Ad Zuiderent, Leo Pleysier, Adriaan Bontebal, Guntram Vesper, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Ian Fleming, Sjoerd Leiker, Vladislav Chodasevitsj

De Nederlandse dichter en criticus Ad Zuiderent werd geboren in ’s-Gravendeel op 28 mei 1944. Zie ook alle tags voor Ad Zuiderent op dit blog.

 

Wind in het haar

Twee keer zo oud als Alexander bijna
bij zijn dood en vrijwel niets veroverd
een paar trouwe lezers hoogstens
maar die dan gedeeld met collega’s –
bijna twee keer zo oud als Jezus en die
stond weer op na zijn dood, ga eerst
maar eens dood dus en zie dan
of anderen zeggen: hij stichtte ooit
zonder volgelingen en zonder iets van
macht, alleen met gedichten, het
geloof in zichzelf, de hoogmis
een fietstocht, een blik op oneindig,
een stop voor een appel, een vlotte
terugweg, gevoel van wind om
het hoofd vooral, niet gehinderd
door andere wijzen van denken dan
van een gelukkige jeugd, kom daar
maar om, en ‘s avonds het rozig
gevoel dat er niets anders hoeft
dan een dag als een gat in het leven,
geen heerser, geen god of diens zoon
maar een leven met wind in het haar.

 

Tuin der wetenschap

Daar is de lucht geregeld, de zon
geweerd bij dag. Het duister vijftien
vloeren dik is jou een zorg. Pracht van

een hortus om de hoek – geen heemtuin –
met paden van verpulverd hout en
bordjes wie aanwezig is, wie uit.

Daar sproeien slangen hun verdoving
over perk en pad. Tuin van papier;
lees je erover, lijkt het heel wat.

Wat groeit omhoog in vreemde talen?
kijk op de plattegrond: carrière
onder airconditioning. Een boom

van kennis die je longen uit tot
lucht vervloog. Op je bureau een bloed-
spoor van verbeelding? Hou het maar droog.

 

 
Ad Zuiderent (’s-Gravendeel, 28 mei 1944)

 

De Belgische schrijver Leo Pleysier werd geboren in Rijkevorsel op 28 mei 1945. Zie ook alle tags voor Leo Pleysier op dit blog.

Uit: De zoon, de maan en de sterren

“– Kom, mama, we beginnen, zegt Maarten. Ben je er klaar voor? vraagt hij.
En dan nog eens: Klaar?
Maar zijn moeder reageert niet. Of toch: ze knippert met haar ogen.
– Oké, dan beginnen we, zegt Maarten.
Moeder (57) en zoon (24) bevinden zich in het appartement op tweehoog van een gerestaureerd Antwerps pand waarvan de ramen aan de straatzijde uitzicht bieden op het viaduct waarlangs de spoortreinen zowel boven– als ondergronds het station van Antwerpen Centraal bereiken. Aan de achterkant kijk je uit op de gecementeerde zijgevel van een synagoge, op een stadstuintje waar een wilde kastanje in bloei staat en op de met een hek omheinde speelplaats van een grote Joodse school. De woonkamer van het appartement is licht en het is er ook aangenaam van temperatuur. Maarten staat met zijn ene schouder tegen de wand geleund. Zijn moeder zit aan tafel: onbeweeglijk, afwachtend en zwijgend.
– Daar gaan we, zegt Maarten.
En met zijn vinger wijst hij de eerste letter aan op het alfabetbord dat hij zes weken geleden tegen de kamerwand, vlak boven de verwarmingsradiator, heeft opgehangen – als ging het om een wandversiering, een schilderij, een kopergravure of een aquarel.
– A! zegt Maarten.
Daarbij kijkt hij zijn moeder recht in de ogen en wacht hij op haar reactie. Maar die volgt niet.
Dan naar de tweede letter.
Ook geen reactie.
– C dan?
Ook niet.
– D?
Ook al niet.
– De E?
– De F?
– De G?
– De H?
– De I?
Nu pas knippert zijn moeder weer met haar ogen, en vervolgens schrijft Maarten met geel krijt de letter
I op het groene schrijfbordje dat vlak onder het alfabetbord is aangebracht.
– Voilà.”

 


Leo Pleysier (Rijkevorsel, 28 mei 1945)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Adriaan Bontebal werd als Aad van Rijn op 28 mei 1952 in Leidschendam geboren. Zie ook alle tags voor Adriaan Bontebal op dit blog.

Uit: Tot hier en niet verder

“Het was de eerste dag van een nieuwe carrière. Ik ging naar het centrum van de stad en zette mijn fiets vast aan de Haagse Kakmadam, die er volkomen stoïcijns onder bleef. Ze is dan ook een standbeeld, maar dat moet je weten. Op een hink-stap-sprong afstand van haar staat, naast de ingang van C&A, weer of geen weer, een man met één been accordeon te spelen. Om misverstanden te voorkomen: de man heeft slechts één been en zit in een invalidebolide, die naast de ingang van het warenhuis geparkeerd staat. Hij bespeelt zijn knoppen gewoon met zijn handen. Ik liep op hem af en groette joviaal: ‘Ha, collega.’ Waarschijnlijk dacht de man nu dat ik ook muzikaal was; wist hij veel. Mijn stijl van lopen verdient dan geen schoonheidsprijs, maar voor de oppervlakkige beschouwer oog ik redelijk compleet. Ik luisterde even naar zijn spel en moest concluderen dat het echt iets voor de liefhebber was. Zoals brood met zand op het strand. Ik pakte de hoed, die hij uitnodigend voor zich had staan, en telde de inhoud. ‘Het gaat lekker vandaag,’ complimenteerde ik hem, niet zonder bewondering. ‘Er zit zelfs papiergeld bij.’ Ik verklapte hem het totale bedrag, telde de helft voor hem uit en gooide deze terug in de hoed. De rest stak ik in mijn zak. ‘Ga zo door,’ en ik gaf hem een bemoedigende knipoog en een dreun op zijn schouder. Hij miste enkele noten. ‘Wij zien elkaar morgen wel weer.’ Ik haastte me naar de Haagse markt. Daar staat een eenbenige op krukken ansichtkaarten te verkopen.”

