Ad Zuiderent, Linda Pastan

De Nederlandse dichter en criticus Ad Zuiderent werd geboren in ’s-Gravendeel op 28 mei 1944. Zie ook alle tags voor Ad Zuiderent op dit blog.

 

Gedicht in zand

Wie is de gelukkige? Die zonder
pennestreek of ademstoot zich afstaat
aan de luwe eenzaamheid, besloten
tot een eigen oase? Die zijn verhaal
als plakkerige handen afveegt aan
het stof om zich heen, in de woestijn
zichzelf aanboort; iemand die roept?
Of, onder het gehoor van samoem en
sirocco, jij in de duistere wind,
je huid droog, je adem al sneller, en
je vinger klaar om in wat je aanwaait
te schrijven dat je gewassen wilt worden.
Wie is dat? Wie is de gelukkige?

 

Water

Wolken hangen als een koets met zwartbepluimde paarden
boven de bergkam boven het dal van Skjåk
lekt de zon uit een haren vergiet

Groeit het oevergras, waar geen water is?
Stofwolken waarschuwen de tegenligger
voor een bocht in het pad door de pas
dalen zij gevolgd door een vuurkolom snachts

De violist voorop speelt met bonthulzen
om de vingers tegen de kou valt geen vuist
te maken geen muziek verbergt de stomme lippen

Is er een oever, waar geen water is?
Zacht regent gruis uit hun voetstappen
iedereen sluit zich aan de ogen
op een kier om de levensgeesten te luchten

De veerman van Skjåk neemt hen op
de schouders in de bestofte bedding zij blijven staan
tot ook de kluiten zijn neergedaald om hen heen
hangen de pluimen als uitgebluste wolken

 

Vuur

Onder het rookgat brandt al een vuur
voor de midzomernacht buiten de tent
zwerven gedachten van mannen als vlammen
over de stoffige toendra

Waar is de weg naar de plaats waar
het licht zich verdeelt in warmte en
dood door verstikking? Wie in de nacht
passeert kan uit de dwaallichten geen wijs
en rijdt maar noordwaarts

Als dode bomen groeien de rendieren
uit hun kracht zij bieden geen verzet
aan droogte of bedwelming met hun gewei
blijven zij hangen in de rode gloed

Wie in de nacht passeert ruikt meer
dan onraad offermalen aan de zon
as regent op de weg naar de plaats waar
het vuur zich verdeelt in tongen en rook

 

Ad Zuiderent (’s-Gravendeel, 28 mei 1944)

 

De Amerikaanse dichteres Linda Pastan werd geboren op 27 mei 1932 in New York. Zie ook alle tags voor Linda Pastan op dit blog.

 

Wachtend op mijn leven

Ik wachtte tot mijn leven zou beginnen,
jarenlang staande bij bushaltes
kijkend naar de verte in een bocht,
denkend dat elke bus de verkeerde bus was;
of verloren in boeken waar ik naartoe zou reizen
zonder bagage van de ene pagina
naar de andere; waar het enige briesje
het geritsel was van het omslaan van pagina’s,
en levens opkwamen en ten onder gingen
in de gewelddadige kleuren van zonnen.

Soms hoestte en hoestte mijn leven:
een stilstaande auto die werd ingehaald,
en ik zou iemand in mijn armen houden,
ook al was het altijd iemand anders die ik wilde.
Of ik stapte in een willekeurige bus, verdrongen
door dijen en ellebogen die wisten
waar ze heen gingen; verzamelde restjes
van gesprek, ze vastleggend als vogelgezang
in mijn notitieboekje, waar ik ooit heen zou gaan
op zoek naar mijn leven.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Linda Pastan (27 mei 1932 – 30 januari 2023) 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e mei ook mijn blog van 28 mei 2019 en ook mijn blog van 28 mei 2017 deel 2 en ook mijn blog van 28 mei 2016.

Ad Zuiderent, Linda Pastan

De Nederlandse dichter en criticus Ad Zuiderent werd geboren in ’s-Gravendeel op 28 mei 1944. Zie ook alle tags voor Ad Zuiderent op dit blog.

 

Artis Natura Magistra

Je mag kiezen.

De merel tussen de vier schoorsteenpijpjes
(gisteren op de kapotte dakpan van het huis achter);
of Syntagma Musicum in het Stedelijk:
O Clemens, O Pia, Ostende;

ogen

door de nevel die druppels of door het verhaal
van het aangeschoten nijlpaard in Tsjaad
dat al drie mensen uit hun prauwen geworpen,
doormidden gebeten;
planteneter; insektenvermaler.

Je mag kiezen.

Opgeprikt tussen vlinders o.a.;
of doormalen op stof tussen je kiezen.

 

Lucht

Nu geen duister opdaagt klemt
midzomerschemer als een helm om de gletsjer
in de verte in de uitspanning aan de oever
hangen toeristen rond verhalen van de gids

‘Tot ver voorbij de top lijkt hij verroest
ter herinnering aan Wodans luchtkasteel
zoekt soms een waaghals resten van het slot
metaalschilfers geven de vuilwitte kleur’

Dan drinkt men frisdrank bijna ritueel
met fakkels en gezangen voor de sfeer
verlaat de boot de droge wal

Wie weet waardoor de gletsjer smelt
ruïnes komen bloot als na de eerste ijstijd
stroomt het meer vol de sfeer verdwijnt
een witte golf van staal verheft hen
geen reiziger blijft overeind

 

Aarde

………((dank zij Simon Troelstra)

Om bij de aardpiramiden te komen
hebben de mannen van Otta een bontleren
muts op hun hoofd en in hun schouders
drukt de stenen bepakking het waarmerk

Bewegen zij even verschikt in de bossen
daarboven Peer Gynt de wolken zodat stof
stolt tot gegoten metaal en de keien
als lijm om het lichaam druipen

Te laat letten zij op het weer
opkomend water uit de bergbeken
trekken zij smoelen van geesten
staan strak als richtingaanwijzers van het dal
naar de hoogvlakte denkbeeldig bewegend

Om bij de mannen van Otta te komen
hebben de aardpiramiden hun deksteen
verwijderd rollen gruizen plumpuddingen
rondom gestileerde trollen van steen

 

Ad Zuiderent (’s-Gravendeel, 28 mei 1944)

 

De Amerikaanse dichteres Linda Pastan werd geboren op 27 mei 1932 in New York. Zie ook alle tags voor Linda Pastan op dit blog.

 

Alfabetlied

Als een trein bestaande uit 26 goederenwagons
sleept het alfabet zo’n zware lading
over het spoor, zo’n vreemde,
boeiende combinaties

dat het ons de adem beneemt, vol bewondering
over een wereld, opgebouwd uit woorden
en zinnen zo veel
als de zonsondergangen en sneeuwval

die hun mysteries vertonen
voor onze verstrooide ogen.
Nu leren we hoe alfabetten van genen
kwallen en rozen produceren

en het ingewikkelde brein
dat de taal uitvond – toen een gedicht
schreef dat als een kort briesje
over ons heen zweeft en weg is.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Linda Pastan (New York, 27 mei 1932)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e mei ook mijn blog van 28 mei 2019 en ook mijn blog van 28 mei 2017 deel 2 en ook mijn blog van 28 mei 2016.

Ad Zuiderent, Linda Pastan

De Nederlandse dichter en criticus Ad Zuiderent werd geboren in ’s-Gravendeel op 28 mei 1944. Zie ook alle tags voor Ad Zuiderent op dit blog.

 

Elegie

1.
Niet de stilte beschrijven van dodenmuziek
en de voeten in zachte wol – luxe;
er is geen einde aan romantische vioolconcerten
rond de presidentiële baar.

Waarschijnlijk had de componist gelijnd papier en een ganzeveer
er is wel een tekening van te vinden –
liet hij een lied zingen en de piano iets anders
totdat hij gansch verloren in klank zichzelf bewoog:…

‘Ik belijd mijn onmacht om de ganzepen te roeren
mijnheer de president
het vetbultig pathos staat op ons gezicht
en de hand tussen twee lijnen.’

