Hans Plomp, Maik Lippert

De Nederlandse dichter en schrijver Hans Plomp werd op 29 januari 1944 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Hans Plomp op dit blog.

voor Frank Lodeizen

o
als het we het opgeven
de verbeelding te voeden
met dromen

o
als we de sprookjes niet vertellen

onze kinderen sprakeloos
voor de beeldbuis

o
als er geen paashaas is
en geen beschermengel
blijven wij achter
als zinloze wezens
in de gestolde nachtmerrie van de werkelijkheid

 

Mens

Het valt me zwaar
van je te houden 

Heb je vannacht
de jammerklacht
de schuifelende duizendpoot
van duister onbehagen
in de straten van de stad

Soms mens,
als ik je zie gaan
met hoeden op en jassen aan
of als ik je zie genieten
op een plekje in de zon.
Soms als ik je voort zie zwoegen

op een rijwiel of op krukken
zou ik je aan mijn hart willen drukken

Maar vaak valt het me zwaar
van je te houden
mens

 

Hans Plomp (Amsterdam, 29 januari 1944)
Portret door Toontje van der Hulst, 2000

 

De Duitse dichter en schrijver Maik Lippert werd geboren op 28 januari 1966 in Erfurt. Zie ook alle tags voor Maik Lippert op dit blog.

 

ook je voorhoofd is kwetsbaar

ook je voorhoofd is
kwetsbaar
laat de afbeeldingen gewoon
uit je hoofd
een simpele haarscheur
in de velg volstaat om te ontsporen
wie telt de wagons
en kent de kreukelzone van tevoren
alleen de poppen
blijven intact in levenloze armen
en alleen knuffels met een chip
op de juiste plaats
kunnen nog praten
persoonlijke tachografen
die reddingswerkers dan geruisloos oppikken
maar niemand kan je
de juiste mignoncel geven
zodat je geneest

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Maik Lippert (Erfurt, 28 januari 1966)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e januari ook mijn blog van 29 januari 2019 en ook mijn blog van 29 januari 2017 deel 2 en eveneens deel 3.

Ramsey Nasr, Maik Lippert

De Nederlandse dichter, schrijver en acteur Ramsey Nasr werd geboren in Rotterdam op 28 januari 1974. Zie ook alle tags voor Ramsey Nasr op dit blog.

 

Broeders van liefde

Probeer het eens. Je neemt een kind op schoot
zo’n ding dat nog doorschijnend is en broos
liefst blind of doof. Geslachtloos bijna.
Het zit daar maar, een zuiglam voor het oog.

Pak nu het hoofdje. Leid het zacht omlaag
tot aan de uitgang onzer naastenliefde.
Schuif het, prop het erdoor desnoods, niet bang zijn.
Vandaag mag het. Er zijn geen ouders bij.

Dit is de kracht van elk geloof. Te groot
om te bevatten stoot het vroeg of laat
tot daar waar wij ons soeverein nog dachten.

Ze zeggen: God werkt slechts met onze handen.
Wel God, dit kun je dan: een kind van acht
mishandelen en jaar na jaar verkrachten.

 

Het lentekanon

en dan: ineens
geen gebeurtenis.

vandaag geen nieuws.
geen zwaailicht of wind.
ik sta zonder voelspriet stil.
enkel de zon die doorbreekt tussen mijn ribben.
verder niets. man op balkon.
in de verte: geschiet.

geen mensen hier.
enkel een kaasschaaf
blikkert in mijn hand
als een oudhollands wapen.

enkel wij tegenover elkaar.
minder dan iemand.

en ik denk nog
ik moet iets doen

maar de zon eet mijn mond
glipt naar binnen in horden
legt lobben rond mijn ogen
steekt het stuif in al mijn woorden
als kleine stokken.

we zijn begonnen.
’t kanon van de lente werd ingezet.

ik zwaai wat ik kan om haar te schaden
david met kaasschaaf
en zie: de stralen tuimelen omlaag…
of toch een paar. lullige lichtplakjes
krullen zich op mijn balkon.
aan mijn voeten brabbelt de kosmos
onverstaanbare peutertaal.

zonnetje wordt beetje boos.
ze groeit de katjes uit mijn oren
uit mijn navel, ellebogen
knoken, halfverstikte strot
rukt zij nu op in scherpe loten.
mannenlichaam staat in knop.

dat heb ik weer.
          en ik moet nog
orde op aarde scheppen
het licht van de duisternis
aftrekken, ik moet het heelal
als een hond doen kermen
mijn vijand verschroeien, mijn lief
de waarheid zeggen, ik moet
mijn tegenstem nog uitbrengen
de dood vergruizen met een lied
rouwen op rijm, sonnetten schrijven
heel dit volk met troost invetten.

heden geen nieuws.
geen mensen hier.
in de verte: geschiet.

en de winter doet niets.
en de bliksem doet niets.

enkel een heimelijk tikkende bloem
geil van onmacht.
          ik ben op zoek
naar een pen om mijn taal uit te likken.

 

Ramsey Nasr (Rotterdam, 28 januari 1974)

 

De Duitse dichter en schrijver Maik Lippert werd geboren op 28 januari 1966 in Erfurt. Zie ook alle tags voor Maik Lippert op dit blog.

 

nachtvorst

nachtvorst
en de vliegen op het raam
hangen zichzelf op
vermoeide zeelieden
aan tafel
net op tijd voor de val van de bladeren
wie gaf het bevel
tot de herfststerfte
gordijnen afhalen
en wassen
zo belanden ze toch niet
in de zee
alleen in de loog
en cirkelen
betoverde kompasnaalden
in chitinepantser
s

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Maik Lippert (Erfurt, 28 januari 1966)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e januari ook mijn blog van 28 januari 2019 en ook mijn blog van 28 januari 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Ramsey Nasr, Peter Verhelst, Maik Lippert, Thierry Baudet, Ismail Kadare, Hermann Kesten, Miguel Barnet, David Lodge, Mo Rocca

De Nederlandse dichter, schrijver en acteur Ramsey Nasr werd geboren in Rotterdam op 28 januari 1974. Zie ook alle tags voor Ramsey Nasr op dit blog.