 


Adriaan Bontebal (28 mei 1952 – 11 februari 2012)
Cover

 

De Duitse schrijver Guntram Vesper werd geboren op 28 mei 1941 in Frohburg. Zie ook alle tags voor Guntram Vesper op dit blog.

Uit: Nördlich der Liebe und südlich des Hasses

„Er wurde tot in einem Waldstück am Fuß des Hohen Ha-egen gefunden. Das war am fünfundzwanzigsten März. Bedenkliche Zeitungsnachrichten steigerten die Erregung. Niemand konnte nämlich sagen, wie cr ums Leben gekom-men war. Es hieß, sein Kopf sei gar nicht gefunden worden. In der folgenden Nacht brannte der Ziegenstall des Lehrers Meseke nieder. Und am siebenundzwanzigsten März hielt die Bevölkerung eine Versammlung ab. An Grönwohl, der sich in Hannover aufhielt, wurde ein Ultimatum geschickt. Die Bevölkerung verlangte die Herstellung alter Rechte. Mit ergebenem Gruß. An dic Spitze der Fordernden hatten sich Kawe und Bergweitemeier gestellt. Die Versammlung nahm einen stürmischen Verlauf. Alle waren sehr aufgebracht. Sie nannten Grönwohl einen Ausbeuter, den Förster und den Lehrer seine 1 lelfershelfer und Lakaien. Die Ansprachen von Bornemann, Elend und einem Tischler namens Bertram, der aus Göttingen heraufgekommen war, fanden starke Beach-tung. Ende März ließ Grönwohl durch den Lehrer die ein-schlägigen Gesetze verlesen. Es ist nicht bekannt geworden, wie viele Zuhörer Meseke fand, doch am ersten April war das ganze Dorf in Aufruhr. Mit Hacken, Äxten und Spaten zog man auf den Kirchhof. Grönwohl jedoch hatte, um die Be-völkerung und besonders seine Landarbeiter zu beruhigen, einen Ochsen schlachten und mit einem Zentner Kartoffeln verteilen lassen. Allerdings schien das keinen besonderen Eindruck gemacht zu haben. Man nahm hin, was gegeben wurde, aber Liebe entstand nicht. Infolge dessen beklagte Grönwohl beim Pfarrer seinen schlechten Ruf unter den Aufständischen. Er glaubte, mehr verdient zu haben. Der Pfarrer wies auf den abgebrannten Ziegenstall hin und nickte. Am zweiten April wurde der Tote endlich begraben, ohne daß sein Kopf gefunden worden wäre. Allgemein hielt man Grönwohl für schuldig. Anderntags marschierte die Garde der einfachen Leute, der wüste Haufe. Auf Zureden der An-führer hatte man die Fahne auf dem Schloß gelassen, worüber die Schloßbewohner sehr erbittert waren. Grönwohl reiste ab. Keinesfalls wollte er die Fahne eigenhändig übergeben, was die Garde einerseits als Beleidigung empfand und andererseits als Stolz auslegte. Als ein Kind im Basaltbruch den Kopf fand, wußte es nicht gleich, daß es der Kopf war.“

 

 
Guntram Vesper (Frohburg, 28 mei 1941)

 

De Duitse schrijver Frank Schätzing werd geboren in Keulen op 28 mei 1957. Zie ook alle tags voor Frank Schätzing op dit blog.

Uit: Breaking News

„Afghanistan, nördliche Provinzen
Unterwegs in einem Toyota Land Cruiser, sieben Uhr morgens, Sack uberm Kopf, unter der Kinnlade zugebunden. Der offene Mund saugt Stoff an, da durch die Nase nicht genug Luft in die Lungen strömen will, doch tatsächlich ist es ein mentales Problem. Das Gewebe ist durchlässig, der Rest Gewohnungssache.
Kann man sich daran gewöhnen? Seiner Sicht beraubt uber Bergstrasen voller Schlaglöcher zu kacheln, wahrend einem die Rückbank ins Kreuz drischt?
Hängt von den Umständen ab. Selbst in weniger zivilisierten Gegenden gibt es nicht viele Gründe, jemandem eine muffige schwarze Kapuze über den Kopf zu stuüpen. Entweder wird man gleich darauf erschossen oder aufgehängt, womit sich die Frage nach der Gewöhnung erübrigt hat. Oder man wird verschleppt, hört den gelassenen Schritt des Folterers nahen, seine freundliche Stimme, bevor er einem die Hölle bereitet, solcherlei Unannehmlichkeiten.
Dritte Moglichkeit, man trägt das Ding freiwillig, weil der Fahrer nicht will, dass man sich später an die Route erinnert.
Hagen weis, dass Björklund neben ihm weniger gut mit der Situation zurechtkommt. Sein Asthma macht ihm zu schaffen. Ihn selbst stört eigentlich nur, dass sich irgendwann mal jemand in seinen Sack erbrochen haben muss. Der Stoff ist sauber, also gewaschen, aber manche Gerüche setzen sich für alle Zeiten fest. Weniger die Moleküle selbst konservieren die Vergangenheit, als vielmehr die Umstände ihres Hineingelangens, etwa so, wie sich die Gedanken Verstorbener in einem Geisterhaus einnisten. Hagen mag sich nicht vorstellen, welches Schicksal der arme Teufel durchleiden musste, der die Kapuze vollgekotzt hat. Möchte glauben, dass er oder sie das Ding ebenso aus freien Stücken getragen hat wie sie beide in diesem Moment, und weis es doch besser.
War es Marianne Degas, Max Keller oder Walid Bakhtari? Welchem der drei sind unter dem Stoff, der ihn vorubergehend erblinden lasst,
Nerven und Magenwande entgleist?“