2.
Maar de structuur van 5 tikken geven
bij 16 een tremolo op de trom
de s betekent hier slow (lui van klank)
dat ribbelen weer en zo gaat dat door.

de staafspeelster moet fast/snel
het moet wel sterk worden (doen we straks wel;
dat hokje is een registeromvang
dat boogje betekent: de klank zet zich door)

‘Akwariumvis’
proberen om razendsnel en hard te fluisteren
en nog een keer – zonder mannen.
Willen die zich er niet mee bemoeien!

Wij hebben onze zee, met zon erop.
Wij hebben onze bomen met bladeren.
Dag en nacht gaan wij maar, naar achter en naar voor
tussen onze zee en onze bomen.’

 

Lokaties voor een film

Geïntimideerd door het toevallige:
er lag een bootje in de ringvaart
Verhalen die hoe langer hoe minder verhaal
met storm tegen het haar in

Dus deze mogelijkheden:
een fietser, een bootje (kajuit),
tochtje naar het Nieuwe Meer
waar bv. ontdekt
dat vlakbij Amsterdam je op de fiets
nog een bloedneusgevoel kunt hebben

Drie auto’s onderweg en een stuk afgeschafte
autoweg (Rijkswaterstaats Eigen Weg);
geen tegenliggers, vakantiegangers o.i.d.
maar het eerste herfstweekend, een zaterdag
tegen zessen

Weg wezen

Vanwaar de bloedneus, de auto’s (het detail
van de rotte achterband van de fiets erbij betrekken).
Geheimzinnig doen? Misdaad? Liefde?
En niet te vergeten: hoe schokkend het is
rond die tijd de pasgemaaide gazons te zien
van de ontvolkte volkstuinen,
een lokaas voor
ontroering op zijn minst.

 

Ad Zuiderent (’s-Gravendeel, 28 mei 1944)

 

De Amerikaanse dichteres Linda Pastan werd geboren op 27 mei 1932 in New York. Zie ook alle tags voor Linda Pastan op dit blog.

 

Terugtellen

Hoe ben ik zo oud geworden
vraag ik me af,
met mijn 67ste verjaardag
voor ogen.
Dyslexie lacht:
ik ben eigenlijk 76.

Er zijn plaatsen
waar ze bij 60 beginnen
terug te tellen;
in Japan
beginnen ze opnieuw
vanaf een.

Maar de cijfers
doet er nauwelijks toe.
Het is de fysica
van versnelling die ik erg vind,
de manier waarop de tijd versnelt
alsof die de bestemming

niet heeft doorzien-
maar kijk!
Ik zie mijn moeder
en vader met een cake,
op mij wachten
bij de startlijn.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Linda Pastan (New York, 27 mei 1932)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e mei ook mijn blog van 28 mei 2019 en ook mijn blog van 28 mei 2017 deel 2 en ook mijn blog van 28 mei 2016.

Ad Zuiderent, Linda Pastan

De Nederlandse dichter en criticus Ad Zuiderent werd geboren in ’s-Gravendeel op 28 mei 1944. Zie ook alle tags voor Ad Zuiderent op dit blog.

 

Muziek bij het werk

De naald blijft steken in de groef, maar mijn
gedachten draaien op dit leeg papier
rond wat daarboven hangt in een rood lint
– van welk oudjaar alweer daterend
je handgebaar dat geuren veiligstelde:
kruidnagels in een sinaasappelschil –
met stof op stekels in een sterk gekrompen bast.

Daarom houd ik deze herinnering nu hoog
in de warmte van het lamplicht, en ruik ik
bisschopswijn, waar hij misschien in lag,
toen wij die dronken en de tijd gedachten.

Wellicht is de bureaulamp sterk genoeg
voor neus en oog, de deuren van geheugen:
een beeld van handeling komt op papier,
de zwakke schaduw van een bol, die is
als woorden op een plaat die draaien blijft
en in gedachten tikt: muziek. Zo ben ik rond.

 

De glanzende kiemcel

Voor ’t eerst dit jaar zijn er geen winternevels,
we gaan naar Frankendael. Je bent daar als
een boom in dood seizoen; het leven valt
nog niet te zien, je jas weerkaatst de zon.

Vlak bij me hangt de lucht van nog geen voorjaar,
vlak naast me loopt in laars en broek je been,
vlak voor me op het grindpad valt je schaduw,
maar ik spring er nog ontwijkend overheen.

 

Portret van de kunstenaar als een fatale vrouw

De schoenen liggen op de vloer, mijn hand
omhelst het glas, dat ik niet gooien mag.
Hier heb ik op gewacht: sta boven mij,
maak het gebaar van handen in mijn haar.

Ik wil wel delen wat ik niet omvatten kan,
de woorden wanhoop, man, aanduiding van:
je staat wel met je handen in mijn haar;
maar ’t glas zweeft snel omhoog. Vergeet het maar.

 

Ad Zuiderent (’s-Gravendeel, 28 mei 1944)

 

De Amerikaanse dichteres Linda Pastan werd geboren op 27 mei 1932 in New York. Zie ook alle tags voor Linda Pastan op dit blog.

 

Een nieuwe dichter

Een nieuwe dichter vinden
is als het vinden van een nieuwe wilde bloem
in het bos. Je ziet de naam

niet in de bloemenboeken, en
niemand die je het vertelt gelooft
in de rare kleur of de manier waarop

de bladeren groeien in gespreide rijen
over de hele lengte van de pagina. Eigenlijk
ruikt de hele pagina naar gemorste

rode wijn en de mufheid van de zee
op een mistige dag – de geur van waarheid
en van liegen.

En de woorden zijn zo bekend,
zo vreemd nieuw, woorden
die je bijna zelf schreef, als er maar

in je dromen een potlood was geweest
of een pen of zelfs een penseel,
als er maar een bloem was geweest.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Linda Pastan (New York, 27 mei 1932)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e mei ook mijn blog van 28 mei 2019 en ook mijn blog van 28 mei 2017 deel 2 en ook mijn blog van 28 mei 2016.

Ad Zuiderent, Leo Pleysier, Adriaan Bontebal, Guntram Vesper, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Ian Fleming, Sjoerd Leiker, Vladislav Chodasevitsj

De Nederlandse dichter en criticus Ad Zuiderent werd geboren in ’s-Gravendeel op 28 mei 1944. Zie ook alle tags voor Ad Zuiderent op dit blog.

 

Sequens 1

…die zal zijn vader en moeder verlaten,
die zal familie en vrienden verlaten,
zijn vrouw en kinderen verlaten, door hen
verlaten worden, die zal bij de pakken
neerzitten tot hij ook die kan verlaten
die zal zijn zintuigen verlaten en zijn
ledematen, zal zijn organen verlaten,
zijn geslachtelijkheid, zijn cellen,
die zal zichzelf te niet doende
zijn nalatenschap verlaten en de
nalatenschap zal verlaten, vergeten,
verdwijnen, oplossen, los van het zijne
taken, verenigd met celloos, orgaanloos,
geslachtloos, ledeloos, zintuigloos
gezang van laat laat laat verlaten –
die zal met het hoofd in de handen
niet weten welke liefsten hij verliet.

 

Sequens 2

…die zal zijn cellen zoeken en zijn
organen, zal zijn geslachtelijkheid zoeken,
zijn ledematen, zijn zintuigen, die zal
naar de pakken zoeken waarbij bij zat,
hij zal kruipen waar hij niet gaan kan,
daar zal hij door hen gezocht vrouw en kinderen
zoeken, zal hij familie en vrienden zoeken,
zijn vaderen moeder, die zal zichzelf hervindende
op zoek gaan naar eigenschappen en de
eigenschappen zullen zoeken, bedenken,
opduiken, uitbreiden, vast aan het zijne
raken, verlost van zintuigloos, ledeloos,
geslachtloos, orgaanloos, celloos gemompel
van laat laat laat het zoeken toch na
die zal met het hoofd in de wolken
weer weten welke liefsten hij zocht.

 

Ad Zuiderent (’s-Gravendeel, 28 mei 1944)

 

De Belgische schrijver Leo Pleysier werd geboren in Rijkevorsel op 28 mei 1945. Zie ook alle tags voor Leo Pleysier op dit blog.

