Ad Zuiderent, Leo Pleysier, Adriaan Bontebal, Guntram Vesper, Frank Schätzing, Vladislav Chodasevitsj, Sjoerd Leiker

De Nederlandse dichter en criticus Ad Zuiderent werd geboren in ’s-Gravendeel op 28 mei 1944. Zie ook alle tags voor Ad Zuiderent op dit blog.

Tuinpad

De paden op! Welja, dat ene pad
dat heel de tuin bestrijkt: het rondje
binnendoor. Diagonale bielzen
hogen hier en daar wat op. En dat is dat.

Wat heb je met me voor dat wij hier gaan?
Een achtertuin van zes bij acht, een spoor
van slakken, minder dan een blokje om.

Jij zegt: ‘Dit is het binnenpad.’ Volstaat
het schijnbaar vierkant van een streepje grond
of zoek je van de cirkel het kwadraat?

Eens ging de ondergang met paard en kar
de wereld rond; dat hebben we gehad
Nu blijf ik vlak bij huis, en noem je schat.

Dit is het. Naar bielzen draait het pad
licht omhoog. Daar blijft de zon wat langer
voor hij ondergaat. Ik heb je lief, zo lief.
In ’t groen draagt dit de waarde van een daad.

 

Reservaat

Zaten wij op een duintop, was het het bekende
liedje, van de wind die op het hoogste punt
en hopen dat het uitzicht niet bedriegt.

Eerst in de diepte langs het strand, een golf
de horizon, gericht op hond en kind, op zon en wind,
werd je vanzelf gedachteloos en vrij.

Toen onder prikkeldraad omhoog, het verse
nauwelijks begroeide duin, het reservaat.
Het was verboden, maar daar zaten wij, vrij

als de zee die schitterde in zonnegloed, een vol
gemoed van dat je zoiets zong zonder te weten
wat het duin nog meer was dan bescherming

van het achterland. En nu dezelfde haast:
de zeespiegel in stukken in de ochtendkrant
was verder van je bed dan nu je keek

voorbij de opgebolde horizon. Een stip
als een begin; we konden alle kanten op.

 
Ad Zuiderent (’s-Gravendeel, 28 mei 1944)

 

De Belgische schrijver Leo Pleysier werd geboren in Rijkevorsel op 28 mei 1945. Zie ook alle tags voor Leo Pleysier op dit blog.

Joris

Vier meisjes – ze zijn verkleed, ze dragen linten in hun haar, ze hebben zich opgemaakt met lipstick, mascara en oogschaduw – lopen arm in arm over de stoep van de dorpsstraat. Ze zijn vrolijk en uitgelaten. Ze kwetteren en tateren als eksters. De zon schijnt.
Stilzwijgend staat een jongen van een jaar of elf, twaalf misschien, in de deuropening aan de straatkant te kijken. Hij wacht, twijfelt, probeert zich nog snel achter de halfgeopende voordeur te verbergen wanneer de meisjes in het voorbijlopen op hun beurt in zijn richting kijken. Ten slotte komt hij terug te voorschijn en drentelt achter de vier meisjes aan. Maar die hebben het alweer veel te druk met elkaar om nog aandacht aan hem te besteden. De afstand tussen de jongen en de vier meisjes die nu eens verkleint, dan weer vergroot. Alsof hij aan een onzichtbaar elastisch lint over de stoep wordt meegesleept.
Er weerklinkt muziek in de straat. Een vlag wappert in de wind.
Ineens echter houden de meisjes halt. Als op een afgesproken teken draaien ze zich alle vier om en luidop en in koor beginnen ze te skanderen.
‘Joo-ris!’
‘Joo-ris!’
‘Joo-ris!’
‘Joo-ris!’
Verlegen druipt Joris af. Giechelend en ginnegappend lopen de meisjes weer voort. Het is een zonnige dag in het voorjaar.

 
Leo Pleysier (Rijkevorsel, 28 mei 1945)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Adriaan Bontebal werd als Aad van Rijn op 28 mei 1952 in Leidschendam geboren. Zie ook alle tags voor Adriaan Bontebal op dit blog.