 

Het dooit onder de korven
(bij het tienjarig jubileum van het literaire tijdschrift Awater)

(naar Martinus Nijhoff)

1.
Het is de fout geweest van onze goden.
Zij waren eerst en hemelsbreed aanwezig.
Ze hadden beter moeten weten.

Wij stonden handwerkloos en ledig
op de bodem van hun verre feest
te wachten als reservesterren. Gloeiend vlees.

Eerst kregen we ijs, om ons te breken.
Geen tand of schedel kan beschrijven
wat dat voor leven was. Het was er geen.

Voortgedreven van leegte naar witte leegte.
We schreven de tweesnijdende jaren.
Weerszijden niets dan eeuwigheid.

En ik, moedermens op mijn morene
tegen ontallige stootwinden in – ik bleef
wenken, knipogen, flemen.

Ik lonkte naar grijze zon en planeten
leerde mezelf burlen als een beest, alles
om hen tot smelten te bewegen.

Wij zaten het uit. Halfbloot. Verweesd.
Volstrekt onleesbaar voor hun oog.

2.
Wij hadden afgesproken. Spoedig, halverwege
tegen het aanbreken van de seizoenen
te midden van bomen, bijen, kreken.

Reuzeneieren lagen vergeten in het woud
alsof elke ijstijd zijn terugkeer gereedhoudt:
verse kou, uit te broeden bij heimwee.

We hadden modderpoelen van ze gekregen
om zelf onze eilanden te kneden.
Het jaar mochten wij nu in vieren delen.

We stierven bij bosjes, leefden tevreden.
De ochtend verbreidde zijn godenschemer.
Eindelijk iets om voor te vrezen.

Ik wurgde netjes maagden aan het veen
stapelde gletsjerkeien om me heen
ging liggen met mijn trechterbekers –

en daar kwamen ze, halverwege als beloofd
wit en breekbaar naar beneden.
In kristallen warrelden voorouders mee.

Hier ga ik. Op twee verzamelaarsbenen
waad ik door sneeuw, zuigende sneeuw.
Ik ben een honingvat voor de hemel.

3.
Vroeger liet je nog iets van je horen.
Vond ik je terug, in een lever verborgen
of languit snurkend in drassige voren.

In de tuin trof ik sporen aan van bezoek.
Stuif verraadde je. De vlucht van een vogel
suizelend door de nacht bleek een code.

Jij, die uitgestorven panorama’s bewoonde
die danspasjes toonde in horzel en bij
zigzagbode, wezenloos tekeergaand in mij

ik speurde je geilheid in wijn en in brood
wij likten de dagen gezamenlijk schoon.
Nu wip je hooguit eens langs bij mijn dood.

Misschien zijn de goden bijziend geworden.
Moet ik ze uitroken in hun holen.
Het vuur doen sneeuwen uit hun ogen.

 

 
Ramsey Nasr (Rotterdam, 28 januari 1974)

 

De Vlaamse dichter, romancier en theatermaker Peter Verhelst werd geboren op 28 januari 1962 in Brugge. Zie ook alle tags voor Peter Verhelst op dit blog.

 

Tegen de muur

Een leven lang hadden we ervan gedroomd
een muur te vormen
sloegen armen om schouders
klikten in elkaar
heupkop in heupkom
we zetten ons schrap
we hesen een kind op onze schouders
komt het? riepen we, zongen we het toe
– de lange wimpers, de verwonderde blik
van een impala

we zingen almaar luider om er niet aan te denken
dat we op een dag van elkaar los
zand dat we nat maken met ons zweet
aanstampen hard maken

het kind boven ons dansend
balletje op een fontein – alles wat in onze macht lag hebben we gedaan
om het in de lucht te houden.

 

Muur na muur

Waarom we er zeker van zijn dat aan het eind van de gang
een deur is – het kan niet dat alles voor niets is geweest
het mag niet dat wij
er moet toch iets zijn.

Door het sleutelgat kijkt een vrouw naar een man
die eeuwenoude patronen in een kiezeltuin veegt als veegt hij
de resten glad van een andere muur.

Ergens moet de deur zich bevinden.
Het is een kwestie van tijd en ruimte die samenvallen.

Als iemand de deur ooit opent
vliegen duizenden flamingo’s uit een meer op.

Weldra zal de roze wolk de stad bereiken.

 

Vaas

Kun je een vaas haar breekbaarheid verwijten
of een hand het breken van de vaas?
Misschien is het zo bedoeld
dat de vaas de hand op zich af zingt
zodat de hand niet kan weerstaan,
hoewel de hand weet dat hij slaat
en in de vaas al scherven zingen
voor ze zijn ontstaan.

Waarom zou de hand verlangen naar een vaas
die, als een hals, zich uitstrekt naar de hand
die haar wil slaan? En waarom wil de vaas
haar scherven naar de oppervlakte zingen
zodat de hand haar niet langer kan weerstaan?

Misschien droomt de vaas wel van de hand
een roos te maken, wil de hand op zoek gaan naar de vaas
om eindelijk de scherf te vinden
waarmee hij rozen uit zijn eigen pols kan slaan.

 

 
Peter Verhelst (Brugge, 28 januari 1962)

 

De Duitse dichter en schrijver Maik Lippert werd geboren op 28 januari 1966 in Erfurt. Zie ook alle tags voor Maik Lippert op dit blog.

