Johan Daisne, Joseph Roth, Paul Bourget, Willem de Mérode

De Belgische schrijver Johan Daisne werd op 2 september 1912 in Gent geboren als Hermanus Thiery. Zie ook mijn blog van 2 september 2006 en ook mijn blog van 2 september 2007.

Uit: De Man die zijn Haar kort liet knippen

 

‘Ik ben toen dadelijk naar de directeur gesneld, om hem te smeken, mij te willen verzekeren, dat hier toch geen vergissing mee gemoeid kon zijn; dat het alles wel zo was, en geen mededeling uit een oude krant, van vóór de vreselijke gebeurtenis, die me hierheen heeft gebracht. De directeur heeft me, vrij lang, peinzend aangezien, en toen heeft hij voorzichtig, glimlachend, gezegd: “Het is geen vergissing”. – “Dus, heb ik haar niét vermoord?” heb ik, ijlend van blijdschap, nog gevraagd, “of, in elk geval, heeft het schot haar niet gedood, en is ze tans hersteld?” De directeur heeft me nogmaals, vriendelijk nadenkend, aangekeken; en toen, na een poos, toén heeft hij het bevrijdende woord losgelaten: “Inderdaad, Godfried…” heeft hij gezegd! Eén woord, één doodschamel, doordeweeks woord maar, dat ik duizenden keren had gehoord, en zelf had gebruikt, maar dat tans, hoe zacht het ook over die rustige, welbesneden lippen is gekomen, als een gouden bazuinstoot in mijn suizeloren heeft geklonken! Eén woord, maar waardoor de gruwelijke vracht van tien, van twintig jaren, gelijk een nachtmerrie van mijn stikkende ziel af is gevallen; waardoor de ellende, de angst, de vergissingen van een hopeloos mislukt mensebestaan, weer ongedaan werden gemaakt, zoals een hatelijke bladzijde in een boek door zijn schepper wordt doorgehaald, uitgescheurd, verbrand, en, als een snuifje asse en een krulle rooks, aan de werveling der twee en dertig luchtstreken op de windroos prijs wordt gegeven; één woord, waarbij de benarrendste spoken gaan verschimmen, door de rose ramen der Dageraad tuimelen, en in het verfrissende water van grachten, waarin de stille zijgevels van schone hotels baden, gaan rusten, bij de modderige bezinkingen van natuur en samenleving, in de slijkerige neerslag van alle leven van steen, plant, of dier, onder rottende bloeiwijzen van platanus occidentalis, krengjes van verdwaalde huisdieren, bezoedelde schoenen, en verroeste dienstpistolen! Eén toverwoord, “inderdaad”, waarvan, in-der-daad, de luisterrijke daad is geweest, de schoonste der slaapsters, de aanbiddelijkste der vrouwen, het goudenste aller blonde hoofden, weer tot het leven te wekken! “Godfried”, heeft de directeur me toen ook genoemd; “Godfried”, zoals zij me in haar bloederige afscheidskus heeft geheten! Maar ’t wàs dus geen afscheid; het was wel een totweerziens, gelijk ik haar haastig nog heb kunnen toefluisteren, aangezien die naam, dat laatste woord van mijn vroegere bestaan, nu het eerste van mijn nieuwe leven is geworden! “Godfried” – ja, almachtige, altoos verrassende en hoogheerlijke Heer, in die vrede met U, vàn U, ben ik sedert gaan leven.’

 

daisne

Johan Daisne (2 september 1912 – 9 augustus 1978)

 

De Oostenrijks – Hongaarse schrijver en journalist Joseph Roth werd geboren op 2 september 1894 in Brody in Galicië. Zie ook mijn blog van 2 september 2006  en ook mijn blog van 2 september
2007.
 

 

Uit: Die Filiale der Hölle auf Erden

 

An Stefan Zweig

Hotel Foyot, Paris, 6. April 1933

Lieber verehrter Freund,

ich hoffe, Sie sind schon einigermaßen beruhigt. Es ist natürlich bitter, was Ihnen zugestoßen ist. Aber Sie müssen Sich endlich fassen und anfangen, klar zu sehen: daß Sie überhaupt für alle Sünden der Juden büßen, nicht nur für die der Namensvettern. Ob Herr Goebbels Sie verwechselt, ist für ihn gleichgültig. Sie sind für ihn nicht besser und nicht anders, als die er im Augenblick Gelegenheit hat, anzugreifen. Was ich Ihnen schon geschrieben habe, ist wahr: unsere Bücher sind im Dritten Reich unmöglich. Nicht einmal inserieren wird man uns. Auch nicht im Buchhändler-Börsenblatt. Die Buchhändler werden uns ablehnen. Die SA Sturmtruppen werden die Schaufenster einschlagen. Beim Rassentheoretiker Günther findet sich IHR Bild als das des typischen Semiten. Es gibt keinen Kompromiß mit diesen Leuten. (…) Man kann nur still abwarten. Lassen Sie es Sich, bitte, nicht zufällig einfallen, an diese Leute in irgend einer Form zu schreiben. Sie veröffentlichen es sofort oder später. Es gibt keine guten Sitten bei diesen Affen. Geben Sie nichts aus der Hand. Protestieren Sie in keiner Form!!! Schweigen Sie – oder kämpfen Sie: was Sie für klüger halten.
Immer herzlich Ihr alter
Joseph Roth “

 

 

roth

Joseph Roth (2 september 1894 – 27 mei 1939)

 

 

De Franse schrijver Paul Charles Joseph Bourget werd geboren op 2 september 1852 in Amiens. Zie ook mijn blog van 2 september 2007.

