Pita Amor, Emmanuel Hiel, Countee Cullen, Marcel Beyer, Jos de Haes

De Mexicaanse dichteres Pita Amor (pseudoniem van Guadalupe Teresa Amor Schmidtlein) werd geboren op 30 mei 1918 in Mexico-Stad. Zij stamde uit een familie met een mengeling van Spaanse, Franse en Duitse voorouders en was het jongste van zeven kinderen. Zij was tijdens haar leven bekend vanwege haar rebellie en haar gewaagde leefstijl. Haar gedichten zijn beïnvloed door Juana Inés de la Cruz en Francisco de Quevedo.

Como dicen que soy una ignorante

Como dicen que soy una ignorante
todo el mundo comenta sin respeto
que sin duda ha de haber algún sujeto
que pone mi pensar en consonante.

Debe de ser un tipo desbordante
ya que todo produce, hasta el soneto
por eso con mis libros lanzo un reto
“burla burlando, van los tres delante”

Yo sólo pido que él siga cantando
para mi fama y personal provecho
en tanto que yo vivo disfrutando

de su talento sin ningún derecho
¡Y ojalá no se canse, sino cuando
toda una biblioteca me haya hecho!

pita

Pita Amor (30 mei 1918 – 8 mei 2000)

 

De Vlaamse dichter en schrijver Emmanuel Hiel werd geboren in Sint-Gillis-bij-Dendermonde op 30 mei 1834. Zie ook mijn blog van 30 mei 2006.

 

Hoe zachtjes wiegt

Hoe zachtjes wiegt mij in zijn armen

De sterrenrijke zomernacht;

Zij die het lot mij heeft gebracht,

Heeft als de nacht met mij erbarmen.

Ze noopt mij aan haar hart te rusten,

Het hart, dat mij zo vurig mint,

Terwijl haar wezen glimt van lusten.

Als ‘t sterrenlicht zo puur en lind.

 

Zij heeft me nog van niets gesproken.

Klaar lacht me toe vol liefdegloed,

En wat haar harte lijden moet,

Dat houdt ze stil voor mij verdoken.

Ach, engel, laat me biddend knielen,

Ik ben zo slecht, ‘k ben u niet waard!…

Zij : Wilt ge mijn geluk vernielen?

Wat min ik boven u op aard?

 

..Ja, ‘k zal u lieven zonder ende,

Wat geeft het, dat gij andren mint,

Ik ben zo lichtjes welgezind;

Zult gij de blik van mij niet wenden?…

” O, trouwe! ‘k ben door u verslagen,

Gij brengt mij nieuwe zielekracht,

Neen, nimmer moet het voor mij dagen…

Wat is hij schoon, de zomernacht’.

 

Hiel

Emmanuel Hiel (30 mei 1834 – 27 augustus 1899

 

De Afro-Amerikaanse dichter Countee Cullen werd geboren als Countee LeRoy Porter op 30 mei 1903. Hij werd door zijn moeder na de geboorte verlaten en de plaats van zijn geboorte is onzeker: ofwel Louisville, Kentucky, of Baltimore. Cullen werd opgevoed door zijn grootmoeder. Hij haalde zijn bachelor aan de universiteit van New York. Al vanaf 1923 publiceerde hij gedichten o.a in Harper’s, Century Magazine, en Poetry. Nadat hij in Harvard een graad had behaald reisde hij in 1926 naar Parijs. In 1928 trouwde hij, maar dat huwelijk hield maar twee maanden stand. Volgens zijn ex-vrouw voelde Cullen zich tot mannen aangetrokken. In 1940 trouwde hij echter opnieuw met  Ida Mae Roberson en dat huwelijk bleek wel succesvol.

 

TO JOHN KEATS, POET, AT SPRING TIME

(For Carl Van Vechten)

 

I cannot hold my peace, John Keats;
There never was a spring like this;
It is an echo, that repeats
My last year’s song and next year’s bliss.
I know, in spite of all men say
Of Beauty, you have felt her most.
Yea, even in your grave her way
Is laid. Poor, troubled, lyric ghost,
Spring never was so fair and dear
As Beauty makes her seem this year.

I cannot hold my peace, John Keats,
I am as helpless in the toil
Of Spring as any lamb that bleats
To feel the solid earth recoil
Beneath his puny legs. Spring beats
her tocsin call to those who love her,
And lo! the dogwood petals cover
Her breast with drifts of snow, and sleek
White gulls fly screaming to her, and hover
About her shoulders, and kiss her cheek,
While white and purple lilacs muster
A strength that bears them to a cluster
Of color and odor; for her sake
All things that slept are now awake.

