De Nederlandse schrijver en vertaler Frans Kellendonk werd geboren in Nijmegen op 7 januari 1951. Zie ook mijn blog van 25 februari 2007 en ook mijn blog van 7 januari 2008.
Uit: Beeld en gelijkenis
„Drie passen achter de bontjas van mijn moeder, op weg naar de kerk – het weerspannig stuk ellende waarin ik nog steeds moeiteloos mezelf herken. Scheve knoop in mijn stropdas. Schoenveter los. ‘Til je voeten op, jongen! En loop niet zo krom.’ Missaal en zakdoek vergeten.
Die bontmantels werden zondags gedragen tot het hoogzomer was en zodra de r in de maand zat weer uit de kast gehaald. De meeste dames waren te kort van hals om helder over de dikke jaskragen heen te kunnen bidden en daarom moesten ze elkaar in het oog houden met inquisiteursblik, de kinnen geheven, loensend langs de matglans van hun neuzen. Bij het massaal opstaan, knielen, gaan zitten veroorzaakten die jassen een geritsel en geruis alsof er storm op til was. Ik voelde me in de kerk alsof ik te vondeling was gelegd in een naargeestig woud en daar ontwaakt was temidden van een kudde ogenschijnlijk goedmoedige, maar in werkelijkheid zeer kwaadaardige herkauwers.
Vlak voor het Woord verkondigd ging worden kwam het ogenblik dat mijn vader, lid van het college van collectanten, een functie die hem een verbouwing had opgeleverd aan het koor van de kerk, waar het altaar in die tijd naar voren moest worden geplaatst, met zijn zwarte handschoenen en een gezicht dat lijkbleek zag van schijnheiligheid snel de collectezak aan mijn moeder en mij voorbijduwde. Dat scheelde weer een paar centen. Er was nog iemand die angstvallig door hem werd overgeslagen, een buurvrouw die jaren daarvoor eens een klap onder de zak had gegeven, niemand heeft me ooit willen vertellen waarom. De munten waren over de tegels van het middenpad gerinkeld, onder de banken, in de kieren tussen de planken gerold. ‘Stof zul je vreten!’ had die buurvrouw geschreeuwd, terwijl mijn vader op zijn knieën dubbeltjes had moeten rapen en lospeuteren.“
Frans Kellendonk (7 januari 1951 – 15 februari 1990)
De Franse schrijver, illustrator, filmmaker en schilder Roland Topor werd geboren op 7 januari 1938 in Parijs. Zie ook mijn blog van 7 januari 2007 en ook mijn blog van 7 januari 2008.
Topor : L’homme à la cape
Uit : Journal in Time
„Je regarde autour de moi.
Mon appartement est vaste, lumineux.
Il règne un certain désordre apparent, mais il s’agit bien entendu d’un ordre supérieur.
Beaucoup de livres, de bouteilles vides.
Des objets d’art témoignent d’amitiés déjà anciennes.
Des photos. Des morceaux de biscotte.
Des insectes qu’on devine plutôt qu’on ne les voit.
Un rouleau de papier hygiénique entamé. Est-ce que je vis seul ?“
Roland Topor (7 januari 1938 – 14 november 1997)
De Amerikaanse schrijver Nicholson Baker werd geboren op 7 januari 1957 in Rochester.Zie ook mijn blog van 7 januari 2007 en ook mijn blog van 7 januari 2008.
Uit: The Fermata
“Several hours later, at the Ritz Carlton bar, guided by a will greater than my own, I substituted several of the international textile care-labeling symbols for key variables in the original, and changed the equal sign to a less-than-or-equal-to sign. I felt as if I were speaking in tongues as I watched my possessed hand draw a crossed-out iron and a crossed-out triangle (‘no bleach’) and a stylized half-filled washtub with a large hand in it (‘hand wash’). When I had finished with the substitutions and the Strine Inequality stood complete on the page, there came a sound, a sound of distant chronic liposuction, of fine cosmetic work being done on the cosmos, nips and tucks tactfully taken, infinitesimal hairplugs of time removed from distant star-systems, where they wouldn’t be missed, and arranged in quantity serially for me to live through. I was free once again to roam the Fold. To return to time I only had to erase the inequality sign, disabling its potency.”
