Johan Daisne, Joseph Roth, Paul Bourget, Willem de Mérode

De Belgische schrijver Johan Daisne werd op 2 september 1912 in Gent geboren als Hermanus Thiery. Zie ook mijn blog van 2 september 2006 en ook mijn blog van 2 september 2007.

Uit: De Man die zijn Haar kort liet knippen

 

‘Ik ben toen dadelijk naar de directeur gesneld, om hem te smeken, mij te willen verzekeren, dat hier toch geen vergissing mee gemoeid kon zijn; dat het alles wel zo was, en geen mededeling uit een oude krant, van vóór de vreselijke gebeurtenis, die me hierheen heeft gebracht. De directeur heeft me, vrij lang, peinzend aangezien, en toen heeft hij voorzichtig, glimlachend, gezegd: “Het is geen vergissing”. – “Dus, heb ik haar niét vermoord?” heb ik, ijlend van blijdschap, nog gevraagd, “of, in elk geval, heeft het schot haar niet gedood, en is ze tans hersteld?” De directeur heeft me nogmaals, vriendelijk nadenkend, aangekeken; en toen, na een poos, toén heeft hij het bevrijdende woord losgelaten: “Inderdaad, Godfried…” heeft hij gezegd! Eén woord, één doodschamel, doordeweeks woord maar, dat ik duizenden keren had gehoord, en zelf had gebruikt, maar dat tans, hoe zacht het ook over die rustige, welbesneden lippen is gekomen, als een gouden bazuinstoot in mijn suizeloren heeft geklonken! Eén woord, maar waardoor de gruwelijke vracht van tien, van twintig jaren, gelijk een nachtmerrie van mijn stikkende ziel af is gevallen; waardoor de ellende, de angst, de vergissingen van een hopeloos mislukt mensebestaan, weer ongedaan werden gemaakt, zoals een hatelijke bladzijde in een boek door zijn schepper wordt doorgehaald, uitgescheurd, verbrand, en, als een snuifje asse en een krulle rooks, aan de werveling der twee en dertig luchtstreken op de windroos prijs wordt gegeven; één woord, waarbij de benarrendste spoken gaan verschimmen, door de rose ramen der Dageraad tuimelen, en in het verfrissende water van grachten, waarin de stille zijgevels van schone hotels baden, gaan rusten, bij de modderige bezinkingen van natuur en samenleving, in de slijkerige neerslag van alle leven van steen, plant, of dier, onder rottende bloeiwijzen van platanus occidentalis, krengjes van verdwaalde huisdieren, bezoedelde schoenen, en verroeste dienstpistolen! Eén toverwoord, “inderdaad”, waarvan, in-der-daad, de luisterrijke daad is geweest, de schoonste der slaapsters, de aanbiddelijkste der vrouwen, het goudenste aller blonde hoofden, weer tot het leven te wekken! “Godfried”, heeft de directeur me toen ook genoemd; “Godfried”, zoals zij me in haar bloederige afscheidskus heeft geheten! Maar ’t wàs dus geen afscheid; het was wel een totweerziens, gelijk ik haar haastig nog heb kunnen toefluisteren, aangezien die naam, dat laatste woord van mijn vroegere bestaan, nu het eerste van mijn nieuwe leven is geworden! “Godfried” – ja, almachtige, altoos verrassende en hoogheerlijke Heer, in die vrede met U, vàn U, ben ik sedert gaan leven.’

 

daisne

Johan Daisne (2 september 1912 – 9 augustus 1978)

 

De Oostenrijks – Hongaarse schrijver en journalist Joseph Roth werd geboren op 2 september 1894 in Brody in Galicië. Zie ook mijn blog van 2 september 2006  en ook mijn blog van 2 september
2007.
 

