Ad Zuiderent, Leo Pleysier, Adriaan Bontebal, Guntram Vesper, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Ian Fleming, Sjoerd Leiker, Vladislav Chodasevitsj

De Nederlandse dichter en criticus Ad Zuiderent werd geboren in ’s-Gravendeel op 28 mei 1944. Zie ook alle tags voor Ad Zuiderent op dit blog.

 

Sequens 1

…die zal zijn vader en moeder verlaten,
die zal familie en vrienden verlaten,
zijn vrouw en kinderen verlaten, door hen
verlaten worden, die zal bij de pakken
neerzitten tot hij ook die kan verlaten
die zal zijn zintuigen verlaten en zijn
ledematen, zal zijn organen verlaten,
zijn geslachtelijkheid, zijn cellen,
die zal zichzelf te niet doende
zijn nalatenschap verlaten en de
nalatenschap zal verlaten, vergeten,
verdwijnen, oplossen, los van het zijne
taken, verenigd met celloos, orgaanloos,
geslachtloos, ledeloos, zintuigloos
gezang van laat laat laat verlaten –
die zal met het hoofd in de handen
niet weten welke liefsten hij verliet.

 

Sequens 2

…die zal zijn cellen zoeken en zijn
organen, zal zijn geslachtelijkheid zoeken,
zijn ledematen, zijn zintuigen, die zal
naar de pakken zoeken waarbij bij zat,
hij zal kruipen waar hij niet gaan kan,
daar zal hij door hen gezocht vrouw en kinderen
zoeken, zal hij familie en vrienden zoeken,
zijn vaderen moeder, die zal zichzelf hervindende
op zoek gaan naar eigenschappen en de
eigenschappen zullen zoeken, bedenken,
opduiken, uitbreiden, vast aan het zijne
raken, verlost van zintuigloos, ledeloos,
geslachtloos, orgaanloos, celloos gemompel
van laat laat laat het zoeken toch na
die zal met het hoofd in de wolken
weer weten welke liefsten hij zocht.

 

Ad Zuiderent (’s-Gravendeel, 28 mei 1944)

 

De Belgische schrijver Leo Pleysier werd geboren in Rijkevorsel op 28 mei 1945. Zie ook alle tags voor Leo Pleysier op dit blog.

Uit: De weg naar Kralingen

“Uit het ochtendnieuws vernemen dat de Belgische Petroleumfederatie nog maar eens een prijsverhoging aankondigt voor volgende week: huisbrand gaat voortaan 10,30 BF per liter kosten, de prijs van de benzine wordt opgetrokken tot 23,60 BF. Niet voor niets dus dat het begrip ‘sprokkelmaand’ hier in het dorp sedert enige tijd weer letterlijk wordt genomen en zelfs wordt uitgebreid. Zie maar: heel de winter lang en ook nu nog kan men in de omliggende bossen het janken horen van de motorzagen, het kletsen van bijlen in de takken, het over en weer rijden van tractors die de boomstammen het bos uit sleuren, of die met hoogopgestapelde ladingen weer huistoe rijden. Overwinteren blijkt plotseling weer problematisch te worden. Lijfsbehoud blijkt ineens ook weer te maken hebben met beschutting tegen de vrieskoude. En wat de temperaturen betreft: de vreemde mogendheid die het mocht gemunt hebben op dit landje doet er goed aan zijn invasiestrategie nog eens te bekijken in het licht van wat alhier in de winter van het voorbije jaar bleek. De wissels van de Belgische Spoorwegen functioneren niet meer vanaf het ogenblik dat het kwik onder de 10o C daalt. Ideaal tijdstip dus om met een militair treinkonvooi in één ruk tot vlak voor de poorten van het Nato Hoofdkwartier te Evere of tot aan de voet van het EEG-complex te Brussel door te stomen.
Door het raam de kinderen zien die blauw van de kou op hun fietsjes naar school toe rijden. Als zij verdwenen zijn, valt op hoe de beweging over de weg die naar het dorp voert plotseling in rust omslaat. Wie zijn woonst nu nog niet verlaten heeft, vertrekt vandaag niet meer. Die blijft alleen achter in huis en weet zich voor de rest van de dag enkel nog vaag verbonden met hier en daar een jonge moeder die baby’s oppast, met huisvrouwen die alweer lang begonnen zijn met opruimen en schoonmaken, met werklozen die door de keuken lopen drentelen in afwachting van het ogenblik waarop zij naar het stempellokaal moeten, met hier en daar een bedlegerige zieke die heeft afgebeld op zijn werk, met ouwelui op rustpensioen.”

 

Leo Pleysier (Rijkevorsel, 28 mei 1945)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Adriaan Bontebal werd als Aad van Rijn op 28 mei 1952 in Leidschendam geboren. Zie ook alle tags voor Adriaan Bontebal op dit blog.

Uit: Tot hier en niet verder (Het eerste avondmaal)

“Met enkele collega’s moest ik een voordracht verzorgen in een jongerencentrum te Zoetermeer. Het pad van een schrijver gaat bepaald niet over rozen. Men dacht ons te verwennen; juist op die dag werd het eethuisje van die tent geopend en ons viel de eer te beurt om als voorproevers van het dorp te fungeren. Daar moet je echt mij voor hebben: je kan net zo goed een generaal vragen de verslaggeving van een vredesdemonstratie te doen. IJzeren Heinig kweet ik me van mijn taak. Laat ik het erop houden, dat het eetbaar was en niet eens vegetarisch. Vaak zie je in dat soort tenten een interne tegenstelling: aan de ene kant gezondheidsfanatisme in de eethoek, terwijl men aan de andere kant de begroting van het totale centrum sluitend probeert te krijgen door de bezoekers te pushen zoveel mogelijk bier en wijn te zuipen. Na afloop van de maaltijd kwam de ‘chef’ aan onze tafel: een zenuwachtige inboorlinge, de moeder van een medewerker. ‘Bent u één van de dichters van vanavond?’ vroeg ze mij. Ik beging de stommiteit om dat, uit een soort misplaatste trots, toe te geven. Ze vertelde me dat ze ter completering van de inrichting graag een spreuk aan de muur wilde hebben en of ik die maar even kon verzinnen. De dichter als tekstverwerker in de meest letterlijke zin van het woord.. Om depri van te worden, maar ik ben de rotste niet, nou ja, niet altijd, dus ik dacht een ogenblik na en schreef: ‘Hier smaken bonen keer op keer Zoeter en naar meer.’ Ik begreep hem zelf niet zo goed, maar het rijmde en zij was in de wolken. Ik had er eigenlijk meteen alweer spijt van. Ieder zijn vak en ik kan het ontwerpen van wandtegeltjes beter overlaten aan Toon Hermans of Nel Benschop. En stroop om monden smeren is ook al geen dagelijkse hobby van me. Daarom schreef ik, toen zij weer terug naar de keuken was, een volgende spreuk voor haar om de zaak weer in evenwicht te brengen. Ik had graag haar gezicht gezien toen zij bij het afruimen een servetje tegenkwam met daarop de tekst:
‘Toch is het hier een zwijnenstal.
Was getekend: Bontebal.’

