Ramsey Nasr, Peter Verhelst, Maik Lippert, Thierry Baudet, Ismail Kadare, Hermann Kesten, Miguel Barnet, David Lodge, Mo Rocca

De Nederlandse dichter, schrijver en acteur Ramsey Nasr werd geboren in Rotterdam op 28 januari 1974. Zie ook alle tags voor Ramsey Nasr op dit blog.

 

Het dooit onder de korven
(bij het tienjarig jubileum van het literaire tijdschrift Awater)

(naar Martinus Nijhoff)

1.
Het is de fout geweest van onze goden.
Zij waren eerst en hemelsbreed aanwezig.
Ze hadden beter moeten weten.

Wij stonden handwerkloos en ledig
op de bodem van hun verre feest
te wachten als reservesterren. Gloeiend vlees.

Eerst kregen we ijs, om ons te breken.
Geen tand of schedel kan beschrijven
wat dat voor leven was. Het was er geen.

Voortgedreven van leegte naar witte leegte.
We schreven de tweesnijdende jaren.
Weerszijden niets dan eeuwigheid.

En ik, moedermens op mijn morene
tegen ontallige stootwinden in – ik bleef
wenken, knipogen, flemen.

Ik lonkte naar grijze zon en planeten
leerde mezelf burlen als een beest, alles
om hen tot smelten te bewegen.

Wij zaten het uit. Halfbloot. Verweesd.
Volstrekt onleesbaar voor hun oog.

2.
Wij hadden afgesproken. Spoedig, halverwege
tegen het aanbreken van de seizoenen
te midden van bomen, bijen, kreken.

Reuzeneieren lagen vergeten in het woud
alsof elke ijstijd zijn terugkeer gereedhoudt:
verse kou, uit te broeden bij heimwee.

We hadden modderpoelen van ze gekregen
om zelf onze eilanden te kneden.
Het jaar mochten wij nu in vieren delen.

We stierven bij bosjes, leefden tevreden.
De ochtend verbreidde zijn godenschemer.
Eindelijk iets om voor te vrezen.

Ik wurgde netjes maagden aan het veen
stapelde gletsjerkeien om me heen
ging liggen met mijn trechterbekers –

en daar kwamen ze, halverwege als beloofd
wit en breekbaar naar beneden.
In kristallen warrelden voorouders mee.

Hier ga ik. Op twee verzamelaarsbenen
waad ik door sneeuw, zuigende sneeuw.
Ik ben een honingvat voor de hemel.

3.
Vroeger liet je nog iets van je horen.
Vond ik je terug, in een lever verborgen
of languit snurkend in drassige voren.

In de tuin trof ik sporen aan van bezoek.
Stuif verraadde je. De vlucht van een vogel
suizelend door de nacht bleek een code.

Jij, die uitgestorven panorama’s bewoonde
die danspasjes toonde in horzel en bij
zigzagbode, wezenloos tekeergaand in mij

ik speurde je geilheid in wijn en in brood
wij likten de dagen gezamenlijk schoon.
Nu wip je hooguit eens langs bij mijn dood.

Misschien zijn de goden bijziend geworden.
Moet ik ze uitroken in hun holen.
Het vuur doen sneeuwen uit hun ogen.

 

 
Ramsey Nasr (Rotterdam, 28 januari 1974)

 

De Vlaamse dichter, romancier en theatermaker Peter Verhelst werd geboren op 28 januari 1962 in Brugge. Zie ook alle tags voor Peter Verhelst op dit blog.

 

Tegen de muur

Een leven lang hadden we ervan gedroomd
een muur te vormen
sloegen armen om schouders
klikten in elkaar
heupkop in heupkom
we zetten ons schrap
we hesen een kind op onze schouders
komt het? riepen we, zongen we het toe
– de lange wimpers, de verwonderde blik
van een impala

we zingen almaar luider om er niet aan te denken
dat we op een dag van elkaar los
zand dat we nat maken met ons zweet
aanstampen hard maken

het kind boven ons dansend
balletje op een fontein – alles wat in onze macht lag hebben we gedaan
om het in de lucht te houden.

 

Muur na muur

Waarom we er zeker van zijn dat aan het eind van de gang
een deur is – het kan niet dat alles voor niets is geweest
het mag niet dat wij
er moet toch iets zijn.

Door het sleutelgat kijkt een vrouw naar een man
die eeuwenoude patronen in een kiezeltuin veegt als veegt hij
de resten glad van een andere muur.

Ergens moet de deur zich bevinden.
Het is een kwestie van tijd en ruimte die samenvallen.

Als iemand de deur ooit opent
vliegen duizenden flamingo’s uit een meer op.

Weldra zal de roze wolk de stad bereiken.

 

Vaas

Kun je een vaas haar breekbaarheid verwijten
of een hand het breken van de vaas?
Misschien is het zo bedoeld
dat de vaas de hand op zich af zingt
zodat de hand niet kan weerstaan,
hoewel de hand weet dat hij slaat
en in de vaas al scherven zingen
voor ze zijn ontstaan.

Waarom zou de hand verlangen naar een vaas
die, als een hals, zich uitstrekt naar de hand
die haar wil slaan? En waarom wil de vaas
haar scherven naar de oppervlakte zingen
zodat de hand haar niet langer kan weerstaan?

Misschien droomt de vaas wel van de hand
een roos te maken, wil de hand op zoek gaan naar de vaas
om eindelijk de scherf te vinden
waarmee hij rozen uit zijn eigen pols kan slaan.

 

 
Peter Verhelst (Brugge, 28 januari 1962)

 

De Duitse dichter en schrijver Maik Lippert werd geboren op 28 januari 1966 in Erfurt. Zie ook alle tags voor Maik Lippert op dit blog.

 

DAS GLÜCK MEINES SOHNES
Sind Rundumleuchten
An Autos
Glücklich ruft er tatütata
Baustellen und Bohrmaschinen
Interessieren ihn
Bücher nur vor dem abdrücken
Auf dem Topf
Glück gehabt
Das wird mal kein Literat
Der an jeder nicht gedruckten Zeile leidet
Er wird ein Regal an der Wand anbringen
Und einfach sagen können
Sieh mal wie schön
Selbst gemacht 

 

blank die gleise

zieht die sichel
über menschen wie
wasserzeichen
sie haben dich vergessen
die geheimschrift mit zitronensaft
die nachts dein licht
auf leckenden gußheizungen
dechiffrierte
den brief auf karopapier
liebste
diana selene birgit
semmelgesicht
ich zähle in gedanken
an deinen schläfen
die windpockennarben
nur ich mond
narr
dein sabbernder attis
ich schelle für dich
mit konservenblech
mond ich
tanze für dich
mit brokkoli & porzellan
in den einkaufstaschen
unter wartenden am bahndamm
in der appellinie der straßenbeleuchtung
menschen wie
wasserzeichen

 

 
Maik Lippert (Erfurt, 28 januari 1966)

 

De Nederlandse schrijver, historicus, jurist en politicus Thierry Baudet werd geboren in Heemstede op 28 januari 1983. Zie ook alle tags voor Thierry Baudet op dit blog.

Uit: Seks en civilisatie

“Niet zo lang geleden stelde Boris Johnson dat moslimterroristen stuk voor stuk ‘seksueel gefrustreerde rukkers’ zijn. Die opmerking sluit aan bij een algemeen gevoel in de moderne westerse samenleving dat seksuele bevrijding goed is – en omgekeerd: dat wie zijn driften onderdrukt, wie ‘seksueel gefrustreerd’ is, niet goed terechtkomt.
Weinigen zullen betwijfelen dat er van alles misgaat bij fundamentalistische moslims, en het is tamelijk evident dat seksuele frustratie in die kringen endemisch is. Maar is er ook een causaal verband? Lange tijd zou zoiets bizar hebben geklonken. Eeuwenlang werd algemeen aangenomen dat een dergelijke frustratie juist het beginpunt zou zijn van cultivering, scheppingsdrang en waardigheid. Gedurende het grootste deel van onze geschiedenis werd seksuele onderdrukking gezien als voorwaarde voor beschaving. Dit zien we al terug bij Maria die – juist omdat ze nog maagd is – het kind van god kan baren. Ook Jezus blijkt vervolgens zonder driften, en juist daarin toont zich zijn goddelijke afstamming en zijn kracht. Verzaken we onze kuisheid, zoals de decadente keizers deden in het Romeinse rijk, dan gaat de boel ten onder.
Vele Europese mythen en verhalen bevatten een versie van deze moraal. Faust sluit een pact met de duivel om de bevallige Grätchen te kunnen schaken; Madame Bovary richt zichzelf (en haar Charles) te gronde door haar vele affaires; het graalslot uit het Parsifal-verhaal is grauw en onvruchtbaar geworden doordat koning Amfortas zich liet verleiden en zo zijn plicht verzaakte. Tegelijk hadden onze helden – de Christelijke heiligen en de vrome ridders van de Tafelronde, de héroïnes Penelope, Lucretia, Susanna en de maagd Jeanne d’Arc – stuk voor stuk hun driftleven volledig onder controle.
Het goede was het beheerste; het slechte het losbandige. Dit idee is pas zeer recent gekanteld. Waar de Freudiaanse cultuurtheorie nog uitgaat van de noodzaak van onderdrukking om via ‘sublimatie’ tot grote cultuurschepping te komen, daar leert zijn leerling Wilhelm Reich enige decennia later dat het de onderdrukking van de seksuele – vooral oedipale – drift is, die de patriarchale verbanden in stand houdt en de bloei van de vrije, open samenleving tegenhoudt.”

 


Thierry Baudet (Heemstede, 28 januari 1983)

 

De Albanese dichter en schrijver Ismail Kadare werd geboren in Gjirokastër op 28 januari 1936. Zie ook alle tags voor Ismail Kadare op dit blog.

Uit: Chronicle in Stone: A Novel (Vertaald door Arshi Pipa)

“Outside, the winter night had wrapped the city in water, fog and wind. Buried under my blankets, I listened to the muffled, monotonous sound of rain falling on the roof of our house. I pictured the countless drops rolling down the sloping roof, hurtling to earth to turn to mist that would rise again in the high, white sky. Little did they know that a clever trap, a tin gutter, awaited them on the eaves. Just as they were about to make the leap from roof to ground, they suddenly found themselves caught in the narrow pipe with thousands of companions, asking “Where are we going, where are they taking us?” Then, before they could recover from that mad race, they plummeted into a deep prison, the great cistern of our house. Here ended the raindrops’ life of joy and freedom. In the dark, soundless tank, they would recall with dreary sorrow the great spaces of sky they would never see again, the cities they’d seen from on high, and the lightning-ripped horizons. The only slice of the heavens they would see henceforth would be no bigger than the palm of my hand, on the occasions when I used a pocket mirror to send a fleeting memory of the endless sky to flicker on the surface of our reservoir. The raindrops spent tedious days and months below, until my mother, bucket in hand, would draw them out, disoriented and dazed from the darkness, to wash our clothes, the stairs, the floor. But for the moment they knew nothing of their fate. They ran happily and noisily across the slates, and I felt sorry for them as I listened to their wild chattering. When it rained three or four days in a row, my father would push the gutter-pipe aside to keep the cistern from overflowing. It was a very large cistern, extending under most of our house, and if it ever overflowed, it could flood the cellar and wreck the foundation. As our city was all askew, anything could happen then. As I lay wondering whether people or water suffered more in captivity, I heard footsteps and then the voice of my grandmother in the next room. “Hurry, get up. You forgot to shift the down pipe.” My father and mother leapt from their bed in alarm. Papa, in his long white drawers, ran down the dark hallway, opened the little window, and pushed the pipe aside with a long stick. Now we could hear the water splattering into the yard. Mamma lit the kerosene lamp and led Papa and Grandmother downstairs. I went to the window and tried to see out. The wind was furious, dashing the rain against the windowpanes, making the eaves groan. I was too curious to stay in bed, and I ran downstairs to see what was happening. All three grown-ups looked worried. They did not even notice I was there. “

 


Ismail Kadare (Gjirokastër, 28 januari 1936)
Sculptuur door Qazim Arifi, 2012

 

De Duitse dichter en schrijver Hermann Kesten werd geboren op 28 januari 1900 in Podwoloczyska (tegenwoordig Oekraïne). Zie ook alle tags voor Hermann Kesten op dit blog.