 

DAS GLÜCK MEINES SOHNES
Sind Rundumleuchten
An Autos
Glücklich ruft er tatütata
Baustellen und Bohrmaschinen
Interessieren ihn
Bücher nur vor dem abdrücken
Auf dem Topf
Glück gehabt
Das wird mal kein Literat
Der an jeder nicht gedruckten Zeile leidet
Er wird ein Regal an der Wand anbringen
Und einfach sagen können
Sieh mal wie schön
Selbst gemacht 

 

blank die gleise

zieht die sichel
über menschen wie
wasserzeichen
sie haben dich vergessen
die geheimschrift mit zitronensaft
die nachts dein licht
auf leckenden gußheizungen
dechiffrierte
den brief auf karopapier
liebste
diana selene birgit
semmelgesicht
ich zähle in gedanken
an deinen schläfen
die windpockennarben
nur ich mond
narr
dein sabbernder attis
ich schelle für dich
mit konservenblech
mond ich
tanze für dich
mit brokkoli & porzellan
in den einkaufstaschen
unter wartenden am bahndamm
in der appellinie der straßenbeleuchtung
menschen wie
wasserzeichen

 

 
Maik Lippert (Erfurt, 28 januari 1966)

 

De Nederlandse schrijver, historicus, jurist en politicus Thierry Baudet werd geboren in Heemstede op 28 januari 1983. Zie ook alle tags voor Thierry Baudet op dit blog.

Uit: Seks en civilisatie

“Niet zo lang geleden stelde Boris Johnson dat moslimterroristen stuk voor stuk ‘seksueel gefrustreerde rukkers’ zijn. Die opmerking sluit aan bij een algemeen gevoel in de moderne westerse samenleving dat seksuele bevrijding goed is – en omgekeerd: dat wie zijn driften onderdrukt, wie ‘seksueel gefrustreerd’ is, niet goed terechtkomt.
Weinigen zullen betwijfelen dat er van alles misgaat bij fundamentalistische moslims, en het is tamelijk evident dat seksuele frustratie in die kringen endemisch is. Maar is er ook een causaal verband? Lange tijd zou zoiets bizar hebben geklonken. Eeuwenlang werd algemeen aangenomen dat een dergelijke frustratie juist het beginpunt zou zijn van cultivering, scheppingsdrang en waardigheid. Gedurende het grootste deel van onze geschiedenis werd seksuele onderdrukking gezien als voorwaarde voor beschaving. Dit zien we al terug bij Maria die – juist omdat ze nog maagd is – het kind van god kan baren. Ook Jezus blijkt vervolgens zonder driften, en juist daarin toont zich zijn goddelijke afstamming en zijn kracht. Verzaken we onze kuisheid, zoals de decadente keizers deden in het Romeinse rijk, dan gaat de boel ten onder.
Vele Europese mythen en verhalen bevatten een versie van deze moraal. Faust sluit een pact met de duivel om de bevallige Grätchen te kunnen schaken; Madame Bovary richt zichzelf (en haar Charles) te gronde door haar vele affaires; het graalslot uit het Parsifal-verhaal is grauw en onvruchtbaar geworden doordat koning Amfortas zich liet verleiden en zo zijn plicht verzaakte. Tegelijk hadden onze helden – de Christelijke heiligen en de vrome ridders van de Tafelronde, de héroïnes Penelope, Lucretia, Susanna en de maagd Jeanne d’Arc – stuk voor stuk hun driftleven volledig onder controle.
Het goede was het beheerste; het slechte het losbandige. Dit idee is pas zeer recent gekanteld. Waar de Freudiaanse cultuurtheorie nog uitgaat van de noodzaak van onderdrukking om via ‘sublimatie’ tot grote cultuurschepping te komen, daar leert zijn leerling Wilhelm Reich enige decennia later dat het de onderdrukking van de seksuele – vooral oedipale – drift is, die de patriarchale verbanden in stand houdt en de bloei van de vrije, open samenleving tegenhoudt.”

 


Thierry Baudet (Heemstede, 28 januari 1983)

 

De Albanese dichter en schrijver Ismail Kadare werd geboren in Gjirokastër op 28 januari 1936. Zie ook alle tags voor Ismail Kadare op dit blog.

Uit: Chronicle in Stone: A Novel (Vertaald door Arshi Pipa)

“Outside, the winter night had wrapped the city in water, fog and wind. Buried under my blankets, I listened to the muffled, monotonous sound of rain falling on the roof of our house. I pictured the countless drops rolling down the sloping roof, hurtling to earth to turn to mist that would rise again in the high, white sky. Little did they know that a clever trap, a tin gutter, awaited them on the eaves. Just as they were about to make the leap from roof to ground, they suddenly found themselves caught in the narrow pipe with thousands of companions, asking “Where are we going, where are they taking us?” Then, before they could recover from that mad race, they plummeted into a deep prison, the great cistern of our house. Here ended the raindrops’ life of joy and freedom. In the dark, soundless tank, they would recall with dreary sorrow the great spaces of sky they would never see again, the cities they’d seen from on high, and the lightning-ripped horizons. The only slice of the heavens they would see henceforth would be no bigger than the palm of my hand, on the occasions when I used a pocket mirror to send a fleeting memory of the endless sky to flicker on the surface of our reservoir. The raindrops spent tedious days and months below, until my mother, bucket in hand, would draw them out, disoriented and dazed from the darkness, to wash our clothes, the stairs, the floor. But for the moment they knew nothing of their fate. They ran happily and noisily across the slates, and I felt sorry for them as I listened to their wild chattering. When it rained three or four days in a row, my father would push the gutter-pipe aside to keep the cistern from overflowing. It was a very large cistern, extending under most of our house, and if it ever overflowed, it could flood the cellar and wreck the foundation. As our city was all askew, anything could happen then. As I lay wondering whether people or water suffered more in captivity, I heard footsteps and then the voice of my grandmother in the next room. “Hurry, get up. You forgot to shift the down pipe.” My father and mother leapt from their bed in alarm. Papa, in his long white drawers, ran down the dark hallway, opened the little window, and pushed the pipe aside with a long stick. Now we could hear the water splattering into the yard. Mamma lit the kerosene lamp and led Papa and Grandmother downstairs. I went to the window and tried to see out. The wind was furious, dashing the rain against the windowpanes, making the eaves groan. I was too curious to stay in bed, and I ran downstairs to see what was happening. All three grown-ups looked worried. They did not even notice I was there. “

 


Ismail Kadare (Gjirokastër, 28 januari 1936)
Sculptuur door Qazim Arifi, 2012

 

De Duitse dichter en schrijver Hermann Kesten werd geboren op 28 januari 1900 in Podwoloczyska (tegenwoordig Oekraïne). Zie ook alle tags voor Hermann Kesten op dit blog.