Nicholson Baker (Rochester, 7 januari 1957)
De Franse schrijver Pierre Gripari werd geboren in Parijs op 7 januari 1925 als zoon van een Griekse vader en een Franse moeder. Pierre Gripari schreef talloze sprookjes, verhalen, toneelstukken en gedichten, zowel voor volwassenen als voor kinderen. In 1959 publiceerde hij zijn autobiografie Pierrot-la-lune. In 1962 volgde een succesvol toneelstuk Lieutenant Tenant. Hij bleef schrijven, maar het succes ebde weg, om pas in de jaren zeventig terug te keren. Zijn sprookjesbundel Contes de la rue Broca uit 1967 behoort tot zijn bekendste werken en wordt ook buiten Frankrijk veel gelezen. De homoseksuele atheïst Gripari had een afkeer van religieus fanatisme en elke vorm van censuur.
Uit: Frère Gaucher ou le voyage en Chine
„Les Arabes, au contraire, valent infiniment mieux que leur réputation. Ils sont bêtement cupides, parfois voleurs, et ne savent pas faire l’amour, mais en revanche ils sont propres, courtois, et souvent pleins de gentillesse. Il ne peut rien t’arriver de vraiment grave en leur compagnie. Truands, mais pas vicieux…
Quand tu sors pour courir, n’emporte pas plus d’argent qu’il ne t’est nécessaire. Laisse tomber immédiatement quiconque te fait marcher, ou marchande. Réfléchis longuement avant de faire entrer quelqu’un chez toi. Surtout n’en fais pas plus, par crainte de manquer, que tu n’as réellement besoin d’en faire.
La chasteté, de toute façon, est une excellente chose, et qui n’a jamais tué personne. On la confond avec le refoulement, et l’on a tort. Le refoulé, c’est celui qui ne veut pas voir clair, et qui nie l’existence de ses instincts, au lieu de lutter contre à visage découvert. Dans Les femmes savantes, Armande est une refoulée.
Si tu te sens malheureux, songe qu’il y a des sadiques, des coprophiles, des amateurs de fruits verts… Ceux-là sont encore plus malheureux que toi !
Pour ce qui est de la pratique, tu auras vite compris. Ça change tous les jours, et c’est toujours la même chose.
Un mot encore : si ta mère t’interroge, réponds-lui franchement. Tout vaut mieux que de s’embarquer dans des mensonges. Mais si elle ne t’interroge pas, ne dis rien. Elle n’est pas bête, loin de là, mais, ce qu’elle accepte chez moi, elle n’est peut-être pas disposée à l’admettre chez son fils… Et puis, un garçon qui a de la tenue mène sa vie privée à ses périls et risques, et ne va pas s’amuser à en parler à sa famille, sauf en cas de coup dur… Si la crise se déclare, eh bien, mon Dieu, tu prendras patience. Tant que tu manges le pain de ta mère, il est bien évident que tu dépends d’elle… C’est pourquoi, encore une fois, travaille, gagne ta vie, impose le respect, deviens majeur. Dès lors, tu n’auras plus de comptes à rendre à personne.“
Pierre Gripari (7 januari 1925 – 23 december 1990)
De Nederlandse dichter, bloemlezer Henk van Zuiden werd geboren in Apeldoorn op 7 januari 1951. Zij vader had een klein granito- en terrazzo-bedrijf. Op 25-jarige leeftijd vertrok Van Zuiden naar Den Haag. Daar woont hij nog altijd, in Loosduinen met zijn partner en hond Dalai. Naast zijn parttime werk bij Proefdiervrij is hij sinds 2005 redacteur van Poëziereeks De Windroos (Uitgeverij Holland). In 1981 verscheen de eerste door hem samengestelde bloemlezing met proza en poëzie: Bericht voor de kalme wandelaar. Twee jaar later werd zijn poëziedebuut gepubliceerd: Monument voor moeder.
