Theodor Körner, Euripides, Jaroslav Seifert, Leni Saris, Mary Coleridge, Emma Orcy, Daniel Czepko von Reigersfeld

De Duitse dichter en schrijver Theodor Körner werd geboren op 23 september 1791 in Dresden. Zie ook mijn blog van 23 september 2007.

 

 

Gebet vor der Schlacht

Vater, ich rufe Dich!
Brüllend umwölkt mich der Dampf der Geschütze,
Sprühend umzucken mich rasselnde Blitze.
Lenker der Schlachten, ich rufe dich!
Vater, du führe mich!

 

Vater, du führe mich!
Führ mich zum Siege, führ’ mich zum Tode:
Herr, ich erkenne deine Gebote;
Herr, wie du willst, so führe mich.
Gott, ich erkenne dich!

 

Gott, ich erkenne dich!
So im herbstlichen Rauschen der Blätter,
Als im Schlachtendonnerwetter,
Urquell der Gnade, erkenn’ ich dich!
Vater du, segne mich!

 

Vater du, segne mich!
In deien Hand befehl’ ich mein Leben,
Du kannst es nehmen, du hast es gegeben;
Zum Leben, zum Sterben segne mich!
Vater, ich preise dich!

 

Vater, ich preise dich!
’s ist ja kein Kampf für die Güter der Erde;
Das heiligste schützen wir mit dem Schwerte:
Drumm, fallend und siegend, preis’ ich dich,
Gott, dir ergeb’ ich mich!

 

Gott dir ergeb’ ich mich!
Wenn mich die Donner des Todes begrüßen,
Wenn meine Adern geöffnet fließen:
Dir, mein Gott, dir ergeb’ ich mich!
Vater, ich rufe Dich!

 

Theodor_Koerner

Theodor Körner (23 september 1791 – 26 augustus 1813)

 

 

 

Annalen.net laat de Griekse schrijver Euripides geboren worden op 23 september 484 voor Christus. Zie ook mijn blog van 23 september 2007.

 

Uit: Medea

 

Voedster:
Ach, ware de Argo nooit de blauwe poort
der Symplegaden door naar Colchi heen
gevlogen; ware in Pelions dal geen boom
ooit neergevallen, om met riem en roer
de hand te waap´nen van de helden, die
voor Pelias streefden naar d´ algouden vacht.
Dan ware ook nooit Medea, mijn gebiedster,
naar Iolcos´ burchten heengevaren, toen
liefde voor Jason haar van zinnen bracht;
dan waren Pelias´ dochters niet door haar
schuldig geworden aan heur vaders dood,
en zou zij nu ook niet met haar gemaal
en kind´ren in Corinthe hier vertoeven,
in ´t gastvrij ballingsoord welgaarne ontvangen,
en zelve in alles Jasons trouwe bijstand –
want dat is in het leven ´t grootste heil,
als tusschen man en vrouw geen tweespalt is.
Maar nu is ´t haat, en ´t liefste dreigt gevaar.
Jason verraadt haar en zijn eigen kroost;
want bruigom werd hij van een koningskind,
wier vader, Creon, heer is van dit land.
Medea, in haar ziel en eer getroffen,
roept al zijn eeden, roept zijn eerewoord
weer voor den geest en goden tot getuigen,
hoe ´t haar vergaat, hoe Jason ´t haar vergeldt.
Elk voedsel weig´rend ligt zij neer, en kwijnt
van smart, in tranen smeltend al den tijd,
sinds zij zich door haar man verraden weet;
zonder ooit op te zien of van den grond
´t gelaat te beuren; maar een rots gelijk
of als der golven branding blijft zij doof
voor vriendenraad, tenzij ze nu en dan
den hals, d´ alblanken wendt en in zich zelf
om haren vader jammert, om haar land
en huis en zooveel liefs, dat zij verliet,
om hem te volgen, die haar nu verraadt.
Bittre ervaring doet haar ondervinden,
hoe zoet het is, in ´t eigen land te zijn.
Haar kind´ren schuwt ze en ziet ze zonder vreugde;
op booze dingen zint zij, naar ik vrees.
Zwaar is haar geest; zij zal geen smart verdragen;
ik ken Medea, en ik vrees, ik vrees haar:
zij is te duchten; wie haar wraaklust tart,
die zingt zoo spoedig niet zijn zegezang.
Doch zie, het spelen moede met den hoepel
komen haar kind´ren thuis, maar weten, noch
beseffen iets van ´t geen hun moeder lijdt;
een jonge ziel kent ´s werelds zorgen niet.”

