zo’n dictee.

Jan vermeid het komietee,
holadio, holadié,
en de mijd bleikt heel tevre,
wat gemakkelijk, zo’n dictee.

Heremejee… ik heb een twee.

A-u, o-u, a-u-w,
o-u-w of dubbel ee,
word je broer moet met dt,
wat een smerig rot-dictee.

En ‘t zijn niet alleen dictees
waar ik hier op school voor vrees:
ook elk opstel dat ik schrijf
staat van rooie strepen stijf.

Streep toch niet zoveel meneer,
anders durven wij niet meer,
worden ons leven lang
zelfs voor brieven schrijven bang.

 

Willem_Wilmink

Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

 

De Amerikaanse schrijver Harold Brodkey werd geboren op 25 oktober 1930 als Aaron Roy Weintraub in Staunton, Illinois. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2008.

 

Uit: The Art of Fiction (Interview in Paris Review)


”Writing that is meant solely for the public forum is often less interesting than writing where the writer has invented the public space inside the text, in the tone of the address, in the tone of the language. Public language is never new. But in good writing there is something absolutely new in the tone of what I think of as the public space in which the narrator addresses the reader. In a piece of writing the language runs along on the page and in the mind of a reader; in that language there is no actual physical space, but the language should carry the implication of a physical-social location. If you’ve been to a large Edwardian house you may have seen a small room with a fireplace and a couch, and perhaps two chairs-not a formal, large room, but one where you can sit and talk, where you gossip. Henry James has a tone of address as if he’s arrived at such a house, not his own, and he is seated by the fire; an invisible interlocutor or audience listens closely. Walt Whitman speaks outdoors, it seems to me. The space Whitman suggests is complex and American and I think beautiful and a completely new invention. One thing that is unique about it is that there’s no tinge of social class in it whatsoever. Jane Austen’s writing suggests a drawing-room sort of space; Hemingway’s, on a barstool or in a club car; it changes: he’s complicated. Emily Dickinson creates a marvelous public space, too, and one of the marvelous things about it is that it is so clearly an invention since it isn’t based on being public; it is without a sense of the public. D. H. Lawrence is an absolutely amazing writer, with a fantastic sense of the language, but his sense of public space wavers, and sometimes a whole book or long story of his will collapse when he shifts the public space too drastically and becomes churchly-fascistic, or starts yelling as if in a corral, then muttering in a hallway—no order in it at all.”

 

Harold_Brodkey-New_Yorker

Harold Brodkey (25 oktober, 1930 – 26 januari 1996)
Getekend door Howard Coale

 

De Duitse schrijver en arts Jakob Hein werd geboren op 25 oktober 1971 in Leipzig. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2008.

 

Uit: Vor mir den Tag und hinter mir die Nacht

Es war schon sehr oft passiert, dass die Tür aufgegangen und eine schöne Frau in seinen Laden gekommen war, bisher allerdings ausschließlich in seinen zahllosen Tagträumen, für die Boris viel Zeit

hatte. Aber dass sich die Tür tatsächlich öffnete und tatsächlich von einer schönen Frau durchschritten

wurde, überforderte ihn etwas. Seitdem er die Agentur eröffnet hatte, war seiner Erinnerung nach niemand außer ihm selbst durch diese Tür gegangen, kein ungezogenes, anstrengendes Kind, kein hässlicher alter Mann und auch kein unauffälliger Mittfünfziger in grauem Anzug.

Diese Frau mit dem langen kastanienbraunen Haar, den hell leuchtenden Augen und dem mit einem Hauch von Violett geschminkten Mund war seine erste Kundin. Sie sah ihm direkt in die Augen und lachte ihn an, was Boris verlegen machte. Ihm fiel ihre schöne Nase auf, nicht zu klein und klassisch geschwungen. Boris hatte nie verstanden, warum die Leute Frauen mit Stupsnase mochten. Er fand nichts attraktiv daran, einer Frau in die Nase sehen zu können, und war überzeugt davon, dass Frauen mit elegant nach unten gebogenen Nasen einen genetischen Vorteil hatten.

»Sie sehen ganz anders aus, als ich sie mir vorgestellt hatte«, sagte die Frau, nachdem sie ihn ausführlich betrachtet hatte. Sie zog ihren dunklen Trenchcoat aus, warf ihn schwungvoll über einen

der zwei Stühle vor Boris’ Schreibtisch und setzte sich auf den anderen. »Irgendwie besser. Ich dachte, Sie wären mehr so ein Typ, der aussieht, als wäre er aus lauter Ersatzteilen zusammengesetzt worden.