CIUFFOLOTTO
Voor M.K.
Breng de jongen naar Brissago Porta
waar koele pils wacht en twee flessen
Primitivo zijn ontkurkt. Maak voor hem
een lentesoepje en landverse spargelrisotto.
Daal bijna 700 traptreden tot het dorp, haal
daar een beker stracciatella-ijs. Plan dit zo,
dat je snel met de postauto weer terug bent.
Ondertussen ziet hij de maan boven het
Lago verschijnen, branden berkblokken in
de haard en wacht de divan met vierbenige
Diva op zijn slaap.
Voor de ochtend daarna spreek je niets af.
Vertel hem geen sprookjes, deze jongen
met liefdesverdriet. Hij heeft ’n briefje
onder de palm gelegd. Zwaluwen hebben
hem al gezien, de goudvink is onderweg.
Henk van Zuiden (Apeldoorn, 7 januari 1951)
De Canadese dichteres en schrijfster Dionne Brand werd geboren op 7 januari 1953 op Trinidad. Zij ging in 1970 naar Canada om Engels en filosofie te studeren. Naast gedichten en romans schrijft zij ook nonfictie en maakt zij documentaire films. Ook zet zij zich in voor minderheden en vrouwen. In 1997 ontving zij de Governor General`s Award for Poetry. Tegenwoordig woont zij in de buurt van Toronto.
This city is beauty
This city is beauty
unbreakable and amorous as eyelids,
in the streets, pressed with fierce departures,
submerged landings,
I am innocent as thresholds
and smashed night birds, lovesick,
as empty elevators
let me declare doorways,
corners, pursuit, let me say
standing here in ey
elashes, in
invisible breasts, in the shrinking lake
in the tiny shops of untrue recollections,
the brittle, gnawed life we live,
I am held, and held
the touch of everything blushes me,
pigeons and wrecked boys,
half-dead hours, blind musicians,
inconclusive women in bruised dresses
even the habitual grey-suited men with terrible
briefcases, how come, how come
I anticipate nothing as intimate as history
would I have had a different life
failing this embrace with broken things,
iridescent veins, ecstatic bullets, small cracks
in the brain, would I know these particular facts,
how a phrase scars a cheek, how water
dries love out, this, a thought as casual
as any second eviscerates a breath
and this, we meet in careless intervals,
in coffee bars, gas stations, in prosthetic
conversations, lotteries, untranslatable
mouths, in versions of what we may be,
a tremor of the hand in the realization
of endings, a glancing blow of tears
on skin, the keen dismissal in speed
Dionne Brand (Trinidad, 7 januari 1953)
De Franse dichter en schrijver Charles Péguy werd geboren op 7 januari 1873 in Orléans. Péguy kwam uit armoedige omstandigheden en werd opgevoed door zijn moeder en grootmoeder. Zijn vader was kort na zijn geboorte overleden. In 1891 sloot hij de middelbare school af en ontving een beurs, maar werd niet toegelaten, omdat hij de toelatingstest niet doorstond. Hij diende vervolgens als dienstplichtige een jaar in het 131ste infanterieregigment in Orléans. Péguy probeerde het daarna opnieuw, ditmaal succesvol, en begon in 1894 zijn studie aan de École normale supérieure in Parijs, waar hij in contact kwam met Romain Rolland en de filosoof Bergson, die bijzonder veel invloed op hem uitoefende. Zijn literaire loopbaan verliep met drie grote golfbewegingen. De eerste liepvan 1897 – 1900 en was vooral socialistisch en atheïstisch geaard. Hij schreef zijn levenswerk “Cahiers de la Quinzaine” en werd beheerst door de zaak Dreyfuss. Jeanne d’Arc was ondanks zijn atheïsme zijn voorbeeld en zijn inspiratiebron, aan wie hij verschillende literaire uitgaven wijdde, waaronder een drama, in 1897. De periode 1900 – 1910 werd gekenmerkt door een groei naar een nieuwe levensovertuiging, die leidde tot zijn overgang naar het christendom. Rond 1908 bekeerde hij zich tot het katholicisme. De periode 1910-1914 was de periode van overgang naar een mystieke wereldbeschouwing, gebaseerd op het lijden van Christus, dat Péguy zag als de menselijke basis van het haast mystiek verbond tussen het tijdelijke en het eeuwige. Hierop steunde zowel zijn tijdskritiek als zijn houding tegenover Kerk en Socialisme. Hij stierf in de eerste dagen van de Slag aan de Marne op 5 september 1914. Hij werd in de buurt van Villeroy, dichtbij Neufmontiers-lès-Meaux, door een kogel in zijn hoofd getroffen.