 

Vertaald door Dr. Chr. Deknatel

 

euripides

Euripides (484 v. Chr – 406 v. Chr)

 

De Tsjechische dichter Jaroslav Seifert werd op 23 september 1901 geboren en groeide op in de arbeiderswijk Žižkov in Praag. Zie ook mijn blog van 23 september 2006.

 

Transformations

A lad changed to a shrub in spring,
the shrub into a shepherd boy,
A fine hair to a lyre string,
snow into snow on hair piled high.

And words turn into question signs,
wisdom and fame to old-age lines,
and strings revert to finest hair,
the boy’s transformed into a poet
the poet is transformed once more,
becomes the shrub my which he slept
when he loved beauty till he wept.

Whoever falls in love with beauty
will love it to his dying day,
stagger toward it aimlessly,
beauty has feet of charm and grace
in sandals delicate as lace.

And in this metamorphosis
a spell binds him to woman’s love,
a single second is enough
like steam in a retort to hiss
obedient to the alchemist
and drops dead as a hunted dove.

Without a stick old age is lame,
the stick turns into anything
in this ceaseless, fantastic game,
perhaps into an angel’s wings
now spreading wide for soaring flight
bodyless, painless, feather light.

 

 

To Be a Poet

Life taught me long ago
that music and poetry
are the most beautiful things on earth
that life can give us.
Except for love, of course.

In an old textbook
published by the Imperial Printing House
in the year of Vrchlický’s death
I looked up the section on poetics
and poetic ornament.

Then I placed a rose in a tumbler,
lit a candle
and started to write my first verses.

Flare up, flame of words,
and soar,
even if my fingers get burned!

A startling metaphor is worth more
than a ring on one’s finger.
But not even Puchmajer’s Rhyming Dictionary
was any use to me.

In vain I snatched for ideas
and fiercely closed my eyes
in order to hear that first magic line.
But in the dark, instead of words,
I saw a woman’s smile and
wind-blown hair.

That has been my destiny.
And I’ve been staggering towards it breathlessly
all my life.

 

seifert-2

Jaroslav Seifert ( 23 september 1901 – 10 januari 1986)

 

De Nederlandse schrijfster Leni Saris werd geboren in Rotterdam op 23 september 1915. Ze schreef meer dan honderd meisjesboeken, waarvan er in totaal zo’n acht miljoen werden verkocht. Leni Saris brak in de eerste jaren van WO II door bij het grote publiek en schreef vanaf dat moment elk jaar twee boeken. Bijna dertig jaar werkte ze na een secretaresseopleiding bij een notariskantoor. Schrijven deed ze in de avonduren. Pas in 1971 wijdde ze zich fulltime aan het schrijven van haar boeken, die ze als ‘ontspanningsromans’ typeerde. Saris’ boeken gingen over de liefde in een wereld met aardige mensen, maar zonder seks. Bij de romantiek mocht beschaafd gezwijmeld worden. Haar boeken hadden altijd een happy end: aan het eind krijgt het meisje de knappe man die ze zocht. Hoewel Saris nooit beweerde literatuur te schrijven, was ze niet gelukkig met de neerbuigende manier waarop de literaire kritiek met haar omging.

Saris bleef tot aan haar dood actief als schrijfster; haar laatste boek, Wij drieën, verscheen postuum in het voorjaar van 2000 bij haar vaste uitgever, uitgeverij Westfriesland in Hoorn.

 

Uit: Hollands Dagboek

Vrijdag 19 november

Ik ga nu bij mijn vrienden in Laren logeren, dat centraal ligt voor diverse werkzaamheden in verband met het verschijnen van het honderdste boek. Een paar dagen; langer kan niet, er zijn thuis al teveel afspraken genoteerd. Ik wil niet langer met een kruk lopen maar het blijft moeilijk. Autorijden gaat niet, Els en Wim helpen me. Ze komen vroeg en beginnen mijn omvangrijke bagage naar hun wagen te sjouwen.