 

Adriaan Bontebal (28 mei 1952 – 11 februari 2012)

 

De Duitse schrijver Guntram Vesper werd geboren op 28 mei 1941 in Frohburg. Zie ook alle tags voor Guntram Vesper op dit blog.

Uit: Nördlich der Liebe und südlich des Hasses

„Meistens wird lautes Jammern unterdrückt, damit der Tote nicht wider aufgeschrien werde. Der Herr ist tot. Dann geht jemand durch die Ställe mit demselben Ruf, um das Vich zu wecken. Das Kinn wird aufgebunden, auch durch ein Rasenstück gestützt. Der Tote soll kein Nachzeh-rer werden. Nach der Waschung muß das Wasser an einem Ort vergraben werden, wo niemand darübergehen kann. Be-vor jedoch der Tote in einen Sarg gelegt wird, hebt man ihn vom Bett auf eine Bank oder ein Brett in der Wohnstube. Das Brett wird später an eine sumpfige Wegstelle oder über einen Bach gelegt. Es mahnt vielleicht doch. Zwei ganze oder halbe Nächte wird die Leiche verwacht, um den Toten durch Scherze zu unterhalten. Auch werden diese Nächte zu Stell-dichein und ausgelassenen Pfänderspielen genutzt. Kinder berühren, küssen, beißen die nackte große Zehe des Toten. Bleibt er geschmeidig, so folgt ihm bald ein anderer Haus-bewohner. Auf alle Fälle schütte man dem Zug einen Topf Wasser nach. Die nächstverwandten Männer legen die Hüte nicht ab. Öfter wird die Leiche im offenen Sarg begraben, das Gesicht von einem kleinen Brett verdeckt. Einige Orte kennen sogar den Gemeinsarg, aus dem die Leiche genom-men wird, um auf einer Bohle in das Grab gelassen zu wer-den. Nacheinander, immer aus anderer Sicht, tragen die Angehörigen der Gemeinde die Biografie des Verstorbenen klagend vor. Die Dämmerung ist für Fehlgeburten und Selbstmörder. Abgerissene und abgenommene Gliedmaßen kommen beiseite, bis sie Platz in einem Sarg finden. War der Tote verschuldet, so hat die ‘Witwe ihren Gürtel ins Grab zu geben. Anschließendes Essen heißt nicht selten: das Fell versaufen. Je schneller einer vergessen werden muß, desto prächtiger soll das Begräbnis sein. Deshalb werden selbst im Stall lische und Bänke aufgestellt. Ehrenplätze für Pfarrer, Arzt, Hebamme, Kirchendiener, Bürgermeister, Totengrä-ber, Schreiner, die Verwandten der Leiche. Alkohol verleitet zu Schlägereien. Die folgende Nacht verbringen die Haus-bewohner am Tisch sitzend. Es dürfen nur einsilbige Wörter gesprochen, nur unumstößliche Wahrheiten verkündet wer-den. Zu allen Zeiten hat es den Herrn und den Knecht gege-ben. Gut und schlecht. Arm und reich. Hoch und tief. Rechts und links. Vorschrift bleibt Vorschrift.“

 

Guntram Vesper (Frohburg, 28 mei 1941)
Cover

 

De Duitse schrijver Frank Schätzing werd geboren in Keulen op 28 mei 1957. Zie ook alle tags voor Frank Schätzing op dit blog.

Uit: Breaking News

„Die Vorstellung beginnt von Hagen Besitz zu ergreifen, dass sie ihm genau einen der Säcke verpasst haben, unter denen sich die Entführten an den Szenarien ihres Sterbens abgearbeitet haben. Als seien nicht Hunderte solcher Säcke im Umlauf, Tausende. Wer stellt sowas eigentlichher, denkt er. Gibt es einen Versandhandel für Geiselnehmer? – Aktionswochen, jetzt zugreifen! Kapuze, blickdicht, in S, M oder L, exzellente Qualität, ein Jahr Garantie, sofort lieferbar. Dazu Fußfesseln ›Dadullah‹ mit geräuscharmem Klickverschluss. Nie wieder Knotenmachen, wenn’s schnell gehen muss, klick, und die Fessel sitzt. Bei Abnahme von zehn Sets gibt es den Folterkasten ›Fromme Taten‹ als Gratisgeschenkdazu,alsozögernSienicht!RufenSiejetztan,verschlüsselt unter – Degas. Keller. Bakhtari. Seit Husain ihm eröffnet hat, den Aufenthaltsort der drei Entwicklungshelfer zu kennen, die seit anderthalb Monaten vermisst werden, denkt Hagen an nichts anderes. Zwei Mitarbeiter einer deutschen Hilfsorganisation und ihr einheimischer Fahrer, auf dem Weg nach Qowngowrat im nördlichen Kunduz­Delta verschollen, wohin sie mit einerWagenladungMedikamenteundInfusionslösungenaufgebrochen waren. Nie angekommen. Zuletzt gesehen in der Gegend um Aqli Bur, einem Kaff, das zwischen Reisfeldern und Melonenplantagen in eine Hügelkette gekrümelt liegt, keine zehn Kilometer von Kunduz­Stadt entfernt. Das Übliche. Lehmbauten, Strohdächer, Ziegen, winkende Kinder. Dort sind sie verschwunden. DreiTagespäterinformiertdieOrganisation–HealAfghanistan,ein Name, dem das Odium der Selbstüberschätzung anhaftet – das Auswärtige Amt und gibt eine Pressemeldung heraus. Der Faktengehalt geht gegen null. Es gibt kein Bekennervideo, keine Forderung.“

 

Frank Schätzing (Keulen, 28 mei 1957)

 

De Ierse schrijfster en columniste Maeve Binchy werd geboren op 28 mei 1940 in Dalkey. Zie ook alle tags voor Maeve Binchy op dit blog.

Uit: Minding Frankie

“Yes, but she wants a hairdo.”
“You mean she trusts us again?” Sometimes life was extraordinary.
“No, I don’t think she was ever here before. . . .” He looked bewildered.
“And your interest in all this, Father?”
“I am Brian Flynn and I am acting chaplain at St. Brigid’s Hospital at the moment, while the real chaplain is in Rome on a pilgrimage. Apart from being asked to bring in cigarettes and drink for the patients, this is the only serious request I’ve had.”
“You want me to go and do someone’s hair in hospital?”
“She’s seriously ill. She’s dying. I thought she needed a senior person to talk to. Not, of course, that you look very senior. You’re only a girl yourself,” the priest said.
“God, weren’t you a sad loss to the women of Ireland when you went for the priesthood,” Katie said. “Give me her details and I’ll bring my magic bag of tricks in to see her.”
“Thank you so much. I have it all written out here.” Father Flynn handed her a note.
A middle-aged woman approached the desk. She had glasses on the tip of her nose and an anxious expression.
“I gather you teach people the tricks of hairdressing,” she said.
“Yes, or more the art of hairdressing, as we like to call it,” Katie said.
“I have a cousin coming home from America for a few weeks. She mentioned that in America there are places where you could get your hair done for near to nothing cost if you were letting people practice on you.”
“Well, we do have a students’ night on Tuesdays; people bring in their own towels and we give them a style. They usually contribute five euros to a charity.”
“Tonight is Tuesday!” the woman cried triumphantly.
“So it is,” Katie said through gritted teeth.
“So, could I book myself in? I’m Josie Lynch.”
“Great, Mrs. Lynch—see you after seven o’clock,” Katie said, writing down the name. Her eyes met the priest’s. There was sympathy and understanding there.
It wasn’t all champagne and glitter running your own hairdressing salon.”