De kleine hoop
Het geloof waar ik het meest van hou, zegt God, is de hoop.
Geloof, dat verwondert me niet.
Ik ben overal zo zichtbaar aanwezig,
in de zon en de maan en de sterren aan de hemel
en in ’t gewemel
van de vissen in rivieren,
en in alle dieren,
en in het hart van de mens, zegt God,
dat het diepste is
en het meest in het kind
dat het liefste is
dat ik ooit heb geschapen.
In alles wat boven en onder is
ben ik zo luisterrijk aanwezig,
dat geloven, zegt God, in mijn ogen
geen wonder is.
Ook liefde verwondert me niet, zegt God.
Er is onder de mensen zoveel verdriet,
soms niet te stelpen,
dat je toch vanzelf ziet
hoe ze elkaar moeten helpen.
Ze zouden wel harten van steen
moeten hebben als ze voor een
die tekort heeft het brood
niet uit hun mond zouden sparen.
Nee, liefde, zegt God, dat verwondert me niet.
Maar wat me verwondert, zegt God, is de hoop.
Daar ben ik van ondersteboven.
Ze zien toch wat er in de wereld allemaal omgaat
en ze geloven
dat het morgen allemaal omslaat.
Wat een wonder is er niet voor nodig
dat zij dat kleine hoopje hoop
nooit als overbodig
ervaren
maar met voorzichtige gebaren
in hun hand en in hun hart bewaren,
een vlammetje dat keer op keer weer
wankelt en dreigt neer te slaan
maar altijd weer weet op te staan,
en nooit wil doven.
Soms kan ik mijn eigen ogen niet geloven.
Geloof en liefde zijn als vrouwen.
Hoop is een heel klein meisje van niks.
Zij stapt op tussen de twee vrouwen
en iedereen denkt: die vrouwen houen
haar bij de hand,
die wijzen de weg.
Maar daarvan heb ik meer verstand,
zegt God, ik zeg:
het is dat kleine meisje hoop
dat al wat tussen mensen leeft
en al hun heen en weer geloop
licht en richting geeft.
Want het is dat kleine meisje hoop
– je ziet het zwak zijn, bang zijn, beven,
je denkt soms dat het zo onooglijk is –
het is dat kleine meisje hoop
dat de mensen zien laat, zien soms even,
wat in het leven mogelijk is.
Het geloof, zegt God, waar ik het meest van hou,
de liefde waar ik het meest van hou, is de hoop.
Geloof, dat verwondert me niet.
Liefde, dat is geen wonder.
Maar de hoop, dat is bijna niet te geloven.
Ikzelf zegt God, ik ben ervan ondersteboven.
Charles Péguy (7 januari 1873 – 5 september 1914)
De Franse schrijfster Marie Desplechin werd geboren op 7 januari 1959 in Roubaix. Desplechin schreef na haar letterenstudie kinder- en jeugdboeken. In 1995 verscheen ‘Trop Sensibles’, een verhalenbundel voor volwassenen. Internationale bekendheid verwierf zij met de roman ‘Sans moi’ (1999), die ook in het Nederlands vertaald is: ‘Zonder mij’
Uit: Sans moi
„Le soir nous jouons au Monopoly. Suzanne triche sans malice. Thomas est exaspéré. Je m’ennuie, je lance les dés trop fort, ils roulent sur la table et tombent par terre. Il n’y a qu’Olivia pour s’intéresser au jeu . Elle tient la banque, elle engueule les enfants, elle ramasse les dés. Elle se demande si elle doit acheter la rue de la Paix. Elle fronce le nez. Je la regarde. Elle me fait rire.
