De Duitse schrijver Ingo Schulze werd geboren in Dresden op 15 december 1962. Zijn vader was hoogleraar in de fysica en zijn moeder arts. Nadat zijn ouders gescheiden waren, leefde hij bij zijn moeder. Tussen 1983 en 1988 studeerde hij klassieke filologie aan de universiteit van Jena, waarna hij tot 1990 als dramaturg voor het Landestheater Altenburg werkte. Vervolgens werd hij journalist en woonde een half jaar in Sint-Petersburg. Hij leeft van de pen sinds het midden van de jaren 90, en ontving meerdere prijzen. Günter Grass heeft Schulze geprezen als “einen der »großartigen Erzähler der neuen Bundesländer.”
Uit: Neue Leben
“Ich weiß nicht, wann ich Michaela das letzte Mal so ausgelassen und schön gesehen habe wie bei diesem Essen. Als wir vom Tisch aufstanden, fragte sie, worüber Herr Steen denn so gelacht habe, und Georg antwortete, das sei ihm auch nicht ganz klargeworden. Aber Herr Steen hege die Absicht, uns zwanzigtausend D-Mark in die Hand zu drücken. Für zwanzigtausend D-Mark, sagte Michaela, könne man diese Ungewißheit in Kauf nehmen.
Um fünf sollten wir in Offenburg sein. Wir hatten uns hingelegt und ein weinig verschlafen, doch als wir ankamen, stieg die Altenburger Delegation gerade erst aus dem Bus. Die Offenburger waren irritiert, keinen Anführer in dem erwartungsfrohen Haufen ausmachen zu können. Ihr braungebrannter Bürgermeister schüttelte alle Hände und stellte sich trotz seiner Größe immer wieder auf die Zehenspitzen, als fürchtete er, jemanden übersehen zu haben. Wie zuvor Steen bot er Michaela seinen Arm und führte sie ins Rathaus, wo er eine Art Führung mit uns veranstaltete. Er legte Wert darauf, daß Michaela jeden Raum vor ihm betrat.
Wir bewunderte die cremefarbenen Teppichböden, die Computer, die Schreibtische, die Tastentelephone und ließen uns in den Sessel des Bürgermeisters fallen. Zum Abschluß wurde mit Sekt angestoßen, das Knabberzeug war schnell weg.
Ein zierlicher Mann in einem gelben Pullover blieb wie zufällig neben mir stehen und fragte nach einer Weile, ob ich ihm vielleicht etwas erklären könnte. Er bedankte sich im voraus und schilderte mir sein Problem: Täglich erhalte er aus Altenburg zehn bis zwanzig kleine Päckchen, in jedem befinde sich ein Skatspiel mit einer farbigen weiblichen Aktphotographie als Deckblatt. Die Leute wünschten sich Adressen in Offenburg. Er sah mich an. Was denn nun die Frage sei, wollte ich wissen. Mit einem Finger fuhr er sich in den Kragen seines Pullovers, betrachtete mich noch einen Moment, dankte mir und entfernte sich so unbemerkt, wie er erschienen war.
Ingo Schulze (Dresden, 15 december 1962)
De Deense dichter en schrijver Klaus Rifbjerg werd geboren op 15 december 1931 in Kopenhagen en groeide op op het eiland Amager in de Öresund. Beide ouders waren leraar. Rifbjerg studeerde in Kopenhagen en de VS Engels en literatuur, maar hij brak deze studies af. Eerst om regisseur, toen om criticus en schrijver te worden. De doorbraak kwam voor hem in 1958 met Den kroniske Uskyld, een roman over tieners en hun sexuele problemen. Sinds 1956 publiceerde hij meer dan honderd romans, verhalen, novellen, gedichten, televisie –en hoorspelen, filmscripts, kinderboeken en dagboeken.
VORMITTAG
Man sollte sich konzentrieren auf die Schale mit Kirschen
Und Äpfeln. Die ist so schön und führt die Gedanken weg von
All dem Überflüssigen, das uns beschäftigt,
Tagein, tagaus.