Sie wissen schon: zwei linke Beine, verschieden lange Arme, zu kurzer Oberkörper, zu großer Kopf mit hohem Haaransatz. So die Art von Leuten, die auf eine unbeschreibliche Art hinken und eine

große Hornbrille tragen, die am Steg mit Pflasterband geklebt ist.«

Boris wusste nicht recht, was er darauf sagen sollte, außer: »Kennen wir uns?«

»Ja, wir haben heute Vormittag miteinander telefoniert. Mein Computer war kaputt.« Sie korrigierte sich: »Ist kaputt. Ich war dann in dem komischen Computerladen, und genau in diesem Moment wird mein Computer hoffentlich repariert.“

 

Jakob_Hein

Jakob Hein (Leipzig, 25 oktober 1971)

 

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en biograaf  Daniel Mark Epstein werd geboren op 25 October 1948 in Washington, D.C. Epstein behaalde een B.A. aan Kenyon College. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2008.

 

Uit: The Lincolns

 

“Walking east on Jefferson Street with the setting sun behind him, Abraham Lincoln followed his shadow toward the house on Sixth Street where he had arranged to meet his love in secret.

The tall man cast a long shadow in the November light. The October rains and wind had nearly stripped the trees of their leaves—the maple, the walnut, the oak of the prairie. He liked the trees without their foliage “as their anatomy could then be studied.” The outline of a silver maple against the sky was delicate but firm; the network of shades the branches cast upon the ground seemed to him a virtual “profile” of the tree.

“Perhaps a man’s character is like a tree, and his reputation like its shadow; the shadow is what we think of it; the tree is the real thing.” This idea, which would attend the young man on an eventful journey into middle age, might now provide small comfort. For he had gone and made a fool of himself, during the previous two years of his life, a very public sort of fool at the age of thirty-three.

Now, strolling the wooden planks of a makeshift sidewalk laid along the mud ruts of Jefferson Street, past the new state capitol building with its stately columns and dome upon the square, Lincoln followed his shadow and his reputation toward the home of his friend Simeon Francis, where he could pursue his folly behind closed doors. If a man’s character is like the tree and one’s reputation like the shadow, he had begun, by trial and error, to understand his character, his virtues and weaknesses; but he still had little sense of what the world might make of his reputation.

He was a secretive man, who kept his own counsel. He was an ambitious man of humble origins, with colossal designs on the future. And it would always be advantageous not to be closely known, never to be transparent. Passing a farmer on a dray, he would tip his hat and grin. Everybody knew him. Nobody knew him. He would play the fool, the clown, the melancholy poet dying for love, the bumpkin. He would take the world by stealth and not by storm. He would disarm enemies by his apparent naïveté, by seeming pleasantly harmless. He would go to such lengths in making fun of his own appearance that others felt obliged to defend it.”

 

Eppstein

Daniel Mark Epstein (Washington, 25 oktober 1948)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver John Allyn Berryman (eig. John Allyn Smith) werd geboren op 25 oktober 1914 in McAlester, Oklahoma. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2008.

 

Dream Song 3: A Stimulant for an Old Beast

Acacia, burnt myrrh, velvet, pricky stings.
—I’m not so young but not so very old,
said screwed-up lovely 23.
A final sense of being right out in the cold,
unkissed.
(—My psychiatrist can lick your psychiatrist.) Women get under
  things.

All these old criminals sooner or later
have had it. I’ve been reading old journals.
Gottwald & Co., out of business now.
Thick chests quit. Double agent, Joe.
She holds her breath like a seal
and is whiter & smoother.

Rilke was a jerk.
I admit his griefs & music
& titled spelled all-disappointed ladies.
A threshold worse than the circles
where the vile settle & lurk,
Rilke’s. As I said,—

 

Dream Song 5: Henry sats in de bar & was odd

 

Henry sats in de bar & was odd,

off in the glass from the glass,

at odds wif de world & its god,

his wife is a complete nothing,

St Stephen

getting even.

 

Henry sats in de plane & was gay.

Careful Henry nothing said aloud

but where a Virgin out of cloud

to her Mountain dropt in light,

his thought made pockets & the plane buckt.

‘Parm me, lady.’ ‘Orright.’

 

Henry lay in de netting, wild,

while the brainfever bird did scales;

Mr Heartbreak, the New Man,

come to farm a crazy land;

an image of the dead on the fingernail

of a newborn child.

 

Berryman

John Berryman (25 oktober 1914 – 7 januari 1972)
Berryman rechts

 

De Vlaamse dichteres en prozaschrijfster Christine Elodia Maria D’haen of D’Haen werd geboren in Sint-Amandsberg op 25 oktober 1923. Zie ook mijn blog van 5 september 2009 en ook mijn blog van 25 oktober 2008.

 

Vita

Bloesems, bloemenwangen, baby, blos,
een dochter, zoon, mijn: schijn, zoet, bitter, zuur
en zout, die vier, maar talloos met textuur;
kleur met lijn oneindig; meng en scheid,
ontvouw, spreid, bal, creëer, fuseer en splijt;
vaarwel. Want langs de zenuw geest en woord,
elk instrument klank die geen oor meer hoort,
nooit zonder het getal weer baby, blos.