And you and I, shall we lie still,
John Keats, while Beauty summons us?
Somehow I feel your sensitive will
Is pulsing up some tremulous
Sap road of a maple tree, whose leaves
Grow music as they grow, since your
Wild voice is in them, a harp that grieves
For life that opens death’s dark door.
Though dust, your fingers still can push
The Vision Splendid to a birth,
Though now they work as grass in the hush
Of the night on the broad sweet page of the earth.

“John Keats is dead,” they say, but I
Who hear your full insistent cry
In bud and blossom, leaf and tree,
Know John Keats still writes poetry.
And while my head is earthward bowed
To read new life sprung from your shroud,
Folks seeing me must think it strange
That merely spring should so derange
My mind. They do not know that you,
John Keats, keep revel with me, too.

 

cullen

Countee Cullen (30 mei 1903 – 9 januari 1946)

 

Omdat er wat tijd en ruimte over was vandaag:

 

De Duitse dichter, schrijver en essayist Marcel Beyer werd op 23 november 1965 in Tailfingen / Württemberg geboren. In het begin werd hij sterk beïnvloed door de Oostenrijkse dichteres Friederike Mayröcker en deschrijvers van de Franse nouveau roman. In zijn werk houdt hij zich vaak bezig met de Duitse geschiedenis, in het bijzonder met het Derde Rijk. In 2001 ontving hij de Heinrich Böll Preis en in 2006 de Erich Fried-Preis.

 

Werk o.a. : Walkmännin (1990), Flughunde (1995), Falsches Futter (1997), Spione (2000), Nonfiction (2003)

 

Zie ook mijn blog van 29 mei 2006.

 

Uit: Vergeßt mich (2006)

„Am späten Vormittag, als wir uns sicher waren, der Novemberhimmel über Madrid werde für eine Weile ruhig bleiben, stiegen wir in ein Taxi und ließen den Chauffeur bis an den Rand des Stadtplans fahren, den man uns im Hotel gegeben hatte. Heute morgen fiel noch der feine, schwere Regen, mit dem die Stadt uns vor drei Tagen empfangen hat, wir wachten in der Frühe auf, wir schliefen weiter, dann riß der Film über der Hochebene, die Wolken nahmen Formen an, und nun sah man schon keine Pfützen mehr auf dem Trottoir, die Schuhe der Sonntagsspaziergänger glänzten, feucht schimmerte der Asphalt. Zwischen den Häusern tauchte die Sonne auf, wir fuhren mit heruntergedrehten Fenstern, wir in Madrid allein, in die Polster gesunken, es roch nach kaltem Rauch, der Stadtplan lag auf meinen Knien. Wir sahen das Telegraphenamt,”der Kommunikationspalast”, sie unterhielt sich mit dem Taxifahrer, lachte, übersetzte mir,”Die Einheimischen nennen das Gebäude: Unsere Liebe Frau von der Telekommunikation”. Der Fahrer wechselte die Spur, im Rückspiegel sah er m
ich an, er lachte auch.
Ich habe nicht achtgegeben, ob er den Blick in den Rückspiegel mied, kaum daß wir in die Gran Vía eingebogen waren, oder ob sein Gesicht sich nach und nach verdunkelte. Langsam schoben sich die Kolonnen die Straße hinauf, Reisebusse, Taxis, Familienkutschen aus dem Umland, überall standen Absperrgitter entlang des Bordsteins aufgereiht, und alle paar Meter lehnte ein Polizist lässig an seinem Motorrad auf dem Mittelstreifen. Werden die Absperrungen hier jeden Sonntag aufgestellt, sind sie eben angeliefert, sind sie gerade wieder eingesammelt worden, hat eine Demonstration stattgefunden, oder fahren wir dem Ende eines Umzugs hinterher, wollten wir wissen. Spätestens da, als sie den Taxifahrer fragte, zogen sich dieFalten über seiner Nase zusammen, traute er uns nicht mehr.”Ja, ja, ganz recht, so etwas wie ein Umzug.”Abwehr in seiner Stimme, er ließ das Nummernschild des Lieferwagens vor uns nicht aus den Augen, als müsse er sich auf den Verkehr konzentrieren, oder als blende ihn mit einem Mal die Sonne, die nun aus einem wolkenlosen Himmel auf die Stadt herunterschien. Der Taxifahrer war der erste Fremde seit unserer Ankunft, mit dem wir eine längere Unterhaltung angefangen hatten, jetzt war auch das vorbei.“

Beyer2

Marcel Beyer (Tailfingen, 23 november 1965)

 

