Ferdinand Bordewijk werd geboren op 10 oktober 1884 in Den Haag. Hij studeerde rechten in Leiden. Na zijn studie ging hij in Rotterdam werken op een advocatenkantoor. In 1916 debuteerde hij zonder veel succes met de dichtbundel Paddestoelen onder het pseudoniem Ton Ven. Hij kreeg meer erkenning met de drie korte romans, Blokken (1931), Knorrende beesten (1933) en Bint (1934) en twee grotere Rood paleis (1936) en Karakter (1938). Blokken was een roman over een soort anti-utopie en verscheen één jaar eerder dan Brave New World van Aldous Huxley, dat hij “een enorme prul” noemde. Bordewijk huwde op 1 augustus 1914 met de Nederlandse componiste Johanna Roepman. Hij schreef onder andere het libretto voor haar opera Rotonde uit 1941.
Uit: Bint
“- Ik eis van de leraar dat hij zich niet inleeft in het kind, dat hij niet daalt. Ik eis van het kind dat het zich inleeft in de leraar, dat het klimt. Ik eis dat het zich inleeft in tien leraren. Ik eis dat het tienmaal gehoorzaamheid zal kennen, tienmaal tucht, dat het door tien volwassenen zal worden getuchtigd.”
“- Ik waardeer het vanavond gevoerde debat. Het was precies, concies. Maar ik weet dat er onder jullie zijn die in de klas nog te veel spreken. Ieder woord in de klas moet een bevel zijn. Het bevel is kort. Het woord in de klas kan korter zijn. Wij moeten de spreekwoordelijke wijdlopigheid van de Nederlanders bekampen, logenstraffen. De taal van de regering, hoog en laag, de taal van de wetten, de taal van de kranten is mij een gruwel. Ik lees geen kranten meer omdat van de tien woorden er niet één is verantwoord. Wij misbruiken onze taal steeds roekelozer. Wij prostitueren haar. Prostitutie is zedenbederf. Aan zedenbederf gaat een volk onder. Wij zijn op de helling. Als wij ons niet weten af te werken van de helling gaan wij onder aan onze taal, met onze taal.”
Ferdinand Bordewijk (10 oktober 1884 – 28 april 1965)
Claude Simon werd geboren op 10 oktober 1913 te Tananarive (Madagaskar) als zoon van een Franse legerofficier. Tijdens de Eerste Wereldoorlog kwam zijn vader in 1914 om. Simon werd in Perpignan opgevoed door zijn moeder, en na haar dood in 1924 door haar familie. Hij ging naar een zeevaartschool, maar werd weggestuurd en studeerde vervolgens kunst in Oxford en Cambridge. Daarna reisde hij uitgebreid door Spanje, Duitsland, de Sovjet-Unie, Italië en Griekenland. In 1934 en 1935 diende hij in het Franse leger. Simon vocht in de Spaanse burgeroorlog met de republikeinen tegen Franco en beschreef in veel romans de waanzin en ellende van oorlogen. Zijn De Acacia geldt als een van de meesterwerken van de anti-oorlogsliteratuur. Simon schreef een twintigtal boeken. Zijn bekendste werk is La route des Flandres uit 1960. Hij won er veel prijzen mee. Simon kreeg in 1973 een eredoctoraat van de University of East Anglia, en won in 1985 de Nobelprijs voor de Literatuur.
Uit : La route des Flandres
“Et son père parlant toujours, comme pour lui-même, parlant de ce comment s’appelait-il philosophe qui a dit que l’homme ne connaissait que deux moyens de s’approprier ce qui appartient aux autres, la guerre et le commerce, et qu’il choisissait en général tout d’abord le premier parce qu’il lui paraissait le plus facile et le plus rapide et ensuite, mais seulement après avoir découvert les inconvénients et les dangers du premier, le second c’est-à-dire le commerce qui était un moyen non moins déloyal et brutal mais plus confortable, et qu’au demeurant tous les peuples étaient obligatoirement passés par ces deux phases et avaient chacun à son tour mis l’Europe à feu et à sang avant de se transformer en sociétés anonymes de commis-voyageurs comme les Anglais mais que guerre et commerce n’étaient jamais l’un comme l’autre que l’expression de leur rapacité et cette rapacité elle-même la conséquence de l’ancestrale terreur de la faim et de la mort, ce qui faisait que tuer voler piller et vendre n’étaient en réalité qu’une seule et même chose un simple besoin celui de se rassurer, comme des gamins qui sifflent ou chantent fort pour se donner du courage en traversant une forêt la nuit, ce qui expliquait pourquoi le chant en choeur faisait partie au même titre que le maniement d’armes ou les exercices de tir du programme d’instruction des troupes parce que rien n’est pire que le silence quand, et Georges alors en colère disant : “Mais bien sûr !”, et son père regardant toujours sans le voir le boqueteau de trembles palpitant faiblement dans le crépuscules, l’écharpe de brume en train de s’amasser lentement dans le fond de la vallée, noyant les peupliers, les collines s’enténébrant, et disant : “Qu’est-ce que tu as ?”