Uit: De weg naar Kralingen

“Uit het ochtendnieuws vernemen dat de Belgische Petroleumfederatie nog maar eens een prijsverhoging aankondigt voor volgende week: huisbrand gaat voortaan 10,30 BF per liter kosten, de prijs van de benzine wordt opgetrokken tot 23,60 BF. Niet voor niets dus dat het begrip ‘sprokkelmaand’ hier in het dorp sedert enige tijd weer letterlijk wordt genomen en zelfs wordt uitgebreid. Zie maar: heel de winter lang en ook nu nog kan men in de omliggende bossen het janken horen van de motorzagen, het kletsen van bijlen in de takken, het over en weer rijden van tractors die de boomstammen het bos uit sleuren, of die met hoogopgestapelde ladingen weer huistoe rijden. Overwinteren blijkt plotseling weer problematisch te worden. Lijfsbehoud blijkt ineens ook weer te maken hebben met beschutting tegen de vrieskoude. En wat de temperaturen betreft: de vreemde mogendheid die het mocht gemunt hebben op dit landje doet er goed aan zijn invasiestrategie nog eens te bekijken in het licht van wat alhier in de winter van het voorbije jaar bleek. De wissels van de Belgische Spoorwegen functioneren niet meer vanaf het ogenblik dat het kwik onder de 10o C daalt. Ideaal tijdstip dus om met een militair treinkonvooi in één ruk tot vlak voor de poorten van het Nato Hoofdkwartier te Evere of tot aan de voet van het EEG-complex te Brussel door te stomen.
Door het raam de kinderen zien die blauw van de kou op hun fietsjes naar school toe rijden. Als zij verdwenen zijn, valt op hoe de beweging over de weg die naar het dorp voert plotseling in rust omslaat. Wie zijn woonst nu nog niet verlaten heeft, vertrekt vandaag niet meer. Die blijft alleen achter in huis en weet zich voor de rest van de dag enkel nog vaag verbonden met hier en daar een jonge moeder die baby’s oppast, met huisvrouwen die alweer lang begonnen zijn met opruimen en schoonmaken, met werklozen die door de keuken lopen drentelen in afwachting van het ogenblik waarop zij naar het stempellokaal moeten, met hier en daar een bedlegerige zieke die heeft afgebeld op zijn werk, met ouwelui op rustpensioen.”

 

Leo Pleysier (Rijkevorsel, 28 mei 1945)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Adriaan Bontebal werd als Aad van Rijn op 28 mei 1952 in Leidschendam geboren. Zie ook alle tags voor Adriaan Bontebal op dit blog.

Uit: Tot hier en niet verder (Het eerste avondmaal)

“Met enkele collega’s moest ik een voordracht verzorgen in een jongerencentrum te Zoetermeer. Het pad van een schrijver gaat bepaald niet over rozen. Men dacht ons te verwennen; juist op die dag werd het eethuisje van die tent geopend en ons viel de eer te beurt om als voorproevers van het dorp te fungeren. Daar moet je echt mij voor hebben: je kan net zo goed een generaal vragen de verslaggeving van een vredesdemonstratie te doen. IJzeren Heinig kweet ik me van mijn taak. Laat ik het erop houden, dat het eetbaar was en niet eens vegetarisch. Vaak zie je in dat soort tenten een interne tegenstelling: aan de ene kant gezondheidsfanatisme in de eethoek, terwijl men aan de andere kant de begroting van het totale centrum sluitend probeert te krijgen door de bezoekers te pushen zoveel mogelijk bier en wijn te zuipen. Na afloop van de maaltijd kwam de ‘chef’ aan onze tafel: een zenuwachtige inboorlinge, de moeder van een medewerker. ‘Bent u één van de dichters van vanavond?’ vroeg ze mij. Ik beging de stommiteit om dat, uit een soort misplaatste trots, toe te geven. Ze vertelde me dat ze ter completering van de inrichting graag een spreuk aan de muur wilde hebben en of ik die maar even kon verzinnen. De dichter als tekstverwerker in de meest letterlijke zin van het woord.. Om depri van te worden, maar ik ben de rotste niet, nou ja, niet altijd, dus ik dacht een ogenblik na en schreef: ‘Hier smaken bonen keer op keer Zoeter en naar meer.’ Ik begreep hem zelf niet zo goed, maar het rijmde en zij was in de wolken. Ik had er eigenlijk meteen alweer spijt van. Ieder zijn vak en ik kan het ontwerpen van wandtegeltjes beter overlaten aan Toon Hermans of Nel Benschop. En stroop om monden smeren is ook al geen dagelijkse hobby van me. Daarom schreef ik, toen zij weer terug naar de keuken was, een volgende spreuk voor haar om de zaak weer in evenwicht te brengen. Ik had graag haar gezicht gezien toen zij bij het afruimen een servetje tegenkwam met daarop de tekst:
‘Toch is het hier een zwijnenstal.
Was getekend: Bontebal.’

 

Adriaan Bontebal (28 mei 1952 – 11 februari 2012)

 

De Duitse schrijver Guntram Vesper werd geboren op 28 mei 1941 in Frohburg. Zie ook alle tags voor Guntram Vesper op dit blog.

Uit: Nördlich der Liebe und südlich des Hasses

„Meistens wird lautes Jammern unterdrückt, damit der Tote nicht wider aufgeschrien werde. Der Herr ist tot. Dann geht jemand durch die Ställe mit demselben Ruf, um das Vich zu wecken. Das Kinn wird aufgebunden, auch durch ein Rasenstück gestützt. Der Tote soll kein Nachzeh-rer werden. Nach der Waschung muß das Wasser an einem Ort vergraben werden, wo niemand darübergehen kann. Be-vor jedoch der Tote in einen Sarg gelegt wird, hebt man ihn vom Bett auf eine Bank oder ein Brett in der Wohnstube. Das Brett wird später an eine sumpfige Wegstelle oder über einen Bach gelegt. Es mahnt vielleicht doch. Zwei ganze oder halbe Nächte wird die Leiche verwacht, um den Toten durch Scherze zu unterhalten. Auch werden diese Nächte zu Stell-dichein und ausgelassenen Pfänderspielen genutzt. Kinder berühren, küssen, beißen die nackte große Zehe des Toten. Bleibt er geschmeidig, so folgt ihm bald ein anderer Haus-bewohner. Auf alle Fälle schütte man dem Zug einen Topf Wasser nach. Die nächstverwandten Männer legen die Hüte nicht ab. Öfter wird die Leiche im offenen Sarg begraben, das Gesicht von einem kleinen Brett verdeckt. Einige Orte kennen sogar den Gemeinsarg, aus dem die Leiche genom-men wird, um auf einer Bohle in das Grab gelassen zu wer-den. Nacheinander, immer aus anderer Sicht, tragen die Angehörigen der Gemeinde die Biografie des Verstorbenen klagend vor. Die Dämmerung ist für Fehlgeburten und Selbstmörder. Abgerissene und abgenommene Gliedmaßen kommen beiseite, bis sie Platz in einem Sarg finden. War der Tote verschuldet, so hat die ‘Witwe ihren Gürtel ins Grab zu geben. Anschließendes Essen heißt nicht selten: das Fell versaufen. Je schneller einer vergessen werden muß, desto prächtiger soll das Begräbnis sein. Deshalb werden selbst im Stall lische und Bänke aufgestellt. Ehrenplätze für Pfarrer, Arzt, Hebamme, Kirchendiener, Bürgermeister, Totengrä-ber, Schreiner, die Verwandten der Leiche. Alkohol verleitet zu Schlägereien. Die folgende Nacht verbringen die Haus-bewohner am Tisch sitzend. Es dürfen nur einsilbige Wörter gesprochen, nur unumstößliche Wahrheiten verkündet wer-den. Zu allen Zeiten hat es den Herrn und den Knecht gege-ben. Gut und schlecht. Arm und reich. Hoch und tief. Rechts und links. Vorschrift bleibt Vorschrift.“

 

Guntram Vesper (Frohburg, 28 mei 1941)
Cover

 

De Duitse schrijver Frank Schätzing werd geboren in Keulen op 28 mei 1957. Zie ook alle tags voor Frank Schätzing op dit blog.