Uit: Die fremden Götter

“Junger Mann! Wollen Sie andeuten, in meiner Familie gehe es schlimmer zu als in Ihrer Familie? Oder in anderen guten Familien? Haben Sie nie Geschichte und Literatur studiert? Nie in der Schule von einer gewissen Iphigenie gehört? Das arme Kind ward zu Aulis vom eigenen Vater aus propagandistischen und religiösen Motiven geopfert. Und kennen Sie ihre Familie? Iphigeniens Urgroßvater Tantalus servierte seinen eigenen Sohn Pelops den Göttern zum Mahle, um sie auf die Probe zu stellen; er büßte es im Tartarus. Der Großvater Atreus, ein König von Mykene, rächte sich an seinem Bruder Thyestes. Indem er dessen Söhne tranchierte und dem Vater zum Mahle servierte; dafür tötete in sein Neffe Aegisthes. Die Mutter Klytämnestra erschlug mit Hilfe ihres Liebhabers Aegisthes ihren Mann Agamemnon im Bad nach dessen glücklicher Heimkehr vom Trojanischen Krieg. Der Onkel Menelaus war ein Hahnrei, der, um seine Hörner zu rächen, den Trojanischen Krieg entflammte. Ihre Tante Helena war die hübscheste Hure der Welt. Ihr Bruder Orestes war ein Muttermörder. Und ihre Schwester Elektra dessen Helfershelferin. Und doch stammte Iphigenia aus bester Familie, von hochbeliebten Atriden. Und lasen Sie nie die Bibel von Loth und seinen Töchtern? Und lasen Sie nicht kürzlich in der Zeitung vom Prozeß Laval, ich meine den Metzger Aristide Laval aus Juan-les-Pins, der seine Töchter jeweils an ihrem siebzehnten Geburtstag geschlachtet, zerlegt, durch seine Wurstmaschine getrieben hat als Charcuteriewaren in seinem Laden verkauft hat, die drei letzten armen Mädchen sogar auf dem schwarzen Markt?
Wer kennt die Menschen und mutet ihnen nicht alles zu, jede selbstlose Tat und jedes Verbrechen? Wenn ein Mensch es nur wagt, intim mit sich selber bekanntzuwerden, muss es ihm vor sich grausen und zugleich mag er sich bewundern. Schreiben Sie mal, ohne zu lügen, einen Tag lang alles auf, was Ihnen durch den Kopf geht, geheime Begierden, Erinnerungen, Vorstellungen und was Sie sagen, denken, tun und hören, Sie könnten ein ganzes Buch damit anfüllen und es wird erbaulich und entsetzlich sein.”

 


Hermann Kesten (28 januari 1900 – 3 mei 1996)
In Rome, eind jaren 1950

 

De Cubaanse dichter en schrijver Miguel Barnet werd geboren op 28 januari 1940 in Havanna. Zie ook alle tags voor Miguel Barnet op dit blog.

 

Flowers

She used to cut her nails with rusty clippers
Her skin was milky white
and she smelled like armpits
But her back had freckles and was shiny
and her nose was beautiful like a toucan
She was a foreigner
and read cards in a broken accent
I tried to bring her flowers
but she refused them
Give them to the man who takes care of the dogs
he has sores in his eyes
and dreams of lost loves
or so the cards tell me
So I did, like in a
Charlie Chaplain movie.

 

Black Men

He was black and drank aguardiente
I never heard him speak again
I never heard him laugh again
I never saw him kill a fly

He wore a white shirt, full of holes
and washed cars with a yellow cloth
His thick black fingers
squeezed the rag,
with such hatred, with such pain
that his white, gapped teeth
shot out of his mouth
I imagine his green kidney
pierced with an arrow

Everyone was afraid of him, even me
That was in the forties
when I still wet the bed

I know that time has passed
that there have been wars, tidal waves,
coups d’etat and revolutions
but his white teeth are still there, in my pupils
intact, like the night.

 

Vertaald door George Henson

 

 
Miguel Barnet (Havanna, 28 januari 1940)

 

De Engelse schrijver en literatuurwetenschapper David Lodge werd geboren op 28 januari 1935 in Londen. Zie ook alle tags voor David Lodge op dit blog.

Uit: Nice Work

“He forced a laugh to cover his embarrassment. ‘Why can’t you people take things at their face value?’ `What people are you referring to?’ `Highbrows. Intellectuals. You’re always trying to find hidden meanings in things. Why? A cigarette is a cigarette. A piece of silk is a piece of silk. Why not leave it at that?’ `When they’re represented they acquire additional meanings, said Robyn. ‘Signs are never innocent. Semiotics teaches us that: `Semi-what?’ `Semiotics. The study of signs.’ ‘It teaches us to have dirty minds, if you ask me.’ ‘Why d’you think the wretched cigarettes were called Silk Cut in the first place?’ `I dunno. It’s just a name, as good as any other: “‘Cut” has something to do with the tobacco, doesn’t it? The way the tobacco leaf is cut. Like “Player’s Navy Cut” — my uncle Walter used to smoke them: `Well, what if it does?’Vic said warily. But silk has nothing to do with tobacco. It’s a metaphor, a metaphor that means something like,”smooth as silk”. Somebody in an advertising agency dreamt up the name “Silk Cut” to suggest a cigarette that wouldn’t give you a sore throat or a hacking cough or lung cancer. But after a while the public got used to the name, the word “Silk” ceased to signify, so they decided to have an advertising campaign to give the brand a high profile again. Some bright spark in the agency came up with the idea of rippling silk with a cut in it.The original metaphor is now represented literally. But new metaphorical connotations accrue — sexual ones.Whether they were consciously intended or not doesn’t really matter. It’s a good example of the perpetual sliding of the signified under the signifier, actually: Wilcox chewed on this for a while, then said, ‘Why do women smoke them, then, eh?’ His triumphant expression showed that he thought this was a knock-down argument. ‘If smoking Silk Cut is a form of aggravated rape, as you try to make out, how come women smoke ‘em too?’ `Many women are masochistic by temperament, said Robyn. `They’ve learned what’s expected of them in a patriarchal society.’

 

 
David Lodge (Londen, 28 januari 1935) 

 

De Amerikaanse schrijver, satiricus en komiek Mo Rocca werd geboren op 28 januari 1969 in Washington, DC. Zie ook alle tags voor Mo Rocca op dit blog.

Uit: All the Presidents’ Pets

“The only good part about being back in Washington was that I’d be near the White House. And the White House is where the President lives. Allow me to digress for a moment .. .
The President. The Commander-in-Chief. The Chief Executive. POTUS. Maybe I was fascinated by the office because I’d been raised in D.C., a mill town like L.A., where the President was the undisputed number-one star. Other kids might have become blasé but not I. Staring at the White House was magical, like looking through the gates of Paramount Studios.
It seemed that the office had worked a kind of alchemy on all its forty-two occupants. (George W. Bush is the forty-third President because Grover Cleveland’s nonconsecutive terms are counted twice.) In each case, the presidency took a man who seemed ordinary and transformed him into something more. Silent Cal Coolidge was no longer boring; he was stoic. Taft was no longer fat; he was robust. Clinton was no longer an adulterer; he was popular with women voters. Even George Washington, already a god among men, grew still larger than life in office. Had he never been President, he would have still been “First in War,” maybe even “First in the Hearts of his Countrymen.” But without the “First in Peace” part, the whole quote would have fallen apart.
Cynics believed that a presidential mythmaking machine was at work, serving the American public’s need, in the absence of royalty, to believe, say, that Warren Harding was a 1920s Abe Lincoln. (Warren Harding did have the biggest feet of any president—size fourteen and a half. That has to count for something.) They believed that the White House press corps aided and abetted this myth.
Perhaps it was no coincidence that the first modern all-powerful President, Teddy Roosevelt, had an especially close relationship with reporters and gave them their first pressroom inside the White House. He did this, the skeptics claimed, so that he could manage the flow of information more easily and control the way the American people perceived him.
But honestly, could anyone deny that TR was nearly superhuman? Through a hail of bullets this former asthmatic ran all the way up Cuba’s Kettle Hill without stopping for breath. (That’s right, Kettle Hill. San Juan Hill gets all the credit, but it was a lot less important.) This was no whitewashing.”

 

 
Mo Rocca (Washington, 28 januari 1969)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e januari ook mijn drie blogs van 28 januari 2018.

Hermann Kesten, Miguel Barnet, David Lodge, Manfred Jendryschik, Mo Rocca, Hermann Peter Piwitt, Colette, Christian Felix Weiße

De Duitse dichter en schrijver Hermann Kesten werd geboren op 28 januari 1900 in Podwoloczyska (tegenwoordig Oekraïne). Zie ook alle tags voor Hermann Kesten op dit blog.

Uit: Dichter im Café

„Als Kind lernte ich im Cafe den Witz der Deutschen kennen. Mein Vater, der taglich mit dem beschaftigten Ernst ins Kaffeehaus eilte, den andere in ihrem Buro zeigen, nahm zuweilen uns Kinder in sein Stammcafe mit.
Der Kellner kannte meinen Geschmack. Er brachte, ohne lang zu fragen, eine Melange, eine Schokoladentorte und einen Packen Witzblatter, den Simplizissimus, die Jugend, den Kladderadatsch,die Meggendorfer Blätter, den Ulk, ferner Maximilian Hardens Zukunftund Die Fackelvon Karl Kraus, die der Kellner gleichfalls fur Witzblatter hielt.
Dort begegnete ich zuerst den modernen deutschen Dichtern, teils schrieben sie in den Witzblattern, teils schrieben die Witzblatter uber sie, einige wie Ludwig Thoma, Thomas Mann oder Jakob Wassermann waren sogar Witzblattredakteure.
Damals blickte ich noch zum Tischrand empor, ein Bubchen von sechs oder neun Jahren. Ehe ich die moderne deutsche Literatur ernst nehmen konnte, lachte ich bereits im Cafe uber sie oder mit ihr.
Schon als Gymnasiast begann ich, allein ins Cafe zu gehn, jeden Mittwochnachmittag, mit Erlaubnis des Rektors vom Melanchthongymnasium. Er hatte nach einem inquisitorischen Rundgang durch die Kaffeehauser von Nurnberg das solideste fur uns Schuler der Sekunda und Prima ausgesucht, nach langen moralischen Erorterungen mit dem Cafetier, der uns vor den zahllosen Anfechtungen des Kaffeehauslebens behuten sollte.
Im Vorderraum sasen lustlose Familien, mit Herzen aus Kattun und grellgefarbten Gesinnungen. Im Hinterzimmer stand ein Billard, das unser Schulfreund Richard Schrotter, rosig wie ein Madchen, das nicht das Herz hat, ein Ganseblumchen zu pflucken, todlich verwundete, wie ein junger Torero seinen ersten Stier.“

 

 
Hermann Kesten (28 januari 1900 – 3 mei 1996)
Hermann Kersten im Café. Illustratie door Michael Mathias Prechtl, 1979

Lees verder “Hermann Kesten, Miguel Barnet, David Lodge, Manfred Jendryschik, Mo Rocca, Hermann Peter Piwitt, Colette, Christian Felix Weiße”

Wies Moens, José Martí, Miguel Barnet, Hermann Kesten, David Lodge

De Vlaamse dichter en schrijver Wies Moens werd geboren in Sint-Gillis-bij-Dendermonde op 28 januari 1898. Zie ook alle tags voor Wies Moens op dit blog.