 

Maeve Binchy (28 mei 1940 – 30 juli 2012)
Hier bij een portret door Maeve McCarthy in 2015

 

De Britse schrijver Ian Fleming werd geboren op 28 mei 1908 in Londen. Zie ook alle tags voor Ian Fleming op dit blog.

Uit: Thunderball

“Would you like to know what I think of you?’ She smiled. ‘Every woman likes to hear about herself. Tell me, but make it sound true, otherwise I shall stop listening.’ `I think you’re a young girl, younger than you pretend to be, younger than you dress. I think you were carefully brought up, in a red-carpet sort of way, and then the red carpet was suddenly jerked away from under your feet and you were thrown more or less into the street. So you picked yourself up and started to work your way back to the red carpet you had got used to. You were probably fairly ruthless about it. You had to be. You only had a woman’s weapons and you probably used them pretty coolly. I expect you used your body. It would be a wonderful asset. But in using it to get what you wanted, your sensibilities had to be put aside. I don’t expect they’re very far underground. They certainly haven’t atrophied. They’ve just lost their voice because you wouldn’t listen to them. You couldn’t afford to listen to them if you were to get back on that red carpet and have the things you wanted. And now you’ve got the things.’ Bond touched the hand that lay on the banquette between them. ‘And perhaps you’ve almost had enough of them.’ He laughed. ‘But I mustn’t get too serious. Not about the smaller things. You know all about them, but just for the record, you’re beautiful, sexy, provocative, independent, self-willed, quick-tempered, and cruel.’ She looked at him thoughtfully. ‘There’s nothing very clever about all that. I told you most of it. You know something about Italian women. But why do you say I’m cruel?’ `If I was gambling and I took a knock like Largo did and I had my woman, a woman, sitting near me watching and she didn’t give me one word of comfort or encouragement I would say she was being cruel. Men don’t like failing in front of their women.’ She said impatiently, ‘I’ve had to sit there too often and watch him show off. I wanted you to win. I cannot pretend. You didn’t mention my only virtue. It’s honesty. I love to the hilt and I hate to the hilt. At the present time, with Emilio, I am half way. Where we were lovers, we are now good friends who understand each other. When I told you he was my guardian, I was telling a white lie. I am his kept woman. I am a bird in a gilded cage. I am fed up with my cage and tired of my bargain.’

 

Ian Fleming (28 mei 1908 – 12 augustus 1964)
Cover

 

De Nederlandse schrijver en dichter Sjoerd Leiker werd geboren in Drachten op 28 mei 1914. Zie ook alle tags voor Sjoerd Leiker op dit blog.

Uit: Kind van het elysium

“Het bruine Pierke heeft tot dezen stond geen lang verhaal van zijn leven. Het ventje is nu vijf jaar oud.
Vijf jaar geleden werd hij geboren in een klein huis met een bladeren dak. Daar dichtbij stond een palmboom, roerloos in den zengenden zon van Nederlandsch Oost-Indië. Met dezen naam was zeer in het bijzonder zijn vader verbonden. Zijn vader was fuselier van het Indisch leger. Zijn moeder was een bruine vrouw, een Javaansche. Hij heeft haar oogen, heur blauwzwarte haren en haar tengere gestalte als een onvervreemdbaar erfdeel meegekregen naar dit koude land: Nederland, Friesland.
De vader van het bruine Pierke kreeg groot verlof. Hij mocht in Friesland of ook in Indië zijn pensioen gaan beuren en behoefde er niet dát voor te doen. Geen slag. Hij kon tot aan zijn dood toe de lijn trekken.
Hij kwam te wonen in het huis met het bladeren dak en zag gaarne vanuit de schaduw hoe de kinders zich vermeiden in het heete zand. Maar toen hij daar zoo zat en al in geen maand gehoorzaamd had aan eenig bevel, geeft acht, linksom en rechtsom, werd hij peinzend en treurig. Hij schreef een brief naar zijn moeder, om wie hij eigenlijk nooit gegeven had en die zelf blij was, dat hij met zijn ongedurigheid onder de knoet van het leger zat. Nu schreef hij sentimenteel over het leven, dat hem murw gemaakt had, over zijn jammerlijke fouten van vroeger, over zijn goede hoedanigheden van thans en over zijn pensioen. Hij schreef niet over zijn vrouw, de bruine vrouw, en evenmin over zijn kinderen. Hij zou zoo graag weer bij zijn moeder de beenen om de kachel strekken, wat pijpje rooken, zooals vader vroeger deed en eens weer met wanten aan door een kouden wintermorgen stappen. En schaatsen…… Neen, daar kwam hij niet aan toe. Dat was haast te mooi om aan te denken. Hij kon wel schreien van heimwee.”

 

Sjoerd Leiker (28 mei 1914 – 15 december 1988)

 

De Russische schrijver en dichter Vladislav Felitsianovitsj Chodasevitsj werd geboren in Moskou op 28 mei 1885. Zie ook alle tags voor Vladislav Chodasevitsj op dit blog.

Ondeugd en dood

Ondeugd en dood! Wat een verleiding gloeit,
en hoeveel wellust ademt er in een klein woord!
De ondeugd en de dood steken met eendere angel,
en alleen hij ontkomt aan hun gesels
die het geheimzinnige woord op het hart bewaart –
de troostende sleutel van een ander bestaan.

 

Ineens werden vanuit de wolken

Ineens werden vanuit de wolken
het tafeltje en de koude thee verguld.
Kalm aan, winters hemellichaam,
val niet achter het zwarte bos!

Laat nog wat glanzen in blozende pracht,
nog wat krassen met de vlijtige pen.
In zijn bedrijvig knersen leeft
heel de zucht over mijn bestaan.

Met een trillende, stekelige stroom
rent hij van de gesplitste punt –
en op het brede blad sta ik dan
afgespiegeld… nee, niet ik:

slechts een hoekige kromme,
het vluchtige profiel van die hoogten,
waar, opgaand en neervallend,
mijn geest lijdt en leeft.

Vertaald door Jan Paul Hinrichs

 
Vladislav Chodasevitsj (28 mei 1885 – 14 juni 1939)Rond 1915

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e mei ook mijn blog van 28 mei 2017 deel 2 en ook mijn blog van 28 mei 2016.

Ad Zuiderent, Leo Pleysier, Adriaan Bontebal, Guntram Vesper, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Ian Fleming, Sjoerd Leiker, Vladislav Chodasevitsj

De Nederlandse dichter en criticus Ad Zuiderent werd geboren in ’s-Gravendeel op 28 mei 1944. Zie ook alle tags voor Ad Zuiderent op dit blog.