Les enfants sont couchés, je leur rapporte ma conversation avec Etienne Varlat.
Ah ouais, dit-elle, ce pauvre Etienne, il n’en revenait pas, j’étais dans son bureau, je tremblais sur mes pieds, il faut dire que j’avais des brûlures sur tout le corps, en plus ils m’avaient brûlée, et tout ce que je savais faire, c’était me tordre de rire. Tu aurais vu sa tête à Etienne, même toi tu aurais rigolé. Enfin, le principal c’est qu’il m’a emmenée me faire soigner à l’hôpital, il a été gentil, je ne peux pas dire, j’ai toujours les traces des brûlures sur les seins.
Je refuse de penser que cette personne à qui je parle porte des cicatrices de brûlures sur les seins.
Tu as porté plainte ?
Elle me regarde atterrée.
Pour un viol ?
Olivia, ma voix est très calme, je suis en train de mesurer combien notre pratique de l’organisation sociale est différente. Olivia, dis-je avec une manière de componction, la brûlure est un acte de barbarie, le viol est un crime.
Oui, acquiesce Olivia aimablement, et après ?
Après, les types passent aux assises, ils prennent quinze ou vingt ans de taule, c’est la loi.“
De Indiaase schrijfster en columniste Shobhaa Dé werd geboren op 7 januari 1947 in Maharashtra. Zij behaalde een graad in psychologie aan het St. Xavier’s College in Mumbai. In 1970 begon zij aan een loopbaan als journaliste en werd ze uitgeefster en redacteur van drie tijdschriften. Tegenwoordig is zij freelance schrijfster en columniste voor verschillende bladen en tijdschriften.
Uit: Surviving Men — The Smart Woman’s Guide To Staying On Top
“Some wives prefer denial. They like pretending they don’t have a mother-in-law even when the old biddy is sitting right across them, stuffing her face with murgh masallam and glaring evilly. Women learn how to blank out unpleasant sights. And odours. Mothers-in-law exude a particular smell that is quite, quite distinctive to their breed. It doesn’t matter whether they come from, all of them send out the same scent. I believe it can be successfully bottled under an appropriate brand name, such as ‘Hostility’ or ‘Suspicion’.
Do sons smell what the world smells? Naturally not. They fill their nostrils with the world’s headiest fragrance each time Mummyji walks into the room. ‘Ecstasy?’ ‘Bliss?’ ‘Embrace?’ All three. They call their wives ‘paranoid’ and insist they suffer from a persecution complex even when there is a full-fledged attack on their person in the man’s presence. “Calm down,” advises the beta. “The way you’re carrying on, one would think you were being nuked or something.” So you scream back, “It’s worse than nuking. At least there are bomb shelters around when wars break out. Where do I go?”
Shobhaa Dé (Maharashtra, 7 januari 1947)
De Amerikaanse schrijver Robert Cormier werd geboren in Leominster, Massachusetts, op 7 januari 1925. Nog tijdens zijn schooltijd begon hij met schrijven. Een docent van hem stuurde een kort verhaal van hem naar een tijdschrift en zo volgde een eerste publicatie al toen hij negentien was. Cormiers loopbaan begon met het schrijven van reclameteksten voor de radio. Dertig jaar lang werkte hij als journalist en columnist. Na het succes van zijn eerste roman The Chocolate War wijdde hij zich geheel aan het schrijven. Een hoofdthema in zijn werk zijn jongeren in de moderne maatschappij.
Uit: The Chocolate War
„As he turned to take the ball, a dam burst against the side of his head and a hand grenade shattered his stomach. Engulfed by nausea, he pitched toward the grass. His mouth encountered gravel, and he spat frantically, afraid that some of his teeth had been knocked out. Rising to his feet, he saw the field through drifting gauze but held on until everything settled into place, like a lens focusing, making the world sharp again, with edges.
