Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Prettig Kerstfeest!
The Waits
At the break of Christmas Day, Through the frosty starlight ringing, Faint and sweet and far away, Comes the sound of children, singing, Chanting, singing, “Cease to mourn, For Christ is born, Peace and joy to all men bringing!”
Careless that the chill winds blow, Growing stronger, sweeter, clearer, Noiseless footfalls in the snow, Bring the happy voices nearer; Hear them singing, “Winter’s drear, But Christ is here, Mirth and gladness with Him bringing.”
“Merry Christmas!” hear them say, As the East is growing lighter; “May the joy of Christmas Day Make your whole year gladder, brighter!” Join their singing, “To each home Our Christ has come, All Love’s treasures with Him bringing!”
Kerstmis
Ja, Kerstmis is de stilste dag van ’t jaar. Dan hoor je alle harten vurig slaan als klokken die de avond doen verstaan dat Kerstmis is de stilste dag van ’t jaar.
Dan worden alle kinderogen groot, alsof de dingen groeiden die ze zien, en moederlijker worden alle vrouwen en alle kinderogen worden groot.
Dan moet je buiten in het wijde land, wil je de kerstnacht zien, de onbezeerde, alsof je zinnen nooit de stad begeerden, zo moet je buiten in het wijde land.
Daar schemert menig hemel boven jou die op de verre witte bossen staat. Onder de schoen de weg die groeien gaat waar menig hemel schemert boven jou.
En in de grote luchten staat een ster die opbloeit als een felle gentiaan. De verten rollen als een golfslag aan en in de grote luchten staat een ster.
De Amerikaanse dichteres en schrijfster Margaret Deland werd geboren op 23 februari 1857 in Allegheny, Pennsylvania, als dochter van Sample Campbell en Margaretta Wade. Haar moeder stierf toen ze werd geboren en ze verloor ook haar vader in de vroege kinderjaren. Daarom werd ze opgevoed door haar tante Lois Wade. Op achttienjarige leeftijd verhuisde ze alleen naar New York City, waar ze kunst en design studeerde aan Cooper Union College. Vervolgens doceerde ze tekenen en ontwerpen aan het Normal College van de stad New York totdat ze op 12 mei 1880 met Lorin Fuller Deland trouwde en met hem naar Boston verhuisde, waar ze het grootste deel van haar leven doorbracht. Hier werden zij en haar man sociaal actief door ongehuwde moeders in huis te nemen en daarmee dit sociale taboe te doorbreken. Om deze onderneming te financieren schilderde Deland eerst porselein en ging daarna over op het schrijven van kleine gedichten voor wenskaarten. Een vriendin stuurde enkele van haar gedichten naar Harper’s Magazine, in wiens nummer The Succory van maart 1885 werd gepubliceerd. In 1886 werd Deland’s eerste boek, “The Old Garden and Other Verses”, gepubliceerd. Het boek, uitgegeven in een oplage van 1.000 exemplaren, was binnen een week uitverkocht. In 1899 verscheen het in zijn vijftiende editie. Naast gedichten wijdde Deland zich al vroeg aan andere literaire genres. “John Ward, Preacher”, Delands eerste roman, werd in 1888 gepubliceerd en het controversiële verhaal van het conflict tussen een calvinistische predikant en zijn bisschoppelijke vrouw was goed verkocht. De inkomsten uit de boekverkoop van Margaret Deland en het financiële succes van haar man in de reclame-industrie gaven het gezin financiële zekerheid en ze werden gerespecteerde leden van Bostons samenleving. Korte verhalen behoorden ook tot de werken van Deland, vooral “Old Chester Tales” (1899), een verzameling korte verhalen die zich afspelen in de fictieve stad Old Chester en waarin het contrast tussen de wensen van het individu en het welzijn van de gemeenschap wordt besproken. Hoewel Deland het succes van haar eerdere werken nooit heeft kunnen evenaren, ontving ze verschillende prijzen en onderscheidingen. In 1926 werd ze verkozen tot lid van de American Academy of Arts and Letters. Margaret Deland stierf op 13 januari 1945 op 87-jarige leeftijd.
Love’s Wisdom
How long I’ve loved thee, and how well— I dare not tell! Because, if thou shouldst once divine This love of mine, Or did but once my tongue confess My heart’s distress, Far, far too plainly thou wouldst see My slavery, And, guessing what Love’s wit should hide, Rest satisfied! So, though I worship at thy feet, I’ll be discreet— And all my love shall not be told, Lest thou be cold, And, knowing I was always thine, Scorn to be mine. So am I dumb, to rescue thee From tyranny— And, by my silence, I do prove Wisdom and Love!
Life
BY one great Heart the Universe is stirred: By Its strong pulse, stars climb the darkening blue; It throbs in each fresh sunset’s changing hue, And thrills through low sweet song of every bird:
By It, the plunging blood reds all men’s veins; Joy feels that heart against his rapturous own, And on It, Sorrow breathes her sharpest groan; It bounds through gladnesses and deepest pains.
Passionless beating through all Time and Space, Relentless, calm, majestic in Its march, Alike, though Nature shake heaven’s endless arch, Or man’s heart break, because of some dead face!
’Tis felt in sunshine greening the soft sod, In children’s smiling, as in mother’s tears; And, for strange comfort, through the aching years, Men’s hungry souls have named that great Heart, God!