Arjen Lubach, Alfred Douglas, Doris Lessing, Lévi Weemoedt, A. L. Kennedy, Ivan Boenin, Charles Leconte de Lisle

De Nederlandse schrijver schrijver, cabaretier en televisiepresentator Arjen Henrik Lubach werd geboren in Lutjegast op 22 oktober 1979. In augustus 2006 verscheen Lubachs debuutroman “Mensen die ik ken die mijn moeder hebben gekend” en in april 2008 de roman “Bastaardsuiker”, beide bij uitgeverij Meulenhoff. In maart 2011 zal de de nieuwe roman van Lubach verschijnen:’Magnus,’ uitgegeven door uitgeverij Podium. Daarnaast schrijft Lubach j voor de VPRO-radio, columns voor CJP magazine, opiniestukken voor NRC next en scenario’s voor film en theater. Lubach werkte eerder als freelance-tekstschrijver voor radio en televisie (onder andere voor Vara Laat, Koppensnellers en De Wereld Draait Door). Sinds 2001 treedt Lubach op met zijn theatergezelschap Op Sterk Water en stond daarmee o.a. op Lowlands, Hard Gelach, Laughing Matters en in theaters in Nederland en België. Sinds 2005 maakt Lubach – samen met Edo Schoonbeek en Pieter Jouke – de internetsite Buro Renkema, waarvan de items ook te zien waren bij Pauw & Witteman, Koppensnellers en De Wereld Draait Door.

Uit: Mensen die ik ken die mijn moeder hebben gekend.

“Ik ben ooit verdwaald in de vlindertuin van een dierenpark. Mijn moeder zei: ‘Niet te snel lopen. Het is hier nogal benauwd.’

Het was zomer. Ze droeg een rood hemd. Waar de bandjes van haar hemd zaten was haar huid wit. Daarnaast was het rood. Zowel mijn moeder als ik werden eerder rood dan bruin in de zomer en ons haar werd soms zo blond dat mensen dachten dat we albino’s waren.

Ik wilde wel rustig aan doen, maar ik wilde ook achter vlinders aanrennen. Toen ik een paar minuten achter een groen vlindertje aan had gerend, kon ik mijn moeder nergens meer vinden. Waar ik ook keek, hoeveel mensen ik ook zag, nergens zag ik mijn moeder. Het viel me op dat alle mensen op elkaar leken, behalve op mijn moeder.

De paden in de vlindertuin vormden een cirkel en ik denk dat ik het kwartier daarop die cirkel wel dertig keer rond ben gerend. Het was heet. Niet alleen in de overdekte vlindertuin, maar ook daarbuiten. Daardoor was het extra heet. Toen ik niet meer kon en begon te huilen pakte een oude vrouw mij bij de arm.

‘Jij bent zeker kwijt?’ vroeg ze. Ik ben niet kwijt, dacht ik. Ik ben er nog gewoon. Mijn moeder is kwijt.

‘Nee,’ zei ik. Ik probeerde los te komen. ‘Ik zoek mijn moeder.’

‘Loop maar mee,’ zei de oude vrouw. Ze nam me mee naar de ingang van het park. Bij de kassa moest ik bij een medewerkster op schoot zitten.

lubach

Arjen Lubach (Lutjegast, 22 oktober 1979)

 

De Engelse dichter en schrijver Alfred Douglas werd geboren in Ham Hill in Worcestershire op 22 oktober 1870. Zie ook mijn blog van 23 oktober 2006 en ook mijn blog van 22 oktober 2007 en ook mijn blog van 22 oktober 2008 en ook mijn blog van 22 oktober 2009.

Autumn Days

I have been through the woods to-day
And the leaves were falling,
Summer had crept away,
And the birds were not calling.

And the bracken was like yellow gold
That comes too late,
When the heart is sad and old,
And death at the gate.

Ah, mournful Autumn ! Sad,
Slow death that comes at last,
I am mad for a yesterday, mad !
I am sick for a year that is past!

Though the sun be like blood in the sky
He is cold as the lips of hate,
And he fires the sere leaves as they lie
On their bed of earth, too late.

They are dead, and the bare trees weep
Not loud as a mortal weeping,
But as sorrow that sighs in sleep,
And as grief that is still in sleeping.

 

A Winter Sunset

The frosty sky, like a furnace burning,
The keen air, crisp and cold,
And a sunset that splashes the clouds with gold
But my heart to summer turning.

Come back, sweet summer ! come back again !
I hate the snow,
And the icy winds that the north lands blow,
And the fall of the frozen rain.

I hate the iron ground,
And the Christmas roses,
And the sickly day that dies when it closes,
With never a song or a sound.

Come back ! come back ! with your passionate heat
And glowing hazes,
And your sun that shines as a lover gazes,
And your day with the tired feet.

douglas.jpg

Alfred Douglas (22 oktober 1870 – 20 maart 1945)
Hier met Oscar Wilde (rechts)

 

De Britse schrijster Doris Lessing werd geboren in Kermanshah, Perzië op 22 oktober 1919. Zie ook mijn blog van 11 oktober 2007 en ook mijn blog van 23 oktober 2006 en ook mijn blog van 22 oktober 2007 en ook mijn blog van 22 oktober 2008 en ook mijn blog van 22 oktober 2009.

Uit: The Good Terrorist

The house was set back from the noisy main road in what seemed to be a rubbish tip. A large house. Solid. Black tiles stood at angles along the gutter, and into a gap near the base of a fat chimney a bird flew, trailing a piece of grass several times its length.
“I should think 1910,” said Alice. “Look how thick the walls are.” This could be seen through the broken window just above them on the first floor. She got no response, but nevertheless shrugged off her backpack, letting it tumble onto a living rug of young nettles that was trying to digest rusting tins and plastic cups. She took a step back to get a better view of the roof. This brought Jasper into vision. His face, as she expected it would be, was critical and meant to be noticed. For her part, she did not have to be told that she was wearing her look, described by him as silly. “Stop it,” he ordered. His hand shot out, and her wrist was encircled by hard bone. It hurt. She faced him, undefiant but confident, and said, “I wonder if they will accept us?” And, as she had known he would, he said, “It is a question of whether we will accept them.”
She had withstood the test on her, that bony pain, and he let her wrist go and went on to the door. It was a front door, solid and sure of itself, in a little side street full of suburban gardens and similar comfortable houses. They did not have slates missing and broken windows.
“Why, why, why?” asked Alice angrily, addressing the question, probably, to the universe itself, her heart full of pain because of the capacious, beautiful, and unloved house. She dragged her backpack by its strap after her and joined him.
“Profit, of course,” he said, and pressed the bell, which did not ring. He gave the door a sharp push and they went into a large shadowy hall where stairs went strongly up, turned at a wide landing, and rose out of sight. The scene was illuminated by a hurricane lamp that stood on the floor, in a comer. From a side room came the sound of soft drumming. Jasper pushed open this door, too. The windows were covered by blankets, leaving not a chink of light. A black youth looked up from his family of drums, his cheeks and teeth shining in candlelight. “Hi,” he said, all his fingers and both feet at work, so that it seemed he was dancing as he sat, or was perhaps on some kind of exercise machine.

lessing

Doris Lessing (Kermanshah, 22 oktober 1919)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Lévi Weemoedt werd geboren in Geldrop op 22 oktober 1948. Zie ook mijn blog van 23 oktober 2006 en ook mijn blog van 22 oktober 2007 en ook mijn blog van 22 oktober 2008 en ook mijn blog van 22 oktober 2009.