Uit: Breaking News

„Die Vorstellung beginnt von Hagen Besitz zu ergreifen, dass sie ihm genau einen der Säcke verpasst haben, unter denen sich die Entführten an den Szenarien ihres Sterbens abgearbeitet haben. Als seien nicht Hunderte solcher Säcke im Umlauf, Tausende. Wer stellt sowas eigentlichher, denkt er. Gibt es einen Versandhandel für Geiselnehmer? – Aktionswochen, jetzt zugreifen! Kapuze, blickdicht, in S, M oder L, exzellente Qualität, ein Jahr Garantie, sofort lieferbar. Dazu Fußfesseln ›Dadullah‹ mit geräuscharmem Klickverschluss. Nie wieder Knotenmachen, wenn’s schnell gehen muss, klick, und die Fessel sitzt. Bei Abnahme von zehn Sets gibt es den Folterkasten ›Fromme Taten‹ als Gratisgeschenkdazu,alsozögernSienicht!RufenSiejetztan,verschlüsselt unter – Degas. Keller. Bakhtari. Seit Husain ihm eröffnet hat, den Aufenthaltsort der drei Entwicklungshelfer zu kennen, die seit anderthalb Monaten vermisst werden, denkt Hagen an nichts anderes. Zwei Mitarbeiter einer deutschen Hilfsorganisation und ihr einheimischer Fahrer, auf dem Weg nach Qowngowrat im nördlichen Kunduz­Delta verschollen, wohin sie mit einerWagenladungMedikamenteundInfusionslösungenaufgebrochen waren. Nie angekommen. Zuletzt gesehen in der Gegend um Aqli Bur, einem Kaff, das zwischen Reisfeldern und Melonenplantagen in eine Hügelkette gekrümelt liegt, keine zehn Kilometer von Kunduz­Stadt entfernt. Das Übliche. Lehmbauten, Strohdächer, Ziegen, winkende Kinder. Dort sind sie verschwunden. DreiTagespäterinformiertdieOrganisation–HealAfghanistan,ein Name, dem das Odium der Selbstüberschätzung anhaftet – das Auswärtige Amt und gibt eine Pressemeldung heraus. Der Faktengehalt geht gegen null. Es gibt kein Bekennervideo, keine Forderung.“

 

Frank Schätzing (Keulen, 28 mei 1957)

 

De Ierse schrijfster en columniste Maeve Binchy werd geboren op 28 mei 1940 in Dalkey. Zie ook alle tags voor Maeve Binchy op dit blog.

Uit: Minding Frankie

“Yes, but she wants a hairdo.”
“You mean she trusts us again?” Sometimes life was extraordinary.
“No, I don’t think she was ever here before. . . .” He looked bewildered.
“And your interest in all this, Father?”
“I am Brian Flynn and I am acting chaplain at St. Brigid’s Hospital at the moment, while the real chaplain is in Rome on a pilgrimage. Apart from being asked to bring in cigarettes and drink for the patients, this is the only serious request I’ve had.”
“You want me to go and do someone’s hair in hospital?”
“She’s seriously ill. She’s dying. I thought she needed a senior person to talk to. Not, of course, that you look very senior. You’re only a girl yourself,” the priest said.
“God, weren’t you a sad loss to the women of Ireland when you went for the priesthood,” Katie said. “Give me her details and I’ll bring my magic bag of tricks in to see her.”
“Thank you so much. I have it all written out here.” Father Flynn handed her a note.
A middle-aged woman approached the desk. She had glasses on the tip of her nose and an anxious expression.
“I gather you teach people the tricks of hairdressing,” she said.
“Yes, or more the art of hairdressing, as we like to call it,” Katie said.
“I have a cousin coming home from America for a few weeks. She mentioned that in America there are places where you could get your hair done for near to nothing cost if you were letting people practice on you.”
“Well, we do have a students’ night on Tuesdays; people bring in their own towels and we give them a style. They usually contribute five euros to a charity.”
“Tonight is Tuesday!” the woman cried triumphantly.
“So it is,” Katie said through gritted teeth.
“So, could I book myself in? I’m Josie Lynch.”
“Great, Mrs. Lynch—see you after seven o’clock,” Katie said, writing down the name. Her eyes met the priest’s. There was sympathy and understanding there.
It wasn’t all champagne and glitter running your own hairdressing salon.”

 

Maeve Binchy (28 mei 1940 – 30 juli 2012)
Hier bij een portret door Maeve McCarthy in 2015

 

De Britse schrijver Ian Fleming werd geboren op 28 mei 1908 in Londen. Zie ook alle tags voor Ian Fleming op dit blog.

Uit: Thunderball

“Would you like to know what I think of you?’ She smiled. ‘Every woman likes to hear about herself. Tell me, but make it sound true, otherwise I shall stop listening.’ `I think you’re a young girl, younger than you pretend to be, younger than you dress. I think you were carefully brought up, in a red-carpet sort of way, and then the red carpet was suddenly jerked away from under your feet and you were thrown more or less into the street. So you picked yourself up and started to work your way back to the red carpet you had got used to. You were probably fairly ruthless about it. You had to be. You only had a woman’s weapons and you probably used them pretty coolly. I expect you used your body. It would be a wonderful asset. But in using it to get what you wanted, your sensibilities had to be put aside. I don’t expect they’re very far underground. They certainly haven’t atrophied. They’ve just lost their voice because you wouldn’t listen to them. You couldn’t afford to listen to them if you were to get back on that red carpet and have the things you wanted. And now you’ve got the things.’ Bond touched the hand that lay on the banquette between them. ‘And perhaps you’ve almost had enough of them.’ He laughed. ‘But I mustn’t get too serious. Not about the smaller things. You know all about them, but just for the record, you’re beautiful, sexy, provocative, independent, self-willed, quick-tempered, and cruel.’ She looked at him thoughtfully. ‘There’s nothing very clever about all that. I told you most of it. You know something about Italian women. But why do you say I’m cruel?’ `If I was gambling and I took a knock like Largo did and I had my woman, a woman, sitting near me watching and she didn’t give me one word of comfort or encouragement I would say she was being cruel. Men don’t like failing in front of their women.’ She said impatiently, ‘I’ve had to sit there too often and watch him show off. I wanted you to win. I cannot pretend. You didn’t mention my only virtue. It’s honesty. I love to the hilt and I hate to the hilt. At the present time, with Emilio, I am half way. Where we were lovers, we are now good friends who understand each other. When I told you he was my guardian, I was telling a white lie. I am his kept woman. I am a bird in a gilded cage. I am fed up with my cage and tired of my bargain.’

 

Ian Fleming (28 mei 1908 – 12 augustus 1964)
Cover

 

De Nederlandse schrijver en dichter Sjoerd Leiker werd geboren in Drachten op 28 mei 1914. Zie ook alle tags voor Sjoerd Leiker op dit blog.

Uit: Kind van het elysium

“Het bruine Pierke heeft tot dezen stond geen lang verhaal van zijn leven. Het ventje is nu vijf jaar oud.
Vijf jaar geleden werd hij geboren in een klein huis met een bladeren dak. Daar dichtbij stond een palmboom, roerloos in den zengenden zon van Nederlandsch Oost-Indië. Met dezen naam was zeer in het bijzonder zijn vader verbonden. Zijn vader was fuselier van het Indisch leger. Zijn moeder was een bruine vrouw, een Javaansche. Hij heeft haar oogen, heur blauwzwarte haren en haar tengere gestalte als een onvervreemdbaar erfdeel meegekregen naar dit koude land: Nederland, Friesland.
De vader van het bruine Pierke kreeg groot verlof. Hij mocht in Friesland of ook in Indië zijn pensioen gaan beuren en behoefde er niet dát voor te doen. Geen slag. Hij kon tot aan zijn dood toe de lijn trekken.
Hij kwam te wonen in het huis met het bladeren dak en zag gaarne vanuit de schaduw hoe de kinders zich vermeiden in het heete zand. Maar toen hij daar zoo zat en al in geen maand gehoorzaamd had aan eenig bevel, geeft acht, linksom en rechtsom, werd hij peinzend en treurig. Hij schreef een brief naar zijn moeder, om wie hij eigenlijk nooit gegeven had en die zelf blij was, dat hij met zijn ongedurigheid onder de knoet van het leger zat. Nu schreef hij sentimenteel over het leven, dat hem murw gemaakt had, over zijn jammerlijke fouten van vroeger, over zijn goede hoedanigheden van thans en over zijn pensioen. Hij schreef niet over zijn vrouw, de bruine vrouw, en evenmin over zijn kinderen. Hij zou zoo graag weer bij zijn moeder de beenen om de kachel strekken, wat pijpje rooken, zooals vader vroeger deed en eens weer met wanten aan door een kouden wintermorgen stappen. En schaatsen…… Neen, daar kwam hij niet aan toe. Dat was haast te mooi om aan te denken. Hij kon wel schreien van heimwee.”