Uit: Die fremden Götter

“Junger Mann! Wollen Sie andeuten, in meiner Familie gehe es schlimmer zu als in Ihrer Familie? Oder in anderen guten Familien? Haben Sie nie Geschichte und Literatur studiert? Nie in der Schule von einer gewissen Iphigenie gehört? Das arme Kind ward zu Aulis vom eigenen Vater aus propagandistischen und religiösen Motiven geopfert. Und kennen Sie ihre Familie? Iphigeniens Urgroßvater Tantalus servierte seinen eigenen Sohn Pelops den Göttern zum Mahle, um sie auf die Probe zu stellen; er büßte es im Tartarus. Der Großvater Atreus, ein König von Mykene, rächte sich an seinem Bruder Thyestes. Indem er dessen Söhne tranchierte und dem Vater zum Mahle servierte; dafür tötete in sein Neffe Aegisthes. Die Mutter Klytämnestra erschlug mit Hilfe ihres Liebhabers Aegisthes ihren Mann Agamemnon im Bad nach dessen glücklicher Heimkehr vom Trojanischen Krieg. Der Onkel Menelaus war ein Hahnrei, der, um seine Hörner zu rächen, den Trojanischen Krieg entflammte. Ihre Tante Helena war die hübscheste Hure der Welt. Ihr Bruder Orestes war ein Muttermörder. Und ihre Schwester Elektra dessen Helfershelferin. Und doch stammte Iphigenia aus bester Familie, von hochbeliebten Atriden. Und lasen Sie nie die Bibel von Loth und seinen Töchtern? Und lasen Sie nicht kürzlich in der Zeitung vom Prozeß Laval, ich meine den Metzger Aristide Laval aus Juan-les-Pins, der seine Töchter jeweils an ihrem siebzehnten Geburtstag geschlachtet, zerlegt, durch seine Wurstmaschine getrieben hat als Charcuteriewaren in seinem Laden verkauft hat, die drei letzten armen Mädchen sogar auf dem schwarzen Markt?
Wer kennt die Menschen und mutet ihnen nicht alles zu, jede selbstlose Tat und jedes Verbrechen? Wenn ein Mensch es nur wagt, intim mit sich selber bekanntzuwerden, muss es ihm vor sich grausen und zugleich mag er sich bewundern. Schreiben Sie mal, ohne zu lügen, einen Tag lang alles auf, was Ihnen durch den Kopf geht, geheime Begierden, Erinnerungen, Vorstellungen und was Sie sagen, denken, tun und hören, Sie könnten ein ganzes Buch damit anfüllen und es wird erbaulich und entsetzlich sein.”

 


Hermann Kesten (28 januari 1900 – 3 mei 1996)
In Rome, eind jaren 1950

 

De Cubaanse dichter en schrijver Miguel Barnet werd geboren op 28 januari 1940 in Havanna. Zie ook alle tags voor Miguel Barnet op dit blog.

 

Flowers

She used to cut her nails with rusty clippers
Her skin was milky white
and she smelled like armpits
But her back had freckles and was shiny
and her nose was beautiful like a toucan
She was a foreigner
and read cards in a broken accent
I tried to bring her flowers
but she refused them
Give them to the man who takes care of the dogs
he has sores in his eyes
and dreams of lost loves
or so the cards tell me
So I did, like in a
Charlie Chaplain movie.

 

Black Men

He was black and drank aguardiente
I never heard him speak again
I never heard him laugh again
I never saw him kill a fly

He wore a white shirt, full of holes
and washed cars with a yellow cloth
His thick black fingers
squeezed the rag,
with such hatred, with such pain
that his white, gapped teeth
shot out of his mouth
I imagine his green kidney
pierced with an arrow

Everyone was afraid of him, even me
That was in the forties
when I still wet the bed

I know that time has passed
that there have been wars, tidal waves,
coups d’etat and revolutions
but his white teeth are still there, in my pupils
intact, like the night.

 

Vertaald door George Henson

 

 
Miguel Barnet (Havanna, 28 januari 1940)

 

De Engelse schrijver en literatuurwetenschapper David Lodge werd geboren op 28 januari 1935 in Londen. Zie ook alle tags voor David Lodge op dit blog.