Gedeelde smart

De hond ligt zachtjes snikkend in zijn mand;
droef peinst zijn baasje bij een glas genever.
Er hangen duizend boeken aan de wand:
’t Geluk was hier bepaald geen gulle gever.

Op straat waaien geluiden van een feest:
een schrille lach; er valt een glas aan scherven.
Maar binnen zingt het wenen van het beest
en zit zijn baas al uren te versterven.

Ik wed nu dat geen sterveling ooit raadt
wie nu die twee zo bitter treuren laat.

Maar stuur toch in: wat aanspraak doet ons goed.
Wij zien uw brief vol wanhoop tegemoet.

 

Hamlet

Ik hier alleen. Jij in Den Haag.
Zijn of Azijn. Dat blijft de vraag.

Zij zat van Amsterdam tot Hollands Spoor te breien,
o lief gezichtje! Vlijtig slonk de kluwen wol.

Ik lag in ’t bagagerek schuin boven haar te schreien,
’t liefst kroop ik naast haar, maar de hele trein zat vol.

‘k Zoog op mijn kaartje, ach! ik kon geen smoes verzinnen!
t Was bitter afzien onder reiswieg, weekendtas

en diplomatenkoffer. Langs mijn regenjas
viel in haar blousje soms een hete traan naar binnen.

Maar zij liet al die tijd niet ’t kleinste steekje vallen:
de naalden stampten, ja, ze breide als een trein!

Haar borstjes hupten als twee jonge tennisballen
en ik wou liever niet meer hier op aarde zijn …

Wáár heb jij toch zo deeg’lijk leren breien?
Bij Schoevers? bij de Vos? de L. 0. I. ?

En ik, waar leerde ik zo droevig schreien?
Waar leerde ik de eerste melancholie..?

 weemoedt

Lévi Weemoedt (Geldrop, 22 oktober 1948)

 

De Schotse schrijfster Alison Louise Kennedy werd geboren op 22 oktober 1965 in Dundee. Zie ook mijn blog van 22 oktober 2008 en ook mijn blog van 22 oktober 2009.

Uit: Original Bliss

„Mrs. Brindle lay on her living-room floor, watching her ceiling billow and blink with the cold, cold colours and the shadows of British Broadcast light. A presumably educative conversation washed across her and she was much too tired to sleep or listen, but that was okay, that was really quite all right.

“What about the etiquette of masturbation? Because everything runs to rules, you know, even the bad old sin of Onan. So what are the rules in this case? About whom may we masturbate?”

“Someone we have only ever seen and never met?”

“Quite common, almost a norm–we feel we are offending no one, we superimpose a personality on a picture, in as far as our dreadful needs must when that particular devil drives, and that’s that.”

Harold Wilson’s baby, friend to the lonely, the Open University.

“How about a casual acquaintance? Someone with whom we have never been intimate and with whom we never will? Someone our attentions would only ever shock?”

“Actually, that’s much more rare. We imagine their, shall we say disgust, and find it inhibits us. We steer our thoughts another way.”

Mrs. Brindle rolled onto her stomach, noticing vaguely how stiffened and tender her muscles had grown. Women of her age were not intended to rest on floors. Beside her head, the moving picture of a man with too much hair grinned clear across the screen. Video recorders were catching his every detail in who could tell how many homes where students and other interested parties were now sensibly unconscious in their beds, their learning postponed to coincide with convenience. Mrs. Brindle didn’t care about education, she cared about company. She was here and almost watching, almost listening, because she could not be asleep. Other people studied at their leisure and worked towards degrees, Mrs. Brindle avoided the presence of night.

“On the other hand, we are highly likely to make imaginary use,” the voice was soft, jovially clandestine, deep in the way that speech heard under water might be, “of someone with whom we intend to be intimate.”

kennedy

A. L. Kennedy (Dundee, 22 oktober 1965)

 

De Russische schrijver en dichter Ivan Aleksejevitsj Boenin werd geboren in Voronezj op 22 oktober 1870. Zie ook mijn blog van 22 oktober 2008 en ook mijn blog van 22 oktober 2009.

Uit: The Gentleman From San Francisco (Vertaald door S. S. Koteliansky en Leonard Woolf)

„THE gentleman from San Francisco nobody either in Capri or Naples ever remembered his name was setting out with his wife and daughter for the Old World, to spend there two years of pleasure.

He was fully convinced of his right to rest, to enjoy long and comfortable travels, and so forth. Because, in the first place he was rich, and in the second place, notwithstanding his fifty-eight years, he was just starting to live. Up to the present he had not lived, but only existed ; quite well, it is true, yet with all his hopes on the future. He had worked incessantly and the Chinamen whom he employed by the thousand in his factories knew what that meant. Now at last he realized that a great deal had been accomplished, and that he had almost reached the level of those whom he had taken as his ideals, so he made up his mind to pause for a breathing space. Men of his class usually began their

enjoyments with a trip to Europe, India, Egypt.

He decided to do the same. He wished naturally to reward himself in the first place for all his years of toil, but he was quite glad that his wife and daughter should also share in his pleasures.