 

 
Frank Schätzing (Keulen, 28 mei 1957)

 

De Ierse schrijfster en columniste Maeve Binchy werd geboren op 28 mei 1940 in Dalkey. Zie ook alle tags voor Maeve Binchy op dit blog.

Uit: Minding Frankie

“Katie Finglas was coming to the end of a tiring day in the salon. Anything bad that could happen had happened. A woman had not told them about an allergy and had come out with lumps and a rash on her forehead. A bride’s mother had thrown a tantrum and said that she looked like a laughingstock. A man who had wanted streaks of blond in his hair became apoplectic when, halfway through the process, he had inquired what they would cost. Katie’s husband, Garry, had placed both his hands innocently on the shoulders of a sixty-year-old female client, who had then told him that she was going to sue him for sexual harassment and assault.
Katie looked now at the man standing opposite her, a big priest with sandy hair mixed with gray.
“You’re Katie Finglas and I gather you run this establishment,” the priest said, looking around the innocent salon nervously as if it were a high-class brothel.
“That’s right, Father,” Katie said with a sigh. What could be happening now?
“It’s just that I was talking to some of the girls who work here, down
at the center on the quays, you know, and they were telling me . . .”
Katie felt very tired. She employed a couple of high school dropouts: she paid them properly, trained them. What could they have been complaining about to a priest?
“Yes, Father, what exactly is the problem?” she asked.
“Well, it is a bit of a problem. I thought I should come to you directly, as it were.” He seemed a little awkward.
“Very right, Father,” Katie said. “So tell me what it is.”
“It’s this woman, Stella Dixon. She’s in hospital, you see . . .”
“Hospital?” Katie’s head reeled. What could this involve? Someone who had inhaled the peroxide?
“I’m sorry to hear that.” She tried for a level voice. »

 
Maeve Binchy (28 mei 1940 – 30 juli 2012)
Cover

 

De Britse schrijver Ian Fleming werd geboren op 28 mei 1908 in Londen. Zie ook alle tags voor Ian Fleming op dit blog.

Uit: The Man With The Golden Gun

“The Secret Service holds much that is kept secret even from very senior officers in the organization. Only M. and his Chief of Staff know absolutely everything there is to know. The latter is responsible for keeping the Top Secret record known as The War Book’ so that, in the event of the death of both of them, the whole story, apart from what is available to individual Sections and Stations, would be available to their successors. One thing that James Bond, for instance, didn’t know was the machinery at Headquarters for dealing with the public, whether friendly or otherwise — drunks, lunatics, bona fide applications to join the Service, and enemy agents with plans for penetration or even assassination. On that cold, clear morning in November he was to see the careful cog-wheels in motion.
The girl at the switchboard at the Ministry of Defence flicked the switch to ‘Hold’ and said to her neighbour, ‘It’s another nut who says he’s James Bond. Even knows his code number. Says he wants to speak to M. personally.’ The senior girl shrugged. The switchboard had had quite a few such calls since, a year before, James Bond’s death on a mission to Japan had been announced in the Press. There had even been one pestiferous woman who, at every full moon, passed on messages from Bond from Uranus where it seemed he had got stuck while awaiting entry into heaven. She said, ‘Put him through to Liaison, Pat.’ The Liaison Section was the first cog in the machine, the first sieve. The operator got back on the line: ‘Just a moment, sir. I’ll put you on to an officer who may be able to help you.’ James Bond, sitting on the edge of his bed, said, ‘Thank you.’ He had expected some delay before he could establish his identity. He had been warned to expect it by the charming ‘Colonel Boris’ who had been in charge of him for the past few months after he had finished his treat-ment in the luxurious Institute on the Nevsky Prospekt in Leningrad. A man’s voice came on the line. ‘Captain Walker speaking. Can I help you?’ James Bond spoke slowly and clearly. ‘This is Commander James Bond speaking. Number 007. Would you put me through to M., or his secretary, Miss Moneypenny. I want to make an appointment.’ Captain Walker pressed two buttons on the side of his telephone. One of them switched on a tape recorder for the use of his department, the other alerted one of the duty officers in the Action Room of the Special Branch at Scotland Yard that he should listen to the conversation, trace the call, and at once put a tail on the caller.”