 

Vers voor de jonge monnik
Aan Pieter en Christine van der Meer de Waleheren.

De meiavond is in de boomgaard gegleden
waar hij de stammen omhelst,
de kruinen vastmeert in aandachtigheid.
Over het gras en de boterbloemen die slapen gaan
– wind-vermoeide kinderen –
in verre blinkende transen, diep heiligdom van de vliedende dag,
kom ik tot U, Heilige Vader Benedictus,
zooals ik U ken uit de verhalen van moeder
en de Vijf schitterende Wonden geslagen in mijn kindsheid.

De doornen dragen bloemkladden uw vlees
vurig-bedropte hagedoorn: het opstandige bloed geperst uit uw witheid
– de roodborstjes schreiden om U in het hout! –
O de wierook van uw gekastijde lichaam
in het midden der heilige zusteren,
de vlam van uw woord
als een Godslamp onder hen.
Het Monasterium blauw op de berg
en de witte duiven
die komen pikken uit uw handen!

Een lieve kameraad, een verre onbekende broeder
legt heden zijn hoofd in uw schoot.
Zo komen er velen en altijd weer:
de rinkelende wereld hebben zij gelaten
voor de stille sneeuw waarin uw voeten staan,
de glinsterende gletsjer Gods,
en de nijpende wind der Armoede
die de mantels vreet van het lijf.

Dat hun naaktheid worde gekleed
met de warme wol van het Lam,
Zijn gulpend bloed tot een lafenis
aan de lippen van hen
die het leven hebben aanvaard van het blad,
dat zich verdorren laat in onderworpenheid
– doorruisend de morgenden en de nachten –
en met zijn broeders te gronde gaat
voor de eeuwige terugkeer van Uw lenten,
Uw veropenbaarde majesteit, Heer,
in groen en gewas over de aarde!

 

 
Wies Moens (28 januari 1898 – 5 februari 1982)

Lees verder “Wies Moens, José Martí, Miguel Barnet, Hermann Kesten, David Lodge”

Miguel Barnet, José Martí, Hermann Kesten, David Lodge, Wies Moens

De Cubaanse dichter en schrijver Miguel Barnet werd geboren op 28 januari 1940 in Havanna. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007 en ook mijn blog van 28 januari 2008 en ook mijn blog van 28 januari 2009 en ook mijn blog van 28 januari 2010.

 

Uit: The Language We Speak

 

Our Cuban variant of the Spanish language is a spicy potato dish in which, among others the Spanish, the indo-West Indian, and the African of Yoruba, Bantu or Carabali origin have combined, just to mention only three African linguistic sources, in view of which we should also assume an objective position, not an embarrassing or discriminatory one. The world “chévere”, very Cuban, is used today in many countries in the Americas, where it arrived by way of Cuban music; however, it’s barely used in Cuba now. “Asere” and “ecobio”, also of African roots, have expanded as ways of addressing people, particularly the first one, among our youngsters since the 1960’s. Today, their use is common in Cuban vocabulary and not necessarily poor Cubans. They’re contributions from other languages that have been gradually incorporated into the Cuban Spanish and that are part of our culture. Words coming from religious systems or fraternity and mutual help societies like the Abakuá Society, but that have acquired a new semantic value, according to the persons using them and the intention with which they do. 

Between all of us, we have gradually elaborated this rich spicy dish throughout the long cooking process identifying us as the Cuban linguistic community. We’re not defending the use or abuse of vernacular words, because “Cuban” means not only what is popular, picturesque, and vulgar; that’s not only a very narrow conception, but a wrong one. Cuban is also what is educated, more elaborate.” 

 

 

Miguel Barnet (Havanna, 28 januari 1940)

 

 

Lees verder “Miguel Barnet, José Martí, Hermann Kesten, David Lodge, Wies Moens”

Hermann Kesten, David Lodge, Wies Moens, Manfred Jendryschik, Mo Rocca, Hermann Peter Piwitt, Colette, Christian Felix Weiße

De Duitse dichter en schrijver Hermann Kesten werd geboren op 28 januari 1900 in Podwoloczyska (tegenwoordig Oekraïne). Zie ook mijn blog van 28 januari 2009.

Polen

Grüne, rote Felder.
Birken, weite Wälder.
eine Kuh steht melancholisch.
Ob sie denkt? Ob sie verdaut?
Die Welt erscheint ihr hyperbolisch.
Kennt sie den Marktpreis ihrer Haut?
man wird sie häuten, walken, gerben, färben.
Lang vor dem Alter muß sie sterben.
Erst wird sie säugen, Kälber, Kinder nähre.
Dann frißt man sie, die Kuh kann sich nicht wehren.
Sie kennt ihr Schicksal nicht. Da steht sie unbeweglich.
Das Gras wird ihr zur Milch. Sie muht, und es klingt kläglich.
Der Abend grünt und rötet sich und blaut.
Die Kuh steht still. Sie trägt noch ihre Haut.

 

kesten

Hermann Kesten (28 januari 1900 – 3 mei 1996)

 

De Engelse schrijver en literatuurwetenschapper David Lodge werd geboren op 28 januari 1935 in Londen. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007 en ook mijn blog van 28 januari 2008 en ook mijn blog van 28 januari 2009.

 

Uit Deaf Sentence

 

My own awareness of having a hearing problem was more gradual. I was in my late forties, teaching full-time in the English department at Birmingham University and finding it more and more difficult to hear what students were saying in tutorials and seminars. At first I blamed the students for mumbling and murmuring – which many do, of course, out of diffidence or fear of seeming overassertive to their peers – but I had coped well enough in the past.

I was conscious also that I was talking too much myself in class because it was less of a strain than trying to make out what they were saying. So I went to my GP hoping that the problem was a build-up of wax in the ears, but it wasn’t. He referred me to an ear, nose and throat consultant who, after I had an audiogram, diagnosed high-frequency deafness – possibly caused by ear infections I had suffered in infancy.

My impairment was relatively mild, but the specialist warned me that it would gradually get worse and there was no cure.

It is estimated that about 9m people in the UK – one in seven of the population – are deaf or suffer from hearing loss. High-frequency deafness is by far the most common form of hearing impairment and is caused by loss of – or damage to – the thousands of tiny hair cells in the inner ear that amplify and convert sounds so that they can be transmitted to the brain. Consonants are pitched at a higher frequency than vowels and it is on consonants that we crucially depend to recognise words and distinguish between them.“

 

david_lodge

David Lodge (Londen, 28 januari 1935)

 

De Vlaamse schrijver Wies Moens werd geboren in Sint-Gillis-bij-Dendermonde op 28 januari 1898. Zie ook mijn blog van 28 januari 2009.

 

Uit: Celbrieven

 

„Mijn hart is wel een vaste klomp van harde verbittering. Maar als daarbuiten, op een tak die ik niet zien kan, een wintervogel (sneeuwwit, op een stekeldorentje – het oude lied!) zijn din-don-deine slaat, och als daar maar één druppeltje klare vogelzang op mijn hart valt, smelt de klomp, als was dat brandt op Mei-altaren!

Dragen alle eerlike lui uniformen met blinkende knopen en kepi’s met zilverband? Ik weet niet of de bozen een ander gelaat hebben als de goeden. Kwaaddoeners dragen een kap over hun hoofd. Ik zag nooit het gelaat van een booswicht. Ook mijn eigen gelaat kan ik niet zien. Misschien is dat goed. Ik kon anders razend worden.

Komt het nu weer? Als ik aanhoudend staar, op de witte wand staar, komt het altijd. De verschijning. Zij komt uit de witte wand: het is als een licht dat plots in een nis wordt gesteld. De hele gestalte is licht, alleen het gelaat is donker; daar hangt rouw over de oogleden. Het is een zeer fijn gelaat, zacht als het aanschijn Christi.

Zo was mijn laatste droom. Een jonge Romein, in knapedracht. Hij stond: dat wil zeggen, staan was het enige wat hij deed. Onder zijn arm hield hij een speer. De schacht van de speer was zwart, en de punt naar de grond gekeerd. Het was of de jonge Romein eeuwig zô staan zou. Aan zijn voeten lag een meisje. Zij lag er als Magdalena aan de voet van het Kruis en hield zijn knieën omklemd. Toen zij haar gelaat ophief, zag ik dat het nat was van tranen. Maar niet zodra hadden haar ogen die van de jongeling gevonden, of daar lichtte over haar aangezicht al de glans van de eerste morgen die straalde van Gods gelaat! Ik geloof dat het jongelingsbeeld toen plots levend geworden is.“

 

Moens

Wies Moens (28 januari 1898 – 5 februari 1982)

 

De Duitse dichter en schrijver en uitgever Manfred Jendryschik werd geboren op 28 januari 1943 in Dessau. Zie ook mijn blog van 28 januari 2009.

 

Uit: Der feurige Gaukler auf dem Eis

 

„Ach diese Stimme, thüringisch eingefärbt, jetzt wohnt sie in Leipzig, das gibt eine Mischung, jedenfalls zart, ein Mädchen, dass du die Worte beschützen möchtest, auch ihr Gesicht hat diese Röte, die kindliche, manchmal erzählt sie eifrig, die Lippen vollführen Sprünge, und sitzt dann auf fliegendem Teppich, sie gleitet uns weg aus dem Haus, aus den Straßen, der Stadt, ist schon unter südlicher Sonne zum Beispiel, das könnte die Camargue sein, um Aix en Provence usw., wo noch die wildesten Pferde traben, und zum Marienfest treffen sich Europas Zigeuner, da fällt sie gar nicht mehr auf, nie war sie anders, und es ist deutlich zu sehen, wie sie in buntschillerndem Röckchen tanzt, das Tamburin in der Hand, der Atem in Stößen, schneller die Schritte, verrückter, verrückter, jetzt sollte, erst mal, ein Semikolon her; einer hat doch gesagt, sie wäre einst Staatsanwalt gewesen, das muss ein Irrtum sein, auf alle Fälle geht die Legende, es hätten die Angeklagten viel Mitleid mit ihr gehabt; oder ich sag: ein Kind, das ist, zu plötzlich, unter diese Erwachsnen gefallen, das hört mit dem Staunen nun nicht mehr auf; oder sie erzählt nichts, sie steht nur so da, im Garten, im Mai oder Juli, und lächelt gegen den Regen, wandelt mit dieser Stimme Tropfen zu Schmetterlingen auf ihrer Nase, in dieser Luft, es könnten auch Blaumeisen sein, und wird gegen Abend ein Baum, so ist sie im Grün, ein Fliederbusch, der wächst über alle Zäune“.

 

Jendryschik

Manfred Jendryschik (Dessau, 28 januari 1943)

 

 

De Amerikaanse schrijver, satiricus en komiek Mo Rocca werd geboren op 28 januari 1969 in Washington, DC. Zie ook mijn blog van 28 januari 2009.