Uit: Haags Dagboek

“Het demonstreren heb ik al jaren geleden voor gezien gehouden.
In het bijzonder die wandeltochten die erop zijn gericht overheden van je gelijk te overtuigen. Natuurlijk: de gezelligheid kent geen tijd. Je ziet oude bekenden, je maakt een praatje hier, een afspraakje daar, maar over de resultaten van je protest hoef   je je geen illusies te maken. We hebben de vrijheid van meningsuiting in dit land, de autoriteiten hebben niet de plicht tot luisteren. Daarom zoek ik mijn vertier bij voorkeur elders: zelfs in de kleine uurtjes van een feest is er altijd wel iemand te vinden die echt naar me luistert.
Er zit echter ook een praktische kant aan mijn aversie tegen demonstreren, voortkomend uit mijn eenbenigheid. Het betreft niet zo zeer de lengte van die wandelingen; mensen in een massa lopen niet zo vlot, dus het is allemaal wel bij te benen. Het is de eventuele versnelling die me parten kan gaan spelen. Zodra namelijk de oproerpolitie uit de hokken wordt losgelaten slaan mijn medestanders’ aan het rennen, mij eenzaam achterlatend. Dat neem ik niemand kwalijk: solidariteit is één ding, je nodeloos in elkaar te laten slaan is heel wat anders. Maar om nou in mijn eentje als kop van Jut te fungeren… Voor het martelaarschap ben ik niet in de wieg gelegd.
Iets dergelijks is me overkomen toen ik me weer eens had laten overhalen mee te brullen op het Binnenhof. (Niemand heeft me ooit kunnen beschuldigen van consequent gedrag en, ach, je woont in Den Haag….) Het was op de dag dat de Tweede Kamer een beslissing zou nemen over de plaatsing van Amerikaanse nucleaire kruisraketten op de vliegbasis Woensdrecht.”

 
Adriaan Bontebal (28 mei 1952 – 11 februari 2012)

 

De Duitse schrijver Guntram Vesper werd geboren op 28 mei 1941 in Frohburg. Zie ook alle tags voor Guntram Vesper op dit blog.

Uit: Frohburg

„Unsere ureigene Sache, unser eigentliches Ding: die endlos langen Sommerabende. Fußball. Räuber und Gendarm, Versteckspiel, renn ums Leben, sonst abgeschlagen, ausgeschieden, rausgenommen, zu den Toten. In den Auguststaub klopfende Igelitsandalen, hallende Rufe, spitze Schreie, Grölen, Quieken, zurückgeworfen vom däm-mergrauen Geviert der Häuserreihen. Geschiebe, Geschubse, Gezerre, Gerangel, bei zunehmender Dunkelheit, gemeint die Mädchen, wer sonst. Brückengasse. Wyhrabrücke. Gußeisenkonstruktion aus Cains- dorf, Königin-Marien-Hütte. Unter jedem Laster Zittern, Be-ben, Schwingen. Auch bei Hochwasser und Eisgang: Treibgut Balken, Schollenstoß. Töpferplatz. Die Maulbeerhecke. Eßbar oder. Drei Trittstufen zur Schöpfe. Der alte Bürstenmacher Prause bis zum Knie im seichten Fluß: Auf Wiedersehn, du schöne Welt. Von der Toch-ter zurückgeschleppt ins Haus und eingeschlossen, warum auch nicht, muß sein. Lindenreihe. In den Hundstagswochen, vor Gewittern schwarzrotes Gewimmel der Franzosenkäfer. Greifenhainer Straße.Die Großeltern. Nach dem großen Brand am Markt das Haus am Fluß gekauft. Dort ich geboren.Rechts vom Eingang Tierarztzimmer. Vitrine. Ausgekochte bleiche Schädel von Marder, Dachs und Katze. War das gleich nach dem Krieg in deinen Töpfen, Oma. Im Arzneiregal die Tüte mit dem weißen Pulver. Um Gottes Willen, Kinder, schon aufgewehter Staub kann tödlich sein. Gekreuzte Knochen, Totenkopf. Arsen. Auf der anderen, der linken Hausflurseite die Schlesier, von den Russen, den Polen herausgedrückt, angeweht von der Vertrei-bung, ins Erdgeschoß hineingepreßt, Leibigs, fünf Personen, eng an eng. Den neuen Fahrradschlauch geklaut. Wer sonst.Im ersten Stock Wohnstube. Großvater, auf den Stuhl neben dem Klavier gestiegen, zog jeden Tag die Wanduhr auf, mit neunundachtzig noch. Westminsterschlag. Undenkbar eine volle Stunde ohne. Eßzimmer. An der hinteren Wand die Jugendstilumbauung des Sofas mit Regal. Dort der Brehm im Großformat, zehn Bände, Chromlithos unter Seidenpapier, und Meyers großes Lexikon von 1906 , mit bunten Tafeln wie im Brehm , und dann noch dreißig, fünfunddreißig Klassiker, Novalis auch und Heine. Eine Tür weiter: Schlafraum. Das Ehebett. In dreizehn Jahren elf Geburten. Die Küche gegen-über. Unterm Fenster die Gußeisenwanne auf vier Füßen, ab-gedeckt, sonnabends der Badereigen aus acht, neun, manchmal zehn Personen, je drei im gleichen Wasser, Dampfschwaden zogen in den Korridor und in die Zimmer, Fenster auf, sonst setzt sich Schimmel fest. Mansardenwohnung.“

 
Guntram Vesper (Frohburg, 28 mei 1941)

 

De Duitse schrijver Frank Schätzing werd geboren in Keulen op 28 mei 1957. Zie ook alle tags voor Frank Schätzing op dit blog.