True, his wife was not distinguished by any marked susceptibilities, but then elderly American women are all passionate travellers. As for his daughter, a girl no longer young and somewhat delicate, travel was really necessary for her : apart from the question of health, do not happy meetings often take place in the course of travel ? One may find one’s self sitting next to a multimillionaire at table, or examining frescoes side by side with him. The itinerary planned by the Gentleman of San Francisco was extensive. In December and January he hoped to enjoy the sun of southern Italy, the monuments of antiquity, the tarantella, the serenades of vagrant minstrels, and, finally, that which men of his age are most susceptible to, the love of quite young Neapolitan girls, even when the love is not altogether disinterestedly

given. Carnival he thought of spending in Nice, in Monte Carlo, where at that season gathers the most select society, the precise society on which depend all the blessings of civilization the fashion in evening dress, the stability of thrones, the declaration of wars, the prosperity of hotels ; where some devote themselves passionately to automobile and boat races, others to roulette, others to what is called flirtation, and others to the shooting of pigeons which beautifully soar from their traps over emerald lawns, against a background of forget-me-not sea, instantly to fall, hitting the ground in little white heaps.“

boenin

Ivan Boenin (22 oktober 1870 – 8 november 1953)
Portret door Oleg Radvan

 

De Franse dichter en schrijver Charles Marie René Leconte de Lisle werd geboren op 22 oktober 1818 op het eiland Réunion. Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 22 oktober 2008 en ook mijn blog van 22 oktober 2009.

Les clairs de lune – I

C’est un monde difforme, abrupt, lourd et livide,
Le spectre monstrueux d’un univers détruit
Jeté comme une épave à l’Océan du vide,
Enfer pétrifié, sans flammes et sans bruit,
Flottant et tournoyant dans l’impassible nuit.
Autrefois, revêtu de sa grâce première,
Globe heureux d’où montait la rumeur des vivants,
Jeune, il a fait ailleurs sa route de lumière,
Avec ses eaux, ses bleus sommets, ses bois mouvants,
Sa robe de vapeurs mollement dénouées,
Ses millions d’oiseaux chantant par les nuées,
Dans la pourpre du ciel et sur l’aile des vents.
Loin des tièdes soleils, loin des nocturnes gloires,
À travers l’étendue il roule maintenant ;
Et voici qu’une mer d’ombre, par gerbes noires,
Contre les bords rongés du hideux continent
S’écrase, furieuse, et troue en bouillonnant
Le blême escarpement des rugueux promontoires.
Jusqu’au faîte des pics elle jaillit d’un bond,
Et, sur leurs escaliers versant ses cataractes,
Écume et rejaillit, hors des gouffres sans fond,
Dans l’espace aspergé de ténèbres compactes.
Et de ces blocs disjoints, de ces lugubres flots,
De cet écroulement horrible, morne, immense,
On n’entend rien sortir, ni clameurs ni sanglots
Le sinistre univers se dissout en silence.
Mais la Terre, plus bas, qui rêve et veille encor
Sous le pétillement des solitudes bleues,
Regarde en souriant, à des milliers de lieues,
La lune, dans l’air pur, tendre son grand arc d’or.

leconte

Charles Leconte de Lisle (22 oktober 1818 – 18 juli 1894)
Portret door Jacques Leonard Blanquer, 1885

Alfred Douglas, Doris Lessing, Lévi Weemoedt, A.L. Kennedy, Ivan Boenin, Charles Leconte de Lisle

De Engelse dichter en schrijver Alfred Douglas werd geboren in Ham Hill in Worcestershire op 22 oktober 1870. Zie ook alle tags voor Alfred Douglas op dit blog.

 

Sonnet On The Sonnet

TO see the moment holds a madrigal,
To find some cloistered place, some hermitage
For free devices, some deliberate cage
Wherein to keep wild thoughts like birds in thrall;
To eat sweet honey and to taste black gall,
To fight with form, to wrestle and to rage,
Till at the last upon the conquered page
The shadows of created Beauty fall.

This is the sonnet, this is all delight
Of every flower that blows in every Spring,
And all desire of every desert place;
This is the joy that fills a cloudy night
When bursting from her misty following,
A perfect moon wins to an empty space.

 

To Olive

I HAVE been profligate of happiness
And reckless of the world’s hostility,
The blessèd part has not been given to me
Gladly to suffer fools, I do confess
I have enticed and merited distress,
By this, that I have never bow’d the knee
Before the shrine of wise Hypocrisy,
Nor worn self-righteous anger like a dress.

Yet write you this, sweet one, when I am dead:
‘Love like a lamp sway’d over all his days
And all his life was like a lamp-lit chamber,
Where is no nook, no chink unvisited
By the soft affluence of golden rays,
And all the room is bathed in liquid amber.

 

Alfred Douglas (22 oktober 1870 – 20 maart 1945)
Oscar Wilde en Alfred Douglas (Bosie)

 

De Britse schrijfster Doris Lessing werd geboren in Kermanshah, Perzië op 22 oktober 1919. Zie ook alle tags voor Doris Lessing op dit blog.

Uit: The Grass is Singing

““The newspaper did not say much. People all over the country must have glanced at the paragraph with its sensational head¬ing and felt a little spurt of anger mingled with what was al¬most satisfaction, as if some belief had been confirmed, as if something had happened which could only have been ex¬pected. When natives steal, murder, or rape, that is the feeling white people have.
And then they turned the page to something else.
But the people in the ‘district’ who knew the Turners, either by sight or from gossiping about them for so many years, did not turn the page so quickly. Many must have snipped out the paragraph, put it among old letters or between the pages of a book, keeping it perhaps as an omen or a warn-ing, glancing at the yellowing piece of paper with closed, secretive faces. For they did not discuss the murder; that was the most extraordinary thing about it. It was as if they had a sixth sense which told them everything there was to be known, although the three people in a position to explain the facts said nothing. The murder was simply not discussed. ‘A bad business,’ someone would remark; and the faces of the people round about would put on that reserved and guarded look. ‘A very bad business,’ came the reply – and that was the end of it. There was, it seemed, a tacit agreement that the Turner case should not be given undue publicity by gossip. Yet it was a farming district, where those isolated white families met only very occasionally, hungry for contact with their own kind, to talk and discuss and pull to pieces, all speaking at once, making the most of an hour or so’s companionship before returning to their farms, where they saw only their own faces and the faces of their black servants for weeks on end. Normally that mur¬der would have been discussed for months; people would have been positively grateful for something to talk about.
To an outsider it would seem perhaps as if the energetic Charlie Slatter had travelled from farm to farm over the dis¬trict telling people to keep quiet; but that was something that would never have occurred to him. The steps he took (and he made not one mistake) were taken apparently instinctively and without conscious planning. The most interesting thing about the whole affair was this silent, unconscious agreement. Every¬one behaved like a flock of birds who communicate – or so it seems – by means of a kind of telepathy.”

 

Doris Lessing (Kermanshah, 22 oktober 1919)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Lévi Weemoedt werd geboren in Geldrop op 22 oktober 1948. Zie ook alle tags voor Lévi Weemoedtop dit blog.