 

Sanctus

Steek kaarsen aan, kniel, offer, smeek.
Mijn kleed is wit, mijn wang is bleek,
ik toon het Beeld van mijn bestaan.
Mijn Godgerichte wil is stil.
Ik werd een heilige, mijn oog
ziet al uw lijden van omhoog.
Verliest gij schaartje, schrijfpen, bril,
of voelt gij kiespijn, roep mij aan.

christina300

Christine D’haen (25 oktober 1923 – 3 september 2009)

 

 

De Nederlandse dichteres Hélène Swarth werd geboren op 25 oktober 1859 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2006 en ook mijn blog van 25 oktober 2008.

 

Brood en rozen

I.
‘k Was uit mijn marmeren paleis getogen,
Stil, in ’t geheim, alleen, bij avondrood,
Mijn blanken mantel vol verborgen brood,.
Voor wie mij wachtten, bleek met brandende oogen,

Mijn uitgevaste Illusieën. – Zacht floot,

Boven mijn hoofd, zijn hoonlied: – ‘Ziel is logen!’

Een vogel zwart, doch éen, vol mededoogen

En sneeuwwit, zong: – ‘Roep moed! bloei zoet!’ en vlood.

 

Doch diep in ’t woud, kwam ik mijn heerscher tegen,

Die wederkwam van jacht op weerloos wild.

– ‘Hoe dwaalt zoo laat gij langs verborgen wegen?

 

Wat bergt uw kleed, dat gij verbleekt en trilt?’

Toen, uit mijn mantel, stroomde een rozenregen.

Hij liet mij gaan: álle argwaan was gestild.

 

Sneeuwlucht.

 

De lucht is bleek van sneeuw die niet wil dalen,

Tragisch gelaat, vol tranen die niet stroomen.

O bleeke hemel! geef me uw blanke droomen,

Strooi ze in mijn tuin als lelieën-van-dalen!

 

Wil met uw vlokken, sneeuw, verreinen komen

Een grond van zonde zwart en week van kwalen,

Als moeders doen met liedren en verhalen

Voor koorts’ge kindren, die visioenen schromen.

 

Ik wil niet zingen in dit schimmenleven,

Ik kán niet zingen in deez’ kerkhofkelder,

Ik mág niet zingen eer ‘k weer licht zie beven.

 

O sneeuw! ik smeek u, maak de wereld helder.

Aard, hemel, lied, gij kunt mij ál hergeven,

Tot smelt uw blank voor d’ eersten lentemelder.

 

SWARTH

Hélène Swarth (25 oktober 1859 – 20 juni 1941)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 25 oktober 2008.

 

De Oostenrijkse schrijver Karl Emil Franzos werd geboren op 25 oktober 1848 in Czortków (Galicië).

 

De Franse schrijver Benjamin Henri Constant de Rebecque werd geboren op 25 oktober 1767 in Lausanne. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2006.

 

Anne Tyler, Peter Rühmkorf, Willem Wilmink, Harold Brodkey, Jakob Hein, Daniel Mark Epstein, John Berryman, Christine D’ haen, Hélène Swarth, Karl Emil Franzos, Benjamin Henri Constant

De Amerikaanse schrijfster Anne Tyler werd geboren op 25 oktober 1941 in Minneapolis, Minnesota. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2007.

 

Uit: The Amateur Marriage

 

“Anyone in the neighborhood could tell you how Michael and Pauline first met.

It happened on a Monday afternoon early in December of 1941. St. Cassian was its usual poky self that day-a street of narrow East Baltimore row houses, carefully kept little homes intermingled with shops no bigger than small parlors. The Golka twins, identically kerchiefed, compared cake rouges through the window of Sweda’s Drugs. Mrs. Pozniak stepped out of the hardware store with a tiny brown paper bag that jingled. Mr. Kostka’s Model-B Ford puttered past, followed by a stranger’s sleekly swishing Chrysler Airstream and then by Ernie Moskowicz on the butcher’s battered delivery bike.

In Anton’s Grocery-a dim, cram-packed cubbyhole with an L-shaped wooden counter and shelves that reached the low ceiling-Michael’s mother wrapped two tins of peas for Mrs. Brunek. She tied them up tightly and handed them over without a smile, without a “Come back soon” or a “Nice to see you.” (Mrs. Anton had had a hard life.) One of Mrs. Brunek’s boys-Carl? Paul? Peter? they all looked so much alike-pressed his nose to the glass of the penny-candy display. A floorboard creaked near the cereals, but that was just the bones of the elderly building settling deeper into the ground.

Michael was shelving Woodbury’s soap bars behind the longer, left-hand section of the counter. He was twenty at the time, a tall young man in ill-fitting clothes, his hair very black and cut too short, his face a shade too thin, with that dark kind of whiskers that always showed no matter how often he shaved. He was stacking the soap in a pyramid, a base of five topped by four, topped by three . . . although his mother had announced, more than once, that she preferred a more compact, less creative arrangement.