 

Uit: All the Presidents’ Pets

 

„And in between cars, leggy conservative pundette Laura Ingraham canoodled in the shadows with pint-sized Clinton cabinet secretary Robert Reich-strange bedfellows indeed but on the Acela they shared one important trait: these powerbrokers were all arriving in Washington a full fifteen minutes faster than the lowly schmucks stuck on the Metroliner.
The Acela was especially busy the last time I took it. I wasn’t en route to an assignment, though. My trip was the assignment, part of my current gig on MSNBC, also known as the Michelle Kwan of the twenty-four-hour cable news channels. (No matter how hard it tried, it always seemed to land on its ass.)
I wore a fake mustache and took my position behind the counter of the cafe car. It was the latest in my series of undercover reports focusing on different service jobs, appropriately called “Pressure”-and appropriately accompanied by the Billy Joel song “Pressure,” or, as the singer pronounced it, “Preshah!” Each segment featured me thrown into a different job, wearing a different disguise each time. As a furniture mover I got to wear a soul patch. As a mohel I wore payos.“

 

Rocca_Mo

Mo Rocca (Washington, 28 januari 1969)

 

Zie voor de drie onderstaande schrijvers ook mijn blog van 28 januari 2007 en ook mijn blog van 28 januari 2009.

 

De Duitse schrijver Hermann Peter Piwitt werd geboren op 28 januari 1935 in Wohldorf bij Hamburg.

 

Uit: Die Gärten im März

 

“Tauwind, sagt Ponto, wenn ich mir überlege, wie lange ich dies Wort nicht mehr benutzt habe. Nicht, daß er ausgeblieben wäre wie Störche ausbleiben, aber der Wind, der uns als Kinder nachts weckte und uns um das Eis auf dem Teich und den Gräben bangen ließ — was ist damit passiert? Eine Turbulenz. Ein Allerwelts-Tief, eine Sendeminute nach der Tagesschau. Eine neue Krawatte unterm Kinn des Meteorologen. Das Bier, mit dem ich mir über seinen Anblick hinweg helfe …” Die Wagen, wenn sie abends in den Langenfelder Damm hineinstürzen. Die von den Pneus wegspritzenden Matschfontänen. Der Sog. Die in die gerissenen Luftlöcher nachstürzende Luft; Tauwind? Wie man mit den Worten die Welt aufgibt. Du hörst einfach auf, das Wort “Tauwind” zu benutzen und schon hört für dich zu existieren auf, was es meint …”

 

Piwitt

Hermann Peter Piwitt (Wohldorf, 29 januari 1935)

 

De Franse schrijfster Colette werd geboren op 28 januari 1873 in Saint-Sauveur-en-Puisaye.

 

Uit: La maison de claudine

 

„Où sont les enfants ?

La maison était grande, coiffée d’un grenier haut. La pente raide de la rue obligeait les écuries et les remises, les poulaillers, la buanderie, la laiterie, à se blottir en contrebas tout autour d’une cour fermée.

Accoudée au mur du jardin, je pouvais gratter du doigt le toit du poulailler. Le Jardin-du-Haut commandait un Jardin-du-Bas, potager resserré et chaud, consacré à l’aubergine et au piment, où l’odeur du feuillage de la tomate se mêlait, en juillet au parfum de l’abricot mûri sur espaliers. Dans le Jardin-du-Haut deux sapins jumeaux, un noyer dont l’ombre intolérante tuait les fleurs, des roses, des gazons négligés une tonnelle disloquée… Une forte grille de clôture, au fond, en bordure de la rue des Vignes, eût dû défendre les deux jardins ; mais je n’ai jamais connu cette grille que tordue, arrachée au ciment de son mur, emportée et brandie en l’air par les bras invincibles d’une glycine centenaire…

La façade principale, sur la rue de l’Hospice, était une façade à perron double, noircie, à grandes fenêtres et sans grâces, une maison bourgeoise de vieux village, mais la raide pente de la rue bousculait un peu sa gravité, et son perron boitait, quatre marches d’un côté, six de l’autre.

Grande maison grave, revêche avec sa porte à clochette d’orphelinat, son entrée cochère à gros verrou de geôle ancienne, maison qui ne souriait que d’un côté. Son revers, invisible au passant, doré par le soleil, portait manteau de glycine et de bignonier mêlés, lourds à l’armature de fer fatiguée creusée en son milieu comme un hamac, qui ombrageait une petite terrasse dallée et le seuil du salon… Le reste vaut-il que je le peigne, à l’aide de pauvres mots ? Je n’aiderai personne à contempler ce qui s’attache de splendeur, dans mon souvenir, aux cordons rouges d’une vigne d’automne que ruinait son propre poids, cramponnée, au cours de sa chute, à quelque bras de pin. Ces lilas massifs dont la fleur compacte, bleue dans l’ombre, pourpre au soleil, pourrissait tôt, étouffée par sa propre exubérance, ces lilas morts depuis longtemps ne remonteront pas grâce à moi vers la lumière, ni le terrifiant clair de lune – argent, plomb gris, mercure, facettes d’améthystes coupantes, blessants saphirs aigus, – qui dépendait de certaine vitre bleue, dans le kiosque au fond du jardin.“

 

Colette

Colette (28 januari 1873 – 3 augustus 1954)

 

De Duitse dichter en schrijver Christian Felix Weiße werd geboren op 28 januari 1726 in Annaberg, in het Erzgebergte.

 

An einen Bach im Winter

 

Du rauschest, sanfter Bach, auch nicht für Freuden mehr?

Kein Blümchen spiegelt sich in dir:

Vom Schnee bedeckt, vom Eise schwer,

Gleichst du, ja gleichst du mir.

 

Du gleichest mir, so lang mir Chloe grausam ist:

Da glänzt mir keine Freude mehr,

Mein Herz, das alles Glück vergißt,

Klopft kaum von Seufzern schwer.

 

Doch dich lös’t einst der Lenz zu neuen Freuden auf:

Da singt um dich der Vögel Chor,

Dein murmelnder verliebter Lauf

Lockt Blum und Laub hervor.

 

O daß mir doch, wie dir, auch einst ein Lenz erschien,

Ergäb sich einstens Chloe mir!

Da würden mir auch Freuden blühn,

Ein ewger Lenz in ihr!

 

Weisse

Christian Felix Weiße (28 januari 1726 – 16 december 1804)

 

Ramsey Nasr, Peter Verhelst, Ismail Kadare, Miguel Barnet, José Martí, David Lodge, Wies Moens, Maik Lippert, Manfred Jendryschik, Hermann Kesten, Colette, Mo Rocca, Christian Felix Weiße, Hermann Peter Piwitt

De Palestijns-Nederlandse dichter, schrijver en acteur Ramsey Nasr werd geboren in Rotterdam op 28 januari 1974. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007 en ook mijn blog van 28 januari 2008.

wonderbaarlijke maand

dat was in de wonderbaarlijke maand
van bloesemingen en overvloed
toen mijn borstkas opstoof als papaver
ribben in sierpennen uitwaaierden
mei mijn magere taal openbrak
vergelijkingen vrat als vuur water

ik schaamde mij diep naar poldergewoonte
in loden jas tussen druppel en wind
ongevoelig bij takken struikgewas doornen
had ik licht opgevat
ik wreef haar in
en doorzichtig vernederend fonkelniezen
kwam over mij o wonder daar ging ik
men zou van minder uit schamen gaan
maar dit was mijn ziekte baarlijke liefde

 

 

Wie weet mij eindelijk

 

Wie weet mij eindelijk, welke dodentolk,
Te doen bedaren in gezworen haat.
Ik volg de vaderen om vroeg en laat
Mijn land te zien. Ik leef tegen een volk
dat zebrapaden aanlegt over wonden,
Dat boven onze botten steen op steen
Bewoont, dat leven wil voor zich alleen.
Leeft dan in angst. Ons bloed wordt niet geronnen.
Op hoeveel scherven vlees weerkeert het recht.
En opgeblazen domme wraak en gal
Is wat er rest, als hersenen gaan denken.
‘Men mag een mens een leven niet ontschenken.
Ik hoop dat ik geen bommen maken zal.’

 

RamseyNasr1

Ramsey Nasr (Rotterdam, 28 januari 1974)

 

De Vlaamse dichter, romancier en theatermaker Peter Verhelst werd geboren op 28 januari 1962 in Brugge. Zie ook mijn blog van 28 januari 2008.

 

Broken Nose

 

Onhandelbaar gezicht

op een sokkel op de schouders van een jongen

verdunnend tot een neus in een rare hoek.

De foto glanst onwezenlijk, een scherp been

in X-raykleuren met een streepje zwart

als een slechte zenuw. Alsof een meisje

in mijn hoofd eet tot ze me op heeft,

haar nagels over ijzer haalt en giechelt.

 

Jongetje op knalgeel schommelpaard

tegen de muur. (Mike Tyson-

Sint-Sebastiaan.)

 

 

 

Viewmaster en lucifer

 

Met sneeuwlippen en ijsblauwe ogen

je cold song baby, (God heeft de kleur

van de rook van mijn sigaret, evenzo giftig)

in catsuit voor je heupwiegend. Uit de hemel

daal ik aan een koord. Als ik dan zing gaat mijn mond

dood denk is soms; ik stel me voor dat hij

als vacuüm het gezongene terug inhaleert

zodat hij tenslotte vol gestorven muziek

als een doosje zonder gestolen spiegeltjes nutteloos

tussen mijn vingers op vuur wacht. (God is warm

als de askegel in mijn handpalm afgetikt) Erboven

klikt de master; ik met het gezicht van de vrouw

die op mijn hand zit als een dier in hypnose,

ik en Angst in gesprek, ik en Brutaal in een tongkus,

ik en Christus, ik Doodsogig, ik Emanatie… –

tot een flakkerende tong de minuscule

foto’s uit het kaartje weglikt.

(en de vuurpunt in mijn ogen doodduwt.)

 

Als niks.

 

Verhelst

Peter Verhelst (Brugge, 28 januari 1962)

 

De Albanese schrijver Ismail Kadare werd geboren in Gjirokastër op 28 januari 1936. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007 en ook mijn blog van 28 januari 2008.

Uit: The Siege

 

As winter fell away and the Sultan’s envoys departed, we realised that war was our ineluctable fate. They had pressured us in every way to accept being vassals of
the Sultan. First they used flattery, promising us a part in governing their vast empire. Then they accused us of being renegades in the pay of the Frankish knights, that is to say, slaves of Europe. Finally, as was to be expected, they made threats.
You seem mighty sure of your fortresses, they said to us, but even if they are as sturdy as you think, we’ll throttle you with an altogether more fearsome iron band – hunger and thirst. At each season of harvest and threshing, the only seeded field you’ll see will be the sky, and your only sickle the moon.
And then they left. All through March their couriers galloped as fast as the wind bearing messages to the Sultan’s Balkan vassals, telling them either to persuade us to give in, or else to cut off all relations with us. As was to be expected, all were obliged to take the latter course.
We were alone and knew that sooner or later they would come. Many times in the past we had faced attacks from our enemies, but lying in wait of the mightiest army the world had ever known was a different matter. Our own minds were perpetually abuzz, but our prince, George Castrioti, was preoccupied beyond easy imagining. The inland castles and coastal keeps were ordered to repair their watchtowers and above all to build up stocks of arms and supplies. We did not yet know from which direction they would come, but in early June we heard that they had begun to march along the old Roman road, the Via Egnatia, so they were heading straight towards us.
One week later, as fate decreed that our castle would be the first defence against the invasion, the icon of the Virgin from the great church at Shkodër was brought to us. A hundred years before it had given the defenders of Durrës the strength to repulse the Normans. We all gave thanks to Our Immaculate Lady and felt calmer and stronger for it“.

 

Kadare

Ismail Kadare (Gjirokastër, 28 januari 1936)

 

De Cubaanse dichter en schrijver Miguel Barnet werd geboren op 28 januari 1940 in Havanna. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007 en ook mijn blog van 28 januari 2008.