Die Äpfel und die Kirschen in der Keramikschale
Rufen Cézanne in Erinnerung und alle die Bilder
Mit Frucht in Schalen, die man die Jahre über gesehen hat,
Alle die Stillleben mit ihrer unaufdringlichen Ruhe.
Fasziniert betrachte ich den Weg eines Käfers zur Schale.
Ich kenne dessen Namen nicht, es ist ein gewöhnlicher Käfer,
Trotzdem spüre ich die Hand sich spannen zum
Erheben und klatsch.
Es ist Vormittag, einer von Tausenden, wie man so sagt,
Und nichts geschieht, nicht das Geringste. Der Käfer
Versucht nicht, die Schale zu erklimmen, sondern läuft
Drumherum und verschwindet.
Es wird allmählich langweilig. Dann entdecke ich
Einen Schatten hinter der Tür. Ich kenne dessen Namen nicht,
Habe jedoch eine Ahnung. Die Äpfel und die Kirschen liegen
vergänglich schön immer noch in der Schale.
Es ist Vormittag, einer von Tausenden, wie man so sagt.
Vertaald door Lutz Volke
Klaus Rifbjerg (Kopenhagen, 15 december 1931)
De Nederlandse dichter en schrijver Jan Greshoff werd geboren op 15 december 1888 in Nieuw Helvoet. Zie ook mijn blog van 15 december 2006 en ook mijn blog van 15 december 2007.
Opdracht
De lucht is somber en hangt laag
In Schaerbeek plasregent het weer vandaag,
Terwijl in de klassieke kano
Gij minziek wiegt op ’t water van Lugano.
Ik voel mij tot op mijn geraamte koud
Ontgoocheld en voortijdig oud
En ik ben moe van heimwee naar het zuiden
(O dronkenschap, o bruine huiden!):
Geen loonschriftuur meer voor de krant,
De zon laat iedereen de vrije hand;
En eindlijk zonder plicht en zorgen
Zijn wij ontslagen van de vrees voor morgen.
Aanvaard dit boek gelijk het eenmaal is:
Kleinmoedig klagende om gemis;
Met mijn gering vertrouwen in het leven
Valt er helaas niet veel te geven,
En mijn fidutie in de dood
Is, zeer onchristelijk, nog minder groot,
Zoodat ik u niets kan beloven
Van aardsch plezier of zielsvermaak hierbóven.
Ik schrijf dus, zonder weet van goed of slecht,
Over détails; maar wel oprecht:
Een bries die over zee waait uit het noorden
Geeft die aluinsmaak aan de woorden.
Pro Domo
2
Wie aarzelt wordt met een gepast citaat
In ’t goede spoor teruggebracht:
‘Lees met uwe eigen oogen wat daar staat,
Het is de schendtaal van een onverlaat
‘Die ons wil imponeeren met zijn kracht
En het beschouwt als een fameuze daad
Wanneer hij om het Hooger Leven lacht.
‘De stem van ieder die te hard wil spreken
Zal onverbiddelijk in scherven breken
Tegen een steile en sterrenlooze nacht.’
Jan Greshoff (15 december 1888 – 19 maart 1971)
De Duitse dichter en schrijver Hans Carossa werd geboren op 15 december 1878 in Bad Tölz. Zie ook mijn blog van 15 december 2006 en ook mijn blog van 15 december 2007.
MÄRZ-ANFANG
Sonniger Winterwald blendet.
Meise singt schon so nah.
Wie von der Pflugschar gewendet
Stehen die Schneewehen da …
Schon über offene Matten
Laufen Erdspinnchen grau.
Zweige hängen im Schatten,
Fiedrig bereift und blau.
Eis umkränzt noch den Weiher,
Den tiefen, der nie ganz gefriert.
In der Luft is
t ein Schleier
Von Rauch, der sich flimmernd verliert,
Rauch von dem traulich verfallnen
Haus, das auf Felsen sich stützt
Und vor der tödlich kristallnen
Schöne den Schauenden schützt.
Hans Carossa (15 december 1878 – 13 september 1956)
De Franse schrijver François de La Rochefoucauld werd geboren op 15 december 1613 in Parijs. Zie ook mijn blog van 15 december 2006.