 

 
Ian Fleming (28 mei 1908 – 12 augustus 1964)
Cover DVD

 

De Nederlandse schrijver en dichter Sjoerd Leiker werd geboren in Drachten op 28 mei 1914. Zie ook alle tags voor Sjoerd Leiker op dit blog.

Uit: Kind van het elysium

“Men moet zich denken, dat hij zoo den slaap betrad: Hij stond voor de deur van een somber huis. Dat is direct al een ding om een kind schrik aan te jagen. Hij was daar echter al over heen. Toen hij voor de eerste maal voor die deur stond had hij geaarzeld nu niet meer, hij had het zich al zoo vaak gedroomd. Hij duwde tegen de deur, die langzaam dan open week en trad binnen in een hoog vertrek, waar langs de wanden het keukengerei van zijn harde moeder hing. Daar was ook de houten lepel bij, waarmee ze hem eens een bloedende wond aan het hoofd geslagen had. Dat keukengerei en die lepel hingen daar in een honderd-jarige rust. Hij kon wel angstig zijn, maar dan niet voor de rustende requisieten van die vrouw, meer voor de duisternis. Daar kwam hij echter spoedig uit door een tweede deur, die vanzelf open ging. Zoo wordt de slaap een sprookje, nietwaar? Als hij dan die tweede deur achter zich had, zag hij op naar een nachtelijken hemel met drie, vier heldere sterren. Daaronder lag een smalle straat; weerzijds stonden zwarte huizen zonder vensters. Boven het laatste huis welft roerloos, bijna gelijkend op een Moskeedak, de kroon van een zware palm. Een ijzerzware kroon van een palm.
Als hij aan ijzer denkt, wordt hij plotseling erg vermoeid. Hij haast zich voort: de laatste phase van dezen wonderlijken ingang tot den slaap, waarvan niemand ooit den zin zal leeren verstaan. De smalle straat loopt met trappen omhoog, daalt dan plotseling af, met breede trappen eerst, die al smaller worden. De dalingshoek wordt grooter, de straat glijdt omneer in een steeds steiler wordende diepte, een koker, een put. Hij bevindt zich daarin en voelt zich niet duizelig – hij weet immers: zoo is de ingang tot den slaap, elke nacht – en hij daalt steeds dieper.
Heel ver beneden ziet hij opeens zijn hoofd, een schaduw, weerspiegelen in water. Hij denkt, dat het water is, doch hij heeft zich daarvan nooit kunnen overtuigen, omdat hij dàn, plotseling, is waar hij moet zijn: in de vergetelheid, in de rust, in den slaap……”

 

 
Sjoerd Leiker (28 mei 1914 – 15 december 1988)
Carillon in het centrum van Drachten

 

De Russische schrijver en dichter Vladislav Felitsianovitsj Chodasevitsj werd geboren in Moskou op 28 mei 1885. Zie ook alle tags voor Vladislav Chodasevitsj op dit blog.

 

Avond

Onder de voeten gladheid en gekraak.
De wind woei, het sneeuwde.
Mijn God, wat een droefenis!
Heer, wat een pijn!

Zwaar is Jouw ondermaanse wereld,
en ook Jij bent onbarmhartig.
En waartoe zoveel wijdte,
als op aarde de dood bestaat?

En niemand verklaart
waarom hij in zijn levensavond
nog zin heeft in zwerven,
geloven, verstarren en zingen.

 

Lentegebrabbel stemt streng

Lentegebrabbel stemt streng
saamgeperste verzen niet mild.
Ik ben gaan houden van het ijzergeknars
van kakofonische werelden.

In de hiaat van open vocalen
adem ik licht en vrij.
In de veelheid van consonanten verbeeld ik me
het gedrang van kruiende ijsschotsen te horen.

Dierbaar is mij – de slag van een gebroken schicht
uit een tinkleurige wolk;
ik houd van het zangerige en kermende
gesnerp van een elektrische zaag.

En in dit leven is me waardevoller
dan al het harmonische schoon –
de siddering, die over de huid rent,
of het koude zweet van ontzetting,

 

Vertaald door Jan Paul Hinrichs

 

 
Vladislav Chodasevitsj (28 mei 1885 – 14 juni 1939)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e mei ook mijn blog van 28 mei 2017 deel 2 en ook mijn blog van 28 mei 2016.

Ian Fleming, Henri-Pierre Roché, Maximilian Voloshin, Maria Müller-Gögler, B. S. Ingemann, J. D. Wyss, C. H. von Ayrenhoff, Xin Qiji

De Britse schrijver Ian Fleming werd geboren op 28 mei 1908 in Londen. Zie ook mijn blog van 28 mei 2007 en ook mijn blog van 28 mei 2009.

 

Uit:  Live and Let Die

 

‘You’re very welcome, Mr Bond.’ Halloran smiled and offered him a cigarette from a fresh pack of Luckies. ‘We want to make your stay comfortable. Anything you want, just say so and it’s yours. You’ve got some good friends in Washington. I don’t myself know why you’re here but it seems the authorities are keen that you should be a privileged guest of the Government. It’s my job to see you get to your hotel as quickly and as comfortably as possible and then I’ll hand over and be on my way. May I have your passport a moment, please.’

Bond gave it to him. Halloran opened a briefcase on the seat beside him and took out a heavy metal stamp. He turned the pages of Bond’s passport until he came to the US Visa, stamped it, scribbled his signature over the dark blue circle of the Department of Justice cypher and gave it back to him. Then he took out his pocket-book and extracted a thick white envelope which he gave to Bond.