The second play called for a pass. Fading back, he picked up a decent block and cocked his arm, searching for a receiver – maybe the tall kid they called The Goober. Suddenly, he was caught from behind and whirled violently, a toy boat caught in a whirlpool. Landing on his knees, hugging the ball, he urged himself to ignore the pain that gripped his groin, knowing that it was important to betray no sign of distress, remembering The Goober’s advice, “Coach is testing you, testing, and he’s looking for guts.”
I’ve got guts. Jerry murmured, getting up by degrees, careful not to displace any of his bones or sinews. A telephone rang in his ears. Hello, hello, I’m still here. When he moved his lips, he tasted the acid of dirt and grass and gravel. He was aware of the other players around him, helmeted and grotesque, creatures from an unknown world. He had never felt so lonely in his life, abandoned, defenseless.
On the third play, he was hit simultaneously by three of them: one, his knees; another, his stomach; a third, his head – the helmet no protection at all. H
is body seemed to telescope into itself but all the parts didn’t fit, and he was stunned by the knowledge that pain isn’t just one thing – it is cunning and various, sharp here and sickening there, burning here and clawing there. He clutched himself as he hit the ground. The ball squirted away.“
Robert Cormier (7 januari 1925 – 2 november 2000)
De Franse schrijver, historicus en politicus Max Gallo werd geboren in Nice op 7 januari 1932. Gallo schreef een groot aantal historische romans, biografieën en andere boeken over zeer uiteenlopende personen en periodes uit de geschiedenis.Na de Tweede Wereldoorlog was Max Gallo aanvankelijk communist, maar schoof langzaam maar zeker op in de richting van de Franse socialisten, bij wie hij zich halverwege de jaren zeventig aansloot. In de jaren tachtig en negentig bekleedde hij diverse politieke functies, onder meer als volksvertegenwoordiger en als regeringswoordvoerder. Aan het begin van de jaren negentig verliet hij samen met Jean-Pierre Chevènement de Franse Socialistische Partij. Max Gallo geldt nog altijd als een links denker, maar met name sinds de publicatie van zijn spraakmakende boek Fier d’être français (“Trots om Frans te zijn”) begin 2006 is zijn populariteit bij een deel van links Frankrijk enigszins tanende. In mei 2007 werd hij verkozen tot lid van de Académie française.
Uit: Robespierre (Vertaald door Pierre Bertaux en Bernd Witte)
„In der bis zum letzten Platz gefüllten Kapelle der Jakobiner, in der gespanntes Schweigen herrscht, verwirft Maximilien mit einem Satz die These von der Entführung. »Nicht meiner Person«, beginnt er, »müßte die Flucht des obersten Beamten als katastrophales Ereignis erscheinen. Der heutige Tag könnte der schönste der Revolution sein, er kann es immer noch werden.« Dann ruft er zum Handeln auf, womit er sich der Initiative der Cordeliers anschließt, und schleudert seine Anklagen heraus: »Der König hat, um seinen Posten im Stich zu lassen, einen Augenblick gewählt . . .« Und er läßt eine lange Liste von Umständen folgen, die es dem König erlauben werden, »die Nation auszuhungern«. Dennoch fürchtet Maximilien nicht so sehr, daß »alle Briganten Europas sich gegen uns zusammentun«. »Mitten unter uns jedoch, in dieser Hauptstadt, hat der flüchtige König seine Helfer zurückgelassen, auf die er rechnet, um seine Rückkehr zum Triumphzug zu machen.« Es sind diese Helfer, die Maximilien in Unruhe versetzen. Er möchte »seinen Schrecken mitteilen«, denn, und dieser Satz zielt auf La Fayette, die Truppen haben Anführer, die »es fertiggebracht haben, daß man einem Bouillé für die Bartholomäusnacht unter den Patrioten von Nancy eine öffentliche Danksagung beschlossen hat«. Schließlich kündigt er die Ankunft der Abgeordneten an und ruft aus: »Die Nationalversammlung, so behaupte ich heute, hat in zwanzig Dekreten vorgegeben, die Flucht des Königs eine Entführung zu nennen. Wollt ihr noch mehr Beweise dafür, daß die Nationalversammlung die Interessen der Nation verrät?«
Max Gallo (Nice, 7 januari 1932)
De Franstalige, Catalaanse, schrijver Ludovic Massé werd geboren op 7 januari 1900 in Évol. Na zijn schooltijd werkte hij eerst als journalist en in het onderwijs. De dood van zijn vader in 1927 vormde de basis van zijn eerste romans Le Livre des bêtes familières en Fièvre au village chronique. In 1934 verscheen zijn beroemde Ombres sur les champs. Zijn vrijzinnige en pacifistische opvattingen leverden hem in 1940 nog
al wat tegenstand op. .