En een recente ontdekking, al is hij al weer meer dan dertig jaar geleden overleden: De Vlaamse dichter en essayist Jos de Haes werd geboren in Leuven op 22 april 1920. In Leuven studeerde hij ook klassieke filologie. Pas in 2004 verscheen een volledige uitgave van zijn Gedichten met een nawoord, verantwoording en aantekeningen. De Haes’ poëzie is herhaaldelijk bekroond. Zo kreeg hij voor de bundel Gedaanten de Arkprijs van het Vrije Woord 1955 en de Guido Gezelleprijs van de Koninklijke Vlaamse Academie. Voor Azuren holte werd hem de Poëzieprijs van de Provincie Brabant 1965 toegekend. In 1965 kreeg hij tevens de Driejaarlijkse Staatsprijs voor Poëzie.

 

Genealogie

Tussen twee heuvelen van Brabant in

is de geschiedenis tot grond verteerd.

Geen steen, geen korrel of hij draagt een zin,

een hand, een hart heeft zich aan hem bezeerd.

 

Harten, handen, die ‘k ben en die ‘k bemin,

lijfeigenen die anders lijf begeert,

hoe lang hebt gij gewroet, om wiens gewin

zijt gij in zonde en armoe gecrepeerd!

 

Want uw geschiedenis ben ik… De grond

en ik zijn al wat rest in deze stond,

twee zuren die elkaar benaderen.

 

Zij prikken de papillen in mijn mond,

zij zetten ’t virus in mijn aderen,

o stalmeiden en dronkaards, vaderen.

 

Avond en morgen I

Geen dingen heb ik ooit begrepen,
niet de dynamo, niet de haat,
niet het vernuft van rake knepen.
Ook Christus niet – maar dat is nu te laat.

De kwijl van een behaarde geitelip,
de warmte onder een appelboom van biggen
die welgeschapen zijn uit vaders rib,
zijn mij genoeg om bij te liggen

’s avonds. Maar als ik in de morgen stuik
bij mijn collega’s op ’t geboden uur,
wat ben ik dan, hoe sta ik daar
ineens met opgebonden botten,

een dungetakte dorenstruik
tegen een witgekalkte muur,
als een Kretenzer gapend naar
verlichte pinksterpolyglotten.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is de-haes-0.jpg
Jos de Haes (22 april 1920 – 1 maart 1974)

 

Jan de Hartog, Kingsley William Amis, Vladimir Nabokov, Madame de Staël, Jos de Haes

De Nederlandse schrijver Jan de Hartog werd geboren in Haarlem op 22 april 1914. Jan de Hartog publiceerde aanvankelijk onder het pseudoniem F.R. Eckmar (verrekmaar) een aantal detectiveromans. Hij werd vooral bekend door zijn boek Hollands Glorie, over de beginperiode van de zeesleepvaart, dat in 1976 door de AVRO als televisieserie is verfilmd. Zijn boek Gods geuzen gaat over zendingswerk in de oerwouden van Indonesië. De Kapitein, Stella Maris en Thalassa gaan alle over de scheepvaart. Na publicatie van Het Hospitaal over de misstanden in een Amerikaans ziekenhuis, moest hij zelfs de stad waar het zich afspeelde ontvluchten. Een ander boek – ook verfilmd – is De Kleine Ark, handelend over de watersnood van 1953. Ook Jan de Hartog verleende hulp bij het redden van de slachtoffers. In 2004 onthulde zijn weduwe in Maassluis een gedenkplaat ter nagedachtenis van Jan de Hartog wegens de historische banden die deze stad heeft met de zeesleepvaart, waarover hij vaak schreef. De gedenkplaat is aangebracht vlakbij de stoomsleepboot Furie, het schip dat in 1976 een belangrijke rol speelde in de televisiebewerking van zijn boek Hollands Glorie.

Uit: Hollands Glorie

“Een snelle bevordering als die van Jan Wandelaar – najaar ’06 nog matroos, voorjaar ’08 stuurman – was in die jaren, toen de zeesleepvaart uit de kinderschoenen kwam, geen uitzondering. Omstreeks 1840 was de eerste sleepdienst geopend: een raderbootje, dat zeilschepen de haven in- en uitbracht door de nauwe vaarwaters, waarvoor zij anders soms dagen lang op gunstige wind moesten liggen wachten. Gedurende de halve eeuw daarna was het bedrijf gestadig gegroeid; sterkere boten werden gebouwd en de vloot werd uitgebreid, maar verder dan het Engelse Kanaal werd niet buitengaats gevaren.