Uit: Nice Work

“He forced a laugh to cover his embarrassment. ‘Why can’t you people take things at their face value?’ `What people are you referring to?’ `Highbrows. Intellectuals. You’re always trying to find hidden meanings in things. Why? A cigarette is a cigarette. A piece of silk is a piece of silk. Why not leave it at that?’ `When they’re represented they acquire additional meanings, said Robyn. ‘Signs are never innocent. Semiotics teaches us that: `Semi-what?’ `Semiotics. The study of signs.’ ‘It teaches us to have dirty minds, if you ask me.’ ‘Why d’you think the wretched cigarettes were called Silk Cut in the first place?’ `I dunno. It’s just a name, as good as any other: “‘Cut” has something to do with the tobacco, doesn’t it? The way the tobacco leaf is cut. Like “Player’s Navy Cut” — my uncle Walter used to smoke them: `Well, what if it does?’Vic said warily. But silk has nothing to do with tobacco. It’s a metaphor, a metaphor that means something like,”smooth as silk”. Somebody in an advertising agency dreamt up the name “Silk Cut” to suggest a cigarette that wouldn’t give you a sore throat or a hacking cough or lung cancer. But after a while the public got used to the name, the word “Silk” ceased to signify, so they decided to have an advertising campaign to give the brand a high profile again. Some bright spark in the agency came up with the idea of rippling silk with a cut in it.The original metaphor is now represented literally. But new metaphorical connotations accrue — sexual ones.Whether they were consciously intended or not doesn’t really matter. It’s a good example of the perpetual sliding of the signified under the signifier, actually: Wilcox chewed on this for a while, then said, ‘Why do women smoke them, then, eh?’ His triumphant expression showed that he thought this was a knock-down argument. ‘If smoking Silk Cut is a form of aggravated rape, as you try to make out, how come women smoke ‘em too?’ `Many women are masochistic by temperament, said Robyn. `They’ve learned what’s expected of them in a patriarchal society.’

 

 
David Lodge (Londen, 28 januari 1935) 

 

De Amerikaanse schrijver, satiricus en komiek Mo Rocca werd geboren op 28 januari 1969 in Washington, DC. Zie ook alle tags voor Mo Rocca op dit blog.

Uit: All the Presidents’ Pets

“The only good part about being back in Washington was that I’d be near the White House. And the White House is where the President lives. Allow me to digress for a moment .. .
The President. The Commander-in-Chief. The Chief Executive. POTUS. Maybe I was fascinated by the office because I’d been raised in D.C., a mill town like L.A., where the President was the undisputed number-one star. Other kids might have become blasé but not I. Staring at the White House was magical, like looking through the gates of Paramount Studios.
It seemed that the office had worked a kind of alchemy on all its forty-two occupants. (George W. Bush is the forty-third President because Grover Cleveland’s nonconsecutive terms are counted twice.) In each case, the presidency took a man who seemed ordinary and transformed him into something more. Silent Cal Coolidge was no longer boring; he was stoic. Taft was no longer fat; he was robust. Clinton was no longer an adulterer; he was popular with women voters. Even George Washington, already a god among men, grew still larger than life in office. Had he never been President, he would have still been “First in War,” maybe even “First in the Hearts of his Countrymen.” But without the “First in Peace” part, the whole quote would have fallen apart.
Cynics believed that a presidential mythmaking machine was at work, serving the American public’s need, in the absence of royalty, to believe, say, that Warren Harding was a 1920s Abe Lincoln. (Warren Harding did have the biggest feet of any president—size fourteen and a half. That has to count for something.) They believed that the White House press corps aided and abetted this myth.
Perhaps it was no coincidence that the first modern all-powerful President, Teddy Roosevelt, had an especially close relationship with reporters and gave them their first pressroom inside the White House. He did this, the skeptics claimed, so that he could manage the flow of information more easily and control the way the American people perceived him.
But honestly, could anyone deny that TR was nearly superhuman? Through a hail of bullets this former asthmatic ran all the way up Cuba’s Kettle Hill without stopping for breath. (That’s right, Kettle Hill. San Juan Hill gets all the credit, but it was a lot less important.) This was no whitewashing.”

 

 
Mo Rocca (Washington, 28 januari 1969)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e januari ook mijn drie blogs van 28 januari 2018.

Ramsey Nasr, Peter Verhelst, Maik Lippert, Thierry Baudet, Ismail Kadare, Wies Moens, José Martí

De Nederlandse dichter, schrijver en acteur Ramsey Nasr werd geboren in Rotterdam op 28 januari 1974. Zie ook alle tags voor Ramsey Nasr op dit blog.

 

Broeders van liefde
(naar aanleiding van berichten over kindermisbruik binnen de Katholieke Kerk)

Probeer het eens. Je neemt een kind op schoot
zo’n ding dat nog doorschijnend is en broos
liefst blind of doof. Geslachtloos bijna.
Het zit daar maar, een zuiglam voor het oog.

Pak nu het hoofdje. Leid het zacht omlaag
tot aan de uitgang onzer naastenliefde.
Schuif het, prop het erdoor desnoods, niet bang zijn.
Vandaag mag het. Er zijn geen ouders bij.

Dit is de kracht van elk geloof. Te groot
om te bevatten stoot het vroeg of laat
tot daar waar wij ons soeverein nog dachten.

Ze zeggen: God werkt slechts met onze handen.
Wel God, dit kun je dan: een kind van acht
mishandelen en jaar na jaar verkrachten.

 

In memoriam mei
(bij de dood van Harry Mulisch, 30 oktober 2010)

Ik, Harry Kurt Victor Mulisch, volle zoon van alle muzen
ik was de gloeiende bode van vuur, komend van niets
was ik op weg naar een brandnieuwe mythe.

Ik was het goudstof en de wind, ik was ibis, piramiden
ik was een ommekeer in inkt, ik was het duizendjarig licht
ik was de pijp, het Leidseplein, ik was een pupil van
     onsterfelijkheid.

Ik was de kogelvrije vlinder en de kern van alle oorlog
vulkaanzwemmer, godeneter, ik, de keizer van het lot
ik was de heimat, ik was ballingschap: ik was de Paradox.

En hier, binnen in dit eenpersoonsheelal, mijn blauwe labyrint
waar alle vingers doven – langzaam op de tast, hier bleef ik over.
De dood is mijn broekzak: Grote Eén gaat trap na oneindige trap.

Met de tocht in mijn botten en een uitzicht zonder god zo blijf ik,
Harry Mulisch, de ontdekker van uw hemel.
Ik was de brenger van letter en stof. En als u sterft, dan leef ik nog.