 

Gezelligheid

Kom doe als Weemoedt: dans in het rond
de kamer door met kat en hond.
Vraag ook de hamster eens een keer,
spring met de goudvis op en neer.
Strooi eens wat licht in kier en scheuren
en laat de bladluis niet vertreuren.
Maak toch plezier en zing een lied:
het leven is zo eenzaam niet
als je eens denkt aan hen die varen
of bung’len aan een straatlanteren.

 

Een hele opluchting

Ik belde eens, na een wanhoopsnacht
vol angst en liefdespijn,
mijn beste vriend: waar of die dacht
dat mijn Jeanette kon zijn.

Ach! ik had me weer eens op hol gebracht
om niks. Om mijn ziek brein.
Want dáár klonk, slaperig, héél zacht,
Jeanette over de lijn.

 

Lévi Weemoedt (Geldrop, 22 oktober 1948)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 22 oktober 2008.

De Schotse schrijfster Alison Louise Kennedy werd geboren op 22 oktober 1965 in Dundee.

De Russische schrijver en dichter Ivan Aleksejevitsj Boenin werd geboren in Voronezj op 22 oktober 1870.

De Franse dichter en schrijver Charles Marie René Leconte de Lisle werd geboren op 22 oktober 1818 op het eiland Réunion.

Alfred Douglas, Doris Lessing, Lévi Weemoedt, A. L. Kennedy, Ivan Boenin, Charles Leconte de Lisle

De Engelse dichter en schrijver Alfred Douglas werd geboren in Ham Hill in Worcestershire op 22 oktober 1870. Zie ook mijn blog van 23 oktober 2006 en ook mijn blog van 22 oktober 2007.

 

 

LONDON

 

SEE what a mass of gems the city wears

Upon her broad live bosom! row on row

Rubies and emeralds and amethysts glow.

See! that huge circle, like a necklace, stares

With thousands of bold eyes to heaven, and dares

The golden stars to dim the lamps below,

And in the mirror of the mire I know

The moon has left her image unawares.

 

That’s the great town at night: I see her breasts,

Prick’d out with lamps they stand like huge black towers,

I think they move! I hear her panting breath.

And that’s her head where the tiara rests.

And in her brain, through lanes as dark as death,

Men creep like thoughts . . . The lamps are like pale flowers.

 

alfdouglas

Alfred Douglas (22 oktober 1870 – 20 maart 1945)

 

De Britse schrijster Doris Lessing werd geboren in Kermanshah, Perzië op 22 oktober 1919. Zie ook mijn blog van 11 oktober 2007 en mijn blog van 22 oktober 2006 en ook mijn blog van 22 oktober 2007.

 

Uit: Alfred & Emily

 

The suns of the long summers at the beginning of the last century promised only peace and plenty, not to mention prosperity and happiness. No
one remembered anything like those summer days when the sun always shone. A thousand memoirs and novels averred that this was so, and that is why I may confidently assert that on that Saturday afternoon in August 1902, in the village of Longerfield, it was a splendid afternoon. The occasion was the annual celebration of the Allied Essex and Suffolk Banks, and the place was a vast field lent every year by Farmer Redway who usually kept cows in it.

There were different focuses of activity. At the end of the field, excited cries and shouts told that here were the children’s games. A long trestle table laden with every kind of foodstuff stood under some oaks. The main arena of attention was the cricket match, and around the white-clad figures clus-tered most of the spectators. The whole scene was about to be absorbed by the shadows from the big elms that divided this field from the next where the expelled cows watched the proceedings, while their jaws moved reminiscently like those of gossips. The players in their fresh whites, which were a bit dusty after a day of play, knew their importance in this summer festival, conscious that every eye was on them, including those of a group of townspeople leaning over a fence, who were determined not to be left out.“ 

 

Lessing

Doris Lessing (Kermanshah, 22 oktober 1919)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Lévi Weemoedt werd geboren in Geldrop op 22 oktober 1948. Zie ook mijn blog van 23 oktober 2006 en ook mijn blog van 22 oktober 2007.

 

 

Schöner wohnen

 

Geen vogel zingt, geen hier die kwinkeleert
in ´t kil vertrek, waaraan de dood komt knagen:
de leunstoel kraakt, door meen´ge worm verteerd;
´s nachts lig ik in een oorverdovend zagen.

Dan vind ik ´s morgens in het eiken tafelblad
de indrukken van honderdduizend kaken,
zie kleine rode voetjes op mijn klad:
een bloedrig spoor loopt dwars over mijn laken.

Het leven voel ik uit mij weggezogen
en geesteloos als een dode dichter zwerf
ik door de lege dag met mijn holle ogen
maar beelden van verrotting en bederf.
Waar ik ook heen kijk: overal kleurloos draf:
een vaas vol dode takken voor de ruiten;
wat vissen, drijvend in een mosgroen graf.
´t Verval is met geen dichte deur te stuiten.

Aan ´t kleinste groen volijv´ren hier de luizen:
Een plant is in een etmaal uit de pot.
Mijn hoop wordt kaalgevreten door de muizen.
Zelfs in mijn mooiste dromen zit de mot.

Nu alles wat hier leeft wordt weggezeist,
heb ´k niemand meer om het waarom te vragen,
want ´t bijtend zuur van deze bitt´re dagen
heeft ook jouw foto weggevreten uit de lijst.

 

Op dood spoor

Om half twee zit ik al werkeloos teneêr,
en luister naar ’t gehamer en gezang
van ’t lustig werkvolk, dat in mijn belang
een kerk bouwt of een school: wat doet dat zeer!

Ik kan een leerzaam boek gaan zitten lezen
een borrel pakken of een feestsigaar.
Maar ik kijk buiten: ’t dak is bijna klaar!
Ik zou het liefst zeer dronken willen wezen.

En ik moet denken aan het Wereldwee:
mijn ziel vliegt uit tot naar mijn Kameraden,
verkleumd in het kolbert, verkwanseld en verraden.
Mijn hart slaat solidair met ied’re doodsklap mee.

O! Stond ik daar, de vuist met staal geladen,
en dreunde mijn slag in ’t Koor der Dapp’ren mee!
Maar ik moest van den ploert Van Kemenade
zo nodig dóórleren en dan: in de W.W.!!

Levi_Weemoedt

Lévi Weemoedt (Geldrop, 22 oktober 1948)

 

 

De Schotse schrijfster Alison Louise Kennedy werd geboren op 22 oktober 1965 in Dundee. Zij studeerde van 1983 tot 1986  theater studies en drama aan de University of Warwick. Tegenwoordig woont zij in Glasgow. Van 2002 tot 2007 doceerde zij creatief schrijven aan de University of St Andrews.