Then, tinkle, tinkle! and wham! and what seemed at first glance a torrent of young women exploded through the door. They brought a gust of cold air with them and the smell of auto exhaust. “Help us!” Wanda Bryk shrilled. Her best friend, Katie Vilna, had her arm around an unfamiliar girl in a red coat, and another girl pressed a handkerchief to the red-coated girl’s right temple. “She’s been hurt! She needs first aid!” Wanda cried.

Michael stopped his shelving. Mrs. Brunek clapped a hand to her cheek, and Carl or Paul or Peter drew in a whistle of a breath. But Mrs. Anton did not so much as blink. “Why bring her here?” she asked. “Take her to the drugstore.”

 

tyler190

Anne Tyler (Minneapolis, 25 oktober 1941)

 

De Duitse dichter en schrijver Peter Rühmkorf werd geboren op 25 oktober 1929 in Dortmund. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2006.

 

 

Der getreue Don Juan

 

Keinen Grund gefunden habend,

kein Warum? Und kein Voran! –

Aber so und so heut abend

kommen wir und sehn uns an.

 

In den letzten Kunstlachsröten

dreimal ums Karree gelatscht;

keinen Lebensbund zu löten,

nichts! das Lied ist ausgebratscht.

 

Gib die Königinpastetchen,

nimm mein schräges Flageolett. . .

Ewigkeitsmusik, mein Mädchen,

macht den Glauben auch nicht fett.

 

Brandy-Cola nachgetrichtert,

schön, bis Faß und Korken tanzt!

Aufgeklärt und ausgenüchtert

kuckt die Welt aus Blei gestanzt.

 

Komm, die Füße auf den Ecktisch,

häng dich aus ins Einerlei,

unfreiwillig dialektisch

schwabbelnd zwischen Form und Brei.

 

Einfach nur mal so heut abend,

kein Woher? Und kein Voran! –

Ausflucht suchend sich vergrabend:

Dein – getreuer – Don Juan.

 

 

Das Himmelschluck-Lied

 

Mein Herz beschert mir groben Spaß,

die Lunge kommt mir auch zupaß,

ich preise mein Gewicht.

Zeigt ernst die Nas nach Norden hin,

daß ich aus Lust geworden bin,

vergeß, vergeß ich nicht.

 

Die Bäume stehen sich durchs Jahr,

das Herz ist wunder- und wandelbar,

ich setz auf Wasnichtbleibt;

so Blüten, Laub und Schöpferklein

und leg dir Feuer ans Gebein,

bis daß es Funken treibt.

 

Schau, die katangaschwarze Nacht

hat die Machete mitgebracht

und säbelt in den Wind.

Da sind die Sterne aufgereiht,

Schnittmuster für die Ewigkeit,

der wir verloren sind.

 

Oh schönes Sein, oh großes Nuscht,

zwei Wolken, in die Luft getuscht,

die ich wohl fangen möcht.

Es fällt die Nacht, es steigt die Früh,

im Spiegel bleckt mein Kontervieh

sein heimliches Geschlecht.

 

Peter_Ruehmkorf

Peter Rühmkorf (25 oktober 1929 – 8 juni 2008)

 

De  Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936 in een socialistisch geëngageerd gezin. Zijn vader was procuratiehouder in de textiel. Na het behalen in 1954 van zijn eindexamen Gymnasium-α ging hij Nederlands studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Na zijn kandidaats studeerde hij ook Geschiedenis. Gedurende zijn studie schreef hij zijn eerste gedichten en cabaretteksten. Van 1961 tot 1978 was hij universitair docent moderne letterkunde aan het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam. Vanaf 1965 schreef Wilmink gedichten, essays, liedjes en proza voor de literaire tijdschriften “Tirade”, “Maatstaf” en “De Revisor”. Zijn literair debuut was in 1966 met de verhalenbundel “Brief van een Verkademeisje”. Van 1968 tot 1970 was hij de poëzierecensent voor het dagblad “De Tijd” en van 1971 tot 1977 redacteur van het tijdschrift “Spektator”.

 

Dood zijn duurt zo lang

 

Het is niet fijn om dood te zijn.
Soms maakt me dat een beetje bang.
Het doet geen pijn om dood te zijn,
maar dood zijn duurt zo lang.

Als je dood bent, droom je dan?
En waar droom je dan wel van?

Droom je dat je in je straat
langzaam op een trommel slaat?
Dat iemand je geroepen heeft?
Droom je dat je leeft?

Maar ach, wat maak ik me toch naar,
het duurt bij mij nog honderd jaar
voor ik een keertje dood zal gaan.

Ik laat vannacht een lampje aan.

 

 

Het lied van Mustafa

Het huis waar ik woon, heeft wel erg dunne muren
en we wonen te dicht op een kluit.
Dus een klein beetje herrie geeft ruzie met de buren
en zo’n ruzie maakt dan ook weer geluid.

Men wil in dit land dat we heel anders leven,
ook al zijn we hier soms nog maar kort.
Maar mijn oom in Marokko heeft laatst nog geschreven
dat ik veel te Nederlands word.