 

Sonnet voor 456 letters

(ter gelegenheid van Gedichtendag 2012)

En hier gebeurt het allemaal: vanbinnen
liggen de zinnen doodstil ingeklapt
als chromosomen, diep onder mijn kaft.
Ze wachten op een oog om te beginnen.

U leest – en loom weet zich een vers te ontspinnen.
Het was een val, u bent erin getrapt.
Geen geld of eeuwigheid wordt u verschaft.
Hooguit een ander heeft hier bij te winnen.

Andersmans letters kapen uw gedachten:
mijn minutieus verzonnen DNA
heeft uit het niets al wat bestaat onttroond.

Mijn lichaam fonkelt op geroofde krachten.
Voel hoe ik groei en blakend openga.
Wie leest, wordt door het leven zelf bewoond.

 

 
Ramsey Nasr (Rotterdam, 28 januari 1974)
Hier als acteur op een affiche van Toneelgroep Amsterdam

Lees verder “Ramsey Nasr, Peter Verhelst, Maik Lippert, Thierry Baudet, Ismail Kadare, Wies Moens, José Martí”

Ramsey Nasr, Peter Verhelst, Maik Lippert, Thierry Baudet, Ismail Kadare

De Nederlandse dichter, schrijver en acteur Ramsey Nasr werd geboren in Rotterdam op 28 januari 1974. Zie ook alle tags voor Ramsey Nasr op dit blog.

 

Domme Julia

domme julia
wat heb je gedaan
je grote oogjes uitgedoofd
je keeltje gestikt
je navel doorboord
je vingers verknipt
je lijfje vermoord
door domme domme gedachten
ik ben hier
wil je dat ik naar jou toe
wil je dat ik opgestegen kom
om je verder te duwen
om je mee te trekken
om je te helpen
om samen te leren vliegen
zonder los te laten
om samen te klinken
twee kamers van hetzelfde hart
ik kom eraan liefste
ik trek mijn zware vleugels aan
en stijg
en stijg
en onderweg zal ik voor jou de sterren tellen
en planeten
water zal sprenkelen uit mijn tenen
tien tenen bewaar ik voor jou
en uit mijn hielen allebei spuit lichtblauw gas
om hoger te geraken tot bij jou
vuil sijpelt uit mijn beide ogen
over mijn beide wangen
en allebei mijn handen vullen zich ermee
en gieten het uit
ver onder mij
dood vuil over dode aarde
ik kom eraan
ik versnel
ik ben al in donkere luchten en roep om jou
ik zie hoe sterren achter mij steken blijven
en langzaam doven
terwijl ik vuur uit mijn duizenden haren pers
dunne buizen over mijn gehele lijf
mijn hoofd brandt voor jou
mijn handen zijn tien pennen van stralend vuur
ik stijg op eigen kracht
dit is niet meer naar boven
ik kom eraan
mijn lichaam smelt
mijn botten ontploffen als hete lucht ontploft uit een moeras
ik straal
voel hoe mijn lichaam barst en knalt
mijn aderen slagaderen capillairen
nerven van licht gestold in licht voor jou
ik ben voor jou veranderd
ik zoek je
ik verlicht je van binnen
ik zoek de randen van je holle lijf
ik zoek je vingers
tien vingers voor mij
ik brand
ik ben hel lichtend in je
voel je mij
ik kom eraan liefste
ik kom eraan

 

 
Ramsey Nasr (Rotterdam, 28 januari 1974)

Lees verder “Ramsey Nasr, Peter Verhelst, Maik Lippert, Thierry Baudet, Ismail Kadare”

Ramsey Nasr, Peter Verhelst, Maik Lippert, Thierry Baudet, Ismail Kadare, Wies Moens, José Martí

De Nederlandse dichter, schrijver en acteur Ramsey Nasr werd geboren in Rotterdam op 28 januari 1974. Zie ook alle tags voor Ramsey Nasr op dit blog.

 

De zeldzame dageraad’ (‘Am leuchtenden Sommermorgen’)

de bloemen fluistren en murmen
en waar praten ze dan over
en met welke mond
en waarom wandel ik zelf stom
rond bloemenkas kortom
traag start de zomermorgen op

Om later in een lofroep op de vrouw uit te barsten:

in een blinkende vrouw
van wie ik zeldzaam had gehouden
stulpte ze uit

o volroze dageraad
o dichtbevolkt hart

 

Feest in de stad

het is daar een fluiten en gijgen
ze smijten de trompetten erbij
op een hoop de genodigden
slopen de rieten en kleppen
een select groepje poept fagotten vol
een ander gezelschap spuit voor straf
de celesta tussen de bellen
men stampt er de bas in zijn kloten
kontneukt de piano het podium af
en dan ook ineens de hens
in het bruiloftsorkest
het is feest in de stad
dat moet godverdomme gedanst

het was er een klingen en dreunen
van hard pauken hard posaunen

daartussen hinkten en steunden
de kreupele engelen

gezeten vanaf kraakwitte schouders
keken er twee op haar hart ze wezen

onherstelbaar deze bruid
haar huid gebroken zwart

 

 
Ramsey Nasr (Rotterdam, 28 januari 1974)

Lees verder “Ramsey Nasr, Peter Verhelst, Maik Lippert, Thierry Baudet, Ismail Kadare, Wies Moens, José Martí”

Ramsey Nasr, Peter Verhelst, Maik Lippert, Ismail Kadare, Wies Moens, José Martí

De Nederlandse dichter, schrijver en acteur Ramsey Nasr werd geboren in Rotterdam op 28 januari 1974. Zie ook alle tags voor Ramsey Nasr op dit blog.