Uit: Limit

„Lautstark verwünschte er sich. Warum hatte er dem Blonden nicht die Pistole abgenommen? Überall in der Zentrale hatten Waffen herumgelegen. Aufgebracht sah er zu, wie sich Zhaos Kopf und Schultern über den Rand schoben. Mit einem Satz war der Killer auf der Schleuse. Yoyo wich zurück, ging auf alle viere und umfasste das Gestänge des Förderbandes. Behände ließ sie sich daran herunter, bis ihre Füße eine parallel verlaufende, tiefer gelegene Stange berührten, suchte nach halbwegs festem Stand, begann sich abwärtszuhangeln, Meter für Meter –
Glitt aus.
Voller Entsetzen sah Jericho sie fallen. Ein Ruck ging durch ihren Körper. In letzter Sekunde hatten sich ihre Finger um die Stange geschlossen, auf der sie eben noch gestanden hatte, doch nun zappelte sie über einem Abgrund von gut und gerne 70 Metern Tiefe.
Zhao starrte auf sie herab.
Dann verließ er die Deckung des Gerüstaufbaus.
»Böser Fehler«, knurrte Jericho. »Ganz böser Fehler!«
Mittlerweile feuerten seine Nebennieren beträchtliche Salven von Adrenalin, das Herzschlag und Blutdruck auf Heldentatenniveau peitschte. Mit jeder Sekunde gehorchte ihm die Maschine besser. Getragen von einer Woge des Zorns und der Euphorie ließ er das Airbike vorschnellen und nahm Zhao ins Visier, der im selben Moment in die Hocke ging und Anstalten machte, zu Yoyo herunterzuklettern.“

 
Frank Schätzing (Keulen, 28 mei 1957)

 

De Russische schrijver en dichter Vladislav Felitsianovitsj Chodasevitsj werd geboren in Moskou op 28 mei 1885. Zie ook alle tags voor Vladislav Chodasevitsj op dit blog.

From the Diary

My ear is shocked by every noise,
My eye – by light of sun or fire,
My spirit launched its cutting growth,
Like a tooth – through gums which swelled entire.

It will break through and leave at once,
The former covering it sphere,
And with his thousands bright eyes,
Will rush in night – not one that’s here.

And I’ll be here left and laid  –
A banker, killed by a thug, meanest,
To press my wound by freezing hands,             
To cry and writhe in your existence.

 

The Evening

Smooth and crunch by feet of mine.
Snow starts and wind regains.
Holly Father! What a pine!
Holly Father! What a pain!

Your world under moon is hard,
And You’re not as kind as told.
Why need we this world so wide,
If death reigns in this wide world?…

Nobody could rightly say,
Why in sunset of one’s years,
One wants more walks and ways,
Wants to sing, to freeze and…  faith.

 

Vertaald door Yevgeny Bonver

 
Vladislav Chodasevitsj (28 mei 1885 – 14 juni 1939)
Cover

 

De Nederlandse schrijver en dichter Sjoerd Leiker werd geboren in Drachten op 28 mei 1914. Zie ook alle tags voor Sjoerd Leiker op dit blog.

Armenhof

Achter het huis van ouden en armen
ligt een jonge tuin in licht en rood.

Een witte uitgebloeide man; hij raakt
zoo dicht aan dit leven, zoo dicht aan de dood;

gaat elke dag verloren in de vreugd
van een glimlach langs de lichte perken.

Hij is zoo blij met bloemen en boomen,
dat de anderen verbaasd het merken,

want ze leven zoo oud in de jonge tuin,
dat haar lichtheid hen niet meer kan bereiken.

Alleen de avond is er hun goed en vertrouwd,
als langzaam het zingende gaat wijken;

en de wind van jaren hun deel en vreugd
nog zacht in een boom ligt te neuren.

Dan is hun denken een wijlende gang,
langs een jonge tuin, naar Gods open deuren.

 
Sjoerd Leiker (28 mei 1914 – 15 december 1988)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e mei ook mijn twee vorige blogs van vandaag.