Ik zal deze buurt op den duur wel verlaten,
alhoewel ik er toch van hou.
Maar ik wil toch wel eens hard kunnen zingen en praten
en ik wil wel eens weg uit de kou.

Er is een land waar ze niet meteen vloeken,
er is een land waar ik dikwijls van droom.
Daar zal ik zelf wel een meisje gaan zoeken,
tot verdriet van mijn vader en oom.

Willem_Wilmink

Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

 

De Amerikaanse schrijver Harold Brodkey werd geboren op 25 oktober 1930 als Aaron Roy Weintraub in Staunton, Illinois. Hij groeide op in University City, Missouri in de omgeving van St. Louis. Hij studeerde in 1952 af aan Harvard in 1952. Brodkey begon zijn schrijverscarrière met het aanleveren van korte verhalen voor de The New Yorker en andere tijdschriften. Voor zijn verhalen ontving hij twee maal de O. Henry Award. In 1993 kondigde Brodkey in The New Yorker aan dat hij aids had. Later schreef hij This Wild Darkness over zijn gevecht met de ziekte.

 

Uit: Innocence

 

“I suddenly realized how physically strong Orra was, how well-knit, how well put together her body was, how great the power in it, the power of endurance in it; and a phrase — absurd and demeaning but exciting just then — came into my head: to throw a fuck, and I settled atop her, braced my toes and knees and elbows and hands on the bed and half-scramblingly worked it — it was clearly mine, but I was Orra’s — worked it into a passionate shove, a curving stroke about a third as long as a full stroke, but amateur and gentle, that is, tentative still; and Orra screamed then; how she screamed; she made known her readiness: then the next time, she grunted: “Uhnnn-nahhhhhh . . . ” a sound thick at the beginning but that trailed into refinement, into sweetness, a lingering sweetness.

 &nb
sp;   It seemed to me I really wanted to fuck like this, that I had been waiting for this all my life. But it wasn’t really my taste, that kind of fuck: I liked to throw a fuck with less force and more gradations and implications of force rather than with the actual thing; and with more immediate contact between the two sets of pleasures and with more admissions of defeat and triumph; my pleasure was a thing of me reflecting her; her spirit entering me; or perhaps it was merely a mistake, my thinking that; but it seemed shameful and automatic, naïve and animal: to throw the prick into her like that.”

 

brodkey

Harold Brodkey (25 oktober, 1930 – 26 januari 1996)

 

De Duitse schrijver en arts Jakob Hein werd geboren op 25 oktober 1971 in Leipzig. Hij bezocht een bijzondere school voor wiskunde in Oost-Berlijn en studeerde daarna medicijnen in Berlijn, Stockholm en Boston. In 2000 promoveerde hij aan de Humboldt-Universität op “The specific disorder of arithmetical skills.” Tegenwoordig werkt hij als schrijver, arts en geeft hij lezingen. In 1999 sloot hij zich aan in het Kaffee Burger bij de Berliner Lesebühne Reformbühne Heim & Welt en experimenteerde voor de microfoon met voordrachtsvormen als Slam-Poetry, Stand-up Comedy en Autorenlesung.

 

Uit: Herr Jensen steigt aus

“Der Brief in seiner Hand war wie üblich nicht für ihn. Herr Jensen strich mit dem Umschlag knapp unterhalb der Schlitze über die Türen der Briefkästen, so daß sich das vordere Drittel des Umschlags an die Metallgehäuse drückte. An jeder Lücke zwischen zwei Kästen gab es einen kleinen Sprung, und das Adreßfeld schien vor seinen Augen leicht zu tanzen. Dabei murmelte Herr Jensen immerfort den Namen auf dem Briefumschlag fast unhörbar vor sich hin. Stimmte der Name in dem Adreßfeld schließlich mit dem Namen auf dem Kasten überein, murmelte Herr Jensen diesen Namen ein klein wenig lauter. »Meyer, Meyer, Meyer, Meyer . MEYER!« Dann schob er den Brief durch den Schlitz in den Kasten und nahm den nächsten Brief zur Hand. Das war sein System, das System Jensen.

Schon seit mehr als zehn Jahren stellte Herr Jensen im gleichen Viertel die Post zu. An den Tagen, an denen er die Ratgeberzeitschriften in die Briefkästen warf, dachte er jedesmal, daß andere mehr Sorgfalt auf die Wahl ihrer Waschmaschine verwendeten, als er das bei der Wahl seines Berufs getan hatte. Wenn seine Mitschüler früher davon geredet hatten, daß sie später Berufsfußballer, Rockstars oder Robotertechniker werden wollten und mit ernsthafter Miene ihre Chancen und Möglichkeiten diskutierten, man mußte nicht in der ersten Liga spielen, auch in der zweiten wurden Leute gebraucht, dann konnte Herr Jensen nicht mitreden. Er hatte keinen Traumberuf. Er ging jeden Tag in die Schule, weil man das mußte, und er hatte die vage Vorstellung gehabt, daß es immer so weitergehen würde.