Omstreeks 1890 waren de Hollandse baggerlieden zo in trek gekomen bij de aanleg van havens en kanalen in den vreemde, dat over de gehele wereld, in Afrika, Azië en Zuid-Amerika, onze vlag bij de waterbouw woei. De aannemers bestelden hun materiaal in Holland: baggermolens, zandzuigers, lichters, sluisdeuren, pontons en drijvende kranen. Aanvankelijk werden al deze zaken in onderdelen verscheept, om te bestemder plaatse gemonteerd te worden, maar dit kostte veel tijd en veel geld en dikwijls was het zelfs onmogelijk. Er werd over een doelmatiger wijze van transport gedacht en men ging sleepboten bouwen, geschikt voor de grote vaart, die het materiaal kant en klaar over zee zouden kunnen slepen. In 1892 liep de eerste zeesleepboot van stapel; dat jaar werden reeds zes en dertig stuks baggermateriaal weggebracht. Men kon de vraag niet bijhouden met bouwen; wat vroeger havensleepboot was werd zeesleepboot, met een toverformule, om de bemanning niet al te ongerust te maken.”

 

tn_JdeHartog

Jan de Hartog (22 april 1914 – 22 september 2002)

 

De Engelse schrijver Kingsley William Amis werd op 16 april 1922 geboren in Londen.

Uit: ONE FAT ENGLISHMAN

“Roger began eating. There was a roll-basket on the table near him, its contents hidden by a napkin. Underneath this were lengths of hot Italian bread soaked in garlic butter. He decided he would not eat this, and then suddenly found he had started to. His decision to eat only one piece went the same way. By the time the Southern fried chicken arrived from the gloved hand of the Negroe mad it was plain to him that he might as well be hung for a fat-tailed sheep as a lamb. With the chicken there were turnips, spring onions – and corn on the cob with more butter. A razor-blade embedded in a wooden handle for sclicing the cobs and a paint-brush affair for spreading the melted butter on them were passed from hand to hand. Roger used both instruments a lot.
While Ernst and Parteger, who was sitting opposite, filled him in on what terrible courses of study were available at Budweiser (College), Roger concentrated on his food. It was the least he could do for something that was bringing his coronary nearer at such a clip, that was already, he sensed, sidling irremovably into his paunch and his neck and his bosom. Let it. As he was waiting for his helping of blueberry pancakes with fresh cream and Wisconsin cheddar, the thought of dieting brushed feebly at his mind like an old remorse. He was aware that just eating a little of what he did no fancy would sooner or later do him good in the sexual chase. This idea had been brought sharply into focus at a fellow-publisher’s party the previous year. Somebody’s secretary had told him that what he wanted was all right with her on the understanding that he brought his block and tackle along. Five days later, sipping a half-cup of sugarless and milkless tea to round off a luncheon of a lightly boiled egg with no salt, a decarbohydrated roll resembling fluff in plastic, and a small apple, he had made up his mind for ever that, if it came to it, he could easily settle down to a regime of banquets and self-abuse. He sent his palte up now for a second helping of pancakes and put three chocolate mints into his mouth to tide him over. Outside every fat man there was an even fatter man trying to close in.
With the Gaelic coffee, surmounted by half an inch or so of chilled cream, he felt his survival till breakfast guaranteed and ceremoniously produced for him by Joe.”

amis

Kingsley Amis (22 april 1922 — 22 oktober 1995)

 

De Russisch-Amerikaanse schrijver Vladimir Vladimirovic Nabokov werd geboren in St. Petersburg, op 22 april 1899 Nabokov publiceerde zijn eerste verhalen en gedichten onder het pseudoniem Vladimir Sirin. Later schreef hij vooral romans en novelles, nu onder zijn eigen naam. Zijn vroege werk is geschreven in het Russisch, later begint hij in het Engels te schrijven en beschouwt hij zich als Amerikaans romancier. Zijn bekendste Russische romans zijn de korte debuutroman Matsjenka (1926), Een Lach in het Donker (1936), de Dostojewski-parodie Wanhoop (1936), zijn, naar eigen zeggen, beste en meest nostalgische roman De Gave (1937-38) die handelt over het leven van een Russische balling in Berlijn, en Gebroken Schild (1947). Van zijn Engelstalige romans zijn in het bijzonder The Real Life of Sebastian Knight (1941), Pnin (1957), Pale Fire (1962) zijn autobiografische roman Speak, Memory (1966), King, Queen, Knave (1968), de grote familieroman Ada or Ardor (1969), Glorie (1971), en zijn laatste belangrijke roman Harlekinade (1974) noemenswaardig. Zijn bekendste werk is echter de geruchtmakende roman Lolita uit 1955, die de uitzinnige liefde van een veertigjarige intellectueel Humbert Humbert voor een jong Amerikaans meisje Dolores Haze beschrijft. Het boek veroorzaakte een schandaal. De roman kreeg het predicaat ‘pervers’ opgeplakt en Nabokov werd voor pornograaf uitgemaakt. Dit leidde ertoe dat het boek van 1956 tot 1958 verboden werd in Parijs en ook in de V.S. pas in 1958 gepubliceerd kon worden. Inmiddels wordt het boek beschouwd als een van de absolute hoogtepunten van de moderne romankunst.