On Cat’s Feet

 

The wind has scorched my fur
the cold wind, the leveler
On cat’s feet I glide through the dark.
Carefully, with a wild beast’s caution,
I approach your heart,
your scent and the night my compass.
As if you don’t know that I exist you expose yourself
to helplessness and fright.
After all you are weaker
than a ball of yarn
and you haven’t learned to run away.
Only the rain silvering your arms
hovers between us.
You can’t see me, my path hidden beneath trees
The night, prodigal with dreams, plays again
its dirty trick on me.
Fiercely I drink your nakedness until my lips
dry out or forget.
God grant that an arrow pierce your heart
to remake you as I see you, to revive you.

Not for its apparition do I blame the night
but for its ghosts
.

 

 

 

Vertaald door Mark Weiss

 

miguel_barnet

Miguel Barnet (Havanna, 28 januari 1940)

 

De Cubaanse schrijver José Martí werd geboren op 28 januari 1853 in Havanna. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007.

No. 5 from Simple Verses

 

If you see a hill of foam
It is my poetry that you see:
My poetry is a mountain
And is also a feather fan.

 

My poems are like a dagger
Sprouting flowers from the hilt;
My poetry is like a fountain
Sprinkling streams of coral water.

 

My poems are light green
And flaming red;
My poetry is a wounded deer
Looking for the forest’s sanctuary.

 

My poems please the brave:
My poems, short and sincere,
Have the force of steel
Which forges swords.

 

Marti

José Martí (28 januari 1853 – 19 mei 1895)

 

De Engelse schrijver en literatuurwetenschapper David Lodge werd geboren op 28 januari 1935 in Londen. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007 en ook mijn blog van 28 januari 2008.

 

Uit: Consciousness and the Novel

 

Lyric poetry, however, uses language in such a way that the description of qualia does not seem partial, imprecise, and only comprehensible when put
in the context of the poet’s personal life. In my novel Thinks…, the heroine Helen Reed makes this point to a cognitive science conference, quoting from Andrew Marvell’s poem “The Garden”:

 

The Luscious Clusters of the Vine
Upon my Mouth do crush their Wine;
The Nectaren, and curious Peach,
Into my hands themselves do reach;
Stumbling on Melons, as I pass,
Insnar’d with Flow’rs, I fall on Grass.

 

Helen says: “Let me point to a paradox about Marvell’s verse, which applies to lyric poetry in general. Although he speaks in the first person, Marvell does not speak for himself alone. In reading this stanza we enhance our own experience of the qualia of fruit and fruitfulness. We see the fruit, we taste it and smell it and savour it with what has been called ’the thrill of recognition’ and yet it is not there, it is the virtual reality of fruit, conjured up by the qualia of the poem which I could try to analyse if there were world enough and time, to quote another poem of Marvell’s – but there is not” .

There are lyrical descriptions of qualia in prose fiction as well as verse. “My task, which I am trying to achieve,” Joseph Conrad wrote in the Preface to one of his tales, “is by the power of the written word to make you hear, to make you feel – it is before all, to make you see. That – and no more, and it is everything.”

 

DavidLodge

David Lodge (Londen, 28 januari 1935)

 

De Vlaamse schrijver Wies Moens werd geboren in Sint-Gillis-bij-Dendermonde op 28 januari 1898.  Van 1916 tot 1918 studeerde hij Germaanse filologie aan de Universiteit van Gent. Hij werd lid van de Vlaamse Beweging, en werd na de Eerste Wereldoorlog wegens zijn rol als activist tot gevangenisstraf veroordeeld. De Vereniging van Vlaamse letterkundigen verzocht om zijn vrijlating, en Vlaamse intellectuelen stuurden een petitie rond. In maart 1921 kwam Moens vrij. Hij vervulde zijn dienstplicht en trad in 1922 in het huwelijk. Zijn expressionistische gedichten verschenen in het tijdschrift Ruimte waarin ook Paul van Ostaijen publiceerde.Tijdens WO II werd Moens directeur van de nationaalsocialistische Zender Brussel. Eind 1943 diende hij zijn ontslag in omdat de zender steeds meer onder invloed kwam van de Algemeene SS-Vlaanderen en DeVlag. In 1947 werd hij bij verstek ter dood veroordeeld wegens collaboratie met Duitsland. Hij vluchtte naar Nederland waar hij de rest van zijn leven doorbracht.

 

Uit: Celbrieven

 

„Mijn goeie, waarde vriend!

‘Vijgen na Pasen’ hoor ik je al mompelen! Waarachtig ik kom wat laat met mijn Paasbrief aandragen, maar het is heus mijn schuld niet… ik heb het de laatste dagen zo biezonder druk gehad, – ik ben op reis geweest! Over mijn tegenwoordigheid als getuige op het proces Jacob c.s. zal de krant je wel geïnformeerd hebben. Ik meen dat het mijn plicht

[p. 13]was, als oud-student van Dr. Jacob aan de Vlaamse Hogeschool, ‘zonder haat en zonder vrees’ mijn herinneringen aan zijn professoraat voor het Assiesenhof te gaan uitspreken. Deze herinneringen zullen steeds zo levend en fris blijven, als dit professoraat uitmuntend was.

De reis naar Antwerpen is in mijn eentonig gevangenisleven (de 11e maand voorarrest is begonnen!) een zeer gewenst intermezzo geweest: dat kan je je voorstellen! En om je nu niet eeuwig met mijn al te dorre cel-filosofie om de oren te zaniken, zal ik je wat over die reis vertellen.

Het was een mottige dag toen wij naar Antwerpen spoorden; wat niet belet dat ik de lucht, en de bomen en het land die dropen van triestige regen, als een goddelike veropenbaring van ongekend, verholen geluk zat toe te knikken door het raampje, de hele reis lang! En de mensen dan! Maar zij keken zo schuw naar mij.“

 

moens

Wies Moens (28 januari 1898 – 5 februari 1982)

 

De Duitse dichter en schrijver Maik Lippert werd geboren op 28 januari 1966 in Erfurt. Van 1986 toto 1991 studeerde hij in Moskou economie. Hij debuteerde in 1995 met Suizid wird nicht länger strafrechtlich verfolgt, een uitgave in eigen beheer. Sinds 2003 werkt hij als docent in Berlijn.

engelsposaune

 

jeden morgen der kelch

das gelb von gummihandschuhen

ein fingerzeig gottes

liegt auf dir

beim vorbeigehen am vorgarten

zur haltestelle

lukas stöbert

in den abfallkörben

den krumen nach

wandert am packpapier

die geäderte stierzunge

wie ein blatt

vom nachtschatten

noch bleich die geliebte

in der hand

das buch mit blauem einband

monologe über engelarten

und du denkst

an zierliche schulterblätter

 

 

 

rippenzählen

 

ich kam zu dir

rippenzählen

was hatte ich mehr

als deinen rücken

nach der schicht

rauchtest du erstmal

bis dein kopf ganz

porzellan war

 

lippert

Maik Lippert (Erfurt, 28 januari 1966)

 

De Duitse dichter en schrijver en uitgever Manfred Jendryschik werd geboren op 28 januari 1943 in Dessau. Van 1962 tot 1967 studeerde hij germanistiek en kunstgeschiedenis aan de universiteit van Rostock. Vervolgens werd hij lector bij een uitgeverij in Halle. Sinds 1976 is hij zelfstandig schrijver. Jendryschik schrijft vooral gedichten, essays en verhalen. In 1987 ontving hij de Heinrich-Heine-Preis van het ministerie van cultuur van de DDR.

Uit: Der feurige Gaukler auf dem Eis

“Ach diese Stimme, thüringisch eingefärbt, jetzt wohnt sie in Leipzig, das gibt eine Mischung, jedenfalls zart, ein Mädchen, dass du die Worte beschützen möchtest, auch ihr Gesicht hat diese Röte, die kindliche, manchmal erzählt sie eifrig, die Lippen vollführen Sprünge, und sitzt dann auf fliegendem Teppich, sie gleitet uns weg aus dem Haus, aus den Straßen, der Stadt, ist schon unter südlicher Sonne zum Beispiel, das könnte die Camargue sein, um Aix en Provence usw., wo noch die wildesten Pferde traben, und zum Marienfest treffen sich Europas Zigeuner, da fällt sie gar nicht mehr auf, nie war sie anders, und es ist deutlich zu sehen, wie sie in buntschillerndem Röckchen tanzt, das Tamburin in der Hand, der Atem in Stößen, schneller die Schritte, verrückter, verrückter, jetzt sollte, erst mal, ein Semikolon her; einer hat doch gesagt, sie wäre einst Staatsanwalt gewesen, das muss ein Irrtum sein, auf alle Fälle geht die Legende, es hätten die Angeklagten viel Mitleid mit ihr gehabt; oder ich sag: ein Kind, das ist, zu plötzlich, unter diese Erwachsnen gefallen, das hört mit dem Staunen nun nicht mehr auf; oder sie erzählt nichts, sie steht nur so da, im Garten, im Mai oder Juli, und lächelt gegen den Regen, wandelt mit dieser Stimme Tropfen zu Schmetterlingen auf ihrer Nase, in dieser Luft, es könnten auch Blaumeisen sein, und wird gegen Abend ein Baum, so ist sie im Grün, ein Fliederbusch, der wächst über alle Zäune.”

 

jendryschik

Manfred Jendryschik (Dessau, 28 januari 1943)

 

De Duitse schrijver Hermann Kesten werd geboren op 28 januari 1900 in Podwoloczyska (tegenwoordig Oekraïne) en groeide op in Nürnberg. Hij studeerde rechten en economie, later germanistiek, geschiedenis, filosofie en theaterwetenschappen. In 1927 werd hij lector bij een uitgeverij in Berlijn. In 1933 vluchtte hij voor de nazi’s en leefde in Parijs, Nice, Oostende, Brussel en Amsterdam, waar hij voor uitgeverij Albert de Lange werkte. In 1940 vluchtte hij naar de VS. Daar werd hij – samen met Thomas Mann – Honorary Advisor” van de “Emergency Rescue Committee”, een organisatie voor de redding van kunstenaars en intellectuelen. In 1949 werd hij Amerikaans staatsburger, maar hij keerde in 1952 terug naar Europa en woonde in Parijs, Rome en in Zwitseland.

 

Uit: Die fremden Götter

“Junger Mann! Wollen Sie andeuten, in meiner Familie gehe es schlimmer zu als in Ihrer Familie? Oder in anderen guten Familien? Haben Sie nie Geschichte und Literatur studiert? Nie in der Schule von einer gewissen Iphigenie gehört? Das arme Kind ward zu Aulis vom eigenen Vater aus propagandistischen und religiösen Motiven geopfert. Und kennen Sie ihre Familie? Iphigeniens Urgroßvater Tantalus servierte seinen eigenen Sohn Pelops den Göttern zum Mahle, um sie auf die Probe zu stellen; er büßte es im Tartarus. Der Großvater Atreus, ein König von Mykene, rächte sich an seinem Bruder Thyestes. Indem er dessen Söhne tranchierte und dem Vater zum Mahle servierte; dafür tötete in sein Neffe Aegisthes. Die Mutter Klytämnestra erschlug mit Hilfe ihres Liebhabers Aegisthes ihren Mann Agamemnon im Bad nach dessen glücklicher Heimkehr vom Trojanischen Krieg. Der Onkel Menelaus war ein Hahnrei, der, um seine Hörner zu rächen, den Trojanischen Krieg entflammte. Ihre Tante Helena war die hübscheste Hure der Welt. Ihr Bruder Orestes war ein Muttermörder. Und ihre Schwester Elektra dessen Helfershelferin. Und doch stammte Iphigenia aus bester Familie, von hochbeliebten Atriden. Und lasen Sie nie die Bibel von Loth und seinen Töchtern? Und lasen Sie nicht kürzlich in der Zeitung vom Prozeß Laval, ich meine den Metzger Aristide Laval aus Juan-les-Pins, der seine Töchter jeweils an ihrem siebzehnten Geburtstag geschlachtet, zerlegt, durch seine Wurstmaschine getrieben hat als Charcuteriewaren in seinem Laden verkauft hat, die drei letzten armen Mädchen sogar auf dem schwarzen Markt?”

kesten-hermann

Hermann Kesten (28 januari 1900 – 3 mei 1996)

 

 

De Amerikaanse schrijver, satiricus en komiek Mo Rocca werd geboren op 28 januari 1969 in Washington, DC. Hij werd bekend als correspondent voor The Daily Show van Jon Stewart. In 2004 was hij de on-the-floor correspondent voor Larry King bij de Democratische Conventie en vormde hij het komische tegenwicht voor de serieuze presentator.