 

Werk o.a.: Night Geometry & the Garscadden Trains (1990), Looking for the Possible Dance (1993), Tea and Biscuits (1996), Paradise (2004), Day (2007)

 

Uit: So I Am Glad (1995)

 

„I hate secrets. No, that’s a lie, and here I was hoping to tell you the truth. Start again.

 

I hate to be on the blind side of a secret. That’s more like it. Sometimes I’ll be shown, let in on, something that seems a real secret to me, I’ll be allowed to stand right up against it and look all I like, but I still won’t understand. I might as well be staring at a length of algebra, an unknown language–it will have no meaning for me. Worse than that, I will know that it must have a meaning for somebody else. So I’m stupid. No one needs to hide this from me, it is, quite simply, beyond me. I am on the blind side.

 

I don’t know if I grew up with this ferocious need to uncover the ins and outs of everything, or if growing up made me this way. I was an only child and it seems to me now I had nothing to do all day but be too interested. Because I had this odd frustration. My parents were not of the kind to avoid questions, or to slip me the type of tidy fable I would hear more distant adults and schoolteachers palming off on children, or even each other. At home, we had nothing hidden. I could ask my mother and father anything and be answered with something solid and realistic. My problem was, I very rarely knew what they meant. As my years with them passed, I became more and more certain that I had an excellent grasp of the world around me, but that it would never make any sense.“

 

Kennedy

A. L. Kennedy (Dundee, 22 oktober 1965)

 

De Russische schrijver en dichter Ivan Aleksejevitsj Boenin werd geboren in Voronezj op 22 oktober 1870. Vanaf 1889 woonde hij in Charkov waar hij o.m. werkzaam was als ambtenaar, bibliothecaris en assistent-redacteur van Orlovskiy Vestnik, een plaatselijke krant. Daarna woonde hij afwisselend in Moskou en Sint-Petersburg. In 1891 publiceerde hij zijn eerste korte verhaal in Russkoye Bogatstvo, het literaire tijdschrift van N.K. Michailovsky. Tien jaar later, in 1901 publiceerde hij zijn eerste bundel gedichten onder de titel Listopad, die zeer gunstig werd ontvangen door de Russische critici. Hij raakte bevriend met Anton Tsjechov met wie hij een correspondentie voerde. Daarnaast onderhield hij vriendschappelijke contacten met Lev Tolstoj en Maxim Gorki. Voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog maakte Boenin enkele reizen naar o.m. Ceylon, Palestina, Turkije en Egypte. Na de Russische Revolutie in 1917 verliet hij Moskou en vluchtte hij via Odessa naar Grasse in Frankrijk. Als balling schreef hij enkel nog over Rusland. In 1933 kreeg hij als eerste Russische schrijver de Nobelprijs voor de Literatuur toegekend voor Het leven van Arsenjev, een sterk autobiografische roman die handelt over het leven van de verarmde adel in Rusland rond 1900. Ondanks zijn grote afkeer van het fascisme bleef Boenin tijdens de Tweede Wereldoorlog in Grasse. Hij had enige tijd een Joodse onderduiker in huis. Na de oorlog begon Boenin zich te interesseren voor Sovjet-literatuur en maakte hij plannen om terug te keren naar Rusland. In 1953 overleed hij echter aan een hartaanval in Parijs.

 

 

Der Hund

 

O träum nur, träum! Dein goldner Blick erhebt
Zum Fenster sich, vor dem sich Flocken regen,
Zum Dach, an dem ein Streifen Schnee schon klebt,
Zu wehenden Pappeln, die den Himmel fegen.

 

Du rückst ein wenig näher zu mir her,
Rollst dich zusammen, willst, daß wir uns wähnen
In einer Weite, grenzenlos und leer,
Verlockt von grauem Himmel und Moränen,

 

Vom Schneebereich, aus dem du einmal kamst,
Mir fremd, von nebelüberdeckten Räumen,
Der Tundra, von der du dein Dasein nahmst.

 

Ich teil mit dir und teil mit deinen Träumen:
Ich bin ein Mensch, wie Gott bin ich bereit
Zur Trauer aller Welt und aller Zeit.

 

 

 

Feuerwerk

 

Wie aus der Wolke Blitze fallen, schlug
Aus nachtverhüllter Erde eine lange,
Ins Finstre zischend abgesprungene Schlange,
Die glühend einen Zahn im Maule trug.

 

Sie blieb ins Leere aufgebäumt. Vermessen
Biß sie die Nacht ins Herz. Dann war im Dunkel
Diamantener Tränen eiliges Gefunkel
Und tröstlich schön ihr Sinken ins Vergessen.

 

 

 

Vertaald door Hans Baumann

 

 

 

Der Rhythmus

 

Die Uhr hat unter Keuchen zwölf geschlagen
im Nachbarsaal, der finster ist und leer;
die Augenblicke, das Sekundenheer,
das ins Vergessen eilt mit unsren Tagen,

 

jagt wieder weiter, achtet nicht der Klagen
und prägt das Muster neu im Zeitenmeer;
vom Rhythmus – träumerisches Ungefähr
laß ich mich neu dem Ziel entgegentragen.

 

Die Augen öffnen sich, das Licht ist grell,
ich hör mein Herz in seinem Weiterschreiten
und dieser Zeilen abgemeßnes Gleiten,
die Sphärenharmonien klingen hell.

Uns treibt der Rhythmus. Ziellos sind die Weiten!
Doch ohne ihn erstürb’ das Leben schnell.

 

 

 

Vertaald door Kay Borowsky

 

Boenin

Ivan Boenin (22 oktober 1870 – 8 november 1953)

 

De Franse dichter en schrijver Charles Marie René Leconte de Lisle werd geboren op 22 oktober 1818 op het eiland Réunion – toen Bourbon geheten – in de Indische oceaan, als zoon van een militair chirurg; de familie bezat er een suikerplantage. Op vierjarige leeftijd verliet hij het eiland, maar keerde er vier maal terug. Als opgroeiende jongeman reisde hij uitgebreid door India. Vanaf 1846 vestigde hij zich voorgoed in Frankrijk, maar hij zou het tropische paradijs uit zijn jeugd nooit vergeten.
Zoals zoveel intellectuelen uit zijn tijd raakte Leconte de Lisle bevlogen door de revolutionaire ontwikkelingen in Frankrijk. Toen hij zich in 1848 verkiesbaar had gesteld maar niet gekozen werd, keerde hij de politiek echter radicaal de rug toe en wijdde hij zich uitsluitend aan de poëzie.
In 1852 verscheen zijn eerste gedichtenbundel, Poèmes classiques, tien jaar later gevolgd door Poèmes barbares en in 1884 door Poèmes tragiques. De Poèmes Classiques werden bekroond door de Académie Française, waar Leconte de Lisle later de zetel van Victor Hugo zou innemen. De dichter werd in één klap de aanvoerder van de School der Parnassiërs, een stroming in de poëzie die, in de voetsporen van Théophile Gautier, de ‘l’art pour l’art’-theorie propageerde.