‘Dat zijn we gewend”, zegt Els blijmoedig. ‘Als jij niet de helft van je garderobe meesjouwt, denken wij dat je ziek bent.” Zij kan het weten, we zijn al vijfendertig jaar bevriend. Els rijdt, ik zit comfortabel naast haar, Wim zit achterin, iets minder comfortabel tussen mijn garderobe die beslist niet mag kreuken.

Blij dat ik weer eens echt uit ben, zonder geworstel om krukken in en uit de wagen te wringen. Ik loop in ieder geval ‘los’, al is het niet fraai.

De fanbrieven heb ik meegenomen, ik beantwoord die brieven per omgaande, dat is een van mijn stelregels. Behalve om boekenlijsten wordt er om foto’s gevraagd maar die zijn op, dus plunder ik nu mijn privé-album, want van nasturen komt niets terecht.

Ik blader in de aantekeningen voor een nieuw boek, maar de vakantiestemming wint het. Anouk, dochter van Els en Wim en mijn petekind, studeert en is ijverig bezig aan een scriptie, maar wil even iets anders en ontvoert De Gouden Handjes. Ze woont in Baarn en belt later, dat ze het boek zo gezellig en ontspannend vindt. Dat is de bedoeling van dit boek, dat door de lichte en gezellige inhoud ook voor mij een ontspanning betekende na alle pech en pijn. Chiara daarentegen, nummer honderd, is gebaseerd op een ware gebeurtenis, die veel indruk op mij heeft gemaakt.”

 

saris

Leni Saris (23 september 1915 – 9 december 1999)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Mary Elizabeth Coleridge werd geboren in Londen op 23 september 1861.  Coleridge publiceerde vijf romans, waaronder The Seven Sleepers of Ephesus (1893) en The King with Two Faces (1897). Daarnaast schreef zij essays en kritieken. Zij overleed in 1907 ten gevolge van complicaties die voortkwamen uit een blindedarmonsteking terwijl zij op vakantie was in Harrogate. Zij liet een onvoltooid manuscript van een nieuwe roman achter en honderden onuitgegeven gedichten. Haar gedichten werden pas na haar dood gepubliceerd, waarschijnlijk uit achting voor haar beroemde naamgenoot en verre familielid Samuel Taylor Coleridge. Succesvolle bundels waren Poems Old and New (1907) en Gathered Leaves (prozawerk, 1910). In 1954 verscheen haar verzameld werk onder de titel The Collected Poems of Mary Coleridge.

 

We never said farewell

We never said farewell, nor even looked
Our last upon each other, for no sign
Was made when we the linkèd chain unhooked
And broke the level line.

And here we dwell together, side by side,
Our places fixed for life upon the chart.
Two islands that the roaring seas divide
Are not more far apart.

 

 

To Memory

Strange Power, I know not what thou art,
Murderer or mistress of my heart.
I know I’d rather meet the blow
Of my most unrelenting foe
Than live—as now I live—to be
Slain twenty times a day by thee.

Yet, when I would command thee hence,
Thou mockest at the vain pretence,
Murmuring in mine ear a song
Once loved, alas! forgotten long;
And on my brow I feel a kiss
That I would rather die than miss.

 

Coleridge

Mary Coleridge (23 september 1861 – 25 augustus 1907)
Illustratie door Eleanor Vere Boyle in Voices from Fairyland, the fantastical poems of Mary Coleridge Charlotte Mew and Sylvia Townsend Warner. (Geen portret beschikbaar)

 

De Hongaarse schrijfster Emmuska Orcy de Orczi, ook wel Baronesse Orczy of Baronesse d’Orczy werd geboren in Tarnaörs op 23 september 1865. Haar eerste roman, “The scarlet pimpernel”, het verhaal van een Engelsman, die tijdens de Franse Revolutie allerlei mensen van de guillotine redde, werd eerst door alle uitgeverijen in Londen geweigerd. Toen het toch als toneelstuk met succes werd opgevoerd, kwam er toch een uitgeverij die het wilde publiceren. Het werd een groot succes. Ze stierf in 1947.