 

Sjoerd Leiker (28 mei 1914 – 15 december 1988)

 

De Russische schrijver en dichter Vladislav Felitsianovitsj Chodasevitsj werd geboren in Moskou op 28 mei 1885. Zie ook alle tags voor Vladislav Chodasevitsj op dit blog.

Ondeugd en dood

Ondeugd en dood! Wat een verleiding gloeit,
en hoeveel wellust ademt er in een klein woord!
De ondeugd en de dood steken met eendere angel,
en alleen hij ontkomt aan hun gesels
die het geheimzinnige woord op het hart bewaart –
de troostende sleutel van een ander bestaan.

 

Ineens werden vanuit de wolken

Ineens werden vanuit de wolken
het tafeltje en de koude thee verguld.
Kalm aan, winters hemellichaam,
val niet achter het zwarte bos!

Laat nog wat glanzen in blozende pracht,
nog wat krassen met de vlijtige pen.
In zijn bedrijvig knersen leeft
heel de zucht over mijn bestaan.

Met een trillende, stekelige stroom
rent hij van de gesplitste punt –
en op het brede blad sta ik dan
afgespiegeld… nee, niet ik:

slechts een hoekige kromme,
het vluchtige profiel van die hoogten,
waar, opgaand en neervallend,
mijn geest lijdt en leeft.

Vertaald door Jan Paul Hinrichs

Vladislav Chodasevitsj (28 mei 1885 – 14 juni 1939)
Rond 1915

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e mei ook mijn blog van 28 mei 2017 deel 2 en ook mijn blog van 28 mei 2016.

Ad Zuiderent, Leo Pleysier, Adriaan Bontebal, Guntram Vesper, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Ian Fleming, Sjoerd Leiker, Vladislav Chodasevitsj

De Nederlandse dichter en criticus Ad Zuiderent werd geboren in ’s-Gravendeel op 28 mei 1944. Zie ook alle tags voor Ad Zuiderent op dit blog.

 

Wind in het haar

Twee keer zo oud als Alexander bijna
bij zijn dood en vrijwel niets veroverd
een paar trouwe lezers hoogstens
maar die dan gedeeld met collega’s –
bijna twee keer zo oud als Jezus en die
stond weer op na zijn dood, ga eerst
maar eens dood dus en zie dan
of anderen zeggen: hij stichtte ooit
zonder volgelingen en zonder iets van
macht, alleen met gedichten, het
geloof in zichzelf, de hoogmis
een fietstocht, een blik op oneindig,
een stop voor een appel, een vlotte
terugweg, gevoel van wind om
het hoofd vooral, niet gehinderd
door andere wijzen van denken dan
van een gelukkige jeugd, kom daar
maar om, en ‘s avonds het rozig
gevoel dat er niets anders hoeft
dan een dag als een gat in het leven,
geen heerser, geen god of diens zoon
maar een leven met wind in het haar.

 

Tuin der wetenschap

Daar is de lucht geregeld, de zon
geweerd bij dag. Het duister vijftien
vloeren dik is jou een zorg. Pracht van

een hortus om de hoek – geen heemtuin –
met paden van verpulverd hout en
bordjes wie aanwezig is, wie uit.

Daar sproeien slangen hun verdoving
over perk en pad. Tuin van papier;
lees je erover, lijkt het heel wat.

Wat groeit omhoog in vreemde talen?
kijk op de plattegrond: carrière
onder airconditioning. Een boom

van kennis die je longen uit tot
lucht vervloog. Op je bureau een bloed-
spoor van verbeelding? Hou het maar droog.

 

 
Ad Zuiderent (’s-Gravendeel, 28 mei 1944)

 

De Belgische schrijver Leo Pleysier werd geboren in Rijkevorsel op 28 mei 1945. Zie ook alle tags voor Leo Pleysier op dit blog.

Uit: De zoon, de maan en de sterren

“– Kom, mama, we beginnen, zegt Maarten. Ben je er klaar voor? vraagt hij.
En dan nog eens: Klaar?
Maar zijn moeder reageert niet. Of toch: ze knippert met haar ogen.
– Oké, dan beginnen we, zegt Maarten.
Moeder (57) en zoon (24) bevinden zich in het appartement op tweehoog van een gerestaureerd Antwerps pand waarvan de ramen aan de straatzijde uitzicht bieden op het viaduct waarlangs de spoortreinen zowel boven– als ondergronds het station van Antwerpen Centraal bereiken. Aan de achterkant kijk je uit op de gecementeerde zijgevel van een synagoge, op een stadstuintje waar een wilde kastanje in bloei staat en op de met een hek omheinde speelplaats van een grote Joodse school. De woonkamer van het appartement is licht en het is er ook aangenaam van temperatuur. Maarten staat met zijn ene schouder tegen de wand geleund. Zijn moeder zit aan tafel: onbeweeglijk, afwachtend en zwijgend.
– Daar gaan we, zegt Maarten.
En met zijn vinger wijst hij de eerste letter aan op het alfabetbord dat hij zes weken geleden tegen de kamerwand, vlak boven de verwarmingsradiator, heeft opgehangen – als ging het om een wandversiering, een schilderij, een kopergravure of een aquarel.
– A! zegt Maarten.
Daarbij kijkt hij zijn moeder recht in de ogen en wacht hij op haar reactie. Maar die volgt niet.
Dan naar de tweede letter.
Ook geen reactie.
– C dan?
Ook niet.
– D?
Ook al niet.
– De E?
– De F?
– De G?
– De H?
– De I?
Nu pas knippert zijn moeder weer met haar ogen, en vervolgens schrijft Maarten met geel krijt de letter
I op het groene schrijfbordje dat vlak onder het alfabetbord is aangebracht.
– Voilà.”

 


Leo Pleysier (Rijkevorsel, 28 mei 1945)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Adriaan Bontebal werd als Aad van Rijn op 28 mei 1952 in Leidschendam geboren. Zie ook alle tags voor Adriaan Bontebal op dit blog.

Uit: Tot hier en niet verder

“Het was de eerste dag van een nieuwe carrière. Ik ging naar het centrum van de stad en zette mijn fiets vast aan de Haagse Kakmadam, die er volkomen stoïcijns onder bleef. Ze is dan ook een standbeeld, maar dat moet je weten. Op een hink-stap-sprong afstand van haar staat, naast de ingang van C&A, weer of geen weer, een man met één been accordeon te spelen. Om misverstanden te voorkomen: de man heeft slechts één been en zit in een invalidebolide, die naast de ingang van het warenhuis geparkeerd staat. Hij bespeelt zijn knoppen gewoon met zijn handen. Ik liep op hem af en groette joviaal: ‘Ha, collega.’ Waarschijnlijk dacht de man nu dat ik ook muzikaal was; wist hij veel. Mijn stijl van lopen verdient dan geen schoonheidsprijs, maar voor de oppervlakkige beschouwer oog ik redelijk compleet. Ik luisterde even naar zijn spel en moest concluderen dat het echt iets voor de liefhebber was. Zoals brood met zand op het strand. Ik pakte de hoed, die hij uitnodigend voor zich had staan, en telde de inhoud. ‘Het gaat lekker vandaag,’ complimenteerde ik hem, niet zonder bewondering. ‘Er zit zelfs papiergeld bij.’ Ik verklapte hem het totale bedrag, telde de helft voor hem uit en gooide deze terug in de hoed. De rest stak ik in mijn zak. ‘Ga zo door,’ en ik gaf hem een bemoedigende knipoog en een dreun op zijn schouder. Hij miste enkele noten. ‘Wij zien elkaar morgen wel weer.’ Ik haastte me naar de Haagse markt. Daar staat een eenbenige op krukken ansichtkaarten te verkopen.”