 

 

La mort du soleil

 

Le vent d’automne, aux bruits lointains des mers pareil,
Plein d’adieux solennels, de plaintes inconnues,
Balance tristement le long des avenues
Les lourds massifs rougis de ton sang, ô soleil !

La feuille en tourbillons s’envole par les nues ;
Et l’on voit osciller, dans un fleuve vermeil,
Aux approches du soir inclinés au sommeil,
De grands nids teints de pourpre au bout des branches nues.

Tombe, Astre glorieux, source et flambeau du jour !
Ta gloire en nappes d’or coule de ta blessure,
Comme d’un sein puissant tombe un suprême amour.

Meurs donc, tu renaîtras ! L’espérance en est sûre.
Mais qui rendra la vie et la flamme et la voix
Au coeur qui s’est brisé pour la dernière fois ?

 

 

 

Le dernier souvenir

 

J’ai vécu, je suis mort. – Les yeux ouverts, je coule
Dans l’incommensurable abîme, sans rien voir,
Lent comme une agonie et lourd comme une foule.

Inerte, blême, au fond d’un lugubre entonnoir
Je descends d’heure en heure et d’année en année,
À travers le Muet, l’Immobile, le Noir.

Je songe, et ne sens plus. L’épreuve est terminée.
Qu’est-ce donc que la vie ? Étais-je jeune ou vieux ?
Soleil ! Amour ! – Rien, rien. Va, chair abandonnée !

Tournoie, enfonce, va ! Le vide est dans tes yeux,
Et l’oubli s’épaissit et t’absorbe à mesure.
Si je rêvais ! Non, non, je suis bien mort. Tant mieux.

Mais ce spectre, ce cri, cette horrible blessure ?
Cela dut m’arriver en des temps très anciens.
Ô nuit ! Nuit du néant, prends-moi ! – La chose est sûre :

Quelqu’un m’a dévoré le coeur. Je me souviens.

 

Leconte_de_LIsle

Charles Leconte de Lisle (22 oktober 1818 – 18 juli 1894)

 

Lévi Weemoedt, Alfred Douglas, Doris Lessing

De Nederlandse dichter en schrijver Lévi Weemoedt, pseudoniem van Isaäck Jacobus van Wijk, werd geboren in Geldrop op 22 oktober 1948. Zie ook mijn blog van 23 oktober 2006.

 

Contactadvertentie                                      

 

Vanmorgen sloeg de poes ineens aan ’t zingen.

‘’k Zat aan ’t ontbijt en staarde radeloos in de thee.

0! ’t Was een treurig lied vol jeugdherinneringen:

van een geliefde en een wandeling aan zee.

 

Plots viel de hond in met een diep neerslachtig janken:

ach! van een setter stond zijn hartje zó in brand

maar zij was doodgereden; van die kranke

liefde rees hij nooit meer uit zijn mand …

 

Vóór ik het wist begon m’n eigen keel te zwellen

en huilde ik mee met de beschuitbus in mijn hand.

Die was van Bolletje, de thee was van Van Nelle;

maar van rnijn tranen was Jeanett’ de fabrikant.

 

0! ’t Is geen leven meer voor deze vrijgezellen;

als dat zo doorgaat bung’len zij aan boord of band;

welk jong, knap meisje, dat kan koken en verstellen

stelpt nu hun leed, en schrijft een brief naar deze krant?

 

 

 

Een huis vol

 

Ik ben getrouwd met Treurigheid,

woon samen met verdriet.

Krijg soms bezoek van Eenzaamheid

maar helpen doet dat niet.

 

weemoedt

Lévi Weemoedt (Geldrop, 22 oktober 1948)

 

De Engelse dichter en schrijver Alfred Douglas werd geboren in Ham Hill in Worcestershire op 22 oktober 1870. Zie ook mijn blog van 22 oktober 2006.

 

The Green River

 

I know a green grass path that leaves the field
And, like a running river, winds along
Into a leafy wood, where is no throng
Of birds at noon-day; and no soft throats yield
Their music to the moon.
The place is sealed,
An unclaimed sovereignty of voiceless song,
And all the unravished silences belong
To some sweet singer lost, or unrevealed.

So is my soul become a silent place…
Oh, may I wake from this uneasy night
To find some voice of music manifold.
Let it be shape of sorrow with wan face,
Or love that swoons on sleep, or else delight
That is as wide-eyed as a marigold.

 

bosie_drawing

Alfred Douglas (22 oktober 1870 – 20 maart 1945)
Krijt en pastel tekening door Sir William Rothenstein, Oxford, 1893

 

De Britse schrijster Doris Lessing werd geboren in Kermanshah, Perzië op 22 oktober 1919. Zie ook mijn blog van 11 oktober 2007 en mijn blog van 22 oktober 2006.

Uit: The Golden Notebook

The two women were alone in the London flat.

‘The point is,’ said Anna, as her friend came back from the telephone on the landing, ’the point is, that as far as I can see, everything’s cracking up.’

Molly was a woman much on the telephone. When it rang she had just inquired: ‘Well, what’s the gossip?’ Now she said, ‘That’s Richard, and he’s coming over. It seems today’s his only free moment for the next month. Or so he insists.’

‘Well I’m not leaving,’ said Anna.

‘No, you stay just where you are.’

Molly considered her own appearance—she was wearing trousers and a sweater, both the worse for wear. ‘He’ll have to take me as I come,’ she concluded, and sat down by the window. ‘He wouldn’t say what it’s about—another crisis with Marion, I suppose.’

‘Didn’t he write to you?’ asked Anna, cautious.

‘Both he and Marion wrote—ever such bonhomous letters. Odd, isn’t it?’

This odd, isn’t it? was the characteristic note of the intimate conversations they designated gossip. But having struck the note, Molly swerved off with: ‘It’s no use talking now, because he’s coming right over, he says.’

‘He’ll probably go when he sees me here,’ said Anna, cheerfully, but slightly aggressive. Molly glanced at her, keenly, and said: ‘Oh, but why?’

It had always been understood that Anna and Richard disliked each other; and before Anna had always left when Richard was expected. Now Molly said: ‘Actually I think he rather likes you, in his heart of hearts. The point is, he’s committed to liking me, onprinciple—he’s such a fool he’s always got to either like or dislike someone, so all the dislike he won’t admit he has for me gets pushed off on to you.’