Claude Simon (10 oktober 1913 – 6 juli 2005)
De Antilliaanse schrijver Willem Cornelis Jacobus (Boeli) van Leeuwen werd geboren op 10 oktober 1922 op Curaçao. Hij is een zoon van de voormalige gouverneur van het eiland. Van Leeuwen debuteerde met de roman De rots der struikeling (1959). Binnen dit werk speelt het leven op het eiland een belangrijke rol. Dit wordt veelal gekoppeld aan bijbelse thematieken. De paradoxen tussen individu en sociale omgeving worden hiermee uitgedrukt.
Werk o.a.: De eerste Adam (1966), Een vader, een zoon (1978), Het teken van Jona (1988), Geniale anarchie (1990)
Citaat:
“Curaçao is permanent bezig naar de bliksem te gaan; maar Suriname is tatsächlich naar de bliksem gegaan, dat is het verschil! Vraag het maar aan al die teleurgestelde Surinaamse gastarbeiders, die, na een kortstondige vrijage met de sergeant, ons kader zijn komen versterken. Wij zweven auf Flügeln des Gesanges boven huiveringwekkende afgronden en spotten met de wetten van de zwaartekracht. Niemand begrijpt hoe die rotzooi bij ons in elkaar zit. Niemand kan verklaren hoe wij een dergelijke incompetentie en slabakkerij overleven. Het geheim van Curaçao is ondoorgrondelijk. Maar ik heb het gevoel dat onze beschermengel reeds vergenoegd in carnavalskostuum op zijn wolkje zit halfbezopen van al die cuba-libres, die ze hem onafgebroken aanreiken. U gelooft niet dat beschermengelen hier gevoelig voor zijn? Ik ook niet hoor, al merk ik dat hij vlijtig bezig is zijn vleugels te poetsen met goudklateersel. Curaçao zal, tot in alle eeuwigheid, groot mysterie blijven.”
Boeli van Leeuwen (Curaçao, 10 oktober 1922)
Harold Pinter werd geboren op 10 oktober 1930 in het Londense East End, als zoon van een kleermaker. Na een korte studie aan de beroemdste toneelschool van Engeland, de “Royal Academy of Dramatic Art”, sloot hij zich aan bij een rondtrekkend toneelgezelschap. Voordat Pinter in 1957 zijn eerste stuk, The Room, schreef, had hij al vele korte prozastukjes en gedichten geproduceerd. In hetzelfde jaar voltooide hij zijn eerste avondvullende stuk, The Birthday Party, waarvan de première geen succes werd, en de eenakter The Dumb Waiter. Pinters echte doorbraak als toneelschrijver kwam in 1960 met het avondvullende stuk The Caretaker, dat werd bekroond met de “Evening Standard Award”. Het volgende jaar kwam een ander stuk van hem uit dat grote faam heeft verworven, The Homecoming.
Death May Be Ageing
Death may be ageing
But he still has clout
But death disarms you
With his limpid light
And he’s so crafty
That you don’t know at all
Where he awaits you
To seduce your will
And to strip you naked
As you dress to kill
But death permits you
To arrange your hours
While he sucks the honey
From your lovely flowers
Lust
There is a dark sound
Which grows on the hill
You turn from the light
Which lights the black wall.
Black shadows are running
Across the pink hill
They grin as they sweat
They beat the black bell.
You suck the wet light
Flooding the cell
And smell the lust of the lusty
Flicking its tail.
For the lust of the lusty
Throws a dark sound on the wall
And the lust of the lusty
– its sweet black will –
Is caressing you still.
Harold Pinter (Londen, 10 oktober 1930)