 

Uit: Lolita

 

“Lolita, light of my life, fire of my loins. My sin, my soul. Lo-lee-ta: the tip of the tongue taking a trip of three steps down the palate to tap, at three, on the teeth. Lo. Lee. Ta.

She was Lo, plain Lo, in the morning, standing four feet ten in one sock. She was Lola in slacks. She was Dolly at school. She was Dolores on the dotted line. But in my arms she was always Lolita.

Did she have a precursor? She did, indeed she did. In point of fact, there might have been no Lolita at all had I not loved, one summer, a certain initial girl-child. In a princedom by the sea. Oh when? About as many years before Lolita was born as my age was that summer. You can always count on a murderer for a fancy prose style.

Ladies and gentlemen of the jury, exhibit number one is what the seraphs, the misinformed, simple, noble-winged seraphs, envied. Look at this tangle of thorns”. 

 

nabokovvladimir_1

Vladimir Nabokov (22 april 1899 –  2 juli 1977)

 

Madame de Staël werd in Parijs geboren op 22 april 1766. Zij was een Frans-Zwitsers romanschrijfster en essayiste die de literaire smaak van het einde van de 18e en het begin van de 19e eeuw bepaalde. Mme de Staël kan als een rebel worden beschouwd ten tijde van het Empire. Na de revolutie betekende het bewind van Napoleon voor de vrouwen een terugkeer naar een meer onderdanige rol. De Code civil van Napoleon bevestigt de overheersende rol van de man en plaatst de vrouw op hetzelfde niveau als dat van kinderen en bedienden. Het recht op scheiding is nagenoeg onbestaande. De meeste vrouwen schikten zich in deze rol en daarom lijken de daden van Mme de Staël des te meer dapper. Zij biedt het hoofd aan Napoleon en toont zich via haar salons als een vrijgevochten dame, zowel op intellectueel vlak als op dat van de zeden.

Uit: Delphine 

 

“Il y a parmi les personnes qui vivent dans l’obscurité beaucoup de vertus souvent bien supérieures à toutes celles qu’accompagne l’éclat; mais il y a aussi une espèce de gens médiocres qui sont le vrai fléau des esprits remarquables et des âmes imprudentes et généreuses: ils tendent leurs fils imperceptibles pour enlacer tout ce qui prend un vol élevé; ils s’arment de leurs petites plaisanteries, de leurs insinuations qu’ils croient fines, de leur ironie qu’ils croient de bon goût, pour rabattre l’enthousiasme de tous les sentimens nobles; la morale elle-même perd dans leurs discours son caractère de générosité et d’indulgence;”

 

Stael

Madame de Staël (22 april 1766 – Parijs, 14 juli 1817)

 

De Vlaamse dichter en essayist Jos de Haes werd geboren in Leuven op 22 april 1920.

 

Avondschemering III

Een dwergvleermuis vlerkt zuinig

langs de stal,

de kleine netel bij de beerput

maakt nu haar suiker met de lucht,

en aan de waslijn hangt kamille

met munt, met linde thee te worden.

Wie over Hellas vliegt naar Israël,

tienduizend hoog en in de zon,

ziet bruin Euboia nog van Attika gescheiden.

 

Hiernumaals,

hiernumaals op het makadam

tikken twee dunne vrouwenhakken

als in de kalk van schouderbladskelet.

Waar ergens vreet de bidsprinkhaanse

nu de kop leeg

van haar zaadlozende haan,

of stoot een diepzeeslak

haar oude ingewanden af voor nieuwe?

 

Terwijl de fokram van ’t kanton

twee lange weiden verder

tegen ’t portier beukt van een autowrak,

en alle knagers uit hun holen kruipen,

pelzig, glanzend, warm en kogelrond,

hiernumaals dan

zijn alle vallen gezet,

heeft elke vrouw haar man vermoord,

zal eer het nacht wordt

mijn bloed veranderen,

en weet ik nog vandaag

wie ik niet ben geweest,

hoewel bekend, bij lucht,

bij water, vuur en donkerte bekend.

 

DeHaes

Jos de Haes (22 april 1920 – 1 maart 1974)