 

Uit: All the Presidents’ Pets

 

„Lesley quickly changed the subject—she must have been shooting for 48 Hours. She looked up at the menu. “Mo, sweetie, tell me about this Maine lobster wrap ‘enhanced with lemon mustard aioli, complemented by crisp cabbage slaw.’ Very fancy-sounding.” By the time she finished reading she was leaning almost over the counter, one leg, bent at the knee, sexily kicked up behind her.

“Well, let’s see,” I said, fumbling with one of the sandwiches. “It looks like the lobster is wrapped in some sort of a fennel tortilla with—”

“Why am I asking you?” she kidded, grabbing my collar and pulling my ear right up to her lips. “You’re not a food reporter, Maurice,” she cooed, using my birth name. “You’re an investigative reporter!” I’d just about had it with Lesley’s Mrs. Robinson routine when her cell phone rang and she pushed me away to grab it. “It’s Andrew calling! Must be important.” She wanted me to believe it was CBS News president Andrew Heyward, but of course I knew it was Andy Rooney. She covered the phone for a second. “Sorry, boys, but I have to take this. It’s the network.” And she was gone in an instant, the clicking of her heels receding down the aisle of the café car.

“Isn’t she amazing?” Phil said dreamily.

“Amazing,” I said, through clenched teeth.

 

mo-rocca

Mo Rocca (Washington, 28 januari 1969)

 

De Franse schrijfster Colette werd geboren op 28 januari 1873 in Saint-Sauveur-en-Puisaye. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007.

Uit: La femme caché

La brune est jolie, et charmante est la blonde oxygénée. Mais la brune, toute velours gris à panneau de perles couleur de flamme, colletée de renards argentés, chaussée de paillettes, de plumes d’oiseaux et de strass, gantée d’entonnoirs brodés, coiffée d’une nue aux aigrettes qui suspend, au-dessus de deux astres, une menace d’orage, la brune resplendit de l’élégance un peu brutale qui plaît aujourd’hui … Les gourmandes et les bavardes se sont tues à son entrée. On la contemple, et les regards d’envie l’embellissent comme une pluie d’été lustre l’émail d’un martin pêcheur. Elle a chaud, boit en pigeonne, le cou tendu et le jabot penché. Elle a deux gestes, aussi fréquents que des tics, mais qui ressortissent à une coquetterie raisonnée : de l’index, elle chasse au-dessus de son sourcil une boucle brune très légère, et l’on voit briller, près de l’oeil allongé, l’ongle en amande ; elle enfonce, sur sa nuque, un trident d’écaille, et l’oeil suit, quand son bras se lève, la rondeur de son sein qui remonte, bien suspendu, en même temps que le bras.
La blonde … la blonde est charmante à sa façon. Ce n’est qu’une blonde en crêpe marocain et cape de panne, une blonde à l’encolure courte, à la bouche carnassière. Ses tics ne l’embellissent pas. Elle lance le menton en avant, d’une façon doguine, et elle fronce le nez comme un petit phoque qui sort de l’eau, en clignant des yeux. Ce n’est pas joli … Je voudrais le lui dire … A la bonne heure ! Voici qu’elle imite, sous le feu des regards, le jeu de son amie. Elle bombe le buste, tapote d’une main son chignon bas tout en or. Ainsi une soeur cadette imite, inconsciemment, l’aînée déjà sûre de séduire. Quel plaisir pour les yeux que ces deux paonnes bien apprises !

 

Colette

Colette (28 januari 1873 – 3 augustus 1954)

 

De Duitse dichter en schrijver Christian Felix Weiße werd geboren op 28 januari 1726 in Annaberg, in het Erzgebergte. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007.

Der Knabe

Mich will der Informator schlagen?
Nein, nein, das geht nicht weiter an:
Als Knabe must ich es ertragen,
Doch jetzt bin ich schon halb ein Mann.

Ist er nicht klüger dieß zu wissen?
So hör er nur, was Hannchen spricht;
Will ich die kleine Närrin küssen:
So spricht sie, geh, dein Bart, der sticht.

weisse

Christian Felix Weiße (28 januari 1726 – 16 december 1804)

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 28 januari 2007.

De Duitse schrijver Hermann Peter Piwitt werd geboren op 28 januari 1935 in Wohldorf bij Hamburg.

Peter Verhelst, Ramsey Nasr, Ismail Kadare, Miguel Barnet, David Lodge, Colette, José Martí, Christian Felix Weiße, Hermann Peter Piwitt

De Vlaamse dichter, romancier en theatermaker Peter Verhelst werd geboren op 28 januari 1962 in Brugge. Later volgde hij de lerarenopleiding in de vakken Nederlands, Engels en geschiedenis waarna hij les gaf in algemene vakken aan het Instituut voor Voeding in Brugge. In 1999 stapte hij uit het onderwijs om zich voltijds op het schrijven te storten.  Zijn eerste dichtbundel, Obsidiaan (1987) werd bekroond met de Prijs voor Letterkunde van de provincie West-Vlaanderen en de Paul Snoekprijs. Na Obsidiaan volgden nog zes poëziebundels, waarna hij zich in 1997 in het tijdschrift De Revisor als dichter dood verklaarde. Desondanks verscheen van hem in 2003 een nieuwe gedichtenbundel, Alaska. Naast poëzie schrijft Verhelst ook proza en theater. Sinds kort is hij ook als vaste werkkracht verbonden aan het theaterhuis NTGent.

 

Fassbinder Rex

 

Matroos in Brest onder de rosse gloed van de maan.

De accordeon kriept in mijn borst. Wie die vuist in mijn rug

priemt tijdens tango’s en me plots daar grijpt is het beest

dat me vooroverdrukt op tafel en als speeksel openwolkt,

in mijn hoofd de kermende touwen losknipt zodat ik

een schip op drift ben – speeltje met zijn onweegbuik over me heen –

        tot ik begeef onder Herr Kuiper

        en er mesjes uit zijn vingers klappen

        graaiend naar mijn hart. Die snijbloem.

(Andy is dood, Nico is dood, Nomi is dood,

Rainer die vergaat is de Dom die brandt

en boven zitten twee aapjes in een kooi

ook al in elkaars vlees vast.)

 

 

 

Jean Genet

 

Man met sigaret. Man met Russisch gezicht, gemillimeterd.

Wat denk je zal bewegen uit de telefoon naar me toe;

neonletters, de zalmroze vinger van de liefde of jouw tong

die wartaal in mijn hoofd brengt als een bloedende vork?

De kamer riekt, de muren zijn oud vlees.

In de sofa zie ik in een flits een uiteenvallend skelet.

(Zijn bloed zit vast. Genet en zijn verbijstering,

in zijn linkerhand het lichaam, in zijn rechter de hoorn,

maar het snoer is stuk. Daar zit hij als geschilderd

op bed, een knie omhoog, luisterend naar de zee

in de hoorn. De mond van de latrine. Zwarte keel.

Jean luistert.)

Verhelst

Peter Verhelst (Brugge, 28 januari 1962)

 

De Palestijns-Nederlandse dichter, schrijver en acteur Ramsey Nasr werd geboren in Rotterdam op 28 januari 1974. Zie ook
mijn blog van 28 januari 2007.

 

het complot

wetenschap we lachen er wel om

maar het is natuurlijk

om ten hemel te schreien

nooit klikte het tussen ons

        de dichter

 

        en jou

afgemeten man plus chemische vrouw

laboratoire tweeling der vooruitgang

samen petrischalen vullen jaja

leg het maar uit

op witte gangen heb ik anders gehoord

wisselen jullie in smetvrije jassen

onderling eiwitten uit kan dat

nucleotide basenparen zoiets

dan smiespelen jullie samen

en waarom doen jullie dat en voor wie

zeg op! wat zijn jullie in godsnaam!

o mijn god met ons van plan

 

dit heb ik allemaal gehoord

onlangs uit vertrouwde bronnen

maar let op mijn woord

en – lees – lippen – knul

of ook wij begaan ongelukken

via titanendonder en weerlicht

hou je vast aan schalen van richter

hoogachtend hou me vast

        hou me vast

 

        uw dichter

 

 

Een minimum

lees me dan
luister dan zacht

ik ben de muur
en muurvaste man

jarenlang zitten
mijn lief en ik stil

tegen dit plafond
van gitzwarte kas

en vanaf ons vel
begint de bodem

en daar is geen rek
om haar te omarmen

zij zit ertussen
ik zit eronder

en ja ik heb niks
jazeker ik ben niks

maar godmiljaar
ik kan overleven

ik knok tot nu
de jaren rond
van beens af aan
tot aan mijn dood
zal ik tegen u
dit plafond
en alle ogen
in uw mond
opknokken

ik zal uit mijn pree
tevoorschijn komen

meewandelen onder haar
met mijn kansarme zon

en rondbazuinen

hier staan wij
klein en fier

lijk een mens
op een plein

en ik zou met u niet willen ruilen
ik zou er geld voor willen geven

om net als u
mezelf te zijn

 

nasr2

Ramsey Nasr (Rotterdam, 28 januari 1974)

 

De Albanese schrijver Ismail Kadare werd geboren in Gjirokastër op 28 januari 1936. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007.

Uit: Agamemnon’s Daughter

 

In early winter, the sightless suddenly began congregating on sidewalks and in cafés. Their fumbling s
teps caused passersby to stop and stare in disbelief. Although citizens had lived for months in fear of the qorrfirman, the sight of its results rooted them to the ground, petrified them.

For some time people had allowed themselves to think that the victims of that notorious order had been swallowed up in the dark night of oblivion, that the only people you would come across in the street or the square were the formerly blind, with their unchanging appearance, the peaceful tap-tap-tap of their sticks— the kind of blind people everyone’s eyes and ears were long accustomed to. But now the first winter freeze had brought with it innumerable blind folk of a new and far more lugubrious kind.

There was something specific about them that distinguished them from the traditionally unsighted. They had a disturbing swagger, and their sticks made a menacing knock-knock-knock on the cobblestones.

They’ve not yet grown used to their new condition, some argued. Blindness came to them at a stroke, not gradually, as is usually the case, so they haven’t yet acquired the necessary reflexes . . . But those who heard such remarks shook their heads, clearly not convinced. Could that be the only reason?

What was most striking was their collective reappearance. It was probably not a coincidence, nor could it have been the result of secret collusion among them, contrary to the rumors that were being circulated by people who saw anti-state conspiracies in everything and anything. It came from the simple fact that the time needed for most of them to recover — either from the physical wounds caused by disoculation or from its attendant psychological trauma — had now elapsed.”