Wind in het haar

Twee keer zo oud als Alexander bijna
bij zijn dood en vrijwel niets veroverd
een paar trouwe lezers hoogstens
maar die dan gedeeld met collega’s –
bijna twee keer zo oud als Jezus en die
stond weer op na zijn dood, ga eerst
maar eens dood dus en zie dan
of anderen zeggen: hij stichtte ooit
zonder volgelingen en zonder iets van
macht, alleen met gedichten, het
geloof in zichzelf, de hoogmis
een fietstocht, een blik op oneindig,
een stop voor een appel, een vlotte
terugweg, gevoel van wind om
het hoofd vooral, niet gehinderd
door andere wijzen van denken dan
van een gelukkige jeugd, kom daar
maar om, en ‘s avonds het rozig
gevoel dat er niets anders hoeft
dan een dag als een gat in het leven,
geen heerser, geen god of diens zoon
maar een leven met wind in het haar.

 

Tuin der wetenschap

Daar is de lucht geregeld, de zon
geweerd bij dag. Het duister vijftien
vloeren dik is jou een zorg. Pracht van

een hortus om de hoek – geen heemtuin –
met paden van verpulverd hout en
bordjes wie aanwezig is, wie uit.

Daar sproeien slangen hun verdoving
over perk en pad. Tuin van papier;
lees je erover, lijkt het heel wat.

Wat groeit omhoog in vreemde talen?
kijk op de plattegrond: carrière
onder airconditioning. Een boom

van kennis die je longen uit tot
lucht vervloog. Op je bureau een bloed-
spoor van verbeelding? Hou het maar droog.

 
Ad Zuiderent (’s-Gravendeel, 28 mei 1944)

 

De Belgische schrijver Leo Pleysier werd geboren in Rijkevorsel op 28 mei 1945. Zie ook alle tags voor Leo Pleysier op dit blog.

Uit: De zoon, de maan en de sterren

“– Kom, mama, we beginnen, zegt Maarten. Ben je er klaar voor? vraagt hij.
En dan nog eens: Klaar?
Maar zijn moeder reageert niet. Of toch: ze knippert met haar ogen.
– Oké, dan beginnen we, zegt Maarten.
Moeder (57) en zoon (24) bevinden zich in het appartement op tweehoog van een gerestaureerd Antwerps pand waarvan de ramen aan de straatzijde uitzicht bieden op het viaduct waarlangs de spoortreinen zowel boven– als ondergronds het station van Antwerpen Centraal bereiken. Aan de achterkant kijk je uit op de gecementeerde zijgevel van een synagoge, op een stadstuintje waar een wilde kastanje in bloei staat en op de met een hek omheinde speelplaats van een grote Joodse school. De woonkamer van het appartement is licht en het is er ook aangenaam van temperatuur. Maarten staat met zijn ene schouder tegen de wand geleund. Zijn moeder zit aan tafel: onbeweeglijk, afwachtend en zwijgend.
– Daar gaan we, zegt Maarten.
En met zijn vinger wijst hij de eerste letter aan op het alfabetbord dat hij zes weken geleden tegen de kamerwand, vlak boven de verwarmingsradiator, heeft opgehangen – als ging het om een wandversiering, een schilderij, een kopergravure of een aquarel.
– A! zegt Maarten.
Daarbij kijkt hij zijn moeder recht in de ogen en wacht hij op haar reactie. Maar die volgt niet.
Dan naar de tweede letter.
Ook geen reactie.
– C dan?
Ook niet.
– D?
Ook al niet.
– De E?
– De F?
– De G?
– De H?
– De I?
Nu pas knippert zijn moeder weer met haar ogen, en vervolgens schrijft Maarten met geel krijt de letter
I op het groene schrijfbordje dat vlak onder het alfabetbord is aangebracht.
– Voilà.”


Leo Pleysier (Rijkevorsel, 28 mei 1945)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Adriaan Bontebal werd als Aad van Rijn op 28 mei 1952 in Leidschendam geboren. Zie ook alle tags voor Adriaan Bontebal op dit blog.

Uit: Tot hier en niet verder

“Het was de eerste dag van een nieuwe carrière. Ik ging naar het centrum van de stad en zette mijn fiets vast aan de Haagse Kakmadam, die er volkomen stoïcijns onder bleef. Ze is dan ook een standbeeld, maar dat moet je weten. Op een hink-stap-sprong afstand van haar staat, naast de ingang van C&A, weer of geen weer, een man met één been accordeon te spelen. Om misverstanden te voorkomen: de man heeft slechts één been en zit in een invalidebolide, die naast de ingang van het warenhuis geparkeerd staat. Hij bespeelt zijn knoppen gewoon met zijn handen. Ik liep op hem af en groette joviaal: ‘Ha, collega.’ Waarschijnlijk dacht de man nu dat ik ook muzikaal was; wist hij veel. Mijn stijl van lopen verdient dan geen schoonheidsprijs, maar voor de oppervlakkige beschouwer oog ik redelijk compleet. Ik luisterde even naar zijn spel en moest concluderen dat het echt iets voor de liefhebber was. Zoals brood met zand op het strand. Ik pakte de hoed, die hij uitnodigend voor zich had staan, en telde de inhoud. ‘Het gaat lekker vandaag,’ complimenteerde ik hem, niet zonder bewondering. ‘Er zit zelfs papiergeld bij.’ Ik verklapte hem het totale bedrag, telde de helft voor hem uit en gooide deze terug in de hoed. De rest stak ik in mijn zak. ‘Ga zo door,’ en ik gaf hem een bemoedigende knipoog en een dreun op zijn schouder. Hij miste enkele noten. ‘Wij zien elkaar morgen wel weer.’ Ik haastte me naar de Haagse markt. Daar staat een eenbenige op krukken ansichtkaarten te verkopen.”


Adriaan Bontebal (28 mei 1952 – 11 februari 2012)
Cover

 

De Duitse schrijver Guntram Vesper werd geboren op 28 mei 1941 in Frohburg. Zie ook alle tags voor Guntram Vesper op dit blog.