 

Uit: The Scarlet Pimpernel

 

“Paris: September 1792

A surging, seething, murmuring crowd, of beings that are human only in name, for to the eye and ear they seem naught but savage creatures, animated by vile passions and by the lust of vengeance and of hate. The hour, some little time before sunset, and the place, the West Barricade, at the very spot where, a decade later, a proud tyrant raised an undying monument to the nation’s glory and his own vanity.

During the greater part of the day the guillotine had been kept busy at its ghastly work: all that France had boasted of in the past centuries, of ancient names, and blue blood, had paid toll to her desire for liberty and for fraternity. The carnage had only ceased at this late hour of the day because there were other more interesting sights for the people to witness, a little while before the final closing of the barricades for the night.

And so the crowd rushed away from the Place de la Grève and made for the various barricades in order to watch this interesting and amusing sight.

It was to be seen every day, for those aristos were such fools! They were traitors to the people of course, all of them, men, women, and children, who happened to be descendants of the great men who since the Crusades had made the glory of France: her old noblesse. Their ancestors had oppressed the people, had crushed them under the scarlet heels of their dainty buckled shoes, and now the people had become the rulers of France and crushed their former masters—not beneath their heel, for they went shoeless mostly in these days—but beneath a more effectual weight, the knife of the guillotine.

And daily, hourly, the hideous instrument of torture claimed its many victims—old men, young women, tiny children, even until the day when it would finally demand the head of a King and of a beautiful young Queen.

But this was as it should be: were not the people now the rulers of France? Every aristocrat was a traitor, as his ancestors had been before him: for two hundred years now the people had sweated, and toiled, and starved, to keep a lustful court in lavish extravagance; now the descendants of those who had helped to make those courts brilliant had to hide for their lives—to fly, if they wished to avoid the tardy vengeance of the people.

And they did try to hide, and tried to fly: that was just the fun of the whole thing. Every afternoon before the gates closed and the market carts went out in procession by the various barricades, some fool of an aristo endeavoured to evade the clutches of the Committee of Public Safety. In various disguises, under various pretext
s, they tried to slip through the barriers which were so well guarded by citizen soldiers of the Republic. Men in women’s clothes, women in male attire, children disguised in beggars’ rags: there were some of all sorts: ci-devant counts, marquises, even dukes, who wanted to fly from France, reach England or some other equally accursed country, and there try to rouse foreign feeling against the glorious Revolution, or to raise an army in order to liberate the wretched prisoners in the Temple, who had once called themselves sovereigns of France.”

 

orczy1

Emma Orcy (23 september 1865 – 12 november 1947)

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 23 september 2007.

 

De Duitse dichter en schrijver Daniel Czepko von Reigersfeld werd op 23 september 1605 in Koschwitz geboren.

 

Jaroslav Seifert, Euripides,Theodor Körner, Daniel Czepko von Reigersfeld

De Tsjechische dichter Jaroslav Seifert werd op 23 september 1901 geboren en groeide op in de arbeiderswijk Žižkov in Praag.Zie ook mijn blog van 23 september 2006.

DANCE OF THE GIRLS’ CHEMISES

A dozen girls’ chemises
drying on a line,
floral lace at the breast
like rose windows in a Gothic cathedral.

Lord,
shield Thou me from all evil.

A dozen girls’ chemises,
that’s love,
innocent girls’ games on a sunlit lawn,
the thirteenth, a man’s shirt,
that’s marriage,
ending in adultery and a pistol shot.

The wind that’s streaming through the chemises,
that’s love,
our earth embraced by its sweet breezes:
a dozen airy bodies.

Those dozen girls made of light air
are dancing on the green lawn,
gently the wind is modelling their bodies,
breasts, hips, a dimple on the belly there —
open fast, oh my eyes.

Not wishing to disturb their dance
I softly slipped under the chemises’ knees,
and when any of them fell
I greedily inhaled it through my teeth
and bit its breast.

Love,
which we inhale and feed on,
disenchanted,
love that our dreams are keyed on,
love,
that dogs our rise and fall:
nothing
yet the sum of all.

In our all-electric age
nightclubs not christenings are the rage
and love is pumped into our tyres.
My sinful Magdalen, don’t cry:
Romantic love has spent its fires.
Faith, motorbikes, and hope.

 


SOMETIMES WE ARE TIED DOWN. . .