 

Uit: Die Filiale der Hölle auf Erden

 

An Stefan Zweig

Hotel Foyot, Paris, 6. April 1933

Lieber verehrter Freund,

ich hoffe, Sie sind schon einigermaßen beruhigt. Es ist natürlich bitter, was Ihnen zugestoßen ist. Aber Sie müssen Sich endlich fassen und anfangen, klar zu sehen: daß Sie überhaupt für alle Sünden der Juden büßen, nicht nur für die der Namensvettern. Ob Herr Goebbels Sie verwechselt, ist für ihn gleichgültig. Sie sind für ihn nicht besser und nicht anders, als die er im Augenblick Gelegenheit hat, anzugreifen. Was ich Ihnen schon geschrieben habe, ist wahr: unsere Bücher sind im Dritten Reich unmöglich. Nicht einmal inserieren wird man uns. Auch nicht im Buchhändler-Börsenblatt. Die Buchhändler werden uns ablehnen. Die SA Sturmtruppen werden die Schaufenster einschlagen. Beim Rassentheoretiker Günther findet sich IHR Bild als das des typischen Semiten. Es gibt keinen Kompromiß mit diesen Leuten. (…) Man kann nur still abwarten. Lassen Sie es Sich, bitte, nicht zufällig einfallen, an diese Leute in irgend einer Form zu schreiben. Sie veröffentlichen es sofort oder später. Es gibt keine guten Sitten bei diesen Affen. Geben Sie nichts aus der Hand. Protestieren Sie in keiner Form!!! Schweigen Sie – oder kämpfen Sie: was Sie für klüger halten.
Immer herzlich Ihr alter
Joseph Roth “

 

 

roth

Joseph Roth (2 september 1894 – 27 mei 1939)

 

 

De Franse schrijver Paul Charles Joseph Bourget werd geboren op 2 september 1852 in Amiens. Zie ook mijn blog van 2 september 2007.

 

Uit: Flaubert

 

« On se tromperait, me semble-t-il, en apercevant dans ce romantisme de Flaubert un simple fait de rhétorique. D’ailleurs, quand il s’agit d’un homme qui a vécu pour les lettres, uniquement, les faits de rhétorique sont aussi des faits de psychologie, tant les théories d’art se mêlent intimement à la personne, et la façon d’écrire à la façon de sentir. Pour bien comprendre les origines de beaucoup d’idées et de beaucoup de sensations chez Flaubert, il faut donc décomposer ce mot de romantisme et le résoudre dans quelques-uns des éléments qu’il représente. La tâche est moins aisée qu’on ne le croirait, car ce mot, comme tous les termes à la fois synthétiques et vagues où se résument des sentiments en voie de formation, a fait boule de neige depuis son origine. Il s’est tour à tour grossi des significations les plus contradictoires. Il paraît avoir désigné d’abord l’impression des paysages vaporeux et de la poésie songeuse du Nord, par contraste avec les paysages à vives arêtes et la poésie à ligne précise de nos contrées latines. On disait communément, au commencement du siècle, que l’Ecosse abonde
en sites romantiques. Aux environs de 1830, le mot traduisait, en même temps qu’une révolution dans les formes littéraires, un rêve particulier de la vie, à la fois très arbitraire et très exalté, surtout sublime ; au lieu qu’aujourd’hui, et sous l’influence inévitable d’une réaction prévue, ce cri de ralliement des novateurs d’il y a cinquante ans est devenue le synonyme d’enthousiasme factice et de poésie conventionnelle. L’histoire, qui ne se soucie ni des ferveurs ni des dénigrements, gardera le mot, et très vraisemblablement elle adoptera, avec une faible variante, la définition que Stendhal en donnait dans son pamphlet sur Racine et Shakespeare : « Le Romanticisme (sic) est l’art de présenter aux peuples les oeuvres littéraires qui, dans l’état actuel de leurs habitudes et de leurs croyances, sont susceptibles de leur donner le plus de plaisir possible… » Actuel ? Stendhal écrit vers 1820. Les jeunes Français de cette époque s’inventèrent des raisonnements et des sentiments si peu analogues aux raisonnements et aux sentiments de leurs pères du XVIIIe siècle, qu’une étiquette nouvelle devint nécessaire. Un Idéal s’élabora, aujourd’hui disparu avec la génération qui le conçut à son image. Cet Idéal enveloppe l’essence de ce que fut le Romantisme : c’est lui dont Flaubert subit la fascination lorsque, du fond de sa province, il lut et relut les poètes nouveaux et s’intoxiqua pour toujours de leurs imaginations extraordinaires et dangereuses.»

 

Paul_Bourget

Paul Bourget (2 september 1852 – 25 december 1935)

 

 

De Nederlandse dichter en schrijver Willem de Mérode (pseudoniem van Willem Eduard Keuning) werd op 2 september 1887 geboren in Spijk. Zie ook mijn blogs van 21 maart 2006, 2 september 2006, 21 maart 2007 en 2 september 2007 en mijn blog van 21 maart 2008.