Uit: Nördlich der Liebe und südlich des Hasses

„Er wurde tot in einem Waldstück am Fuß des Hohen Ha-egen gefunden. Das war am fünfundzwanzigsten März. Bedenkliche Zeitungsnachrichten steigerten die Erregung. Niemand konnte nämlich sagen, wie cr ums Leben gekom-men war. Es hieß, sein Kopf sei gar nicht gefunden worden. In der folgenden Nacht brannte der Ziegenstall des Lehrers Meseke nieder. Und am siebenundzwanzigsten März hielt die Bevölkerung eine Versammlung ab. An Grönwohl, der sich in Hannover aufhielt, wurde ein Ultimatum geschickt. Die Bevölkerung verlangte die Herstellung alter Rechte. Mit ergebenem Gruß. An dic Spitze der Fordernden hatten sich Kawe und Bergweitemeier gestellt. Die Versammlung nahm einen stürmischen Verlauf. Alle waren sehr aufgebracht. Sie nannten Grönwohl einen Ausbeuter, den Förster und den Lehrer seine 1 lelfershelfer und Lakaien. Die Ansprachen von Bornemann, Elend und einem Tischler namens Bertram, der aus Göttingen heraufgekommen war, fanden starke Beach-tung. Ende März ließ Grönwohl durch den Lehrer die ein-schlägigen Gesetze verlesen. Es ist nicht bekannt geworden, wie viele Zuhörer Meseke fand, doch am ersten April war das ganze Dorf in Aufruhr. Mit Hacken, Äxten und Spaten zog man auf den Kirchhof. Grönwohl jedoch hatte, um die Be-völkerung und besonders seine Landarbeiter zu beruhigen, einen Ochsen schlachten und mit einem Zentner Kartoffeln verteilen lassen. Allerdings schien das keinen besonderen Eindruck gemacht zu haben. Man nahm hin, was gegeben wurde, aber Liebe entstand nicht. Infolge dessen beklagte Grönwohl beim Pfarrer seinen schlechten Ruf unter den Aufständischen. Er glaubte, mehr verdient zu haben. Der Pfarrer wies auf den abgebrannten Ziegenstall hin und nickte. Am zweiten April wurde der Tote endlich begraben, ohne daß sein Kopf gefunden worden wäre. Allgemein hielt man Grönwohl für schuldig. Anderntags marschierte die Garde der einfachen Leute, der wüste Haufe. Auf Zureden der An-führer hatte man die Fahne auf dem Schloß gelassen, worüber die Schloßbewohner sehr erbittert waren. Grönwohl reiste ab. Keinesfalls wollte er die Fahne eigenhändig übergeben, was die Garde einerseits als Beleidigung empfand und andererseits als Stolz auslegte. Als ein Kind im Basaltbruch den Kopf fand, wußte es nicht gleich, daß es der Kopf war.“

 
Guntram Vesper (Frohburg, 28 mei 1941)

 

De Duitse schrijver Frank Schätzing werd geboren in Keulen op 28 mei 1957. Zie ook alle tags voor Frank Schätzing op dit blog.

Uit:Breaking News

„Afghanistan, nördliche Provinzen
Unterwegs in einem Toyota Land Cruiser, sieben Uhr morgens, Sack uberm Kopf, unter der Kinnlade zugebunden. Der offene Mund saugt Stoff an, da durch die Nase nicht genug Luft in die Lungen strömen will, doch tatsächlich ist es ein mentales Problem. Das Gewebe ist durchlässig, der Rest Gewohnungssache.
Kann man sich daran gewöhnen? Seiner Sicht beraubt uber Bergstrasen voller Schlaglöcher zu kacheln, wahrend einem die Rückbank ins Kreuz drischt?
Hängt von den Umständen ab. Selbst in weniger zivilisierten Gegenden gibt es nicht viele Gründe, jemandem eine muffige schwarze Kapuze über den Kopf zu stuüpen. Entweder wird man gleich darauf erschossen oder aufgehängt, womit sich die Frage nach der Gewöhnung erübrigt hat. Oder man wird verschleppt, hört den gelassenen Schritt des Folterers nahen, seine freundliche Stimme, bevor er einem die Hölle bereitet, solcherlei Unannehmlichkeiten.
Dritte Moglichkeit, man trägt das Ding freiwillig, weil der Fahrer nicht will, dass man sich später an die Route erinnert.
Hagen weis, dass Björklund neben ihm weniger gut mit der Situation zurechtkommt. Sein Asthma macht ihm zu schaffen. Ihn selbst stört eigentlich nur, dass sich irgendwann mal jemand in seinen Sack erbrochen haben muss. Der Stoff ist sauber, also gewaschen, aber manche Gerüche setzen sich für alle Zeiten fest. Weniger die Moleküle selbst konservieren die Vergangenheit, als vielmehr die Umstände ihres Hineingelangens, etwa so, wie sich die Gedanken Verstorbener in einem Geisterhaus einnisten. Hagen mag sich nicht vorstellen, welches Schicksal der arme Teufel durchleiden musste, der die Kapuze vollgekotzt hat. Möchte glauben, dass er oder sie das Ding ebenso aus freien Stücken getragen hat wie sie beide in diesem Moment, und weis es doch besser.
War es Marianne Degas, Max Keller oder Walid Bakhtari? Welchem der drei sind unter dem Stoff, der ihn vorubergehend erblinden lasst,
Nerven und Magenwande entgleist?“

 
Frank Schätzing (Keulen, 28 mei 1957)

 

De Ierse schrijfster en columniste Maeve Binchy werd geboren op 28 mei 1940 in Dalkey. Zie ook alle tags voor Maeve Binchy op dit blog.

Uit: Minding Frankie

“Katie Finglas was coming to the end of a tiring day in the salon. Anything bad that could happen had happened. A woman had not told them about an allergy and had come out with lumps and a rash on her forehead. A bride’s mother had thrown a tantrum and said that she looked like a laughingstock. A man who had wanted streaks of blond in his hair became apoplectic when, halfway through the process, he had inquired what they would cost. Katie’s husband, Garry, had placed both his hands innocently on the shoulders of a sixty-year-old female client, who had then told him that she was going to sue him for sexual harassment and assault.
Katie looked now at the man standing opposite her, a big priest with sandy hair mixed with gray.
“You’re Katie Finglas and I gather you run this establishment,” the priest said, looking around the innocent salon nervously as if it were a high-class brothel.
“That’s right, Father,” Katie said with a sigh. What could be happening now?
“It’s just that I was talking to some of the girls who work here, down
at the center on the quays, you know, and they were telling me . . .”
Katie felt very tired. She employed a couple of high school dropouts: she paid them properly, trained them. What could they have been complaining about to a priest?
“Yes, Father, what exactly is the problem?” she asked.
“Well, it is a bit of a problem. I thought I should come to you directly, as it were.” He seemed a little awkward.
“Very right, Father,” Katie said. “So tell me what it is.”
“It’s this woman, Stella Dixon. She’s in hospital, you see . . .”
“Hospital?” Katie’s head reeled. What could this involve? Someone who had inhaled the peroxide?
“I’m sorry to hear that.” She tried for a level voice. »

 
Maeve Binchy (28 mei 1940 – 30 juli 2012)
Cover

 

De Britse schrijver Ian Fleming werd geboren op 28 mei 1908 in Londen. Zie ook alle tags voor Ian Fleming op dit blog.