 

Ismail_Kadare

Ismail Kadare (Gjirokastër, 28 januari 1936)

 

De Cubaanse dichter en schrijver Miguel Barnet werd geboren op 28 januari 1940 in Havanna. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007.

Walking the City

 

I, too, am among the privileged
of the age.
I was nurtured on high, slender walls,
a melancholy child,
in spite of a taste for shiny shoes
and the tears of Deborah Kerr and Cary Grant.
My eyes would melt in silence
in Vedado’s shady places.
In my celluloid seat
I dreamed unspeakable things,
black women, naked
in a foamy landscape.
I myself invented all the stories of the city
and I built my castles of fear
upon the schemes of the penniless Chinese.
If I knocked at the doors of the great
it wasn’t to beg  for a crust or a star,
but to leave an open, perfumed flower.
Believe me, I have been among the privileged of my time,
without time to lament my personal sorrows.
There are things that they show me with a corroded shine
and I look at them —
what’s to do!
I will walk these streets
without fear of whatever unforeseen
may lunge at me when I’m lost in thought.
Child of the minstrel and his guitar,
like a dream beast
I will pluck the strings of my invention.
I continue walking the city,
it throbs in my skin,
and if by accident I knock at your door,
fear not, Lezama, that I’m the ghost
of a poem by Baudelaire
nor will I refrain from telling you that you are still among us,
you, and those with whom we surround you,
like a tree of dark signals,
a fountain of enameled fish.
I write this only
to tell you that my feet have not wearied
of going through these streets that were once mud,
through these palaces that Julián del Casal*
saw covered with snow
and that I carry in my pockets not stones
but the sons* of Teodora Ginés*
to distribute among solitary wanderers
and sleepers in the parks

I lean against the Malecón*
nervous about poisonous octopi and empty bottles tossing in the water.
A noisy truck passes
carrying men and women
volunteers for the harvest.
Why am I reminded of a chorus of medieval lutes.
I expose my heart to wind and salt.
I have crossed the threshold of my house of shadows
And I know now that I’ve become my own reflection.

 

Vertaald door Mark Weiss

 

Barnet

Miguel Barnet (Havanna, 28 januari 1940)

 

De Engelse schrijver en literatuurwetenschapper David Lodge werd geboren op 28 januari 1935 in Londen.

Uit: Love and the Master

 

When he congratulated his friend on the splendid way the wedding had gone off, Du Maurier sighed and shook his head. It was not that he had anything to object to in Trixy’s choice of partner. “He’s a fine, clean-cut, upstanding young man, ” he said. “I’m sure he loves her and will take care of her. But it’s a wrench you know, when the little girl you’ve been nourishing and tending and protecting for years, is suddenly a woman, and doesn’t want your protection any more.”

“I understand,” said Henry sympathetically, “But that’s life, my dear chap. How else would the race be renewed?”

“Yes, it’s life,” said Du Maurier gloomily. “Ce n’est pas gai.” It was one of his favourite expressions.

“After all, you took Emma away from her father – and you told me yourself he put up quite a struggle.”

“That’s true,” Du Maurier admitted. “But I believe the old devil’s motives were entirely selfish – and her mother’s. He’d lost a lot of money, you know, and they were counting on Emma to look after them in their old age. They couldn’t see much prospect of that if she married me”

“Well, I daresay your mother shed a genuine tear when you married.”

“Maman?” Du Maurier was evidently amused at the thought. “The old lady wasn’t sentimental about such things. D’you know, when I was making myself ill with anxiety and frustration over our long engagement, she advised me to take a mistress – some little grisette, or the Cockney equivalent.”

“You mean – instead of marrying?” Henry was startled by this disclosure.

“No – while I was waiting to be married.” said Du Maurier, an idea which Henry found no less shocking. “Of course I told her it was out of the question,” Du Maurier added quickly. “I told her – which was perfectly true – that I had made a vow in my heart of total fidelity to Pem, on the day we were engaged.” Henry had the sense, which he had experienced once or twice before, that his friend had inadvertently opened a cabinet drawer on contents slightly compromising to the owner, and quickly slammed it shut. A woman who could make such a cheerfully amoral suggestion to her son shattered all received notions of maternal love; and the vow Du Maurier referred to implied a less than chaste existence up to that point in his life – which wasn’t perhaps altogether surprising in someone who had been an art student in the Quartier Latin, but not the kind of behaviour one would have inferred from the irreproachable respectability of domestic life at New Grove House. The two men maintained a thoughtful silence as Du Maurier lit a cigarette.”

 

david_lodge

David Lodge (Londen, 28 januari 1935)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 28 januari 2007.

De Franse schrijfster Colette werd geboren op 28 januari 1873 in Saint-Sauveur-en-Puisaye.

De Cubaanse schrijver José Martí werd geboren op 28 januari 1853 in Havanna.

De Duitse dichter en schrijver Christian Felix Weiße werd geboren op 28 januari 1726 in Annaberg, in het Erzgebergte.

De Duitse schrijver Hermann Peter Piwitt werd geboren op 28 januari 1935 in Wohldorf bij Hamburg.

 

 

Ramsey Nasr, Colette, Ismail Kadare, José Martí, Miguel Barnet, David Lodge, Christian Felix Weiße, Hermann Peter Piwitt

De Palestijns-Nederlandse dichter, schrijver en acteur Ramsey Nasr werd geboren in Rotterdam op  28 januari 1974. Als dichter geniet hij de meeste bekendheid, hij was de tweede stadsdichter van Antwerpen. Nasr groeide op in Rotterdam, waar hij onderwijs volgde aan het Erasmiaans Gymnasium. Na de toneelacademie Studio Herman Teirlinck te hebben gevolgd, sloot hij zich aan bij het Zuidelijk Toneel. Na een korte toneelcarrière debuteerde hij in 2000 als dichter. Hij heeft van 27 januari 2005 tot 26 januari 2006 de functie van stadsdichter van de stad Antwerpen bekleed.

 

MAAK MIJN MOEDER

 

maak van mijn moeder een sneeuwende tuin om te planten

witte jasmijn en de theeroos wordt wit

voller geluid komt vanuit binnenkanten

zoals de vrucht in de pit

 

maak van mijn moeder twee kameleons zonder ogen

groen gokte hij en hij streelde haar buik

die zij dieprood naar hem toe had gebogen

waarna iets mooiers ontluikt

 

maak van mijn moeder een lichtkathedraal in een kistje

open het elleke ochtend en hoor

hoe zich daarbinnen een meerstemmig misje

opent om wat het verloor

 

maak van mijn moeder hetzelfde maar ijzeren meisje

breng haar met krachtige vuistslagen groot

breng haar wat troost of een slim toverwijsje

want in dit lijf gaat zij dood

 

 

de zuivere minnaar

de roos de lelie de duif de zon
de aap saturnus de waterstofbom
liefdesroes omvat allerlei zaken
groot en tastbaar passen ze
met gemak in de knuistjes
van allesverkruimende minnaars

daar is het:
a. koffietje theetje
b. koetsji-moetsji
c. lepeltje-lepeltje poepjeliefje
d. dag schattie dag beertje

minnaars kleineren de elementen
een beetje
stappen als gepantserd kind
samen het vervoer in

zitten in hun holderdebolderend treintje
dat voor de tweede keer deze week
tot stilstand komt
vanwege het gekke meneertje eronder

ook hij vol liefde
had de taal met zijn handen
willen verbrijzelen als hen
alleen op andere wijze

hij had ingegrepen
blies zichzelf van element
tot immens vertragende chaos
werd plotse dooi en ijzel ineen

mensenroes kleeft aan sterren en stuifmeel
geen wonder groot of klein genoeg

voor blinden met wilskracht
is aap roos duif zon

voor de zuivere minnaar bestaat geen verschil
tussen lelie en waterstofbom

 

RAMSEY_NASR

Ramsey Nasr (Rotterdam, 28 januari 1974)

 

Colette wordt geboren op 28 januari 1873 als Sidonie Gabrielle Colette in Saint-Sauveur-en-Puisaye waar haar vader belastingontvanger is. Ze kent een gelukkige jeugd met liefhebbende ouders en vooral haar moeder Sido heeft een enorme invloed op haar.Door slecht beheer verliest haar vader gaandeweg het niet onaanzienlijke familiebezit. In 1891 moeten zelfs meubels verkocht worden. Op 20 jarige leeftijd trouwt ze met een Parijse playboy Henri Gauthier-Villars, beter bekend als Monsieur Willy. Haar echtgenoot is een bekend journalist, maar in feite schrijft hij niet zelf: hij heeft verscheidene ‘ghostwriters’ ter beschikking. Na een jaar huwelijk, op een ogenblik dat ze geldgebrek hebben, suggereert hij dat Colette schoolherinneringen zou schrijven, liefst met zoveel mogelijk pikante details. Het resultaat bevalt hem niet, maar een jaar of vijf later herneemt hij de tekst, vult hem aan en geeft hem uit onder zijn naam als ‘Claudine à l’école’. Dit is het begin van een reeks, voor die tijd alleszins, ‘gewaagde’ boeken, geschreven door Colette en ondertekend door Willy. In 1911 wordt ze verliefd op Henri de Jouvenel en ze trouwen eind 1912, twee maanden na de dood van haar moeder. Zes maand later wordt haar dochter Colette (Bel-Gazou) geboren. Zijzelf is dan 40 jaar.Colette blijft schrijven, niet alleen over de Parijse Belle Epoque, maar ook over haar geliefde natuur, de dieren en de planten uit haar geboortestreek. Tijdens de 1e wereldoorlog is ze ook journaliste aan het front.In 1920 krijgt ze het Légion d’honneur voor haar verdienste als auteur. In 1923 verschijnt ‘Le blé en herbe’ haar eerste roman die ze alleen met Colette ondertekent (daarvoor ondertekende ze met Willy Colette).

Uit: CHÉRI

« Elle se recoucha sur le dos et constata que Chéri avait jeté, la veille, ses chaussettes sur la cheminée, son petit caleçon sur le bonheur-du-jour, sa cravate au cou d’un buste de Léa. Elle sourit malgré elle à ce chaud désordre masculin et referma à demi ses grands yeux tranquilles d’un bleu jeune et qui avaient gardé tous leurs cils châtains. A quarante-neuf ans, Léonie Vallon, dite Léa de Lonval, finissait une carrière heureuse de courtisane bien rentée, et de bonne fille à qui la vie a épargné les catastrophes flatteuses et les nobles chagrins. Elle cachait la date de sa naissance; mais elle avouait volontiers, en laissant tomber sur Chéri un regard de condescendance voluptueuse, qu’elle atteignait l’âge de s’accorder quelques petites douceurs. Elle aimait l’ordre, le beau linge, les vins mûris, la cuisine réfléchie. Sa jeunesse de blonde adulée, puis sa maturité de demi-mondaine riche

n’avaient accepté ni l’éclat fâcheux, ni l’équivoque, et ses amis se souvenaient d’une journée de Drags, vers 1895, où Léa répondit au secrétaire du _Gil Blas_ qui la traitait de “chère artiste” :

 

“Artiste? Oh! vraiment, cher ami, mes amants sont bien bavards….”

 

Ses contemporaines jalousaient sa santé imperturbable, les jeunes femmes, que la mode de 1912 bombait déjà du dos et du ventre, raillaient le poitrail avantageux de Léa,–celles-ci et celles-là lui enviaient également Chéri.”