Uit: Pip et la liberté
„Ils avancent et, bientôt, Pip se heurte à un mort. La plaine en est tout entière peuplée. Beaucoup sont aux trois-quarts enfouis dans la glèbe. De loin en loin, un coup de feu éclate dans cette désolation et ce silence. C’est un mort qui a tiré ; l’arme s’est détachée de ses doigts pourris et elle est partie toute seule.
– Prenez garde ! dit l’âne. Rien n’est plus mal récompensé que de recueillir une balle égarée !
Il n’en peut plus, mais il s’essaie à rire.
Des camions, des batteries, des convois entiers se sont embourbés ; ils forment de longs tertres funèbres. Ci et là, une coupole d’acier jette un éclair ; un gros canon, arc-bouté sur ses pattes de métal, tente d’échapper aux boues qui l’aspirent ; partout, des avions gisent, fracassés, calcinés, leurs équipages et leurs boulons éparpillés comme une semence.
Ils ont traversé des villages sans se douter que c’étaient des villages. Ils ont reconnu une ville à quelques murs dressés au milieu du plâtras. Il n’y a plus de rues, ni de places ; dans ce qui fut un square, une statue couchée regarde le ciel. Les palais se sont agenouillés sur les avenues ; la ville s’est refermée sur ses enfants.“
Ludovic Massé (7 januari 1900 – 24 augustus 1982)
De Amerikaanse schrijfster en anthropologe Zora Neale Hurston werd geboren op 7 januari 1891 in Notasulga, Alabama. Haar moeder overleed toen zij negen was. In 1925 ging zij naar New York en kwam er in contact met de schrijvers van de Harlem Renaissance. Zij begon haar eerste essays en korte verhalen te publiceren. Dankzij een beurs kon zij anthropologie studeren. Tijdens haar veldstudies in Florida, Alabama, Louisiana en op de Bahamas verzamelde zij verhalen, liederen en gebeden van de zwarte bevolking. Uiteindelijk koos Neale Hurston voor de literatuur. In de jaren dertig was zij een van de belangrijkste afro-amerikaanse schrijvers.
Uit: Their Eyes Were Watching God
„Ships at a distance have every man’s wish on board. For some they come in with the tide. For others they sail forever on the horizon, never out of sight, never landing until the Watcher turns his eyes away in resignation, his dreams mocked to death by Time. That is the life of men.
Now, women forget all those things they don’t want to remember, and remember everything they don’t want to forget. The dream is the truth. Then they act and do things accordingly.
So the beginning of this was a woman and she had come back from burying the dead. Not the dead of sick and ailing with friends at the pillow and the feet. She had come back from the sodden and the bloated; the sudden dead, their eyes flung wide open in judgment.
The people all saw her come because it was sundown. The sun was gone, but he had left his footprints in the sky. It was the time for sitting on porches beside the road. It was the time to hear things and talk. These sitters had been tongueless, earless, eyeless conveniences all day long. Mules and other brutes had occupied their skins. But now, the sun and the bossman were gone, so the skins felt powerful and human. They became lords of sounds and lesser things. They passed nations through their mouths. They sat in judgment.“
Zora Neale Hurston (7 januari 1891 – 28 januari 1960)
Zie voor onderstaande schrijfster ook mijn blog van 7 januari 2008.
De Australische schrijfster en journaliste Helen Darville werd geboren op 7 januari 1971 in Brisbane.