 


Adriaan Bontebal (28 mei 1952 – 11 februari 2012)
Cover

 

De Duitse schrijver Guntram Vesper werd geboren op 28 mei 1941 in Frohburg. Zie ook alle tags voor Guntram Vesper op dit blog.

Uit: Nördlich der Liebe und südlich des Hasses

„Er wurde tot in einem Waldstück am Fuß des Hohen Ha-egen gefunden. Das war am fünfundzwanzigsten März. Bedenkliche Zeitungsnachrichten steigerten die Erregung. Niemand konnte nämlich sagen, wie cr ums Leben gekom-men war. Es hieß, sein Kopf sei gar nicht gefunden worden. In der folgenden Nacht brannte der Ziegenstall des Lehrers Meseke nieder. Und am siebenundzwanzigsten März hielt die Bevölkerung eine Versammlung ab. An Grönwohl, der sich in Hannover aufhielt, wurde ein Ultimatum geschickt. Die Bevölkerung verlangte die Herstellung alter Rechte. Mit ergebenem Gruß. An dic Spitze der Fordernden hatten sich Kawe und Bergweitemeier gestellt. Die Versammlung nahm einen stürmischen Verlauf. Alle waren sehr aufgebracht. Sie nannten Grönwohl einen Ausbeuter, den Förster und den Lehrer seine 1 lelfershelfer und Lakaien. Die Ansprachen von Bornemann, Elend und einem Tischler namens Bertram, der aus Göttingen heraufgekommen war, fanden starke Beach-tung. Ende März ließ Grönwohl durch den Lehrer die ein-schlägigen Gesetze verlesen. Es ist nicht bekannt geworden, wie viele Zuhörer Meseke fand, doch am ersten April war das ganze Dorf in Aufruhr. Mit Hacken, Äxten und Spaten zog man auf den Kirchhof. Grönwohl jedoch hatte, um die Be-völkerung und besonders seine Landarbeiter zu beruhigen, einen Ochsen schlachten und mit einem Zentner Kartoffeln verteilen lassen. Allerdings schien das keinen besonderen Eindruck gemacht zu haben. Man nahm hin, was gegeben wurde, aber Liebe entstand nicht. Infolge dessen beklagte Grönwohl beim Pfarrer seinen schlechten Ruf unter den Aufständischen. Er glaubte, mehr verdient zu haben. Der Pfarrer wies auf den abgebrannten Ziegenstall hin und nickte. Am zweiten April wurde der Tote endlich begraben, ohne daß sein Kopf gefunden worden wäre. Allgemein hielt man Grönwohl für schuldig. Anderntags marschierte die Garde der einfachen Leute, der wüste Haufe. Auf Zureden der An-führer hatte man die Fahne auf dem Schloß gelassen, worüber die Schloßbewohner sehr erbittert waren. Grönwohl reiste ab. Keinesfalls wollte er die Fahne eigenhändig übergeben, was die Garde einerseits als Beleidigung empfand und andererseits als Stolz auslegte. Als ein Kind im Basaltbruch den Kopf fand, wußte es nicht gleich, daß es der Kopf war.“

 

 
Guntram Vesper (Frohburg, 28 mei 1941)

 

De Duitse schrijver Frank Schätzing werd geboren in Keulen op 28 mei 1957. Zie ook alle tags voor Frank Schätzing op dit blog.

Uit: Breaking News

„Afghanistan, nördliche Provinzen
Unterwegs in einem Toyota Land Cruiser, sieben Uhr morgens, Sack uberm Kopf, unter der Kinnlade zugebunden. Der offene Mund saugt Stoff an, da durch die Nase nicht genug Luft in die Lungen strömen will, doch tatsächlich ist es ein mentales Problem. Das Gewebe ist durchlässig, der Rest Gewohnungssache.
Kann man sich daran gewöhnen? Seiner Sicht beraubt uber Bergstrasen voller Schlaglöcher zu kacheln, wahrend einem die Rückbank ins Kreuz drischt?
Hängt von den Umständen ab. Selbst in weniger zivilisierten Gegenden gibt es nicht viele Gründe, jemandem eine muffige schwarze Kapuze über den Kopf zu stuüpen. Entweder wird man gleich darauf erschossen oder aufgehängt, womit sich die Frage nach der Gewöhnung erübrigt hat. Oder man wird verschleppt, hört den gelassenen Schritt des Folterers nahen, seine freundliche Stimme, bevor er einem die Hölle bereitet, solcherlei Unannehmlichkeiten.
Dritte Moglichkeit, man trägt das Ding freiwillig, weil der Fahrer nicht will, dass man sich später an die Route erinnert.
Hagen weis, dass Björklund neben ihm weniger gut mit der Situation zurechtkommt. Sein Asthma macht ihm zu schaffen. Ihn selbst stört eigentlich nur, dass sich irgendwann mal jemand in seinen Sack erbrochen haben muss. Der Stoff ist sauber, also gewaschen, aber manche Gerüche setzen sich für alle Zeiten fest. Weniger die Moleküle selbst konservieren die Vergangenheit, als vielmehr die Umstände ihres Hineingelangens, etwa so, wie sich die Gedanken Verstorbener in einem Geisterhaus einnisten. Hagen mag sich nicht vorstellen, welches Schicksal der arme Teufel durchleiden musste, der die Kapuze vollgekotzt hat. Möchte glauben, dass er oder sie das Ding ebenso aus freien Stücken getragen hat wie sie beide in diesem Moment, und weis es doch besser.
War es Marianne Degas, Max Keller oder Walid Bakhtari? Welchem der drei sind unter dem Stoff, der ihn vorubergehend erblinden lasst,
Nerven und Magenwande entgleist?“

 

 
Frank Schätzing (Keulen, 28 mei 1957)

 

De Ierse schrijfster en columniste Maeve Binchy werd geboren op 28 mei 1940 in Dalkey. Zie ook alle tags voor Maeve Binchy op dit blog.

Uit: Minding Frankie

“Katie Finglas was coming to the end of a tiring day in the salon. Anything bad that could happen had happened. A woman had not told them about an allergy and had come out with lumps and a rash on her forehead. A bride’s mother had thrown a tantrum and said that she looked like a laughingstock. A man who had wanted streaks of blond in his hair became apoplectic when, halfway through the process, he had inquired what they would cost. Katie’s husband, Garry, had placed both his hands innocently on the shoulders of a sixty-year-old female client, who had then told him that she was going to sue him for sexual harassment and assault.
Katie looked now at the man standing opposite her, a big priest with sandy hair mixed with gray.
“You’re Katie Finglas and I gather you run this establishment,” the priest said, looking around the innocent salon nervously as if it were a high-class brothel.
“That’s right, Father,” Katie said with a sigh. What could be happening now?
“It’s just that I was talking to some of the girls who work here, down
at the center on the quays, you know, and they were telling me . . .”
Katie felt very tired. She employed a couple of high school dropouts: she paid them properly, trained them. What could they have been complaining about to a priest?
“Yes, Father, what exactly is the problem?” she asked.
“Well, it is a bit of a problem. I thought I should come to you directly, as it were.” He seemed a little awkward.
“Very right, Father,” Katie said. “So tell me what it is.”
“It’s this woman, Stella Dixon. She’s in hospital, you see . . .”
“Hospital?” Katie’s head reeled. What could this involve? Someone who had inhaled the peroxide?
“I’m sorry to hear that.” She tried for a level voice. »

 
Maeve Binchy (28 mei 1940 – 30 juli 2012)
Cover

 

De Britse schrijver Ian Fleming werd geboren op 28 mei 1908 in Londen. Zie ook alle tags voor Ian Fleming op dit blog.