Uit: Maximes
« Nous aurions souvent honte de nos plus belles actions, si le monde voyait tous les motifs qui les produisent. »
« L’espérance, toute trompeuse qu’elle soit, sert au moins à nous mener à la fin de la vie par un chemin agréable. »
« Il est plus aisé d’être sage pour les autres que pour soi-même. »
François de La Rochefoucauld (15 december 1613 – 17 maart 1680)
De Franse dichter Nicolas Gilbert werd geboren in Fontenoy-le-Château (Vosges) op 15 december 1750. Zijn vader bezat twee kleine boerderijen en was ook burgemeester van de kleine gemeente. Gilbert studeerde aan het collège de l’Arc te Dôle, waarna hij naar Parijs trok om er zijn geluk als schrijver te beproeven. Hij werd goed ontvangen door d’Alembert, aangeraden door Mme de Verpillière, de vrouw van de provoost van de handelaars van Lyon. Gilbert schaarde zich echter niet aan de kant van de filosofen, maar voegt zich bij de reactionairen. Op slechts twintigjarige leeftijd publiceerde hij zijn eerste roman, die onopgemerkt bleef. In 1771 publiceerde hij zijn Début poétique. Hij nam ook deel aan de jaarlijkse wedstrijd van de Académie française met het gedicht Le Poète malheureuxou le Génie aux prises avec la fortune (1772) en een ode aan het Laatste Oordeel (Le Jugement dernier) (1773). Na een verblijf te Nancy, stortte Gilbert zich op de satire en toonde hij zich een waardig opvolger van Juvenalis en Boileau. Hij schreef satirische stukken op Voltaire, Diderot, d’Alembert, La Harpe en veroordeelde scherp het atheïsme, de verloedering van de zeden en de literaire decadentie van zijn tijd.
L’amant désespéré
Forêts solitaires et sombres,
Je viens, dévoré de douleurs,
Sous vos majestueuses ombres,
Du repos qui me fuit respirer les douceurs.
Recherchez, vains mortels, le tumulte des villes ;
Ce qui charme vos yeux aux miens est en horreur :
Ce silence imposant, ces lugubres asiles,
Voilà ce qui peut plaire au trouble de mon coeur.
Arbres, répondez-moi !… Cachez-vous ma Sylvie ?
Sylvie, ô ma Sylvie !… Elle ne m’entend pas.
Tyrans de ces forêts, me l’auriez-vous ravie ?
Hélas ! je cherche en vain la trace de ses pas
Nicolas Gilbert (15 december 1750 – 16 november 1780)
De Ierse schrijfster Edna O’Brien werd geboren op 15 december 1930 in Tuamgraney (County Clare). Zij bezocht in Scarriff de National School, in Loughrea de Convent of Mercy en in Dublin het Pharmaceutical College. Zij is de moeder van de schrijver Carlo Gébler. Edna O’Brien werd beroemd met haar roman The Country Girls. De openhartige beschrijving van de vrouwelijke seksualiteit maakten het boek destijds tot een `succès de scandale’. Hoewel O’Brien al sinds 1960 in Londen woont, spelen al haar boeken zich in Ierland af. O’Brien schreef tientallen romans.
Uit: The Lonely Girl
I had been thinking of some way of escaping, but the thought of their chasing me made me frightened.
“This vale of tears,” my aunt said desolately. Burying the calf had saddened her. Death was always on her mind. Death was so important in that place. Little crosses painted white were stuck up on roadside ditches here and there to mark where someone had been killed for Ireland, and not a day seemed to pass but some old person died of flu, or old age, or a stroke. Somehow we only heard of the deaths; we rarely heard when a child was born, unless it was twins, or a blue baby, or the vet had delivered it.
“Th’ evenings will be getting long soon,” I said to my aunt to cheer her up, but she just sighed.
We ate dinner in the kitchen. We had salty rashers, a colander of green cabbage, and some potatoes reheated from the previous day. While we were eating in silence, a car drove up and around by the side of the house. My aunt blessed herself as she saw a stranger help my father out.
