De Russische dichteres, schrijfster en journaliste Maria Stepanova werd geboren op 9 juni 1972 in Moskou. Stepanova studeerde aan het Maxim Gorky Literatuur Instituut waar ze afstudeerde in 1995. Ze publiceerde poëzie in Russischtalige literaire tijdschriften zoals “Zerkalo”, “Znamya”, “Kriticheskaya massa” en “Novoe Literaturnoe Obozreniye”, evenals in in bloemlezingen als Babylon, Urbi en Ulov. Stepanova won vele belangrijke Russische literaire prijzen, waaronder de Pasternak-prijs en de Andrei Bely-prijs. In 2007 richtte Stepanova Openspace.ru op, een online magazine gewijd aan Russischtalige kunst en cultuur. Volgens Stepanova zou het tijdschrift “het publiek een moderne, actuele, gepassioneerde kijk geven op wat er gaande is in de Russische cultuur en in de buitenwereld.” Ze was hoofdredacteur van Openspace. ru tot 2012, toen ze de publicatie samen met de meerderheid van haar redactie verliet vanwege het terugtrekken van financiering van particuliere investeerders. Stepanova was het niet eens met het toezicht van investeerders in het onzekere Russische politieke landschap; dit bracht haar ertoe Colta.ru op te richten, het eerste Russische mediakanaal dat volledig door crowdfunding werd ondersteund. Gefinancierd via crowdfundingplatform Planeta.ru, garandeerde Colta.ru Stepanova meer redactionele vrijheid als hoofdredacteur. Net als Openspace.ru besteedt het nieuwe tijdschrift ook aandacht aan Russische kunst en cultuur. Stepanova’s werk is vertaald in het Engels, Hebreeuws, Spaans, Italiaans, Duits, Fins, Frans en andere talen. Ze werd ook benoemd tot Siegfried-Unseld-gastprofessor aan de Humboldt Universität in Berlijn voor het schooljaar 2018-2019. Stepanova’s poëzie is zeer invloedrijk geweest in de hedendaagse Russische literatuur. Aangenomen wordt dat ze de traditionele ballade opnieuw populair heeft gemaakt als een poëtisch genre, waarbij ze conventionele prosodie en vorm heeft gebruikt en ondermijnd. Ze gebruikt ook vaak “skaz”, een Russische verteltechniek met fragmentarisch idiomatisch taalgebruik en onduidelijke vertelling. Vertaler Catherine. Stepanova vat poëzie zelf op als een vorm van verzet, een verzet dat zich vaak manifesteert in het politieke geheugen. In het bijzonder gebruikt Stepanova de term ‘postmemory’ om de middenweg te beschrijven waar politiek en geheugen samenvallen.
Uit: In Memory of Memory (Vertaald door Sasha Dugdale)
“I stopped writing this text for the very first time thirty-something years ago, after filling two or three pages of a lined school exercise book. The size and ambition of the task were simply too much for me. I put it aside, left it to grow into. I comforted myself with the thought that I could leave it be for now.
The history of this book consists of a number of such denials: moments when I managed to escape it in various ways: I put it off for my older, better self to complete, or I made tiny, painless, and deliberately inadequate sacrifices: jotting notes on scraps of paper or on my mobile while on the train or on the phone, a little like notching a stick (to remind me, so that from these two- and three-word distillations the memory would be able to put together a whole viable and elegant construction, a silken tent for the narrative to reside in). In place of a memory I did not have, of an event I did not witness, my memory worked over someone else’s story; it rehydrated the driest little note and made of it a pop-up cherry orchard.
Early twentieth-century Russian memoirs sometimes mention an amusement for children that consisted of placing yellow discs in the bottom of a teacup and then filling the cup with water. Under-
water the discs began to glow with the extraordinary, exotic, and otherworldly intensity of Japanese and Chinese paints. I’ve never seen these discs —where did all that go? But in the family treasure trove of Christmas decorations handed down from my grandmother, there was a little incense burner, the height of a match, in the shape of a swarthy-faced boy smoking microscopic white cigarettes, and
the smoke kept rising and the pinpoint of light endlessly disintegrated to ash, until our tiny cigarette supplies ended for good. Now all I can do is describe its workings, and perhaps this is a happy
end of sorts? Paradise for the disappearing objects and everyday diversions of the past might simply exist in being remembered and mentioned.
I began writing this book when I was ten, in the apartment on Banny Pereulok in Moscow, where I am typing the first lines of this chapter now. In the 1980s there was a battered desk by the window with an orange desk lamp, I would stick my favourite transfers to its white plastic base: a plush mama bear, pulling a sleigh with a Christmas tree, a sack of gifts, and her baby bear sitting sideways on it under a snowy sky. On each sheet of transfers there were usually five or six drab pictures, gleaming with a sticky finish. Each one was cut out separately and wetted in a bowl of warm water.”