 

In vriendenkring drink ik de gouden wijn

In vriendenkring drink ik de gouden wijn.
In eenzaamheid ben ik bedroefd en ween.
O arm aards dal, waar ’t onbestendige standhoudt.
Het beste is hier: altijd dronken zijn.

 

 De brief

 

Toen de avond de kamer innam,
Werd de spiegel met licht gevuld.
De brief, die ik niet meer lezen kon,
Glansde koel als het zachte gezicht
Van een kalm gestorvene,
Wiens lippen een vleug warmte vasthouden
Om onze laatste kus niet te verschrikken.
De samenvouwing der handen
Wil ons naderen reeds niet meer kennen,
Hun verstrengeling weert ons.

Onder de zoete woorden staat een naam gekrabbeld.
Liefkozend spreek ik die uit.
Aan mijn tanden tintelt ijs.

 

 

Strofe

Bloemen en jeugd zijn opgenomen
In een wit glanzen; ons hart is ontdaan.
Zij moeten tot het grote rijpen komen,
In wijde stilte wezen, en voortaan
Zwaarder leven, en schielijk verloren
Gaan aan zichzelf, aan alles vergaan.
Bloemen en jeugd … een kort rood gloren
Zien wij langs onze tranen slaan.
God, als zij U niet toebehoren,
Waarom blaast Gij hun lichten aan?

 

demerode

Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)

Johan Daisne, Joseph Roth, Paul Bourget, Willem de Mérode

De Belgische schrijver Johan Daisne werd op 2 september 1912 in Gent geboren als Hermanus Thiery. Zie ook mijn blog van 2 september 2006.  

Biecht

 

“O zoet mysterie van de biecht!We staken zo vol angst en spoken,we zaten zo geklemd, gebroken,en zie, nauw hebben we gesproken:een rookje blauwt, een witte vogel vliegt! We waren in het slik geraakt -een kind zoekt altijd vreemde spelen -voor vreemden moeten we ’t verhelen,maar één kan alles met ons delen:o Moeder, jij hebt ons weer schoongemaakt! Jij hebt de vogelziel gered,de klem gebroken, ’t hart doen spreken,de wraakfantomen weggestreken,de wijsheid zachtjes laten preken,je tussen onze Heer en ons gezet – o zoet mysterie, Moeder-van-m’n-biecht!    

 

Daisne

Johan Daisne (2 september 1912 – 9 augustus 1978)

 

De Oostenrijks – Hongaarse schrijver en journalist Joseph Roth werd geboren op 2 september 1894 in Brody in Galicië. Zie ook mijn blog van 2 september 2006.  

 

Uit: The Wandering Jews 

 

“The Eastern Jew in his homeland knows nothing of the social injustice of the West; nothing of the habitual bias that governs the actions, decisions, and opinions of the average Western European; nothing of the narrowness of the Western perspective, jagged with factory smokestacks and framed by power plants; nothing of the sheer hatred that, like a life-prolonging (though lethal) drug, is so powerful that it is tended like a sort of Eternal Flame, at which these selfish people and nations warm themselves. The Eastern Jew looks to the West with a longing that it really doesn’t merit. To the Eastern Jew, the West signifies freedom, justice, civilization, and the possibility to work and develop his talents. The West exports engineers, automobiles, books, and poems to the East. It sends propaganda soaps and hygiene, useful and elevating things, all of them beguiling and come-hitherish to the East. To the Eastern Jew, Germany, for example, remains the land of Goethe and Schiller, of the German poets, with whom every keen Jewish youth is far more conversant than our own swastika’d secondary school pupils. I
n the course of the War the Eastern Jew was lucky enough to come across the general who issued a high-sounding proclamation to the Polish Yids—drafted for him by his press department—not that other general who never read a single work of literature but managed to lose the war, just the same.”