Uit: The Man With The Golden Gun

“The Secret Service holds much that is kept secret even from very senior officers in the organization. Only M. and his Chief of Staff know absolutely everything there is to know. The latter is responsible for keeping the Top Secret record known as The War Book’ so that, in the event of the death of both of them, the whole story, apart from what is available to individual Sections and Stations, would be available to their successors. One thing that James Bond, for instance, didn’t know was the machinery at Headquarters for dealing with the public, whether friendly or otherwise — drunks, lunatics, bona fide applications to join the Service, and enemy agents with plans for penetration or even assassination. On that cold, clear morning in November he was to see the careful cog-wheels in motion.
The girl at the switchboard at the Ministry of Defence flicked the switch to ‘Hold’ and said to her neighbour, ‘It’s another nut who says he’s James Bond. Even knows his code number. Says he wants to speak to M. personally.’ The senior girl shrugged. The switchboard had had quite a few such calls since, a year before, James Bond’s death on a mission to Japan had been announced in the Press. There had even been one pestiferous woman who, at every full moon, passed on messages from Bond from Uranus where it seemed he had got stuck while awaiting entry into heaven. She said, ‘Put him through to Liaison, Pat.’ The Liaison Section was the first cog in the machine, the first sieve. The operator got back on the line: ‘Just a moment, sir. I’ll put you on to an officer who may be able to help you.’ James Bond, sitting on the edge of his bed, said, ‘Thank you.’ He had expected some delay before he could establish his identity. He had been warned to expect it by the charming ‘Colonel Boris’ who had been in charge of him for the past few months after he had finished his treat-ment in the luxurious Institute on the Nevsky Prospekt in Leningrad. A man’s voice came on the line. ‘Captain Walker speaking. Can I help you?’ James Bond spoke slowly and clearly. ‘This is Commander James Bond speaking. Number 007. Would you put me through to M., or his secretary, Miss Moneypenny. I want to make an appointment.’ Captain Walker pressed two buttons on the side of his telephone. One of them switched on a tape recorder for the use of his department, the other alerted one of the duty officers in the Action Room of the Special Branch at Scotland Yard that he should listen to the conversation, trace the call, and at once put a tail on the caller.”

 

 
Ian Fleming (28 mei 1908 – 12 augustus 1964)
Cover DVD

 

De Nederlandse schrijver en dichter Sjoerd Leiker werd geboren in Drachten op 28 mei 1914. Zie ook alle tags voor Sjoerd Leiker op dit blog.

Uit: Kind van het elysium

“Men moet zich denken, dat hij zoo den slaap betrad: Hij stond voor de deur van een somber huis. Dat is direct al een ding om een kind schrik aan te jagen. Hij was daar echter al over heen. Toen hij voor de eerste maal voor die deur stond had hij geaarzeld nu niet meer, hij had het zich al zoo vaak gedroomd. Hij duwde tegen de deur, die langzaam dan open week en trad binnen in een hoog vertrek, waar langs de wanden het keukengerei van zijn harde moeder hing. Daar was ook de houten lepel bij, waarmee ze hem eens een bloedende wond aan het hoofd geslagen had. Dat keukengerei en die lepel hingen daar in een honderd-jarige rust. Hij kon wel angstig zijn, maar dan niet voor de rustende requisieten van die vrouw, meer voor de duisternis. Daar kwam hij echter spoedig uit door een tweede deur, die vanzelf open ging. Zoo wordt de slaap een sprookje, nietwaar? Als hij dan die tweede deur achter zich had, zag hij op naar een nachtelijken hemel met drie, vier heldere sterren. Daaronder lag een smalle straat; weerzijds stonden zwarte huizen zonder vensters. Boven het laatste huis welft roerloos, bijna gelijkend op een Moskeedak, de kroon van een zware palm. Een ijzerzware kroon van een palm.
Als hij aan ijzer denkt, wordt hij plotseling erg vermoeid. Hij haast zich voort: de laatste phase van dezen wonderlijken ingang tot den slaap, waarvan niemand ooit den zin zal leeren verstaan. De smalle straat loopt met trappen omhoog, daalt dan plotseling af, met breede trappen eerst, die al smaller worden. De dalingshoek wordt grooter, de straat glijdt omneer in een steeds steiler wordende diepte, een koker, een put. Hij bevindt zich daarin en voelt zich niet duizelig – hij weet immers: zoo is de ingang tot den slaap, elke nacht – en hij daalt steeds dieper.
Heel ver beneden ziet hij opeens zijn hoofd, een schaduw, weerspiegelen in water. Hij denkt, dat het water is, doch hij heeft zich daarvan nooit kunnen overtuigen, omdat hij dàn, plotseling, is waar hij moet zijn: in de vergetelheid, in de rust, in den slaap……”

 

 
Sjoerd Leiker (28 mei 1914 – 15 december 1988)
Carillon in het centrum van Drachten

 

De Russische schrijver en dichter Vladislav Felitsianovitsj Chodasevitsj werd geboren in Moskou op 28 mei 1885. Zie ook alle tags voor Vladislav Chodasevitsj op dit blog.

 

Avond

Onder de voeten gladheid en gekraak.
De wind woei, het sneeuwde.
Mijn God, wat een droefenis!
Heer, wat een pijn!

Zwaar is Jouw ondermaanse wereld,
en ook Jij bent onbarmhartig.
En waartoe zoveel wijdte,
als op aarde de dood bestaat?

En niemand verklaart
waarom hij in zijn levensavond
nog zin heeft in zwerven,
geloven, verstarren en zingen.

 

Lentegebrabbel stemt streng

Lentegebrabbel stemt streng
saamgeperste verzen niet mild.
Ik ben gaan houden van het ijzergeknars
van kakofonische werelden.

In de hiaat van open vocalen
adem ik licht en vrij.
In de veelheid van consonanten verbeeld ik me
het gedrang van kruiende ijsschotsen te horen.

Dierbaar is mij – de slag van een gebroken schicht
uit een tinkleurige wolk;
ik houd van het zangerige en kermende
gesnerp van een elektrische zaag.

En in dit leven is me waardevoller
dan al het harmonische schoon –
de siddering, die over de huid rent,
of het koude zweet van ontzetting,

 

Vertaald door Jan Paul Hinrichs

 

 
Vladislav Chodasevitsj (28 mei 1885 – 14 juni 1939)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e mei ook mijn blog van 28 mei 2017 deel 2 en ook mijn blog van 28 mei 2016.

Ad Zuiderent, Leo Pleysier, Adriaan Bontebal, Guntram Vesper, Frank Schätzing

De Nederlandse dichter en criticus Ad Zuiderent werd geboren in ’s-Gravendeel op 28 mei 1944. Zie ook alle tags voor Ad Zuiderent op dit blog.

 

Huis van liefde

Het huisnummer verlicht, waar liefde woont
(je zag aan de gordijnen dat dat zo was,
aan de kleur van een raam, donker hardsteen,
was de geveltuin vochtig, dan wist je genoeg)
waar liefde woont, een doordeweekse dag
achter een dichte deur, je belde aan,
een leven als een oordeel, daar kleef
je graag aan het vergankelijke leven.
Waar op de dorpel een doorweekte man
op iets te wachten staat dat binnen is
en zingt waar liefde woont gebiedt,
waar hij ook woont, daar stopt het lied.
Ging de deur open, stroomde de liefde
over de dorpel. Of je stelpen kon.

 

Dorp in Zuid-Holland

Elk woord gezegd hier was al veel.
In doods gemompel: torentijd,
de namen van de wielerkoers
of ‘hoi’ tegen een leuke meid.

’s Zaterdagsavonds tentmuziek.
Dan sloot het dorp de wereld af.
Fietsers verstarden tot publiek.
Dichter und Bauer, waarom niet.

Straat langs het water. Kritisch punt.
Wat kwam na de muziek tot stand?
Kijk zonder handen op de fiets,
en brommend met een buddyseat

de Kreek rond, over Kaai en Heul,
een hels kabaal het halve dorp –
maar iemand die ook vleugels kreeg,
die kwam niet ver. Die drijft er nog.

 

 
Ad Zuiderent (’s-Gravendeel, 28 mei 1944)

Lees verder “Ad Zuiderent, Leo Pleysier, Adriaan Bontebal, Guntram Vesper, Frank Schätzing”

Ad Zuiderent, Leo Pleysier, Adriaan Bontebal, Guntram Vesper, Frank Schätzing, Vladislav Chodasevitsj, Sjoerd Leiker

De Nederlandse dichter en criticus Ad Zuiderent werd geboren in ’s-Gravendeel op 28 mei 1944. Zie ook alle tags voor Ad Zuiderent op dit blog.