Uit:The Man With The Golden Gun

“The Secret Service holds much that is kept secret even from very senior officers in the organization. Only M. and his Chief of Staff know absolutely everything there is to know. The latter is responsible for keeping the Top Secret record known as The War Book’ so that, in the event of the death of both of them, the whole story, apart from what is available to individual Sections and Stations, would be available to their successors. One thing that James Bond, for instance, didn’t know was the machinery at Headquarters for dealing with the public, whether friendly or otherwise — drunks, lunatics, bona fide applications to join the Service, and enemy agents with plans for penetration or even assassination. On that cold, clear morning in November he was to see the careful cog-wheels in motion.
The girl at the switchboard at the Ministry of Defence flicked the switch to ‘Hold’ and said to her neighbour, ‘It’s another nut who says he’s James Bond. Even knows his code number. Says he wants to speak to M. personally.’ The senior girl shrugged. The switchboard had had quite a few such calls since, a year before, James Bond’s death on a mission to Japan had been announced in the Press. There had even been one pestiferous woman who, at every full moon, passed on messages from Bond from Uranus where it seemed he had got stuck while awaiting entry into heaven. She said, ‘Put him through to Liaison, Pat.’ The Liaison Section was the first cog in the machine, the first sieve. The operator got back on the line: ‘Just a moment, sir. I’ll put you on to an officer who may be able to help you.’ James Bond, sitting on the edge of his bed, said, ‘Thank you.’ He had expected some delay before he could establish his identity. He had been warned to expect it by the charming ‘Colonel Boris’ who had been in charge of him for the past few months after he had finished his treat-ment in the luxurious Institute on the Nevsky Prospekt in Leningrad. A man’s voice came on the line. ‘Captain Walker speaking. Can I help you?’ James Bond spoke slowly and clearly. ‘This is Commander James Bond speaking. Number 007. Would you put me through to M., or his secretary, Miss Moneypenny. I want to make an appointment.’ Captain Walker pressed two buttons on the side of his telephone. One of them switched on a tape recorder for the use of his department, the other alerted one of the duty officers in the Action Room of the Special Branch at Scotland Yard that he should listen to the conversation, trace the call, and at once put a tail on the caller.”

 
Ian Fleming (28 mei 1908 – 12 augustus 1964)
Cover DVD

 

De Nederlandse schrijver en dichter Sjoerd Leiker werd geboren in Drachten op 28 mei 1914. Zie ook alle tags voor Sjoerd Leiker op dit blog.

Uit: Kind van het elysium

“Men moet zich denken, dat hij zoo den slaap betrad: Hij stond voor de deur van een somber huis. Dat is direct al een ding om een kind schrik aan te jagen. Hij was daar echter al over heen. Toen hij voor de eerste maal voor die deur stond had hij geaarzeld nu niet meer, hij had het zich al zoo vaak gedroomd. Hij duwde tegen de deur, die langzaam dan open week en trad binnen in een hoog vertrek, waar langs de wanden het keukengerei van zijn harde moeder hing. Daar was ook de houten lepel bij, waarmee ze hem eens een bloedende wond aan het hoofd geslagen had. Dat keukengerei en die lepel hingen daar in een honderd-jarige rust. Hij kon wel angstig zijn, maar dan niet voor de rustende requisieten van die vrouw, meer voor de duisternis. Daar kwam hij echter spoedig uit door een tweede deur, die vanzelf open ging. Zoo wordt de slaap een sprookje, nietwaar? Als hij dan die tweede deur achter zich had, zag hij op naar een nachtelijken hemel met drie, vier heldere sterren. Daaronder lag een smalle straat; weerzijds stonden zwarte huizen zonder vensters. Boven het laatste huis welft roerloos, bijna gelijkend op een Moskeedak, de kroon van een zware palm. Een ijzerzware kroon van een palm.
Als hij aan ijzer denkt, wordt hij plotseling erg vermoeid. Hij haast zich voort: de laatste phase van dezen wonderlijken ingang tot den slaap, waarvan niemand ooit den zin zal leeren verstaan. De smalle straat loopt met trappen omhoog, daalt dan plotseling af, met breede trappen eerst, die al smaller worden. De dalingshoek wordt grooter, de straat glijdt omneer in een steeds steiler wordende diepte, een koker, een put. Hij bevindt zich daarin en voelt zich niet duizelig – hij weet immers: zoo is de ingang tot den slaap, elke nacht – en hij daalt steeds dieper.
Heel ver beneden ziet hij opeens zijn hoofd, een schaduw, weerspiegelen in water. Hij denkt, dat het water is, doch hij heeft zich daarvan nooit kunnen overtuigen, omdat hij dàn, plotseling, is waar hij moet zijn: in de vergetelheid, in de rust, in den slaap……”

 
Sjoerd Leiker (28 mei 1914 – 15 december 1988)
Carillon in het centrum van Drachten

 

De Russische schrijver en dichter Vladislav Felitsianovitsj Chodasevitsj werd geboren in Moskou op 28 mei 1885. Zie ook alle tags voor Vladislav Chodasevitsj op dit blog.

Avond

Onder de voeten gladheid en gekraak.
De wind woei, het sneeuwde.
Mijn God, wat een droefenis!
Heer, wat een pijn!

Zwaar is Jouw ondermaanse wereld,
en ook Jij bent onbarmhartig.
En waartoe zoveel wijdte,
als op aarde de dood bestaat?

En niemand verklaart
waarom hij in zijn levensavond
nog zin heeft in zwerven,
geloven, verstarren en zingen.

 

Lentegebrabbel stemt streng

Lentegebrabbel stemt streng
saamgeperste verzen niet mild.
Ik ben gaan houden van het ijzergeknars
van kakofonische werelden.

In de hiaat van open vocalen
adem ik licht en vrij.
In de veelheid van consonanten verbeeld ik me
het gedrang van kruiende ijsschotsen te horen.

Dierbaar is mij – de slag van een gebroken schicht
uit een tinkleurige wolk;
ik houd van het zangerige en kermende
gesnerp van een elektrische zaag.

En in dit leven is me waardevoller
dan al het harmonische schoon –
de siddering, die over de huid rent,
of het koude zweet van ontzetting,

Vertaald door Jan Paul Hinrichs

 
Vladislav Chodasevitsj (28 mei 1885 – 14 juni 1939)
Cover

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e mei ook mijn blog van 28 mei 2017 deel 2 en ook mijn blog van 28 mei 2016.

 

 

 

 

 

 

Ad Zuiderent, Leo Pleysier, Adriaan Bontebal, Guntram Vesper, Frank Schätzing

De Nederlandse dichter en criticus Ad Zuiderent werd geboren in ’s-Gravendeel op 28 mei 1944. Zie ook alle tags voor Ad Zuiderent op dit blog.

Huis van liefde

Het huisnummer verlicht, waar liefde woont
(je zag aan de gordijnen dat dat zo was,
aan de kleur van een raam, donker hardsteen,
was de geveltuin vochtig, dan wist je genoeg)
waar liefde woont, een doordeweekse dag
achter een dichte deur, je belde aan,
een leven als een oordeel, daar kleef
je graag aan het vergankelijke leven.
Waar op de dorpel een doorweekte man
op iets te wachten staat dat binnen is
en zingt waar liefde woont gebiedt,
waar hij ook woont, daar stopt het lied.
Ging de deur open, stroomde de liefde
over de dorpel. Of je stelpen kon.

 

Dorp in Zuid-Holland

Elk woord gezegd hier was al veel.
In doods gemompel: torentijd,
de namen van de wielerkoers
of ‘hoi’ tegen een leuke meid.

’s Zaterdagsavonds tentmuziek.
Dan sloot het dorp de wereld af.
Fietsers verstarden tot publiek.
Dichter und Bauer, waarom niet.