‘It’s a pleasure,’ said Anna. ‘But do you know something? I discovered while you were away that for a lot of people you and I are practically interchangeable.’

‘You’ve only just understood that?’ said Molly, triumphant as always when Anna came up with—as far as she was concerned—facts that were self-evident.

In this relationship a balance had been struck early on: Molly was altogether more worldly-wise than Anna who, for her part, had a superiority of talent.”

lessing

Doris Lessing (Kermanshah, 22 oktober 1919)

Ernest Claes, August von Platen, Lévi Weemoedt, Belle van Zuylen

De Vlaamse auteur Ernest Claes werd geboren op 24 oktober 1885 te Zichem. Hij schreef het boek De Witte, een streekroman over een belhamel in dezelfde humoristische stijl als Toon Kortooms. In Vlaanderen is hij één van de meest gelezen schrijvers. Hij was tijdens zijn studentenjaren lid van KVHV-Leuven en was oud-hoofdredacteur van Ons Leven. Later werkte hij als ambtenaar in de Kamer van volksvertegenwoordigers. Claes was Vlaamsgezind en leunde aan bij de Frontpartij en later het VNV. Tijdens de oorlog schaarde hij zich achter de Eenheidsbeweging-VNV wat hem later zwaar aangerekend werd. Claes zat drie maanden in de gevangenis van Sint-Gillis bij Brussel, maar werd later voor de tegen hem ten laste gelegde feiten vrijgesproken en kreeg zijn politieke en burgerrechten terug.

Uit: De Witte

De Witte liet zijn lepel dwaas op den telloorrand vallen, sloeg achteloos een scheef kruis, duwde zijn twee halvelings gevouwen handen onder zijn kin en keek met vooruitgestoken stijve lippen eenige stonden over de tafel, sloeg weer een kruis, en ’t lepelen herbegon. 

– ‘Sakkerdomme!!’ – en pardaf, vader greep hem met de eene hand over de tafel bij den arm, en sloeg hem, zonder dat de Witte den tijd had zich achteruit te trekken, de heele kom soep averechts om op zijn kop en liet ze erop hangen. – ‘Naa zulde ze begot wel meuge!’ wierp hij er met kwade stem nog tusschen.

De Witte uitte een helschen schreeuw, die holbrobbelend van onder de kastrol uitkwam, terwijl hij ze snel van zijn kop ophief en over den grond liet rollen. De soep stroelde hem over zijn haar, zijn gezicht en zijn ooren, en liep langs zijn hals over zijn lijf. Een oogenblik lag een vettigglimmend varkensbeen boven op zijn kop, maar ’t viel er af. En ze moest toch nog zóó koud niet zijn, de soep, want met wijde keel schreeuwde hij dat hij ‘hiêlegans verbrand’ was. De gladde drendels vermicelle en de afgekookte selder- en porijspieren hingen hem achter de ooren en in zijn saamgeplakten haarbos, en gaven hem ’t voorkomen van een hond die uit een vuile gracht komt gekropen. En zijn gezicht verneep hij in zoo ’n huilerigen jammerplooi, dat Heinke en Nis samen plots in een lachbui schoten die hen een heelen tijd belette voort te eten. En vader schudde hem nog eens duchtig, zoo dat de vermicelle van zijn ooren afviel, en moeder raapte de kom op en klaagde met een kwaad gezicht: – ‘èn hiêl stuk lak van de kastrol – en doar lei naa mèn goei soep, – die liêleke stroeskop!’

– ‘Wringt zèn hum ut, dan es er nog genoeg veur mergenoen,’ raadde Heinke aan.

Aan de mishandeling, die de Witte onderging, dachten ze niet, maar wel aan het stuk lak dat van de kom af was, en of er morgen nog zoo’n soep zou zijn.

– ‘Hier, zei moeder terwijl ze hem een vuilen blauwen voorschoot tegen zijn gezicht duwde, veegt oeve kop af en moakt dan da ge oe petate binnen hed!’

ERNESTCLAEShoed

Ernest Claes (24 oktober 1885 – 2  september 1968)

 

Karl August Georg Maximilian Graf von Platen-Hallermünde werd geboren op  24 oktober 1796 in Ansbach. Hij stamde uit een verarmd adelijk geslacht en volgde een officiersopleiding. Rond 1814 werd hij zich bewust van zijn homosexualiteit, iets wat later een grote betekenis kreeg voor zijn lyrische werk. In 1814/1815 nam hij deel aan de veldtocht tegen Napoleon. In 1818 werd hij voor drie jaar van de militaire dienst vrijgesteld om rechten te studeren in Würzburg. In 1819 wisselde hij van universiteit, ging naar Erlangen en gaf zijn studie op om zich aan de poëzie te wijden. Hij verdiepte zich in de Perzische taal en literatuur en publiceerde in 1821 Ghaselen en in 1823 Neue Ghaselen. Zijn eerste reis naar Venetië maakte hij in de herfst van 1824. Daar ontstonden de Sonette aus Venedig. Na een openlijk conflict met Heinrich Heine die von Platens homosexualiteit publiek maakte, nadat von Platen Heine wegens zijn joodse afkomst had aangevallen nam von Platens leven een andere wending. Hij verliet Duitsland in 1826 en vestigde zich in Italië, waarbij hij vaak van verblijfplaats veranderde. Daar leerde hij o.a. Giacomo Leopardi kennen. In 1835 vluchtte hij voor de cholera van Napels naar Palermo en toen verder naar Syracuse, waar hij. vermoedelijk ten gevolge van een verkeerde zelfmedicatie, stierf.

 

Wer wußte je das Leben recht zu fassen,

Wer wußte je das Leben recht zu fassen,
Wer hat die Hälfte nicht davon verloren
Im Traum, im Fieber, im Gespräch mit Toren,
In Liebesqual, im leeren Zeitverprassen?

Ja, der sogar, der ruhig und gelassen,
Mit dem Bewußtsein, was er soll, geboren,
Frühzeitig einen Lebensgang erkoren,
Muß vor des Lebens Widerspruch erblassen.

Denn jeder hofft doch, daß das Glück ihm lache,
Allein das Glück, wenn’s wirklich kommt, ertragen,
Ist keines Menschen, wäre Gottes Sache.

Auch kommt es nie, wir wünschen bloß und wagen:
Dem Schläfer fällt es nimmermehr vom Dache,
Und auch der Läufer wird es nicht erjagen.

 

Sonette aus Venedig

XXII

Venedig liegt nur noch im Land der Träume
Und wirft nur Schatten her aus alten Tagen,
Es liegt der Leu der Republik erschlagen,
Und öde feiern seines Kerkers Räume.