In den Sommerferien zwischen der achten und der neunten Klasse arbeitete er zum ersten Mal bei der Post. Den Job hatte er damals über Matthias Gertloff aus seiner Klasse bekommen. Herr Jensen allein hätte überhaupt nicht gewußt, wie er sich nach einem Ferienjob auch nur hätte erkundigen sollen. Aber eines Tages verkündete Matthias, daß er einfach zur Post gegangen sei, eine Bewerbung abgegeben habe und nun im Sommer dort jobben werde. Bald darauf gab Herr Jensen eine Bewerbung bei der Post ab.”

 

Hein

Jakob Hein (Leipzig, 25 oktober 1971)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en biograaf Daniel Mark Epstein werd geboren op 25 October 1948 in Washington, D.C. Epstein behaalde een B.A. aan Kenyon College. Zijn biografische werk omvat levensbeschrijvingen van  Abraham Lincoln en Walt Whitman, Nat King Cole, Edna St. Vincent Millay en Aimee Semple McPherson. Hij publiceerde zeven gedichtenbundels waaronder  No Vacancies in Hell (1973), Young Men’s Gold (1978), The Book of Fortune (1982), Spirits (1987) en The Traveler’s Calendar (2002) als ook een verhalenbundel Star of Wonder (1986) en de memoires Love’s Compass (1990). Zijn gedichten verschenen in The Atlantic Monthly, The New Yorker, The New Republic, The Nation, The Paris Review, Poetry Magazine, The Hudson Review en andere tijdschriften..

 

 

Heaven’s Neighbors   

 

     After Victor Hugo

 

 

Death and Beauty, see how these goddesses cast

So much light and shade, a wise man might say

They were sisters, both bountiful, frightful, vast,

Guarding the same enigma and mystery.

 

O ladies, dark and fair, sing, dance and be

Brilliant now, hypnotize me, make the most

Of love! For I am dying. O pearls of the sea,

O luminous birds of the melancholy coast…

 

Judith, who would have dreamed our destinies

Could ever draw us together—and you so young?

Your eyes are the blue of some divine abyss

 

While mine show a starry chasm, moonless and cold.

We shall be Heaven’s neighbors as long

As you are beautiful, and I am old.

 

 

 

Bobolink

 

You rise from dry meadowgrass

With a laborious flutter, more

Wing-action than the shortness of your flight

Would seem to call for

 

And so it seems obvious

Flying for you is a steep effort

Nature exacts, though not without amends,

Bobolink, reedbird;

 

The wiry tones of your song

Set forth a waltz in clear whistles

At first, so well-sustained! But then you break

Down the bars, stampede

 

Your notes into a reckless

Song fantasia piped at lightning speed

No one can follow—not the barn swallow

Who soars with such grace,

 

Not the bird-watcher stalking

The field, not blind Tom with all his skill

At sound-catching, his passion for filling

Darkness with music.

 

Ricebird, reedbird, bobolink,

Your song is the strained apology

For all of the weak-winged, condemned to sing

Because we cannot fly.

 

Daniel-Mark-Epstein

Daniel Mark Epstein (Washington, 25 oktober 1948)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver John Allyn Berryman (eig. John Allyn Smith) werd geboren op 25 oktober 1914 in McAlester, Oklahoma. Berryman studeerde af aan de Columbia University in 1936. Een pamflet met gedichten verscheen in 1942. Zijn eerste echte boek The Dispossessed verscheen zes jaar later. Zijn eerste grote werk was Homage to Mistress Bradstreet dat gepubliceerd werd in de Partisan Review in 1953. De meeste bewondering oogstte hij met de verzameling Dream Songs. De eerste bundel met de titel 77 Dream Songs versscheen in 1964 en won de Pulitzer Prize for poëzie.

Berryman pleegde zelfmoord in 1972.

 

 

Dream Song 4    

 

Filling her compact & delicious body

with chicken páprika, she glanced at me

twice.

Fainting with interest, I hungered back

and only the fact of her husband & four other people

kept me from springing on her

 

or falling at her little feet and crying

‘You are the hottest one for years of night

Henry’s dazed eyes

have enjoyed, Brilliance.’ I advanced upon

(despairing) my spumoni.–Sir Bones: is stuffed,

de world, wif feeding girls.

 

–Black hair, complexion Latin, jewelled eyes

downcast . . . The slob beside her     feasts . . . What wonders is

she sitting on, over there?

The restaurant buzzes.  She might as well be on Mars.

Where did it all go wrong? There ought to be a law against Henry.

–Mr. Bones: there is.

 

 

Dream Song 29    

 

There sat down, once, a thing on Henry’s heart

só heavy, if he had a hundred years

& more, &am
p; weeping, sleepless, in all them time

Henry could not make good.

Starts again always in Henry’s ears

the little cough somewhere, an odour, a chime.

 

And there is another thing he has in mind

like a grave Sienese face a thousand years

would fail to blur the still profiled reproach of.  Ghastly,

with open eyes, he attends, blind.