   

Roth

Joseph Roth (2 september 1894 – 27 mei 1939)

 

 De Franse schrijver Paul Charles Joseph Bourget werd geboren op 2 september 1852 in Amiens. Nadat hij korte tijd als huisleraar had gewerkt werd hij journalist en begon hij gedichten en essays te schrijven. In de jaren tachtig van de negentiende eeuw ontwikkelde hij zich meer en meer tot een romancier die zich bewust afzette tegen het naturalisme a la Goncourt en Zola en zich richtte op een mondain-conservatief, katholiek, monarchistisch, nationalistisch, burgerlijk en vooral ook vrouwelijk publiek. Daarbij was hij tot aan WO I uiterst succesvol. Zijn doorbraak als schrijver kwam voor Bourget met de essaybundel Essais de psychologie moderne uit 1883.

 Uit: Physiologie de l’amour moderne

 

  «Tout jeune, je ne lui ai connu que des maîtresses utiles, et qu’il lâchait–avec une légèreté!–comme le pied quitte une marche d’escalier pour se poser sur une autre. Voilà un homme

dont j’envie le coeur. Une fois riche, il s’est marié dans les mêmes principes, à une femme laide comme la vertu, mais qui lui représentait quatre millions de plus et un parentage de choix. Et il l’a réduite en servitude avec les formes les plus courtoises, d’une manière si absolue que c’en est beau de travail. C’est une des rares maisons où je me plaise. Je m’y sens vengé de mes lâchetés devant le sexe. Aussi le dîner se passa-t-il pour moi sans trop de mélancolie, à voir l’esclave aux quatre millions, assise en face de son maître et seigneur, et médusée par lui, du regard, comme une négresse, dont elle a la bouche, par son négrier. Nous étions seize à table, en me comptant. Mais à quoi bon nommer ces personnages, figurants de la coterie dont je fais un peu partie? Toujours les mêmes, comme les soldats dans les pièces militaires, ils s’asseyent tous les soirs dans les mêmes maisons, devant le même dîner, pour dire les mêmes paroles. Il s’en trouve, de ces coteries, cinquante à Paris, chacune avec ses anecdotes, ses préjugés, ses exclusions. Et les anecdotes ne sont pas trop sottes ni les préjugés trop étroits. Car c’est encore une des naïves fatuités répandues parmi les gens de lettres que la croyance à la bêtise des gens du monde. C’est comme de prétendre que leurs dîners sont mauvais et que leur luxe sent le parvenu. Nous avons changé tout cela.» 

 

Bourget

Paul Bourget (2 september 1852 – 25 december 1935)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Willem de Mérode (pseudoniem van Willem Eduard Keuning) werd op 2 september 1887 geboren in Spijk. Zie ook mijn blog van 21 maart 2006.

  De Gedroomde Zoon –

 

O droom, die in een slapeloozen nacht
Verschenen zijt voor wakkre brandende oogen.
Gij naamt uit mij vorm en bestaansvermogen.
‘k Heb u verwekt en smartlijk voortgebracht.

Eindelijk zie ik, bang, de late pracht
Van uw gelaat, o zoon, mij toegebogen:
Trillende wimpers over tintlende oogen,
Zoo warm en diep en donker als de nacht.

Er moet veel eenzaamheid en lijden komen,
Eer wij ons troosten mogen met de droomen,
Die als een lichten uit ons molm ontstaan.

Wij liggen machtloos in het rustig duister,
En, moede, zien wij moedig naar den luister
Die uit ons opglanst …, maar wij zijn vergaan.     

 

merode2

Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)

Johan Daisne, Joseph Roth, Willem de Mérode

De Belgische schrijver Johan Daisne werd op 2 september 1912 in Gent geboren als Hermanus Thiery. Hij doorliep de handelsafdeling van het Koninklijk Atheneum en studeerde daarna economie en Slavische talen aan de universiteit in Gent. Na zijn promotie werkte Daisne onder meer als leraar. Na de Tweede Wereldoorlog werd hij aangesteld als directeur van de Openbare Stadsbibliotheek in Gent. Een reis door Rusland resulteerde in de reportage “Stof op het Kremlin” (1935). Van 1937 tot 1948 was Johan Daisne redacteur van het tijdschrift Klaver(en)drie. Hij behoorde tot de oprichters van het Nieuw Vlaams Tijdschrift in 1945. Naast gedichten schreef Daisne romans, toneelstukken en beschouwingen. Hij was gefascineerd door de filmkunst en schreef veel over dit onderwerp. In het overlijdensjaar van Johan Daisne, 1978, verschenen zijn “Verzamelde gedichten”. Karakteristiek voor zijn poëzie, traditioneel van vorm en naar de geest verzoenend tegenover het leven van elke dag, is een bundel als “De nacht komt gauw genoeg” (1961). Andere belangrijke boeken van Johan Daisne zijn: “De trap van steen en wolken” (1942), “De man die zijn haar kort liet knippen” (1948), “Lago Maggiore” (1957), “Hoe schoon was mijn school” (1961) en “Ontmoeting in de zonnekeer” (1967). Johan Daisne werd in 1946 onderscheiden met de Staatsprijs voor Vlaamse toneelletterkunde. In 1960 werd “De neusvleugel der muze” (1959) bekroond met de Staatsprijs voor verhalend proza.