Sometimes we are tied down by memories
and there are no scissors that could cut
through those tough threads.
Or ropes!

You see the bridge there by the House of Artists?
A few steps before that bridge
gendarmes shot a worker dead
who was walking in front of me.

I was only twenty at the time,
but whenever I pass the spot
the memory comes back to me.
It takes me by the hand and together we walk
to the little gate of the Jewish cemetery,
through which I had been running
from their rifles.

The years moved with unsure, tottering step
and I with them.
Years flying
till time stood still.

 

Seifert

Jaroslav Seifert ( 23 september 1901 – 10 januari 1986)

 

Zie voor onderstaande schrijvers mijn blog van 23 september 2006.

 

De Griekse schrijver Euripides werd volgens de legende geboren op 23 september 484 voor Christus in Salamis.

 

De Duitse dichter en schrijver Theodor Körner werd geboren op 23 september 1791 in Dresden.

 

De Duitse dichter en schrijver Daniel Czepko von Reigersfeld werd op 23 september 1605 in Koschwitz geboren 

Euripides, Körner, Seifert en Czepko

Euripides’ biografische gegevens zijn omstreden.  Zijn levensloop zoals die ons is overgeleverd is een combinatie van geruchten en verzinsels (veelal ontleend aan Aristophanes’ komedies waarin met Euripides vaak de draak werd gestoken). Annalen.net laat hem geboren worden op 23 september  484 voor Christus. Euripides werd geboren op het eiland Salamis op de dag dat de slag bij Salamis plaatsvond. Zijn moeder heette Kleito en zijn vader Mnesarchos of Mnesarchides. Dankzij de adellijke afkomst van zijn moeder kon Euripides een goede opleiding genieten. In zijn jeugd legde hij zich toe op de gymnastiek en schilderkunst, later werd hij een leerling van Anaxagoras en een toehoorder van Prodikos en Protagoras. Hij had een hekel aan politiek, en studeerde veel. Ook bezat hij een privé-bibliotheek (wat in zijn tijd eerder ongewoon was). Wanneer hij zich aan het schrijven zette trok hij zich soms terug in een grot op zijn geboorte-eiland. In 408 v Chr., na de opvoering van zijn Orestes, verliet hij Athene, en trok naar het hof van Archelaos, koning van Macedonië. Het blijft onduidelijk waarom hij dat deed: om politieke redenen of teleurstelling omdat zijn werk miskend werd? Feit is dat hij dáár in 406 v. Chr. overleed, volgens biografen in zeer dramatische omstandigheden. Hij zou, verstrooid en in gepeins verzonken, verscheurd zijn door de loslopende waakhonden van de Macedonische koning.

Uit: Iphigeneia onder de Tauriërs

Iphigeneia

Ach, ach, dienaressen,
want ik moet klagen, jammerlijk klagen,
zonder lierspel roepend de weeklacht
van mijne geenzins welluidende kreten,
ai, ai, voor den treurenden lijkzang.
Zóó groot een ramp is mij overkomen,
mij, die mijn broer om zijn heengaan beweenen moet,
zùlk een droom moest ik zien in den nacht,
welks duister nu is verdwenen.
Verloren ben ik, verloren ben ik!
Mijn vaderlijk huis, het is niet meer!
Helaas, vernietigd is mijn geslacht!
Wee, wee, wat een rampen voor Argos!

Zij begint de lijkplechtigheid.

O, demon, die mijn eenigen broer
Mij ontrooft en hem zond naar den Hades!
Voor hem wil ik plengen, de schaal der dooden
uitgieten over den aarde-rug:
van berg-weidend vee de vloeiende melk,
den druivenvocht-stroom van Bachos
en den arbeid der bruingele bijen,
die men geeft tot verzoening der dooden. –

Euripides (484 v. Chr – 406 v. Chr)

 

Theodor Körner werd geboren op 23 september 1791 in Dresden. Na eerst privé-onderwijs genoten te hebben bezocht hij vanaf 1808 de mijnbouwschool in Freiberg. Hij keerde zich echter van de praktische mijnbouw af en richtte zich steeds meer op de hulpwetenschappen ervan. Tegelijkertijd werd hij tot de dichtkunst aangetrokken. Met de ondersteuning van zijn vader (die met Schiller bevriend was) gaf hij in 1810 een verzameling gedichten uit. Vanaf augustus 1810 studeerde hij rechten in Leipzig.