All the bells say: too late.  This is not for tears;

thinking.

 

But never did Henry, as he thought he did,

end anyone and hacks her body up

and hide the pieces, where they may be found.

He knows: he went over everyone, & nobody’s missing.

Often he reckons, in the dawn, them up.

Nobody is ever missing.

 

Berryman

John Berryman (25 oktober 1914 – 7 januari 1972)

 

De Vlaamse dichteres en prozaschrijfster Christine Elodia Maria D’haen of D’Haen werd geboren in Sint-Amandsberg op 25 oktober 1923. Christine D’haen studeerde Germaanse filologie aan de Rijksuniversiteit Gent en vervolgt haar studie te Amsterdam en Edinburgh. Zij vestigt zich daarna te Brugge waar zij een tijdje Engels gaf aan de Rijksnormaalschool. Zij maakte werk met het inventariseren van Guido Gezelles manuscripten tot 1983. In 1948 debuteerde ze in Dietsche Warande en Belfort. In 1958 verscheen haar eerste dichtbundel Gedichten 1946-1958. Haar gedreven poëtisch werk kenmerkt zich door een retorisch taalgebruik met beladen symboliek, een poëtisch-technische begaafdheid en een enorme taalrijkdom.  Ze schreef autobiografische fictie en werd bekend met haar biografie van Guido Gezelle De wonde in ’t hert (1988). Naast poëzie en proza vertaalde ze ook werk van Hugo Claus in het Engels.

 

Rustig lied

 

Onder het raam in de aarde, die sporen

die me dierbaar zijn.

Toen hij kwam, wie zond hem weg? Ik zond hem weg,

het deed geen pijn.

 

Het deed geen pijn. Maar iets is verdwenen

of dood in mij,

mijn gedachten staan als soldaten gehoorzaam,

in rechte rij.

 

Op een nacht valt de sneeuw,

maakt de aarde wit, maakt de aarde rein.

De randen van mijn ogen doen pijn;

het komt door de slaap, het komt door de sneeuw,

het komt door die sporen

die niet te vinden meer zijn.

 

 

Er werd verhaald

 

Helena was huwbaar, de prinsen wierven.

Gehuwd, geroofd, en veel ridders stierven.

Haar huid als de schaal van een ei,

glanzend op de wal bij de grijsaards kwam zij:

Geen wonder dat elkeen, al breekt zij haar trouw,

wil sterven voor de schoonheid van zo’n vrouw!

De prins in haar kamer, de mooiste, met lokken

zit aan haar voet, haar wol om het rokken.

Van over de zee bracht hij haar, van haar man weg.

Boodschappers kwamen: geef haar terug.

Nooit geef ik die vrouw terug.

Het bloed van de bloedsteen dronk hij uit haar hand.

Het bloed vergoten, de Stad verbrand,

haar voet op de bank, zit zij naast haar man,

de wol op haar schoot in een zilveren mand.

Maar misschien in een zwarte zee zingt haar stem

op een wit eiland gedichten voor hem.

 

Ch_dhaen

Christine D’haen (Sint-Amandsberg, 25 oktober 1923)

 

De Nederlandse dichteres Hélène Swarth werd geboren op 25 oktober 1859 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2006.

 

Octoberlanen.

 

Octoberlanen zijn als droomwaranden,

Waar donzig licht als zon door water vlot,

 Omtoovrend zomerboschje in sprookjesgrot,

 Vol goud en zilver en smaragden wanden.

 

 Gewillig stil geeft elke boom den God

 Die gaf en neemt zijn kronen en guirlanden,

 Als vrouw en dichter mild, met volle handen

 Offerend ál, door koel verstand bespot.

 

 De trillende espen, die hun zilver zaaien

 Naast der kastanje oranjebrandend goud,

 Weten zij ’t al, dat wreed zal geeselzwaaien

 De grimm’ge Winter over ’t naakte woud?

 

 Door ’t broze blauw, rouwklagend, zwermen kraaien.

 En toch, geen boom die één blad overhoudt.

 

 

 

Wintergracht.

 

 Wit-zwarte grachtenboomen, kool en krijt,

 In doezelbad van melkigblanken mist.

 Geglim van keien glanzig rijpvernist.

 Inktzwart vierkant in dofgrauw ijs, een bijt.

 

 Op draad van telefoon, een vogelrist

 Aan ’t even rusten; en door ’t week gespreid

 Nevelengaas het huizenrood herleid

 Tot wazig bloemrood, als door schilderlist.

 

 Grijsgroen, het gras der tuintjes poppigklein,

 Van huis áf hellend naar den waterkant,

 Geelbruin, hun struiken, dor in doodenschijn.

 

 Zon, maak nu goudwaas van den nevel! brand

 De winterstraat met purpren vlammenpijn,

 En schenk uw schoonheid aan mijn prozaland!