“Grand evening,” my father said as he came in and handed her a brown paper parcel of meat soggy with blood. The stranger had had some drinks but did not stagger.
“You’re settling down!” he said to me. I tried to ignore him by concentrating on peeling a cold potato.
“I met Father Hagerty over in the village, he wants to have a chat with you,” he said.
My heart began to race, but I did not say anything.
“You’re to go and see him.”
I put butter on the potato and ate it slowly.
“D’you hear me?” he said with a sudden shout.
“There, there, she’ll go,” my aunt said, and she linked him into the back room. The stranger hung around for a few minutes until she came out, and then asked for a pound. We had no money, but we gave him three bottles of porter which had been hidden in a press since Christmastime.
My aunt put them in a paper bag and he went off, swearing. We had no idea where he came from.
We sat by the cooker and listened for my father’s call. At about nine o’clock he cried out and I ran in to him.”
Edna O’Brien (Tuamgraney, 15 december 1930)
De Amerikaanse schrijver Maxwell Anderson werd geboren op 15 december 1888 in Atlantic Pennsylvania. De familie verhuisde vaak en zo bezocht Anderson verschillende scholen. Daarna studeerde hij aan de unversiteiten van North Dakota en van Stanford. Anderson werkte eerst als docent, maar ruilde dat in voor de journalistiek. Hij schreef o.a. voor The New Republic, de New York Globe en de New York World. In 1921 richtte hij Measure op, een tijdschrift voor poëzie. Zijn eerste stuk, White Desert, had weinig succes, maar een jaar later, in 1924, lukte hem met What Price Glory?, de doorbraak. Hij kon van schrijven zijn beroep maken. In 1933 ontving hij de Pulitzer prijs voor het politieke drama Both Your Houses.
Uit: Mary of Scotland
MARY.
I had hoped to see you.
When last you wrote you were not sure.
ELIZABETH.
If I’ve come
So doubtfully and tardigrade, my dear,
And break thus in upon you, it’s not for lack
Of thinking of you. Rather because I’ve thought
Too long, perhaps, and carefully. Then at last
It seemed if I saw you near, and we talked as sisters
Over these poor realms of ours, some light might break
That we’d never see apart.
MARY.
Have I been so much
A problem?
ELIZABETH.
Have you not? When the winds blow down
The houses, and there’s a running and arming of men,
And a great cry of praise and blame, and the center
Of all this storm’s a queen, she beautiful —
As I see you are —
MARY. Nay —
ELIZABETH.
Aye, with the Stuart mouth.
And the high forehead and French ways and thoughts —
Well, we must look to it. — Not since that Helen
We read of in dead Troy, has a woman’s face
Stirred such a confluence of air and waters
To beat against the bastions. I’d thought you taller,
But truly, since that Helen, I think there’s been
No queen so fair to look on.
MARY. You flatter me.
Maxwell Anderson ( 15 december 1888 – 28 februari 1959)
De Amerikaanse dichteres, schrijfster en politiek activiste Muriel Rukeyser werd geboren op 15 december 1913 in New York. Zij studeerde af aan de Vassar University in Poughkeepsie (NY). Haar literaire loopbaan begon in 1935 toen haar bundel Theory of Flight door Stephen Vincent Benét gekozen werd om uitgegeven te worden in de Yale Younger Poets Series. Wegens haar feminisme en haar verzet tegen de oorlog in Vietnam voelde zich in de jaren zestig en zeventig ook een nieuwe generatie tot haar werk aangetrokken.
The Poem as Mask
Orpheus
When I wrote of the women in their dances and
wildness, it was a mask,
on their mountain, gold-hunting, singing, in orgy,
it was a mask; when I wrote of the god,
fragmented, exiled from himself, his life, the love gone
down with song,
it was myself, split open, unable to speak, in exile from
myself.
There is no mountain, there is no god, there is memory
of my torn life, myself split open in sleep, the rescued
child
beside me among the doctors, and a word
of rescue from the great eyes.
No more masks! No more mythologies!
Now, for the first time, the god lifts his hand,
the fragments join in me with their own music.
Muriel Rukeyser (15 december 1913 – 12 februari 1980)