‘There’s a thousand dollars in there, Mr Bond.’ He held up his hand as Bond started to speak. ‘And it’s Communist money we took in the Schmidt-Kinaski haul. We’re using it back at them and you are asked to co-operate and spend this in any way you like on your present assignment. I am advised that it will be considered a very unfriendly act if you refuse. Let’s please say no more about it and,’ he added, as Bond continued to hold the envelope dubiously in his hand, ‘I am also to say that the disposal of this money through your hands has the knowledge and approval of your own Chief.’

Bond eyed him narrowly and then grinned. He put the envelope away in his notecase.

‘All right,’ he said. ‘And thanks. I’ll try and spend it where it does most harm. I’m glad to have some working capital. It’s certainly good to know it’s been provided by the opposition.’

‘Fine,’ said Halloran; ‘and now, if you’ll forgive me, I’ll just write up my notes for the report I’ll have to put in. Have to remember to get a letter of thanks sent to Immigration and Customs and so forth for their co-operation. Routine.’

 

connery-fleming

Ian Fleming (28 mei 1908 – 12 augustus 1964)
Fleming hier met Sean Connery (l)

 

 

De Franse schrijver, journalist en verzamelaar Henri-Pierre Roché werd op 28 mei 1879 geboren te Parijs. Zie ook mijn blog van 28 mei 2009.

 

Uit: Jules et Jim

 

-Vous avez aimé, Jim. Pour de bon, Jim. Cela se sent. Pourquoi ne l’avez-vous pas épousée?
-Cela n’est pas arrivé.
-Où est-elle ?
-En France
Comment est-elle ?
-Pure, elle aussi.
Jim sentit une pression du bras de Lucie.
-Vous l’aimez encore, et elle vous aime ?
-Oui, mais nous nous
voyons peu, bien que nous soyons libres.

-Ne faites pas souffrir, Jim…
-Et puis, il y a du nouveau.
-Lequel ?
-Je vous admire, Lucie. J’ai pris gout à vous voir. Je crains d’oublier Jules.
-Il ne faut pas l’oublier, il faut le prévenir.
[…]
L’été tourna vite. Jules fit sa demande à Lucie, ajoutant que, quelle que fût sa réponse, il resterait toujours à sa merci. Lucie lui dit qu’elle était touchée, qu’elle ne pourrait probablement jamais l’épouser, et qu’elle souhaitait que leur grande amitié n’en souffrît pas.
Jules, qui s’y attendait pourtant, devint blanc, lui baisa les mains, et vint trouver Jim.
-Jim, dit-il, Lucie ne veut pas de moi. J’ai la terreur de la perdre et qu’elle sorte tout à fait de ma vie. Jim, aimez-la, épousez-la, et laissez-moi la voir. Je veux dire : si vous l’aimez, cessez de penser que je suis un obstacle.

 

jules_et_jim

Henri-Pierre Roché (28 mei 1879 – 9 april 1959)
Scene uit de film Jules et Jim van François Truffaut

 

 

 

De Russische dichter, schrijver en schilder Maximilian Voloshin werd geboren op 28 mei 1877 in Kiev. Zie ook mijn blog van 28 mei 2009.

 

Koktebel

 

As in the tiny shell – the Ocean

With mighty breathing hums, concealed inside,

As flesh of her is flickering and burns

With silver shimmer of the air of foggy,

And curvatures of her reiterate

Their look in movements and in curls of waves, –

So in your harbors my entire soul,

Oh Cimmerian country dark of mine,

Is captivated and transfigured truly.

 

Since being adolescent by the silent

The solemn, godforsaken shores

I woke up – my soul opened widely,

And thought was grown up and shaped, and sculptured

On folds of rocks, on curvatures of hills,

The fire of the depths and rainy moisture

With double chisel your appearance built –

Monotonous formation of the hills

And strain of Kara-Dag’s intensive pathos.

 

Indented concentration of the rocks

Along with prairies and flickering expances

Gave freedom to my verse and measure to my thought.

Since then are saturated with my dreams

Heroic reveries of drowsing foothills

And stone mane of wistful Koktebel;

His wormwood’s getting drunken with my pang,

My verse is singing in the surging ocean,

And on the rock, enclosing rippled harbor,

By fate and wind is sculptured my profile.

 

 

Vertaald door I. Larkov

 

voloshin

Maximilian Voloshin (28 mei 1877 – 11 augustus 1932)
Buste in de studeerkamer van Voloshins huis in Koktebel

 

 

 

De Duitse dichteres en schrijfster Maria Müller-Gögler werd geboren op 28 mei 1900 in Leutkirch im Allgäu. Zie ook mijn blog van 28 mei 2009.

 

Willkommen

 

Die Liebe hat dich hergerufen,

und Liebe gibt dir das Geleit.

Sie stützt dich auf den ersten Stufen

des schweren Weges durch die Lebenszeit,

bleibt später auch an deiner Seite,

stärkt dich noch mehr als Milch und Brot.

Auch in der ungeschützten Weite

hilft sie bestehen, was dich fremd umdroht.

 

Du bist in eine Zeit geboren,

vor deren Zeichen manchem bangt,

der seine Zuversicht verloren,

weil er im Glauben an die Liebe wankt.

Er ängstigt sich vielleicht gleich scheuen,

verfolgten Tieren in der Nacht.

Du fürchtest nichts, du darfst dich freuen,

weil deiner Eltern Liebe dich bewacht.