Die ehrnen Hengste, die durch salz′ge Schäume
Dahergeschleppt, auf jener Kirche ragen,
Nicht mehr dieselben sind sie, ach! sie tragen
Des korsikan′schen Überwinders Zäume.

Wo ist das Volk von Königen geblieben,
Das diese Marmorhäuser durfte bauen,
Die nun verfallen und gemach zerstieben?

Nur selten finden auf des Enkels Brauen
Der Ahnen große Züge sich geschrieben,
An Dogengräbern in den Stein gehauen.

 

Es liegt an eines Menschen Schmerz, an eines Menschen Wunde nichts,

Es liegt an eines Menschen Schmerz, an eines Menschen Wunde nichts,
Es kehrt an das, was Kranke quält, sich ewig der Gesunde nichts,
Und wäre nicht das Leben kurz, das stets der Mensch vom Menschen erbt,
So gäb’s Beklagenswerteres auf diesem weiten Runde nichts.
Einförmig stellt Natur sich her, doch tausendförmig ist ihr Tod,
Es fragt die Welt nach meinem Ziel, nach deiner letzten Stunde nichts.
Und wer sich willig nicht ergibt dem ehrnen Lose, das ihm dräut,
Der zürnt ins Grab sich rettungslos und fühlt in dessen Schlunde nichts.
Dies wissen alle, doch vergißt es jeder gerne jeden Tag.
So komme denn, in diesem Sinn, hinfort aus meinem Munde nichts!
Vergeßt, daß euch die Welt betrügt, und daß ihr Wunsch nur Wünsche zeugt,
Laßt eurer Liebe nichts entgehn, entschlüpfen eurer Kunde nichts!
Es hoffe jeder, daß die Zeit ihm gebe, was sie keinem gab,
Denn jeder sucht ein All zu sein und jeder ist im Grunde nichts.

VONPLATEN

August Graf von Platen (24 oktober 1796 – 5 december 1835)

 

(Nagekomen bericht)

De Nederlandse schrijver en dichter Lévi Weemoedt, pseudoniem van Isaäck Jacobus van Wijk  werd in (Geldrop / Vlaardingen (volgens Weemoedt zelf) geboren op 22 oktober 1948). Weemoedt heeft dertien jaar als leraar Nederlands in Maassluis voor de klas gestaan. Omdat hij niet voldoende voldoening hierin vond stopte hij ermee. Weemoedt is schrijver van tragi-komische korte verhalen en dito gedichten die veelal in en rondom Vlaardingen spelen. Ook was hij als medewerker verbonden aan het Al
gemeen Dagblad en publiceerde hij in Renaissance. Sinds 1992 woont hij in Assen.

 

DIES NATALIS

Geen champagne bruiste. De kanonnen zwegen,
het uur dat ik ter wereld kwam.
Uit de hemel sproeide een zerkgrijze regen
over Vlaardingen. En geen mens vernam

iets van Wijzen, die dag, die, op kameel gestegen,
onderweg waren vanuit Rotterdam.

 

Gedeelde smart                                    

De hond ligt zachtjes snikkend in zijn mand;
droef peinst zijn baasje bij een glas genever.
Er hangen duizend boeken aan de wand:
’t Geluk was hier bepaald geen gulle gever.

Op straat waaien geluiden van een feest:
‘een schrille lach; er valt een glas aan scherven.
Maar binnen zingt het wenen van het beest
en zit zijn baas al uren te versterven.

Ik wed nu dat geen sterveling ooit raadt
wie nu die twee zo bitter treuren laat.

Maar stuur tóch in: wat aanspraak doet ons goed.
Wij zien uw brief vol wanhoop tegemoet.

weemoedt

Lévi Weemoedt (Geldrop/Vlaardingen, 22 oktober 1948)

 

(Nagekomen bericht)

Belle van Zuylen werd op 20 oktober 1740 geboren in slot Zuylen, gemeente Maarssen bij Utrecht. Al op jonge leeftijd werd Belle van Zuylen geprezen om de stijl van de brieven die ze schreef. Haar ouders geven haar veel gelegenheid tot leren, waardoor ze beter opgeleid is dan veel andere meisjes uit haar tijd. Op twintigjarige leeftijd publiceert Van Zuylen anoniem haar eerste novelle, Le Noble.

Na afwijzing van verschillende huwelijkskandidaten trouwt Van Zuylen uiteindelijk op 17 februari 1771 met Charles-Emmanuel de Charrière, een Zwitser en voormalig huisleraar van haar broers. Het echtpaar vestigt zich op Le Pontet, te Colombier, (bij Neuchatel) Zwitserland. Daar begint haar schrijfcarrière pas goed, ze schrijft romans, brochures, toneelstukken, opera’s (libretto’s en muziek), en correspondeert bovendien met uiteenlopende mensen uit verschillende landen, waaronder intellectuel
en als Benjamin Constant en James Boswell.

Uit: Brieven uit Neuchâtel, Roman

eerste brief

Julianne C. aan haar tante in Boudevilliers

Lieve tante,

Ik heb uw lieve brief ontvangen, waarin u me laat weten dat het, de hemel zij dank, met u en oomlief nog altijd goed gaat! En van nicht Jeanne-Marie wordt gezegd dat ze binnenkort de vrouw van neef Abram wordt. En ik ben daar heel blij mee, dat verzeker ik u, omdat ik haar altijd al graag heb gemogen. En als het pas in het voorjaar gebeurt zouden nicht Jeanne-Aimée en ik op de bruiloft kunnen dansen: dat zou ik heel graag doen.

En nu, lieve tante, moet ik u vertellen wat me eergisteren is overkomen. We hadden de hele dag hard aan de jurk van juffrouw de la Prise zitten werken, zodat we vroeg klaar waren en mijn mevrouwen hebben me erop uitgestuurd om hem te bezorgen. En toen ik van de Neubourg naar beneden liep, was het daar een hele drukte en er kwam ook een heer voorbij die er erg aardig uitzag en goedgekleed was. Behalve de jurk had ik ook nog een pakje onder mijn arm en toen ik me omdraaide liet ik alles vallen en zelf ben ik ook gevallen. Het had geregend en de weg was glad. Ik heb me geen pijn gedaan, maar de jurk was een beetje vuil geworden. Ik durfde niet naar het atelier terug te gaan en ik moest huilen, want ik durfde ook niet met haar vuile jurk naar de juffrouw te gaan en ik was behoorlijk bang voor mijn mevrouwen, die toch al zo vaak in een slechte bui zijn. En er waren daar wat kleine jongetjes die me aan één stuk door uitlachten.

BELLEPVanZuylen

Belle van Zuylen (20 oktober 1740 – 27 december 1805)