 

Je bent

Je bent, en je bent permanent,
sinds je gekomen bent, de zachte,
door niemand als door mij gekend,
de achtergrond van mijn gedachten.

Je bent, zolang het licht me schendt,
de dagen door, achter mijn jachten,
de tent waar zich mijn ziel naar wendt,
de verre grond voor als ’t zal nachten.

En donkert dan het firmament.
je bent, o droomschoot van mijn krachten,
de aan-weer-gloeiende orient,
de lent van morgen en nieuw trachten.

Je bent, en je bent permanent,
sinds je gekomen bent, present,
o achtergrond van mijn gedachten!

Op alles, als ik ’t ommewend,
vind ik je wenkend beeld present.
Je bent mijn aards en hemels wachten.

Je bent vervulling zonder end!…

 

De nacht komt gauw genoeg

Lig niet des nachts in bed te denken
aan al de dingen die ons krenken.
De dag was vol genoeg.

Probeer je niet te overtreffen
om je erboven te verheffen.
De dag was druk genoeg.

Koester de liefde voor je nering
niet tot een vuur van zielsvertering.
De eer was groot genoeg.

En denk ook zo nog morgenvroeg.
De dag komt gauw genoeg.

 

Johan Daisne (2 september 1912 – 9 augustus 1978)

 

De Oostenrijks – Hongaarse schrijver en journalist Joseph Roth  werd geboren op 2 september 1894 in Brody  in Galicië, aan de uiterste oostgrens van de toenmalige Dubbelmonarchie, en diende tijdens de Eerste Wereldoorlog in het Oostenrijks-Hongaarse leger. Na de oorlog zou zijn werk doortrokken blijven van heimwee naar zijn verloren vaderland. Hij schreef romans en korte verhalen. Hij werd vooral bekend door zijn romans ‘Job’ (Hiob, 1930) en ‘Radetzkymars’  (Radetzkymarsch, 1932).In 1933 ontvluchtte hij Duitsland, waar zijn boeken verboden werden. Hij leidde sindsdien een reizend bestaan. Zijn werk werd sindsdien in Nederland uitgegeven door de Amsterdamse uitgevers Querido en Allert de Lange. Roth’s privé-leven werd vanaf 1928 overschaduwd door de ziekte van zijn vrouw die aan schizofrenie leed. In deze jaren schreef hij echter ook zijn meeste romans. Hij stierf verarmd in 1939 in ballingschap in Parijs aan de gevolgen van alcoholisme. Zijn graf is te vinden op het Cimetière de Thiais. Een van Roth’s bekendste romans is Radetzkymarsch (1932). Het vertelt over opkomst en neergang van 3 generaties van het geslacht Von Trotta, beginnend in 1859 met de grootvader, de “held van Solferino”, die in dat jaar min of meer toevallig het leven redt van de nog jonge keizer Franz Joseph. Het eindigt met de dood van de keizer in 1916. In de loop van het boek wordt de dreiging van de naderende wereldoorlog voelbaar. De oorlog die een eind zal maken aan de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie en de adellijke tak van het geslacht (Von) Trotta.

Uit : Radetzkymarsch

„Er unterhielt merkwürdige Beziehungen zum Essen. Es war, als ässe er die wichtigsten Stücke mit den Augen, sein Schönheitssinn verzehrte vor allem den Gehalt der Speisen, gewissermassen ihr Seelisches; der schale Rest, der dann in Mund und Gaumen gelangte, war langweilig und musste unverzüglich verschlungen werden.