 

 

leutkirch_martinskirche_pulverturm

Maria Müller-Gögler (28 mei 1900 – 23 september 1987)
Leutkirch im Allgäu (Geen portret beschikbaar)

 

 

De Deense dichter en schrijver Bernhard Severin Ingemann werd geboren op 28 mei 1789 in Thorkildstrup op het eiland Falster. Zie ook mijn blog van 28 mei 2009.

 

Uit: The Sealed Room

 

„Madame Wolff had in vain endeavored to avoid using the great hall at all, for the foolish old legend of the sealed chamber aroused a certain superstitious dread in her heart, and she rarely if ever entered the hall herself.  But merry Miss Elizabeth, her pretty young daughter, was passionately fond of dancing, and her mother had promised that she should have a ball on her wedding day.  Her betrothed, Secretary Winther, was also a good dancer, and the two young people combated the mother’s prejudice against the hall and laughed at her fear of the sealed room.  They

thought it would be wiser to appear to ignore the stupid legend altogether, and thus to force the world to forget it.  In spite of secret misgivings Madame Wolff yielded to their arguments.  And for

the first time in many years the merry strains of dance music were heard in the great hall that lay next the mysterious sealed chamber.

The bridal couple, as well as the wedding guests, were in the gayest mood, and the ball was an undoubted success.  The dancing was interrupted for an hour while supper was served in an adjoining

room.  After the repast the guests returned to the hall, and it was several hours more before the last dance was called.  The season was early autumn and the weather still balmy.  The windows had been

opened to freshen the air.  But the walls retained their dampness and suddenly the dancers noticed that the old wall paper which covered the partition wall between the hall and the sealed chamber

had been loosened through the jarring of the building, and had fallen away from the sealed door with its mysterious inscription.“

 

Bernhard_Severin_Ingemann_1822_AIKoop

Bernhard Severin Ingemann (28 mei 1789 – 24 februari 1862)
Portret door A. I. Koop, 1822

 

 

 

De Zwitserse schrijver Johann David Wyss werd geboren op 28 mei 1743 in Bern. Zie ook mijn blog van 28 mei 2009.

 

Uit: The Swiss Family Robinson

“Amid the roar of the thundering waves I suddenly heard the cry of “Land, land!” while at the same instant the ship struck with a frightful shock, which threw everyone to the deck and seemed to threaten her immediate destruction.
Dreadful sounds betokened the breaking up of the ship, and the roaring waters poured in on all sides:
Then the voice of the captain was heard above the tumult shouting, “Lower away the boats! We are lost!”
“Lost!” I exclaimed, and the word went like a dagger to my heart; but seeing my children’s terror renewed, I composed myself, calling out cheerfully, “Take courage, my boys! We are all above water yet. There is the land not far off; let us do our best to reach it. You know God helps those that help themselves!” With that, I left them and went on deck. What was my horror when through the foam and spray I beheld the only remaining boat leave the ship, the last of the seamen spring into her and push off, regardless of my cries and entreaties that we might be allowed to share their slender chance of preserving their lives. My voice was drowned in the howling of the blast; and even had the crew wished it, the return of the boat was impossible.
Casting my eyes despairingly around, I became gradually aware that our position was by no means hopeless, inasmuch as the stern of the ship containing our cabin was jammed between two high rocks, and was partly raised from among the breakers which dashed the fore part to pieces. As the clouds of mist and rain drove past, I could make out, through rents in the vaporous curtain, a line of rocky coast, and rugged as it was, my heart bounded toward it as a sign of help in the hour of need. Yet the sense of our lonely and forsaken condition weighed heavily upon me as I returned to my family, constraining myself to say with a smile, “Courage, dear ones! Although our good ship will never sail more, she is so placed that our cabin will remain above water, and tomorrow, if the wind and waves abate, I see no reason why we should not be able to get ashore.”

 

Wyss

Johann David Wyss (28 mei 1743 – 11 januari 1818)
Een van de uitgaven van The Swiss Family Robinson

 

 

 

De Oostenrijkse schrijver Cornelius Hermann von Ayrenhoff werd geboren op 28 mei 1733 in Wenen. Zie ook mijn blog van 28 mei 2009.

 

Uit: Virginia oder das abgeschaffte Decemvirat

 

MARCUS.

Bald, Lucius, entweicht mir die Geduld.

So lange weilt kein Flamen in dem Tempel

wie dieses Mädchen.

LUCIUS.

Wahr! – Nun schließe, Freund,

von Deiner Ungeduld auf die, die jetzt

des Appius Erwartung spannt! Sein Herz

scheint ein Vulkan entflammter Leidenschaft.

Kaum war es Mitternacht, so ließ er schon

mich rufen, daß ich ja dich früh genug

zur That ermahnte, früh genug ihm dann

vom Ausschlag Nachricht brächte.

MARCUS.

Sollte denn

Verhaftung eines Weibs, noch beynah Kinds,

ein Werk von ungewissem Ausschlag seyn?

LUCIUS.

Selbst diese Furcht des Allgewaltigen

verräth die Stärke seiner Leidenschaft.

Doch Marcus – oft vernahm ich von dir selbst,

in deiner Lälia getreuen Brust

herrsch’ Eifersucht mit unzähmbarer Macht:

wird sie wohl ruhig sehn, daß du das schönste

von allen Mädchen Roms nach Hause bringest?