Nadat hij in studentenkringen allerlei problemen had ondervonden vluchtte hij naar Berlijn. Hij werd echter ziek en gaf de studie op. Zijn vader stuurde hem in 1811 naar Wenen, waar hij geschiedenis studeerde en gedichten en toneelstukken schreef. In januari 1813 kreeg hij een aanstelling bij het Burgtheater.

(Napoleon streefde naar het herstellen van zijn macht in Duitsland en vocht (en won) hiervoor twee zware slagen, de Slag bij Lützen op 2 mei en de Slag bij Bautzen, op 20 mei met Russisch-Pruisische troepen. De overwinningen leidden tot een korte wapenstilstand, maar deze duurde nog korter dan de vorige.)

In maart sloot Körner zich aan bij het Lützowsche Freikorps, raakte in juni in een slag bij Kitzen zwaar gewond, maar voegde zich midden augustus weer bij de troepen. Ten noorden van Schwerin  werd hij op 26 augustus 1813 dodelijk getroffen door een geweerkogel. Ter herinnering aan hem zijn er in Duitsland niet alleen heel wat standbeelden, maar ook Körner-eiken en linden te vinden.

 

Lützows wilde Jagd.

Was glänzt dort vom Walde im Sonnenschein?
Hör’s näher und näher brausen.
Es zieht sich herunter in düsteren Reih’n,
Und gellende Hörner schallen darein
Und erfüllen die Seele mit Grausen.
Und wenn ihr die schwarzen Gesellen fragt:
Das ist Lützows wilde, verwegene Jagd.

Was zieht dort rasch durch den finstern Wald
Und streift von Bergen zu Bergen?
Es legt sich in nächtlichen Hinterhalt;
Das Hurra jauchzt und die Büchse knallt;
Es fallen die fränkischen Schergen.
Und wenn ihr die schwarzen Jäger fragt:
Das ist Lützows wilde, verwegene Jagd.

Wo die Reben dort glühen, dort braust der Rhein,
Der Wütrich geborgen sich meinte;
Da naht es schnell mit Gewitterschein
Und wirft sich mit rüst’gen Armen hinein
Und springt ans Ufer der Feinde.
Und wenn ihr die schwarzen Schwimmer fragt:
Das ist Lützows wilde, verwegene Jagd.

Was braust dort im Tale die laute Schlacht,
Was schlagen die Schwerter zusammen?
Wildherzige Reiter schlagen die Schlacht,
Und der Funke der Freiheit ist glühend erwacht
Und lodert in blutigen Flammen.
Und wenn ihr die schwarzen Reiter fragt:
Das ist Lützows wilde, verwegene Jagd.

Wer scheidet dort röchelnd vom Sonnenlicht,
Unter winselnde Feinde gebettet?
Es zuckt der Tod auf dem Angesicht;
Doch die wackern Herzen erzittern nicht.
Das Vaterland ist ja gerettet.
Und wenn ihr die schwarzen Gefall’nen fragt:
Das war Lützows wilde, verwegene Jagd.

Die wilde Jagd und die deutsche Jagd
Auf Henkersblut und Tyrannen!
Drum, die ihr uns liebt, nicht geweint und geklagt!
Das Land ist ja frei, und der Morgen tagt,
Wenn wir’s auch nur sterbend gewannen.
Und von Enkeln zu Enkeln sei’s nachgesagt:
Das war Lützows wilde, verwegene Jagd.

 

 

Theodor Körner (23 september 1791 – 26 augustus 1813)

 

Jaroslav Seifert werd op 23 september 1901 geboren en groeide op in de arbeiderswijk Žižkov in Praag. Hij was de eerste Tsjech die de Nobelprijs voor literatuur kreeg (1984). Zijn middelbare school maakte hij niet af en werd journalist.Onder invloed van de Russische revolutie (1917) werd hij socialist en behoorde tot de uiterst linker vleugel van de sociaal democraten.