Straat langs het water. Kritisch punt.
Wat kwam na de muziek tot stand?
Kijk zonder handen op de fiets,
en brommend met een buddyseat

de Kreek rond, over Kaai en Heul,
een hels kabaal het halve dorp –
maar iemand die ook vleugels kreeg,
die kwam niet ver. Die drijft er nog.

 
Ad Zuiderent (’s-Gravendeel, 28 mei 1944)

Lees verder “Ad Zuiderent, Leo Pleysier, Adriaan Bontebal, Guntram Vesper, Frank Schätzing”

Ad Zuiderent, Leo Pleysier, Adriaan Bontebal, Guntram Vesper, Frank Schätzing, Vladislav Chodasevitsj, Sjoerd Leiker

De Nederlandse dichter en criticus Ad Zuiderent werd geboren in ’s-Gravendeel op 28 mei 1944. Zie ook alle tags voor Ad Zuiderent op dit blog.

Tuinpad

De paden op! Welja, dat ene pad
dat heel de tuin bestrijkt: het rondje
binnendoor. Diagonale bielzen
hogen hier en daar wat op. En dat is dat.

Wat heb je met me voor dat wij hier gaan?
Een achtertuin van zes bij acht, een spoor
van slakken, minder dan een blokje om.

Jij zegt: ‘Dit is het binnenpad.’ Volstaat
het schijnbaar vierkant van een streepje grond
of zoek je van de cirkel het kwadraat?

Eens ging de ondergang met paard en kar
de wereld rond; dat hebben we gehad
Nu blijf ik vlak bij huis, en noem je schat.

Dit is het. Naar bielzen draait het pad
licht omhoog. Daar blijft de zon wat langer
voor hij ondergaat. Ik heb je lief, zo lief.
In ’t groen draagt dit de waarde van een daad.

 

Reservaat

Zaten wij op een duintop, was het het bekende
liedje, van de wind die op het hoogste punt
en hopen dat het uitzicht niet bedriegt.

Eerst in de diepte langs het strand, een golf
de horizon, gericht op hond en kind, op zon en wind,
werd je vanzelf gedachteloos en vrij.

Toen onder prikkeldraad omhoog, het verse
nauwelijks begroeide duin, het reservaat.
Het was verboden, maar daar zaten wij, vrij

als de zee die schitterde in zonnegloed, een vol
gemoed van dat je zoiets zong zonder te weten
wat het duin nog meer was dan bescherming

van het achterland. En nu dezelfde haast:
de zeespiegel in stukken in de ochtendkrant
was verder van je bed dan nu je keek

voorbij de opgebolde horizon. Een stip
als een begin; we konden alle kanten op.

 
Ad Zuiderent (’s-Gravendeel, 28 mei 1944)

Lees verder “Ad Zuiderent, Leo Pleysier, Adriaan Bontebal, Guntram Vesper, Frank Schätzing, Vladislav Chodasevitsj, Sjoerd Leiker”

Leo Pleysier, Ad Zuiderent, Adriaan Bontebal, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Thomas Moore, Ian Fleming, Walker Percy

De Belgische schrijver Leo Pleysier werd geboren in Rijkevorsel op 28 mei 1945. Zie ook alle tags voor Leo Pleysier op dit blog.

Uit:De weg naar Kralingen

“Maart
Maar letterlijk nog, de daver op het lijf. Want ’s morgens het overgordijn opentrekken en tegen een strakke, staalgrijze hemel aankijken. Het spichtige wintergras plat tegen de hardbevroren grond gedrukt door de sinds een week opnieuw uit het noordoosten waaiende wind die vanuit alle hoeken en pijpen om het huis blaast. Op het terras twee kippen die ineengedoken tegen de onderkant van het keukenraam beschutting voor de nacht hebben gezocht. Het is duidelijk te zien hoe de schaarse tipjes groen van de bottende vlier, de krent en de wilg terug ineengeschrompeld zijn tot paars-bruine restjes die spoedig weer los zullen laten. Achteraan in de tuin enkele merels die wat op en neer door het gras en tussen het struikgewas wippen. (En wrijft de slaper zich de ogen uit alsof nu pas tot hem doordringt dat er een buitengebeuren is dat ook zonder hem zijn gang wel gaat?)
Maart, maar zich telkens weer laten inpakken door de lichtelijk gespannen verwachting waarmee men omstreeks deze tijd van het jaar bij het opstaan de tuin in kijkt. Zo onderhand zou men toch al wel beter mogen weten? Nou ja, een nasleep wellicht van de lagere-school-tijd die ons heeft opgezadeld met een seizoen-gevoel dat nooit meer van de stereotypen bevrijd zal kunnen worden. Er waren de leeslesjes die ieder jaar weer van sneeuw- en ijspret spraken zodat wij, opgeladen zoals we daar vaak van geraakten, thuis massa’s ijssleeën in elkaar begonnen te timmeren. In alle maten en soorten hadden we er op de duur, maar vaak genoeg zonder dat we heel die winter lang ook maar één keer onze bouwsels op het ijs beproeven konden. Spreek maar niet van de fascinerende plaatjes met blije kinderen die in de heldere vroegte van de Paasmorgen eieren raapten in de met lentezon overgoten gazons. In werkelijkheid beperkte het paaseieren rapen zich tot een krij sende aangelegenheid met ruziënde broers en zusjes in het natte grasperkje aan de voorkant van het hut. We konden al wel beter hebben geweten ja.”

 
Leo Pleysier (Rijkevorsel, 28 mei 1945)

Lees verder “Leo Pleysier, Ad Zuiderent, Adriaan Bontebal, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Thomas Moore, Ian Fleming, Walker Percy”

Leo Pleysier, Adriaan Bontebal, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Thomas Moore, Ian Fleming, Walker Percy

De Belgische schrijver Leo Pleysier werd geboren in Rijkevorsel op 28 mei 1945. Zie ook alle tags voor Leo Pleysier op dit blog.

Uit: Wit is altijd schoon

“Heb ik het hier anders niet schoon behangen in de keuken? vroeg ze, Gusta.
Ik zei: amai, héél schoon! Zei ik.
Zo een schoon effen behang! Hebt ge dat zelf gedaan?
’t Is percies dat de schilder geweest is, zei ik, zo schoon gedaan!
Maar ik ben toch echt niet goed zenne, Gusta, zei ik, ik ben percies aan het doodgaan.
Ja, zei ze, maar het was ook een heel werk, dat behangen.
Eerst dat oud papier d’r afdoen.
Want dat zag er nogal uit, zei ze, dat oud papier.
Vuil en vet. En losgekomen.
Haar dochter Josee was komen helpen, zei Gusta, want behangen zelf, dat ging haar toch niet zo goed niet meer af.
Iedere keer dat traplereke op en af, dat was niks meer voor haar, zei ze.
En Josee had dat ook gezegd tegen haar.
Moe, gij gaat die keuken toch niet alleen behangen zeker!
Dat is toch geen werk!
Iedere keer dat traplereke op en af mee die lange panden vol lijm en pap!
Dat is toch geen werk zo alleen!
Ik zal wel ’s een dag komen helpen, had Josee gezegd.
O da’s goed Josee, had Gusta gezegd, ik zal dan al beginnen mee het oud papier eraf te halen want da’s ook al een heel werk, dat oud papier d’er afhalen, en als ik daarmee gedaan heb, zal ik wel eens bellen.
Wel ja, doe dat, had Josee gezegd, als ge daarmee gedaan hebt, dan belt ge maar en dan zal ik wel eens een dag komen helpen.”

