Late Summer (James Brasfield), Willem de Mérode, Sabine Scho

 

 

Sunlight Late Summer door Theodore Clement Steele, 1913

 

Late Summer

Now cosmos in bloom and snow-in-summer
opening along the garden’s stone borders,

a moment toward a little good fortune,
water from the watering can,

to blossom, so natural, it seems, and still
the oldest blooms outside my door are flourishing

according to their seedtime. 
They have lived as in trust

of tended ground, not of many seasons
as the lingering bud in late summer,

when leaves have reached their greenest,
when a chill enters the nights,

when a star I’ve turned to, night after night,
vanished in the shift of constellations. 

But when on a bare branch,
even in August, a sprig starts,

sprig to stem—as if to say, See,
there’s kinship with the perennials

you think so hardy—voice
the moment among the oaks, toast

the spring in summer, as once each May
a shot of vodka is poured on bare dirt

among gravestones to quench the dead,
among the first stars of this new evening.

 

James Brasfield (Savannah, 19 januari 1952)
Savannah

 

De Nederlandse dichter en schrijver Willem de Mérode (pseudoniem van Willem Eduard Keuning) werd op 2 september 1887 geboren in Spijk. Zie ook alle tags voor Willem de Mérode op dit blog.

 

De peppel

Gij hebt mij dit gegeven,
Dat ik zoo lang ik leef,
Met vreezen en met beven,
Naar boven streef.

Mijn bladeren, de velen,
Op hun gedraaide steel,
Kaatsen in duizend deelen
Uw licht geheel.

In ’t veld, ver van de dorpen,
Een flikkerstraal, een glans,
Sta ik, door U geworpen
Trillende lans.

En als de schemers dalen,
Van ronden horizon,
Schiet zon uit mij haar stralen,
Uw zwart kanon.

Tot eenzaamheid geschapen,
Gemeden door ’t gemeen,
Blijf ‘k, ongerept, een wapen
Voor U alleen.

 

De eerste jacht

De blanke buks beeft in zijn handen.
Zijn vingers trillen aan den haan.
Honderd maal loert hij in de laan,
Zoo hunkert hij om los te branden.

De mannen, koel bereeknend, staan
Rustig achter de loovren wanden.
Hij voelt hun gulle spot als schande:
“Dat jog schiet straks nog grof wild aan!”

Het is zijn eerste jacht … hij moet
Doods huivering door ’t heete bloed,
Duisternis over helle oogen jagen.

Daar knalt zijn schot … hij is niet wreed,
Maar zijn fier hart kan niet het leed
Van spottend medelijden dragen.

 

Jan Mankes

Hij heeft de dieren en de stille dingen
Met sterke aandachtigheid tot zich genomen
En lichtend zijn zij weer aan ’t licht gekomen,
Wijl zij het lichten van zijn ziel doorgingen.

Hij liet zijn teerheid als verhelderingen
In oogen stralen, om een mond verdroomen.
En koel en klaar liet hij de zoete roomen
Rozen verrijzen uit hun mijmeringen.

En soms heeft hij het schemeren en streelen
En strengelen van haren en fluweelen
Gezichten in een levend licht gesteld.

En stil zijn bleekend aangezicht gegeven
In vreemden luister of zijn rijpe leven
Blank uit het blinken van zijn wezen welt.

 

Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Sabine Scho werd geboren op 1 september 1970 in Ochtrup. Zie ook alle tags voor Sabine Scho op dit blog.

 

Ekballein, waar komt de demon binnen?

filum terminale
it‘s always hit me from below
ze houden me rechtop, dat wel
maar ze laten me in vliegtuigen stappen
en zeggen: kijk, jij laat het loon van de angst zien
solaris en champagne zijn er om te
vergeten waar je eigenlijk woont
je doel zul je waarschijnlijk bereiken
maar je kunt het je niet herinneren
was je bij de bewening van Christus?
situations have ended sad
je kunt het je niet herinneren
misschien werd er een gelukshormoon uitgedeeld?
het is moeilijk om je te bereiken
het is niet zo dat jullie niet met elkaar
overweg kunnen, jij en je demon, alleen voor de vorm
blijf je volhouden dat het
eigenlijk als volgt geweest is, en
dat je je alleen tegen een dergelijke interventie, alleen
omdat je het woord niet leuk zou vinden,
in principe graag zou verzetten, maar het is voor jou duidelijk
zonder de mechanica ervan mis je misschien
elke motivatie, het houdt je op de been en
zou uiteindelijk alleen maar bemiddelen
bij een provisie voor spinale zenuwen
en wat zitvlees. je kunt in de duty free
ook nog een schladerer likeur kopen
aan uitdrijving valt dan niet meer te den
ken
yer gonna have to leave me now, i know

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sabine Scho (Ochtrup, 1 september 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e september ook mijn blog van 2 september 2020 en eveneens mijn blog van 2 september 2018 deel 1 en ook deel 2.

James Brasfield

De Amerikaanse dichter en vertaler James Brasfield werd geboren op 19 januari 1952 in Savannah, Georgia. Hij studeerde af aan Armstrong State College en Columbia University, met een MFA. Zijn werk is verschenen in AGNI, Chicago Review, Colorado Review, Crazyhorse, The Iowa Review, New Orleans Review, Poetry Wales, The Seattle Review en The Southern Review. Hij was van 1993 tot 1994 een Fulbright Scholar aan de Nationale Universiteit Kiev-Mohyla Academie, Oekraïne en keerde later terug naar Oekraïne om les te geven aan de Yuri Fedkovych State University in 1999. Hij gaf les aan de Western Carolina University en was gasthoogleraar aan de University of Memphis in 2008 tot 2009. Brasfield geeft momenteel les aan de sectie Engels aan de Pennsylvania State University.

 

Early Afternoon, Having Just Left the Chapel of San Francesco

Radiant the delayed calmness,
—Do you feel it, I said. —Yes, you said,

of what only each can know,
kernel of radiance, the globo terrestre

of a water drop, not the passing adaptations
of canonical light, but seconds stilled—

our hearts beating through the moments—centuries
of the next tick of a watch relieved,

a world enough in time to imagine
Piero walk to work across cobblestones

toward a completion, his close attention
to sunlight passing through shadows

owned by the sharp angles of buildings,
sunrays warming what they touch. 
  
Piero, first a painter, is not a monk. 
He will make what welcomes light

a source of light: slow the day
he will add lucent black wings

to white feathers of the magpie
ever alight on a roof-edge.

I found a feather on a stone, feather I thought
from the angel’s wing, that arc of light

held aloft in descent, shared with us
and Constantine in his dream. 

I think of a white egret returning home near
the high creek, through unwavering

evening light, to sleep, sleep at Sansepolcro,
where we were headed in a rental car.

 

Expleasure

How time slowed when any thought
or apprehension of the next instant
vanished (no obligation, then or later),

how in that long moment, all at once,
yet without surprise, how what was close
was present in a sudden suspense,

as such things rarely exist
as they did then, each apart from all,
seen as it might be truly,

and gave way to a pleasure
that had long been missing,
to expleasure, as if I were akin

to the smallest things—ribs
of a leaf, penny on a dresser—
of a saving stillness, doubtless

always here, just beyond
the scrim of what calls us
from that silent astonishment,

the more so since the feeling
dissolves with its presence of detail
merging with a distant seeing,

as when I walk through a room
and nothing is equal there to the calm
from the simply seen.

 

James Brasfield (Savannah, 19 januari 1952)