Die schöne Ansicht der Speisen bereitete dem Alten ebensoviel Vergnügen wie ihre einfache Beschaffenheit. Denn er hielt auf ein sogenanntes »bürgerliches« Essen: ein Tribut, den er seinem Geschmack ebenso wie seiner Gesinnung zollte; diese nämlich nannte er eine spartanische. Mit einem glücklichen Geschick vereinigte er also die Sättigung seiner Lust mit den Forderungen der Pflicht. Er war ein Spartaner. Aber er war ein Österreicher.

Er machte sich nun, wie jeden Sonntag, daran, den »Spitz« zu zerschneiden. Er stiess die Manschetten in die Ärmel, hob beide Hände, und indem er Messer und Gabel an das Fleisch ansetzte, begann er, zu Fräulein Hirschwitz gewendet: »Sehn Sie, meine Gnädige, es genügt nicht, beim Fleischer ein zartes Stück zu verlangen. Man muss darauf achten, in welcher Art es geschnitten ist.Ich meine, Querschnitt oder Längsschnitt. Die Fleischer verstehen heutzutage ihr Handwerk nicht mehr. Das feinste Fleisch ist verdorben, nur durch einen falschen Schnitt. Sehen Sie her, Gnädigste! Ich kann es kaum noch retten. Es zerfällt in Fasern, es zerflattert geradezu. Als Ganzes kann man’s wohl >mürbe< nennen. Aber die einzelnen Stückchen werden zäh sein, wie Sie bald sehen werden. Was aber die Beilagen, wie es die Reichsdeutschen nennen, betrifft, so wünsche ich ein anderes Mal den Kren, genannt Meerrettich, etwas trockener. Er darf die Würze nicht in der Milch verlieren. Auch muss er, knapp bevor er zum Tisch kommt, angerichtet werden. Zu lange nass gewesen. Ein Fehler!«

Joseph Roth (2 september 1894 – 27 mei 1939)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Willem de Mérode (pseudoniem van Willem Eduard Keuning) werd op 2 september 1887 geboren in Spijk. Zie ook mijn blog van 21 maart 2006.

 

 

BRUSSEL – I

Groote Markt

Gul en kunstzinnig is het volk geweest,
Statig van bouw en prachtig blauw van oogen,
Die gretig-wijd het gouden zonlicht zogen,
Geestig van zin en zinnelijke van geest

Hun huizen zijn als vrouwen op een feest,
Voornaam en moe, iets tot elkaar gebogen,
Met rag van kanten beeldhouwwerk omtogen,
En blank verguld, de burgerlijkste ’t meest.

Hun ouderdom volmaakte tooi en luister,
Zij droomen in een schemering van duister
Verheven boven het moderne grauw.

In de weerspiegelingen hunner ramen
Vloeien de beelden van ’t verleden samen
En flonkeren als zonneschijn in dauw

MerodeStaandeRechts

Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939
Willem de Mérode staande rechts

De

Nazomers Intermezzo (Dolce far niente)

Wegens tijdgebrek een kort nazomers intermezzo met twee gedichten van Johan Daisne en van Albertina Soepboer uit de bundel Het broeien van de zomer. (Uitgeverij 521, Amsterdam 2001)

Oogst

De zon reeds niet meer op zijn hoogst,
maar altijd is augustus mij
bijzonder lief geweest: de oogst
wordt ingehaald van velerlei.

Van wat geborgen in de klei
begon als een midwinterdroom,
en toen een bloem werd en een bij,
en vruchten, van hun rijkdom loom.

Maar ook van wat nog komen zal:
de zachte zon, de trage val
van het vergulde groene blad –

al wat een mens nog mag verwachten,
ondanks de steeds langere nachten,
als loon voor alles wat

hij heeft gedaan en niet gehad.

Johan Daisne (2 september 1912 – 9 augustus 1978)

 

De aankondiging

Nog maar in de late namiddag
van de zomer. Jouw braamhanden
rood op mijn rug. De dag lijkt
breder dan het is. De bomen
waaien donkerdergroen voorbij.

Je zegt dat het augustus is.

Maar in je ogen lees ik glashelder
het oker en het koper. De aarde is al
zwanger van de geur van stormregen.
Het jaagt door dieperbruine bossen.
Smaller sluiten dagen om ons heen.

Ik voel dat het bijna oktober is.

 

Albertina Soepboer (Holwerd, 3 december 1969)