Zijn eerste dichtbundel verscheen in 1921. Aanvankelijk schreef hij vooral revolutionaire gedichten, later meer lyrische poëzie. In de jaren twintig werkte hij voor verschillende communistische kranten en tijdschriften. Seifert ontving in 1936, 1955 en 1968 staatsprijzen voor zijn werk. In 1968, werd hij voorzitter van de Tsjechoslowaakse schrijversbond en tijdens de Praagse lente van 1968 ijverde hij voor de rehabilitatie van in ongenade gevallen collega’s. Na de inval van de troepen van het Warschaupact (augustus 1968) belandde zijn werk in het ondergrondse circuit, maar werd ook naar het buitenland gesmokkeld en daar gedrukt.

In 1981 verschenen zijn mémoires: VŠECKY KRÁSY SVETA (Alle schoonheid van de Wereld). Dit werk verscheen noodgedwongen in het buitenland en leidde tot de Nobel prijs. Het nieuws ontving hij op zijn ziekbed. Hij was zelf te ziek om naar Stockholm te reizen om de prijs in ontvangst te nemen. Zijn schoonzoon, die tevens zijn secretaris was, kreeg geen visum van de autoriteiten om naar Zweden te gaan. Ze waren namelijk niet blij met het feit dat Seifert de Nobelprijs kreeg. Hij overleed in Praag op 10 januari 1986. Jaroslav Seifert kreeg van de autoriteiten wel een staatsbegrafenis.

En vaarwel!

Bij de miljoenen verzen op deze wereld
voegde ik maar een paar strofen.
Ze waren wellicht niet wijzer dan krekelliederen.
Dat weet ik, vergeef me.
Ik eindig al.

Het waren niet de eerste stappen
in het maanstof.
Als ze toch ooit schitterden
was het niet door hun licht.
Ik hield van deze taal.

En zij, die zwijgende lippen
tot beven kon dwingen,
zal makkelijk geliefden tot kussen aansporen
wanneer ze slenteren door het avondrode land,
als de zon langzamer ondergaat
dan in de tropen.

Poëzie was met ons vanaf alle begin.
Zoals beminnen,
zoals honger, zoals pest, zoals oorlog.
Mijn verzen waren soms
verschrikkelijk dwaas.
Maar daarvoor verontschuldig ik me niet.
Ik geloof dat het zoeken naar mooie woorden
beter is
dan doden en moorden

 

Jarolslav  Seifert
uit: En vaarwel! Agathon 1984
vertaling: Jana Beranová

Jaroslav Seifert ( 23 september 1901 – 10 januari 1986)

 

De Duitse dichter en schrijver Daniel Czepko von Reigersfeld werd op 23 september 1605 in Koschwitz geboren  Hij studeerde medicijnen en rechten, eerst in Leipzig, later in Straatsburg. In 1629 moest hij wegens de vervolging van protestanten zijn landgoed in Schweidnitz verlaten. Dankzij een voordelig huwelijk kon hij er in 1636 weer terugkeren. Zijn Sexcenta Monodisticha Sapientium geldt als voorloper van de Cherubinischen Wandermann van Angelus Selesius. Zijn werk ontstond onder invloed van Paracelsus en van de mystiek vam Meister Eckhart. Om die reden vielen de meeste van zijn geschriften onder de censuur en werden ze tijdens zijn leven niet gedrukt. Als zijn hoofdwerk beschouwde hij het 9222 verzen tellende leerdicht Corydon und Phyllis.

 

II. An Forschenden. Alles Eines in Einem

 

Du must, wilt du den Grund beschaun,

Daraus die Weisen Lehren fliessen,

Des Lebens Wasser in dich schliessen,

Und unserm Mittler gantz vertraun.

 

Es wird, wirst du mit mir drauf baun,

Sich in dir dein Verstand ergiessen,

Ja Lebens Ströme werden schiessen,

Und weisre Lehren auf uns thaun.

 

In Ihm ist Gott, Natur und Wir

Und alle Wundersprüch ein Wesen:

Kanst du, er wird ein Geist mit dir,

 

Die Reim aus diesem Grunde lesen.

Doch bist du bloß, wann voll Begier

du darnach lebst, mein Mensch genesen.

 

                                                                   Ohne Leben Tod.

 

 

Daniel Czepko von Reigersfeld (23 september 1605 – 8 september 1660)