 

colette

Colette (28 januari 1873 – 3 augustus 1954)

 

De Albanese schrijver Ismail Kadare werd geboren in Gjirokastër op 28 januari 1936. Hij is sinds de verschijning van zijn roman De generaal van het dode leger in 1963 internationaal de bekendste Albanese schrijver. In 2005 was hij de eerste laureaat van de internationale versie van de Booker Prize, de Man Booker International Prize. Kadare woont afwisselend in Tirana en in Parijs. Zijn werk is buiten Albanië vooral via zijn Franse vertalingen bekend geworden. Van zijn talrijke romans werden er vele in het Nederlands vertaald, in eerste instantie uit het Frans en later direct uit het Albanees.

Uit: Leven, spel en dood van Florian Mazrek (vertaald door Roel Schuyt)

“Hij begon te vertellen dat het geklets van de hoeren, met alle verdraaiingen, onvolledigheden, leugens en onduidelijkheden die erin zaten, een oneindige informatiebron vormde waaruit de staat de meest waardevolle gegevens kon putten. Iedereen, van hoog tot laag, kreeg op een dag, of hij dat nu wilde of niet, met die donkere diepe poel van hele en halve waarheden en leugens te maken. Beroemde kunstenaars, dieven, sportmensen, regeringsfunctionarissen, epileptici, gerespecteerde dames, nietsnutten en types waar zelfs de gevangenis de neus voor ophaalde, het maakte niets uit. Net als alle onderaardse stromen en rivieren stond alles en iedereen met elkaar in een duister contact. Of het nu ging om een alledaags voorvalletje of om een
geraffineerd complot, er kon niets gebeuren of het moest in die smerige, duistere diepte wel een of ander spoor nalaten. Daarom waren er dag en nacht honderden mensen bezig om daarin alle bruikbare gegevens op te sporen. En als de staat zich in zijn bestaan bedreigd voelde, kwamen er nog eens honderden anderen bij.”

 

Kadare

Ismail Kadare (Gjirokastër, 28 januari 1936)

 

De Cubaanse schrijver José Martí werd geboren op 28 januari 1853 in Havanna. Hij heeft zich ingespannen voor de Cubaanse onafhankelijkheid van het Spaanse regime. Op 11 april, 1895 leidde José Martí een landing van Cubaanse bannelingen en voegde hij zich bij de troepen van de rebelse generaal Máximo Gómez. José Martí kwam om in de veldslag met de Spaanse troepen in de slag om Dos Ríos op 19 mei 1895. Vanwege zijn rol in deze strijd en zijn grote waarde voor de Cubaanse literatuur en cultuur, wordt hij soms “de apostel van de Cubaanse republiek” genoemd. Een van zijn gedichten uit de bundel “Versos Sencillos” is later op muziek gezet als “Guantanamera”, een van Cuba’s bekendste en meest patriottistische liedjes. Hier een Duitse vertaling van de strofen. „Guantanamera“  is een vrouwelijk adjectief en betekent zoveel als „komend uit Guantanamero“. „Guajira“ staat voor een muzikale stijl uit Cuba, maar kan ook zoiets betekenen als „witte boerin“, waarbij „wit““ staat voor „van Spaanse komaf“.

Guantanamera

 

Guantanamera

Guajira Guantanamera

Guantanamera

Guajira Guantanamera

 

Ich bin ein aufrichtiger Mensch
von da, wo die Palme wächst,
und bevor ich sterbe, möchte ich
mir diese Verse von der Seele singen.

Refr.

 

Mein Vers ist von hellem Grün
und von entflammtem Rot
Mein Vers ist ein verwundeter Hirsch
der im Gebirge Zuflucht sucht

Refr

 

Ich ziehe eine weiße Rose heran,
im Juli wie im Januar,
für den ehrlichen Freund
der mir seine offene Hand reicht.

Refr

 

Mit den Ärmsten der Erde
will ich mein Schicksal teilen.
Der Bach im Gebirge
erfreut mich mehr als das Meer.

 

 

I Cultivate a White Rose

I cultivate a white rose
In July as in January
For the sincere friend
Who gives me his hand frankly.

And for the cruel person who tears out
the heart with which I live,
I cultivate neither nettles nor thorns:
I cultivate a white rose.

Marti

José Martí (28 januari 1853 – 19 mei 1895)

 

De Cubaanse dichter en schrijver Miguel Barnet werd geboren op 28 januari 1940 in Havanna. Hij is een van Cuba’s toonaangevende etnografen. Hij was medeoprichter van de Cubaanse Academie van Wetenschappen en van de Fundación Fernando Ortiz, Cuba’s etnografische instituut, waar hij sinds 1994 leiding aan heeft gegeven. Hij schreef talrijke studies, maar ook vijf etnografische romans en zeven gedichtenbundels. In 2000 kreeg hij de Nationale Prijs voor Literatuur. Barnet vertegenwoordigt Cuba bij de UNESCO.

 

In Chinatown

I wait for you
beneath the wrecked marquee
of the Chinese movie
in the yellow smoke
of an extinct dynasty

I wait for you
by the gutter
where black ideograms
that no longer say anything
float

I wait for you at the door
of a restaurant
on the Paramount lot
where they shoot the same film every day

Anticipating your arrival
I allow the rain to cover me
with its broken lines

Accompanied by a choir of eunuchs
and Li Tai Po’s
violin with just one string
I wait for you

But don’t ever come
what I want in truth
is to wait for you

 

Vertaald door Mark Weiss

barnet

Miguel Barnet (Havanna, 28 januari 1940)

 

De Engelse schrijver en literatuurwetenschapper David Lodge werd geboren op 28 januari 1935 in Londen. Hij geldt als een meester van de campus novel. Hij heeft echter ook door satirisch en humoristisch werk over andere onderwerpen naam gemaakt. Lodge was van 1960 tot 1987 universitair docent Engels aan de universiteit van Birmingham en leeft daar sindsdien als zelfstandig schrijver.

Uit: Nice Work

“A typical instance of this was the furious argument they had about the Silk Cut advertisement… Every few miles, it seemed, they passed the same huge poster on roadside hoardings, a photographic depiction of a rippling expanse of purple silk in which there was a single slit, as if the material had been slashed with a razor. There were no words in the advertisement, except for the Government Health Warning about smoking. This ubiquitous image, flashing past at regular intervals, both irritated and intrigued Robyn, and she began to do her semiotic stuff on the deep structure hidden beneath its bland surface.

It was in the first instance a kind of riddle. That is to say, in order to decode it, you had to know that there was a brand of cigarettes called Silk Cut. The poster was the iconic representation of a missing name, like a rebus. But the icon was also a metaphor. The shimmering silk, with its voluptous curves and sensuous texture, obviously symbolized the female body, and the elliptical slit, foregrounded by a lighter colour showing through, was still more obviously a vagina. The advert thus appealed to both sensual and sadistic impulses, the desire to mutilate as well as penetrate the female body.

Vic Wilcox spluttered with outraged derision as she expounded this interpretation. He smoked a different brand himself, but it was as if he felt his whole philosophy of life was threatened by Robyn’s analysis of the advert. ‘You must have a twisted mind to see all that in a perfectly harmless bit of cloth,’ he said.

‘What’s the point of it, then?’ Robyn challenged him. ‘Why use cloth to advertise cigarettes?’

‘Well, that’s the name of ‘em, isn’t it? Silk Cut. It’s a picture of the name. Nothing more or less.’

‘Suppose they’d used a picture of a roll of silk cut in half – would that do just as well?’

‘I suppose so. Yes, why not?’

‘Because it would look like a penis cut in half, that’s why.’

 

lodge

David Lodge (Londen, 28 januari 1935)

 

De Duitse dichter en schrijver Christian Felix Weiße werd geboren op 28 januari 1726 in Annaberg, in het Erzgebergte.  Hij is een belangrijke vertegenwoordiger van de Verlichting. Behalve met zijn gedichten en toneelstukken had Weiße veel succes met zijn tijdschrift Der Kinderfreund dat van 1775 tot 1782 verscheen en dat beschouwd wordt als Duitslands eerste tijdschrift voor kinderen.

 

Die Zufriedenheit

 

 Wie sanft, wie ruhig fühl’ ich hier

 Des Lebens Freuden ohne Sorgen!

 Und sonder Ahnung leuchtet mir

 Willkommen jeder Morgen.

 

 Mein frohes, mein zufried’nes Herz

 Tanzt nach der Melodie der Haine,

 Und angenehm ist selbst mein Schmerz,

 Wenn ich vor Liebe weine.

 

 Wie sehr lach’ ich die Großen aus,

 Die Blutvergießer, Helden, Prinzen!

 Denn mich beglückt ein kleines Haus,

 Sie nicht einmal Provinzen.

 

 Wie wüten sie nicht wider sich,

 Die göttergleichen Herr’n der Erden!

 Doch brauchen sie mehr Raum als ich,

 Wenn sie begraben werden?

 

 

weisse

Christian Felix Weiße (28 januari 1726 – 16 december 1804)

 

De Duitse schrijver Hermann Peter Piwitt werd geboren op 28 januari 1935 in Wohldorf bij Hamburg. Hij groeide op in Frankfurt am Main. Piwitt studeerde sociologie, filosofie en literatuurwetenschap in Frankfurt am Main, Berlijn en München. 1967 – 1968 Werkte hij als lector bij de Rowohlt Verlag in Hamburg. In 1968 begon zijn medewerking aan het tijdschrift „konkret“. Zijn verhalend werk belicht vooral de toestand in Duitsland en Italië. De maatschappijcriticus Piwitt komt naar voren in zijn essays over politieke thema’s.

Uit: Ein unversöhnlich sanftes Ende (1988)

„An einem Frühjahrsmorgen zwei Jahre später rückte der Feind ein, der Krieg war aus, und am Nachmittag spielten wir Fußball, nicht wie bisher auf der Straße, denn die war inzwischen gesperrt und voll von Panzern und Militärfahrzeugen, sondern auf einer Wiese
nebenan. Eines Tages tauchte ein schlaksiger Junge mit einer brillantinegestärkten Schmachtlocke in der Stirn am Rand des Spielfelds auf. Er stand eine Weile so da in weißen Turnschuhen, die er dann “Badeschuhe” nannte. Und wenn ein Ball ins Aus ging, schnappte er ihn sich mit der Spitze und gab, nein, ditschte ihn ins Feld zurück. So wie das eben einer macht, der einem sagen will: Ich will mitspielen. Wir ließen ihn. Er wirkte weich in seinen Bewegungen und hatte Übergewicht; und doch ging er locker, fast federnd. Und dabei paddelte er über den großen Zeh. Und so spielte er und zog ab. Mit dem Außenrist. In seinen Badeschuhen. Ditschi, wie er dann hieß, zeigte uns den Schalker Kreisel: den Ball nicht direkt zuspielen, sondern in den freien Raum, in den dann der Mitspieler lief. Hepp, rief Ditschi, und: Cheerio!
Wir wählten damals vor jedem Spiel die Mannschaften neu. So, daß jeder mal, auch der Kleinste und Schlechteste, zusammen mit den Besten gewinnen und verlieren konnte. Aber einmal passierte es, daß die einen unerwartet hoch verloren, und die anderen setzten einen Kopfball nach dem anderen ins Tor, das aus zwei Mützen bestand und dem Jüngsten, der es sauber zu halten hatte, und das war ich. Wir hatten damals den Tick, jedes Wort mit ‘o’ enden zu lassen. Das hörte sich dann so an: Hasto duo eino Knallo? Und so hießen die beiden Mannschaften schnell “Glatzomanno” und “Müdomanno”. Mit den “Müdomanno” blieb ich offenbar zusammen auch, als ich später im Verein spielte. Mit dem Kreisel traten wir gegen die Bauernjungen der umliegenden Dörfer an. Aber sie husteten uns was und droschen uns zusammen.”

 

Piwitt

Hermann Peter Piwitt (Wohldorf, 29 januari 1935)