 

Uit: Flaubert

 

« On se tromperait, me semble-t-il, en apercevant dans ce romantisme de Flaubert un simple fait de rhétorique. D’ailleurs, quand il s’agit d’un homme qui a vécu pour les lettres, uniquement, les faits de rhétorique sont aussi des faits de psychologie, tant les théories d’art se mêlent intimement à la personne, et la façon d’écrire à la façon de sentir. Pour bien comprendre les origines de beaucoup d’idées et de beaucoup de sensations chez Flaubert, il faut donc décomposer ce mot de romantisme et le résoudre dans quelques-uns des éléments qu’il représente. La tâche est moins aisée qu’on ne le croirait, car ce mot, comme tous les termes à la fois synthétiques et vagues où se résument des sentiments en voie de formation, a fait boule de neige depuis son origine. Il s’est tour à tour grossi des significations les plus contradictoires. Il paraît avoir désigné d’abord l’impression des paysages vaporeux et de la poésie songeuse du Nord, par contraste avec les paysages à vives arêtes et la poésie à ligne précise de nos contrées latines. On disait communément, au commencement du siècle, que l’Ecosse abonde
en sites romantiques. Aux environs de 1830, le mot traduisait, en même temps qu’une révolution dans les formes littéraires, un rêve particulier de la vie, à la fois très arbitraire et très exalté, surtout sublime ; au lieu qu’aujourd’hui, et sous l’influence inévitable d’une réaction prévue, ce cri de ralliement des novateurs d’il y a cinquante ans est devenue le synonyme d’enthousiasme factice et de poésie conventionnelle. L’histoire, qui ne se soucie ni des ferveurs ni des dénigrements, gardera le mot, et très vraisemblablement elle adoptera, avec une faible variante, la définition que Stendhal en donnait dans son pamphlet sur Racine et Shakespeare : « Le Romanticisme (sic) est l’art de présenter aux peuples les oeuvres littéraires qui, dans l’état actuel de leurs habitudes et de leurs croyances, sont susceptibles de leur donner le plus de plaisir possible… » Actuel ? Stendhal écrit vers 1820. Les jeunes Français de cette époque s’inventèrent des raisonnements et des sentiments si peu analogues aux raisonnements et aux sentiments de leurs pères du XVIIIe siècle, qu’une étiquette nouvelle devint nécessaire. Un Idéal s’élabora, aujourd’hui disparu avec la génération qui le conçut à son image. Cet Idéal enveloppe l’essence de ce que fut le Romantisme : c’est lui dont Flaubert subit la fascination lorsque, du fond de sa province, il lut et relut les poètes nouveaux et s’intoxiqua pour toujours de leurs imaginations extraordinaires et dangereuses.»

 

Paul_Bourget

Paul Bourget (2 september 1852 – 25 december 1935)

 

 

De Nederlandse dichter en schrijver Willem de Mérode (pseudoniem van Willem Eduard Keuning) werd op 2 september 1887 geboren in Spijk. Zie ook mijn blogs van 21 maart 2006, 2 september 2006, 21 maart 2007 en 2 september 2007 en mijn blog van 21 maart 2008.

 

In vriendenkring drink ik de gouden wijn

In vriendenkring drink ik de gouden wijn.
In eenzaamheid ben ik bedroefd en ween.
O arm aards dal, waar ’t onbestendige standhoudt.
Het beste is hier: altijd dronken zijn.

 

 De brief

 

Toen de avond de kamer innam,
Werd de spiegel met licht gevuld.
De brief, die ik niet meer lezen kon,
Glansde koel als het zachte gezicht
Van een kalm gestorvene,
Wiens lippen een vleug warmte vasthouden
Om onze laatste kus niet te verschrikken.
De samenvouwing der handen
Wil ons naderen reeds niet meer kennen,
Hun verstrengeling weert ons.

Onder de zoete woorden staat een naam gekrabbeld.
Liefkozend spreek ik die uit.
Aan mijn tanden tintelt ijs.

 

 

Strofe

Bloemen en jeugd zijn opgenomen
In een wit glanzen; ons hart is ontdaan.
Zij moeten tot het grote rijpen komen,
In wijde stilte wezen, en voortaan
Zwaarder leven, en schielijk verloren
Gaan aan zichzelf, aan alles vergaan.
Bloemen en jeugd … een kort rood gloren
Zien wij langs onze tranen slaan.
God, als zij U niet toebehoren,
Waarom blaast Gij hun lichten aan?

 

demerode

Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)