 
Leo Pleysier (Rijkevorsel, 28 mei 1945)

Lees verder “Leo Pleysier, Adriaan Bontebal, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Thomas Moore, Ian Fleming, Walker Percy”

Adriaan Bontebal, Leo Pleysier, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Thomas Moore, Ian Fleming

De Nederlandse dichter en schrijver Adriaan Bontebal werd als Aad van Rijn op 28 mei 1952 in Leidschendam geboren. Zie ook alle tags voor Adriaan Bontebal op dit blog.

ONTWAKEN

Ieder ontwaken
een feest

Ik sta op
rek me uit en
krab me eens flink
aan het onderlijf

Als rijpe vruchten
vallen de eitjes
van mijn schaamluis
op het dauwvochtige
slaapkamerzeil

Iedere morgen
een feest

Zwarte koffie
zware shag en
scharreleieren
bij het ontbijt

 

 

PAULUS POTTERSTRAAT

naar De Dapperstraat van J.C.Bloem

De legen kom je aan de randen tegen
Waar stoffig op de schoorsteen prijkt:
‘Over mijn lijk naar de Schilderswijk’
Dat volk ervaart de rust als zegen

Maar zo niet ik, voor mij geen kassen
Hoewel ik van een dorpje ben
De stad niet echt van huis uit ken
Haal ‘k nu mijn lucht uit uitlaatgassen

Als kneuter ben ik afgemeld
Mijn teugen zijn steeds voller teugen
De stedeling hij kent geen maat

Tevreden heb ik vastgesteld
Ik deug niet en ik zal nooit deugen
Dom weg gelukkig in de Potterstraat

 

Adriaan Bontebal (28 mei 1952 – 11 februari 2012)

Lees verder “Adriaan Bontebal, Leo Pleysier, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Thomas Moore, Ian Fleming”

Derek Walcott, Adriaan Bontebal, Leo Pleysier, Frank Schätzing, Maeve Binchy

Prettige Pinksterdagen!

 



De Nederdaling van de Heilige Geest

Ikoon uit de Noordrussische School

 

 

 

Pentecost

Better a jungle in the head
than rootless concrete.
Better to stand bewildered
by the fireflies’ crooked street;

winter lamps do not show
where the sidewalk is lost,
nor can these tongues of snow
speak for the Holy Ghost;

the self-increasing silence
of words dropped from a roof
points along iron railings,
direction, in not proof.

But best is this night surf
with slow scriptures of sand,
that sends, not quite a seraph,
but a late cormorant,

whose fading cry propels
through phosphorescent shoal
what, in my childhood gospels,
used to be called the Soul.

 

 

Derek Walcott (St. Lucia, 23 januari 1930)

Lees verder “Derek Walcott, Adriaan Bontebal, Leo Pleysier, Frank Schätzing, Maeve Binchy”

In Memoriam Adriaan Bontebal

In Memoriam Adriaan Bontebal

In de nacht van 10 op 11 februari 2012 is op 59-jarige leeftijd in zijn woonplaats Den Haag de Nederlandse dichter en schrijver Adriaan Bontebal overleden.Adriaan Bontebal werd geboren op 28 mei 1952 in Leidschendam. Zie ook mijn blog van 28 mei 2011.

Romantiek

De kamer was gevuld
met tedere geluiden:
de regen op het raam
een knapperende haard
Tezamen op de bank
de armen om elkander
De radio heeeel zacht
Jan ‘Candlelight’ van Veen

Ik zon op een manier
mijn liefste zo te kwetsen
dat zij (eerst nog perpleks
dan stamelend verward)
luid uitbarst in gekrijs
de tranen niet te stelpen

Dan neem ik haar heel zacht
Dat is pas romantiek

 

Mijn Laatste Wens

Als ik dood ben
wil ik worden
geplastificeerd
in vlammend rood
en worden bijgezet
tegen de
donkerblauwe wand
met de helwitte spot
in de noordoosthoek
van de zitkuil

en een
overlijdensbericht
in Avenue
en VT/Wonen


Adriaan Bontebal
(28 mei 1952 – 11 februari 2012)

Adriaan Bontebal

 

De Nederlandse dichter en schrijver Adriaan Bontebal werd als Aad van Rijn op 28 mei 1952 in Leidschendamgeboren. Bontebal debuteerde officieel in 1988 met de verhalenbundel „Een goot met uitzicht“. Daarvoor had hij al „De vuilnisman komt in elke straat. Gedichten van de waanzin“ (1983), „Vijf voor vierentachtig. Verhalen“ (1984), „Alleen in bad, gedichten“ (1984) en „Hannah : een tragisch gedicht in een bedrijf of vijf“ (1986) uitgebracht. Na zijn debuut volgden de prozawerken „De ark“ (1990) en „Charmante jongen, sportief tiep“ (1995), de dichtbundel „Overleven met het oorsmeer in de ketting“ (1996), het prozawerk „Katten vlooien“ (2005) en „Adrenaline“ (2010). Gedichten van Adriaan Bontebal zijn te vinden in Komrij’s „Nederlandse poëzie van de 19de t/m de 21ste eeuw in 2000 en enige gedichten“ en in „25 Jaar Nederlandstalige poëzie 1980-2005 in 666 en een stuk of wat gedichten“.

 

 

Uit: De Ark

 

‘Het is Oosters toneel uit de tweede helft van de derde eeuw voor Christus, Indiaas, Pakistaans of Mongools, daar wil ik van af zijn. Gek hè? De culturele belangstelling van mensen gaat in golven, net als de economie. We beleven nu voor het eerst sinds Herman Hesse, Sidharta weet je wel, weer een opleving in de belangstelling voor alles dat ten oosten van de Bosporus komt.
Ik moet, terwijl ik de monoloog uitspreek, de Dans van de Zes Sluiers uitvoeren. Met de laatste zin moet de laatste sluier vallen.’
‘Het is toch de Dans van de Zéven sluiers?’
‘Oorspronkelijk wel. Maar dit is een ideetje van onze regisseur, een oude geile bok. Het is een variant voor vrouwen die niet zo zwaar geschapen zijn.’
‘Neem me niet kwalijk,’ flapte ik eruit. ‘Jij hebt niets te klagen, dacht ik zo. Jij hebt voldoende vlees onder de tepel om topveertig-zangeres te zijn.’
‘Hè hè. Dit is juist de grap. Die ene sluier minder maakt het volgens hem in de uitvoering van een vrouw met een figuur als ik een stuk sexy-er. De regisseur komt daar op klaar.’

 


Adriaan Bontebal (Leidschendam, 28 mei 1952)