 

Tuinpad

De paden op! Welja, dat ene pad
dat heel de tuin bestrijkt: het rondje
binnendoor. Diagonale bielzen
hogen hier en daar wat op. En dat is dat.

Wat heb je met me voor dat wij hier gaan?
Een achtertuin van zes bij acht, een spoor
van slakken, minder dan een blokje om.

Jij zegt: ‘Dit is het binnenpad.’ Volstaat
het schijnbaar vierkant van een streepje grond
of zoek je van de cirkel het kwadraat?

Eens ging de ondergang met paard en kar
de wereld rond; dat hebben we gehad
Nu blijf ik vlak bij huis, en noem je schat.

Dit is het. Naar bielzen draait het pad
licht omhoog. Daar blijft de zon wat langer
voor hij ondergaat. Ik heb je lief, zo lief.
In ’t groen draagt dit de waarde van een daad.

 

Reservaat

Zaten wij op een duintop, was het het bekende
liedje, van de wind die op het hoogste punt
en hopen dat het uitzicht niet bedriegt.

Eerst in de diepte langs het strand, een golf
de horizon, gericht op hond en kind, op zon en wind,
werd je vanzelf gedachteloos en vrij.

Toen onder prikkeldraad omhoog, het verse
nauwelijks begroeide duin, het reservaat.
Het was verboden, maar daar zaten wij, vrij

als de zee die schitterde in zonnegloed, een vol
gemoed van dat je zoiets zong zonder te weten
wat het duin nog meer was dan bescherming

van het achterland. En nu dezelfde haast:
de zeespiegel in stukken in de ochtendkrant
was verder van je bed dan nu je keek

voorbij de opgebolde horizon. Een stip
als een begin; we konden alle kanten op.

 

 
Ad Zuiderent (’s-Gravendeel, 28 mei 1944)

Lees verder “Ad Zuiderent, Leo Pleysier, Adriaan Bontebal, Guntram Vesper, Frank Schätzing, Vladislav Chodasevitsj, Sjoerd Leiker”

Leo Pleysier, Ad Zuiderent, Adriaan Bontebal, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Thomas Moore, Ian Fleming, Walker Percy

De Belgische schrijver Leo Pleysier werd geboren in Rijkevorsel op 28 mei 1945. Zie ook alle tags voor Leo Pleysier op dit blog.

Uit:De weg naar Kralingen

“Maart
Maar letterlijk nog, de daver op het lijf. Want ’s morgens het overgordijn opentrekken en tegen een strakke, staalgrijze hemel aankijken. Het spichtige wintergras plat tegen de hardbevroren grond gedrukt door de sinds een week opnieuw uit het noordoosten waaiende wind die vanuit alle hoeken en pijpen om het huis blaast. Op het terras twee kippen die ineengedoken tegen de onderkant van het keukenraam beschutting voor de nacht hebben gezocht. Het is duidelijk te zien hoe de schaarse tipjes groen van de bottende vlier, de krent en de wilg terug ineengeschrompeld zijn tot paars-bruine restjes die spoedig weer los zullen laten. Achteraan in de tuin enkele merels die wat op en neer door het gras en tussen het struikgewas wippen. (En wrijft de slaper zich de ogen uit alsof nu pas tot hem doordringt dat er een buitengebeuren is dat ook zonder hem zijn gang wel gaat?)
Maart, maar zich telkens weer laten inpakken door de lichtelijk gespannen verwachting waarmee men omstreeks deze tijd van het jaar bij het opstaan de tuin in kijkt. Zo onderhand zou men toch al wel beter mogen weten? Nou ja, een nasleep wellicht van de lagere-school-tijd die ons heeft opgezadeld met een seizoen-gevoel dat nooit meer van de stereotypen bevrijd zal kunnen worden. Er waren de leeslesjes die ieder jaar weer van sneeuw- en ijspret spraken zodat wij, opgeladen zoals we daar vaak van geraakten, thuis massa’s ijssleeën in elkaar begonnen te timmeren. In alle maten en soorten hadden we er op de duur, maar vaak genoeg zonder dat we heel die winter lang ook maar één keer onze bouwsels op het ijs beproeven konden. Spreek maar niet van de fascinerende plaatjes met blije kinderen die in de heldere vroegte van de Paasmorgen eieren raapten in de met lentezon overgoten gazons. In werkelijkheid beperkte het paaseieren rapen zich tot een krij sende aangelegenheid met ruziënde broers en zusjes in het natte grasperkje aan de voorkant van het hut. We konden al wel beter hebben geweten ja.”

 
Leo Pleysier (Rijkevorsel, 28 mei 1945)

Lees verder “Leo Pleysier, Ad Zuiderent, Adriaan Bontebal, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Thomas Moore, Ian Fleming, Walker Percy”

Ad Zuiderent

De Nederlandse dichter en criticus Ad Zuiderent werd geboren in ’s-Gravendeel op 28 mei 1944. Zuiderent maakte op zijn achtste de watersnood van 1953 in Nederland mee. Hij studeerde Nederlands taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Vanaf 1969 ging hij lesgeven. Zes jaar lang doceerde hij Nederlands op de Christelijke Scholengemeenschap Buitenveldert te Amsterdam waarna hij voor vier jaar moderne Nederlandse letterkunde en vakdidactiek gaf aan de lerarenopleiding VL-VU. Tussen 1976 en 1978 gaf hij poëzieanalyse bij een opleiding Nederlands in Amsterdam. Van 1979 tot 2009 werkte hij als wetenschappelijk medewerker aan de Vrije Universiteit. Hij schreef recensies voor het dagblad Trouw en De Tijd en is redacteur van het Kritisch Literatuur Lexicon. Zuiderent is naast letterkundige tevens dichter. Sinds 1966 publiceert hij gedichten in literaire tijdschriften, zoals Merlyn, Raster, Soma, Maatstaf, De Revisor, Tirade en het Nieuw Wereldtijdschrift. In 1968 debuteerde hij met de bundel “Met de apocalyptische mocassins van Michel de Nostredame op reis door Nederland” waarin hij de door hem beleefde watersnood van 1953 beschrijft.

Waar geen haven is

Dichter, kunstkind, wat zul je nog dichten.
In eeuwigheid, dat gesloten systeem, drijf je
voorbij. Maar zoek je ’s avonds het lek, is er
niemand daarbuiten, kieuw noch bek. Enkel gordijnen
waarachter de buren het nieuws of de nachtfilm
bekijken. Je lyrisch betoog kan bewegen als
een pont aan de steiger, je kapseist hooguit
in het zich van een horizon, een verre vriend.
Op de rede, op straat blijft het stil, al die tijd.
Je denkt dat ze dichters en kinderen eerst
zullen horen, maar hun gordijnen hangen in slik.

 

Op de fiets

Een nuchter fietser op de gracht: wat valt
dat is een herfstblad – licht stijgt op.
Nóg is er geen gevoel van kortste dag.

Maar keert het licht, dan keert de fietser ook
de stad de rug toe, kiest rivier voor gracht,
sneeuw op de buitenweg voor stadse prak.

Wat voedt nog zijn herinnering: de damp
die geurt bij ’t uitdoen van een regenpak?
Ging ooit Sebastiaan naar Duivendrecht?

Komt lente, lost de eenzaamheid zich op
in wie hij tegenkomt de Amstel langs:
de fietsers met hun hand omhoog als vrienden.

Zo voelt wie de beslotenheid verliet,
bedreigd door damp van snelverkeer, zich thuis
voorbij de weiden achter zijn bureau.

Maar op een zomerdag slaat hij voorbij
de brug linksaf, wil de rivier ten einde:
komend van Ouderkerk zoekt hij weer stad.

Na molen en begraafplaats wordt het stil:
‘Zo eeuwig fietsen!’ gaat het door hem, en
geen mens ziet dat zijn fiets de lucht in wil.

Ad Zuiderent (’s-Gravendeel, 28 mei 1944)