Credo

geef mij het hoofd van de onnozel volhardende pletterloper
hij die hart op zwart cipres op rood dood op anijs laat rijmen
zijn uitpuilend gemoed weer bij elkaar raapt voorover bukkend

en maar struikeltochten organiseren door op platgetreden paden
bananenrijm voor zich uit te werpen hij is onverstoorbaar
half en kreupel blijft hij het zijn toverkeien zeggen kijk maar

een slechte mop verteld door een dichter zoals hij tekeergaat
soms springt hij op grijpt zonder reden mis naar omhoog
soms ook niet soms niet en ik heb hem altijd ruim verkozen

wel duizend-en-één-voudig boven hollands koning schraalhans
met de dichtgeschroefd moderne stem aan zijn stekelige tafel
rolstoel en handrem heus ik zal mijzelf wel redden breken schaden

ook aan orakels in de orde van de chocoladeschijter heb ik hekel
bruine nijl gieten ze uit in eigen zekerheid de onwrikbare waan
een echte vaticaanse doos likeurbonbons te hebben banketgekakt

ik geloof

in fulpen bloembladen het kapotte karmijn van de
avondschimmering in de pronkgedwongen achterwaartse
vlucht van de quetzal
zijn lange smaragdgroene staart onhandig stralend omwille van
haar
in bespottelijke praalzucht bewijst hij diensten van leven op dood
en ik geloof in baarlijke liefde er staat wat er staat alsof het niets is

vergeleken bij liberiaanse rebellen is ook groepsverkrachting
poëzie
aan schuim hecht ik in volle ijdelheid draag ik mijn nacht als
een buidel

Voor Gerrit

Ze zeiden dat je milder was geworden.
Hij is versoepeld de laatste tijd
verdomd, en schopt niet meer als vroeger.

Ik ken je weinig langer dan vandaag
kwam voor je vijandschap te laat
maar lieve Gerrit, nu je dan voorgoed

bedaard in je gedichten woont
de resten uitgezaaid tussen planken
nu je zonder stem, zonder koperen stem

nu je navelloos, nergens je stem –
kom dan dichter, met je tedere afstand
grijp je vast en vertak, geef ons hier

voor de laatste ondergrondse keer
je donkere kus van de poëzie.
Als ik ooit in dit leven wortelschiet

zal het door jou zijn. Alleen op papier
vinden de vogels reservenesten
bouwen de mensen zichzelf een land.

Ik wilde vandaag een reservedood bouwen
mijn dikke, dunne, zieke Komrij
om enkel de dood in op te vouwen.

 
Ramsey Nasr (Rotterdam, 28 januari 1974)

Lees verder “Ramsey Nasr, Peter Verhelst, Maik Lippert, Ismail Kadare, Wies Moens, José Martí”

Ramsey Nasr, Peter Verhelst, Maik Lippert, Ismail Kadare, Wies Moens, José Martí

De Palestijns-Nederlandse dichter, schrijver en acteur Ramsey Nasr werd geboren in Rotterdam op 28 januari 1974. Zie ook alle tags voor Ramsey Nasr op dit blog.

 Geen lied (Fragment)

De lier telt zeven snaren. Elke snaar
Is een planeet. Zeven planeten had ik.
Zeven planeten draaiden rondom mij
Met daaromheen een zwarte koepelbol
Die alles afsloot, maar niet helemaal;
Er zaten gaten in, duizenden sterren
Als venstertjes naar buiten op het vuur.
Zeven sirenen ook en hoe dat kon,
En of ze echt meesuisden met de planeten,
Zijn vragen die ik mij nooit heb gesteld,
Omdat ik ze alle dagen horen kon:
Vrouwen met baarden, met vogellichamen
En klauwen die zich in hun vaart als klem
Vast konden zetten aan de hemelbanen.
Elke sirene zong strak aangehouden
Een toon. Zeven sirenen, zeven tonen,
Een huiverend akkoord van zonnestralen
Of licht. Iets dergelijks. Zuiver geluid
Onder een tweemaal kolossale koepel,
Waardoor mijn snaren als vanzelf aanvingen
Te trillen. Ik hoefde maar mee te zingen.
Wanneer ik zong, zwermden de vogels uit;
Niet slechts bijzondere, maar alle soorten
Krioelden om mijn hoofd, ik weet niet hoe.
Bijen, libellen, wespen, horzels, kevers
Voerden fantastische figuren uit,
Achter elkaar, als danspassen op lucht.
Grote dieren kwamen op mij af,
Namen mij op de rug en luisterden,
Terwijl ze ruimte lieten voor de bomen,
Die langzaam dichterbij geschuifeld waren.
Zelfs rotsen bogen voorzover dat kon
Hun oren naar ons toe. Niet allemaal:
Er waren er die onbewogen stonden
En toekeken hoe bovenop de bergen
De sneeuw aan het wegsmelten was begonnen
En de rivieren weer in gang zette,
Die stilgehouden hadden in stroom,
Terwijl erboven alle bruggen golfden.

 
Ramsey Nasr (Rotterdam, 28 januari 1974)

Lees verder “Ramsey Nasr, Peter Verhelst, Maik Lippert, Ismail Kadare, Wies Moens, José Martí”

Ramsey Nasr, Peter Verhelst, Maik Lippert, Ismail Kadare, Wies Moens

De Palestijns-Nederlandse dichter, schrijver en acteur Ramsey Nasr werd geboren in Rotterdam op 28 januari 1974. Zie ook alle tags voor Ramsey Nasr op dit blog.Op 31 januari 2013 (Gedichtendag) treedt Nasr af als Dichter des Vaderlands.