 

Swarth

Hélène Swarth (25 oktober 1859 – 20 juni 1941)

 

De Oostenrijkse schrijver Karl Emil Franzos werd geboren op 25 oktober 1848 in Czortków (Galicië). Omdat een universitaire loopbaan in de klassieke filologie voor hem als jood niet weggelegd was studeerde hij in Wenen en Graz rechten. Omdat hij lid was van de deutsch-nationale Burschenschaft vond hij geen werk en richtte hij zich op de journalistiek. In de jaren 1884-86 gaf hij de »Wiener Illustrierte« uit. Daarna verhuisde hij naar Berlijn en richtte het tijdschrift »Deutsche Dichtung« op. Daarin publiceerden schrijvers als C.F. Meyer, Theodor Fontane oder Theodor Storm en Stefan Zweig. In 1879 gaf hij het Verzamelde Werk van Georg Büchners uit.

 

Uit: Das Kind der Sühne

 

“Von einem Kind handelt diese Geschichte. Es hieß Lea und war vierjährig und hatte schwarze, glänzende Haare und große, dunkle Augen. Diese Augen aber waren nicht glänzend, wie ein Schleier lag es über ihnen und über dem blassen, zarten Gesicht des kleinen Mädchens. Es war sehr armer Leute Kind und hatte ein einziges Kleidchen, das arg geflickt war, dasselbe für die Samstage, dasselbe für die Wochentage, man konnte kaum noch die ursprüngliche Farbe des gelben Zitzes heraus erkennen. Aber daher rührte jener Schleier nicht. Was wußte Lea von der Armut?! Alle Tage wurde sie satt, wenn nicht ganz, so doch halb satt, alle Tage durfte sie im Sonnenschein spielen, so viel ihr beliebte. Und den allerschönsten Spielplatz hatte sie, den man sich nur wünschen kann, groß und grün und still, und unzählige Blumen wuchsen da, und mit schweren Blütenzweigen neigte sich der Holunder über vielen, sehr vielen Ruhesitzen, denn Leas Spielplatz war der Judenfriedhof zu Barnow. Es war eigen, wenn man das ernste Kind so still zwischen den Gräbern einhergehen sah, oder wenn es auf einem der Steine saß und zusah, wie die lustigen Goldkäfer dahinliefen durch das aufsprossende Gras. Aber auch daher rührte jener Schleier nicht. Was wußte Lea von dem Tode?! Der Vater war tot, das wußte sie, und Totsein heißt schlafen und niemals, gar niemals mehr Hunger haben. Und wie hätte sie etwa sonst der tägliche Anblick der Gräber betrüben können?! Nein, das war’s nicht, und auch die Juden in Barnow logen, wenn sie sagten: »Das Kind ist nun einmal ein ›Kind der Sühne‹ – wie sollt es ein ander Gesicht haben?!« Nein, ein Erbteil war jener Zug des Leidens in dem blassen Gesichtchen. Die arme Miriam Goldstein hat dies Kind unter einem Herzen getragen, das von schwerem Kummer gequält war, von schier unsäglichem Seelenschmerz. Und blutige Tränen waren auf das Antlitz des kleinen Wesens gefallen, als es an ihrem Busen lag. Auch solche Tränen vertrocknen, aber sie lassen eine Spur zurück. Die kleine Lea trug in ihrem Antlitz die Spur der Tränen, die einst ihre Mutter darauf geweint hatte.

 

Denn später, als das Kind heranwuchs, da weinte die Mutter nicht mehr. Die arme Witwe hatte dazu keine Zeit mehr. Den Tag über mußte sie schaffen und sorgen, und des Nachts sank sie ermattet hin, und selbst wenn sie aufwachte und so nachgrübelte über ihr hartes, armseliges Leben, auch da weinte sie nicht, denn zum Schluß konnte sie doch immer sagen: »Gottlob, mein Kind und ich, wir brauchen weder zu betteln noch zu verhungern, gottlob, das Kind ist gesund!«

 

»Das Kind ist gesund!« Die Miriam Goldstein, die Witwe des Totengräbers zu Barnow, die von der Gemeinde als Witwengehalt ein kleines Stübchen in der Hütte am Friedhoftor eingeräumt erhalten, die den Tag über für fremde Leute wusch und nähte, die arme Frau weinte auch des Nachts nicht in schlaflosen Stunden. Ihr Kind war gesund – ich frage alle Mütter: Warum hätte Miriam Goldstein weinen sollen?!

 

So kamen und gingen die Tage. Die kleine Lea ward vierjährig und spielte den Sommer über auf den Grabhügeln und schlüpfte still, aber fröhlich unter den Holunderzweigen hindurch und unter der Wäsche, welche die Mutter an langen Stricken über den Gräbern zum Trocknen aufgehängt hatte.”

 

Karl_Emil_Franzos

Karl Emil Franzos (25 oktober 1848 – 28. januuari 1904)

 

De Franse schrijver Benjamin Henri Constant de Rebecque werd geboren op 25 oktober 1767 in Lausanne. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2006.