 

wiener-altstadt

Cornelius Hermann von Ayrenhoff (28 mei 1733 – 15 augustus 1819)
Wenen (Geen portret beschikbaar)

 

 

De Chinese dichter Xin Qiji werd geboren op 28 mei 1140 in Jinan, in de provicie Shandong. Zie ook mijn blog van 28 mei 2009.

 

Lines Written on a Wall of Dongliu Village

 

Wild pear blossoms start falling again,

so soon, the Qingming festival over.

The cruel eastern wind, for no reason,

interrupts a traveler’s dream.

I awake, the brocade curtain

devastatingly cold. Once,

she held the drink to me

on the winding river bank,

and we
bade farewell to each other

under a weeping willow tree

with my horse tethered to it.

Now, the pavilion deserted,

there is no trace of her,

only the swallows twittering about bygones.

 

She’s been seen, people say,

east of the bustling thoroughfare,

behind the curtain, still as graceful

as the new moon. Old regrets

run like the endless spring water. New griefs

pile up like the clouds over the mountains.

If we were going to meet again,

at a banquet, to tell her all this

would be impossible

as to pluck the flower from a mirror.

She would say, perhaps,

“How white your hair has grown!”

 

 

Vertaald door Qiu Xiaolong

XinQiji

Xin Qiji (28 mei 1140 – 1207)

Leo Pleysier, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Thomas Moore, Ian Fleming

De Belgische schrijver Leo Pleysier werd geboren in Rijkevorsel op 28 mei 1945. Zie ook mijn blog van 28 mei 2007.

 

Uit: Geuzegedachten in de Mort Subite

 

“Hergé, De Nationale Bond van Oudstrijders, de serres van Laken, Leonidas, Jef Lambrecht, James Ensor, Jaco Van Dormael, VDB, De Munt en de Beursschouwburg, dat ligt zo voor de hand allemaal, hoe dat klontert, de namen, de gevels en de winkeletalages op de Avenue Louise en de Zavel, Hoegaerden en Piedboeuf, de Tervurenlaan, De Brand Withocklaan, de gevels van de burgerswoningen, de Brusselaars achter die gevels, ik heb daar geen uitstaans mee, en vice versa, Herman Teirlinck zeker en vast, de vervallen legerkazerne op de Place Dailly, straatkinderen hebben er de ruiten ingegooid, zag ik zonet; het verzet en de weerstand, Herman Liebaers, coq au vin, cul de sac, noem maar op, zo hoofdstedelijk getint allemaal, hoe komt dat toch, dat weet ik niet, omdat België mij synthetisch pintje, maar ga eens voort, zeg eens wat, Johan Daisne, de man die zijn stenen wolken kort liet knippen, dat komt ervan, al die sinecures, Rolande met de bles, André Delvaux, en Ivo Michiels ook ja, een vrouw tussen chien et loup, geen twijfel aan, en Maurice Gilliams, voor zijn lokaties en ook voor zijn Antwerps en voor zijn Frans, de twee samen, Franswerps, dat je in elke syllabe hoort doorklinken en ik weet niet wat er aan de hand is, maar dat laatste boek van hem, Gregoria, dat tegenvalt, en dat zo ‘Belgisch’ leest, vind ik, en dat komt niet alleen door die dure pralinedoosachtige wikkel die om het boek zit, Côte d’Or en ik mis de klank van woorden als Martougin, Perette en Victoria, in de plaats zijn er tegenwoordig de scenario’s van Chantal Akerman, de boeken van Erik de Kuyper, straten en pleinen in Antwerpen en Luik, aan de Place Clovis in Doornik zit tegenwoordig mijn dochter op kot; stedelingen spiegelen zich zo graag, ziet ze maar bezig!

het Leopoldkwartier, een tocht door Brussel uitgestippeld door Daniël Robberechts, zo lang het nog overeind staat, en zeker niet te vergeten de Gangreen-cyclus van Geeraerts, de Kongo, dat boek van Lieve Joris natuurlijk en Geert Van Istendael, liefde voor België, maar haat ook, al wint het eerste het op het laatste, bemind labyrint, daar is geen enkele twijfel over; Magritte en Delvaux-de-schilder en vergeet de negentiende eeuw niet, dit land lijdt aan aandoeningen van de luchtwegen;

Baron Horta en Charles Vandenhove, Marcel Broodthaers, Narcisse Tordoir en Jan Vercruysse op muziek gezet door Jan Hoet, de Wereldtentoonstelling op Beerschot en Expo 58, dat brood was niet ècht lekker, het softijs dat ze verkochten wèl, er liepen Amerikaanse matrozen rond die nog maar pas in hun atoomduikboot onder de ijskap van de Noordpool door waren gevaren,

get off!”

 

pleysier

Leo Pleysier (Rijkevorsel, 28 mei 1945)

 

 

 

De Duitse schrijver Frank Schätzing werd geboren in Keulen op 28 mei 1957. Zie ook mijn blog van 28 mei 2007.

 

Uit: Lautlos

 

So jedenfalls stellt es sich in der Erinnerung dar.