Ik wou dat ik twee burgers was (dan kon ik samenleven)

en dit is mijn gedicht, komt u binnen
let niet op de galm, wees niet bang
laat ons beginnen in leegte
welkom in mijn krater van licht

ooit kwamen wij samen, u en ik, weet u nog
koel leefden wij op in de glans van een roemer
onze schaduwen als helder kristal
onze roem even terloops als de lichtval
op de brief van een windstille vrouw

goudbestoft waren wij
bleek, bijna doorschijnend van liefde waren wij
wij loken de ogen voor de ander

en wij hielden van boetedoen
vroeg iemand hoe het met ons ging
dan zeiden we naar waarheid
we schamen ons kapot, meneer
wij waren er heilig van overtuigd
dat wij ooit onze bloedeigen heer
zelf met gesels ineengeslagen
en op eigen houtje gekruisigd hadden
de apocalyps stond bij voorbaat
als straf op ons netvlies gebrand

en wat is er gebeurd in die paar eeuwen
dat wij even de andere kant opkeken?

ik wilde u graag een vaderland tonen
vormvast, zuiver en met volgehouden metaforen
een gedicht kneden over ons, maar toen ik begon
moest ik toezien hoe hier het ene volk
het andere spontaan begon te vagen
als twee onverenigbare republieken

hoe kwamen wij zo snel van nietig tot lomp
van weerschijn tot alomaanwezige schreeuwhomp?
hoe kon uit zuinige rupsen dit hummervolk opstaan?

ze zeggen: omdat god verdween – onze vader
had besloten nog wat onzichtbaarder te worden
dan hij al was, kijken of dat kon, nee dat kon niet
weg was god
en in dit stilleven met grote afwezige
stonden nu de verbijsterde nederlanden
hun monden nog vol van vergankelijkheid
vol wuftheid en alom gewaardeerd doodsverlangen

al hun ijdelheid was ijdelheid gebleken
al hun schijn, hun gekoesterde slijk, heel dit spiegelpaleis
dat men ooit voor oneindigheid hield
werd nu voorgoed onbewoonbaar verklaard
je hoorde de rijp op hun zielen kraken

en uit dat gat – daar werden wij geboren
kevin, ramsey, dunya, dagmar, roman en charity
als bij toverslag kwamen wij tevoorschijn
bungeejumpend, met oranje opblaashamers
gillend en krijsend en antidepressief
of zwijgend voor een breezer gegangbangd
welkom in nederland vakantieland

ja dat krijg je ervan, dit volk houdt men over
wanneer je de schuld uit ons lijf ramt
we vullen de holte met glimmende leegte

tussen psalmenzangers en pillenslikkers
tussen het goud en het blingbling
vond ik een land dat werd opgeheven

dit land is de wraak van de voorvaderen
als een beeldenstorm razen zij in ons voort
maar het bestaat – zoals ook het verband
tussen kinderstring en boerka bestaat
tussen karnemelk en comazuipen: hol en bol
schuiven wij onze eeuwen ineen

elkaar opheffen is onze kracht
wij streven van nature naar leegte
zoals een cycloop naar diepte snakt

ziet u, een vaderland wilde ik u tonen
niet deze woestijn van oneindige vrijheid
maar hier wonen wij, en hoe mooi zou het zijn
als iemand ooit als een tweedehands godheid
rijm voor rijm een land zou bouwen
voor dit volk dat zijn volk mist

hier, in de open kuil van onze ziel
juist hier zou iets groots kunnen worden verricht
laat ons beginnen met een gedicht

Ramsey Nasr (Rotterdam, 28 januari 1974)

Lees verder “Ramsey Nasr, Peter Verhelst, Maik Lippert, Ismail Kadare, Wies Moens”

Peter Verhelst, Ramsey Nasr,Maik Lippert, Ismail Kadare

De Vlaamse dichter, romancier en theatermaker Peter Verhelst werd geboren op 28 januari 1962 in Brugge. Zie ook alle tags voor Peter Verhelst op dit blog.

 

Intensive care

Als liepen er bloemen uit mijn aders.
een boeket laaiende amarylissen. Aan slangetjes –
een angstpil onder mijn tong – droomde ik van rode
pijn: hoe die op mij bloeide als een mooie wonde;
vrouw met maanwit vlees in zwarte lingerie
en lakleer, knielt voor mij en bijt) een afrosidiacum.

Mijn zuurstofmasker en haar ouwevleeskleur.
Pompgeluiden. In mijn achterhoofd roert muziek
het potje slaap open. Zuiggeluidjes;
bloed smaakt zoet en lacht zoals beloofd,
de loop der dingen loopt.

Geef mij Thaise massage, Griekse beurt en blow job.
(Wat er van mij blijft? een boekje zwart
en liefde liefde liefde
uit de ghettoblaster van mijn hart.)
Geef mij de definitie van de dood.

 

Boomhut

Kongo onder het bladerdek
overtrokken met een tijgervel
of malachiet:
boven hijg ik op een tak
in mezelf zingend met een lastig gezicht over mijn vrouw
(Vanilla) die mij treiterde door te verschijnen (handgroot,
slechts benaderbaar met lepels) in een wolkje.

Voorbijdrijvend.

Vertakt het groen van de jaloersheid zich hier?
Met transparante pootjes houvast zoekend?

Het hijst zich zeker aan mijn uitgestoken arm omhoog.

Het is niet goed alleen te zijn.

Het hurkt als een mond die al kauwt.

 

het netwerk gloeide

het netwerk gloeide
aan de hemel
waren opwellingen te zien
uitlopende kiemen
waar je ook ging liggen
flonkerde het
er ontstonden gebaren
uit een rafelige flits
van een vrouw
die lam van de hitte
aan de rand van het water
bij elke ademhaling
zichzelf leek te beademen
als houtskool
drie zwarte vlammen
nu ze de handen in de nek legt
terwijl ze in het water stapt
en je eindelijk het besluit neemt
in de onmogelijkheid
van die blauwig oplichtende herinnering
op haar af te waden

Peter Verhelst (Brugge, 28 januari 1962)

 

Lees verder “Peter Verhelst, Ramsey Nasr,Maik Lippert, Ismail Kadare”