Tatsächlich waren in der letzten Dekade des zweiten Jahrtau­sends weit über hundert Nationen weltweit in kriegerische Ak­tivitäten verwickelt, starben Millionen Menschen im Zuge be­waffneter Auseinandersetzungen und an den Folgen von Folter und Vertreibung. Die Schauplätze reichten von Ruanda über Tibet und die Kurdengebiete bis nach Tschetschenien und in den Gaza-Streifen. In weiten Teilen Afrikas und Südamerikas for­derten Bürgerkriege große Opfer. Dennoch haben nicht diese Konflikte die Frage über die Führbarkeit von Kriegen neu auf­geworfen, sondern das Gerangel eines Despoten um Ölquellen und das eines anderen um ein Stück Land, auf dem vor über sechshundert Jahren ein gewisser Fürst Lazar den Osmanen un­terlag.

Wirft man einen Blick auf die rasante Entwicklung der west­lichen Medienkultur, wird klar, warum wir die Dinge so sehen. Fernsehen und Internet verschaffen uns Zugriff auf nahezu jede gewünschte Information. Wir können uns nach Belieben mit Daten versorgen und müssen dafür nicht einmal Wartezeiten in Kauf nehmen. Kein Teil der Welt, kein Fachgebiet, keine Inti­mität bleibt uns verschlossen. Im Gegenzug haben wir unser Urteilsvermögen eingebüßt. Wir bemessen die Wichtigkeit w
elt­weiter Vorgänge daran, wie lange im Fernsehen darüber berich­tet wird. Zwei Minuten Tschetschenien, drei Minuten Lokales, eine Minute Kultur, das Wetter. Das Problem ist, dass wir uns angewöhnt haben, dieser medienseits vorgenommenen Wertung blind zu vertrauen. Als Folge unterliegen wir einem Irrtum. Wir verwechseln die Frage, ob eine Sache für uns interessant ist, mit der Frage, ob sie grundsätzlich interessant ist, und lassen diese Frage von den Medien beantworten. „

schaetzinginterview01

Frank Schätzing (Keulen, 28 mei 1957)

 

 

De Ierse schrijfster en columniste Maeve Binchy werd geboren op 28 mei 1940 in Dalkey. Zie ook mijn blog van 28 mei 2007.

Uit: Whitethorn woods

Father Brian Flynn, the curate in St Augustine’s, Rossmore, hated the Feast Day of St Ann with a passion that was unusual for a Catholic priest. But then as far as he knew he was the only priest in the world who had a thriving St Ann’s Well in his parish, a holy shrine of dubious origin. A place where parishioners gathered to ask the mother of the Virgin Mary to intercede for them in a variety of issues, mainly matters intimate and personal. Areas where a clodhopping priest wouldn’t be able to tread. Like finding them a fiancé, or a husband, and then blessing that union with a child.

Rome was as usual unhelpfully silent about the well.

Rome was probably hedging its bets, Father Flynn thought grimly, over there they must be pleased that there was any pious practice left in an increasingly secular Ireland and not wishing to discourage it. Yet had not Rome been swift to say that pagan rituals and superstitions had no place in the Body of Faith? It was a puzzlement as Jimmy, that nice young doctor from Doon village, a few miles out, used to say. He said it was exactly the same in medicine: you never got a ruling when you wanted one, only when you didn’t need one at all.

There used to be a ceremony on 26 July every year where people came from far and near to pray and to dress the well with garlands and flowers. Father Flynn was invariably asked to say a few words, and every year he agonised over it. He could not say to these people that it was very near to idolatry to have hundreds of people battling their way towards a chipped statue in the back of a cave beside an old well in the middle of the Whitethorn Woods.

From what he had read and studied, St Ann and her husband St Joachim were shadowy figures, quite possibly confused in stories with Hannah in the Old Testament who was thought to be forever childless but eventually bore Samuel. Whatever else St Ann may have done in her lifetime, two thousand years ago, she certainly had not visited Rossmore in Ireland, found a place in the woods and established a holy well that had never run dry.

 

Binchy

Maeve Binchy (Dalkey, 28 mei 1940)

 

 

De Ierse dichter en songwriter Thomas Moore werd geboren op 28 mei 1779 in Dublin. Zie ook mijn blog van 28 mei 2007 en ook mijn blog van 28 mei 2006.

 

How Dear to Me the Hour

 

How dear to me the hour when daylight dies,
And sunbeams melt along the silent sea,
For then sweet dreams of other days arise,
And memory breathes her vesper sigh to thee.

And, as I watch the line of light, that plays
Along the smooth wave toward the burning west,
I long to tread that golden path of rays,
And think ’twould lead to some bright isle of rest.

 

 

Ne’er Ask the Hour

 

Ne’er ask the hour — what is it to us
How Time deals out his treasures?
The golden moments lent us thus
Are not his coin, but Pleasure’s.
If counting them o’er could add to their blisses,
I’d number each glorious second:
But moments of joy are, like Lesbia’s kisses,
Too quick and sweet to be reckon’d.
Then fill the cup — what is it to us
How time his circle measures?
The fairy hours we call up thus
Obey no wand but Pleasure’s.

Young Joy ne’er thought of counting hours,
Till Care, one summer’s morning,
Set up, among his smiling flowers,
A dial, by way of warning.
But Joy loved better to gaze on the sun,
As long as its light was glowing,
Than to watch with old Care how the shadow stole on,
And how fast that light was going.
So fill the cup — what is it to us
How time his circle measures?
The fairy hours we call up thus
Obey no wand but Pleasure’s.

 

Moore

Thomas Moore (28 mei 1779 – 25 februari 1852)

 

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 28 mei 2007.

De Britse schrijver Ian Fleming werd geboren op 28 mei 1908 in Londen.