Mario Petrucci, George Szirtes

De Engelse dichter en schrijver Mario Petrucci werd geboren op 29 november 1958 in Londen. Zie ook alle tags voor Mario Petrucci op dit blog.

 

Z

Armstrong making the moon, was z. Giving that chicken
next door a synchronised Chinese burn for sidling
his angular wish-bones into our hide-n-seek: z.

Zapped, before break, your double-dare to work it
into Maths. If 4a – 4b equals 2a + 6b, what is a?
and I said z so dead-pan Sir had to scan the board.

Word got round. We were the brothers determined
to have the last letter in everything. Even Dad,
belt aloft, demanding to know what devil we’d done

in his shed, mouthed air when (backs to the outside
toilet wall) we finally surrendered our stupendous
name and rank – z – then chose bed over a hiding.

We pitched our duvet tent with knees; you shook
the torch like a cocktail to revive it. Till the dreaded Mum
brought it all down with three dull crumps from below.

You’ve got balls, you grinned. But it was a year
before I sprouted my first real cock-feather – chinned
z straight at the bully without back-up, his neck

wattle-red as he came at me, arms outstretched,
to wring mine. That night, you turned coat. Flushed
at me, shot short words at what the hell I’d expected

as you continued to tease your fringe in the mirror
and for God’s sake wasn’t I just a bit too old?
Your bedroom reeked of Elvis, and with those

few words z span away black as vinyl, became instead
that lost world the end-of-song guitar starts into
just before it fades to crackly nothing.

 

anima I

cannot write
her straight – this
man in whom straightness is

an arrow curving
its path : mere illusion
for lovers who plot where it arcs

I cannot know
her in this line I draw
back tauter than the string that lets

pain go or
the bow supple in its
bend yet ever prone to warp & send

off-true : so
how may I find a You
where speech is impossible unless

this skimming
of targets be the way
into speaking between a man &

that woman he
started with neither
mother nor wife but She he

squints at
clear through near
-sighted morning as if

her stroke
steady & precise
through him were

all
air ready
to be parted

 


Mario Petrucci (Londen, 29 november 1958)

 

De Britse dichter en schrijver George Szirtes werd geboren op 29 november 1948 in Boedapest. Zie ook alle tags voor George Szirtes op dit blog.

 

GEKKENHUIS

Het punt met het gekkenhuis is dat het mannelijk is.
Het punt met het gekkenhuis is dat het vasthoudt aan z’n geloof.
Het punt met het gekkenhuis is dat gezondheid bourgeois is.
Het punt met het gekkenhuis is dat niemand acteert.
Het punt met het gekkenhuis is dat niemand binnenkomt door gewoon aardig te zijn.
Het punt met het gekkenhuis is dat het de geest bevrijdt.
Het punt met het gekkenhuis is dat je er gewoon mag denken wat je wilt.
Het punt met het gekkenhuis is dat iedereen er binnen kan.
Er is niks bijzonders aan het gekkenhuis, mensen komen en gaan er voortdurend.
Er is niks bijzonders aan het gekkenhuis, we gaan allemaal dood.
Er is niets terminaals aan het gekkenhuis, je gaat mee met het tochtje.
Er is niks droevigs aan het gekkenhuis, geween en tandengekners, dat is niks.
Er is niets gek aan het gekkenhuis, het is standaard gezond.
Wij zijn standaard gezond, gek door ontwerp, maar de gekken zijn bewonderenswaardiger.
Bewonderenswaardig is de mensaap, de bard, de mitochondria, de opgezwollen larynx,
Bewonderenswaardig de orchidee, de knoflook, het vuur in het gesloten boek,
Bewonderenswaardig het geschreeuw der gekwelden, de verloren stem van de nachtegaal, het gelach
in ogenschijnlijk alles wat gezond is maar naar gekte neigt
zoals zonlicht, trage regen, elke hangende druppel, de brede weg,
het vollopende oog, schaduwen, picnics, publieke vervoersmiddelen, donder.
Natuur is gekte met methode en daarom des te gekker.
Cultuur is gekte die iedereen erft.
Wetenschap is gekte die verliefd is op getallen, de ware amour fou.
Gezondheid is gekte die van minuut tot minuut verschuift, gesundheit!
Geld is gekte die je zakken vult en een zilver slakkenspoor in de tuin achterlaat.
Het punt met het gekkenhuis is beschrijf het niet.
Het punt met het gekkenhuis is verander het niet.
Het punt met het gekkenhuis is leef er
om jezelf te gewennen aan z’n smetteloze manieren
om voor altijd in het huis des Heren te verblijven
met de profeet, de dichter, de dwerg, de geleerde, het vuur.

 

Vertaald door Rob Schouten

 


George Szirtes (Boedapest, 29 november 1948)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e november ook mijn blog van 29 november 2023 en ook mijn blog van 29 november 2018 en eveneens mijn blog van 29 november 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Mario Petrucci, Jean-Philippe Toussaint

De Engelse dichter en schrijver Mario Petrucci werd geboren op 29 november 1958 in Londen. Zie ook alle tags voor Mario Petrucci op dit blog.

 

THE CONFESSION OF BORISLAV HERAK

(Herak was tried in 1992 for war crimes committed against Moslems in and around Sarajevo. The Sonja Cafe was an improvised prison for Moslem women, frequented by Herak.)

When I joined the nationalist volunteers

they gave me a woman, a television and video.
At the Sonja Cafe, Miro took me to the women.
Emina, Sabina, Amela, Fatima – we had them all.
There were always more arriving. It was easy.

You just picked up a key and went to a room.
I remember Fatima. A nice woman –
about thirty years old. We gave her tea.
Me and Miro took her in the car. Later
we stopped by a small bridge and I told her

to get out. She walked about three steps
from us, with her back to me – she did not turn –
and I shot her. I went to her just to be sure.
In the torchlight, something pink slid
from just above her neck. She did not move.

*

I helped to carry the thirty men
from Donja Bioca, the holes in their chests
rimmed with purple. We swung them, arms and legs,
into the incinerator. Even within the flames
some of them moved. One even turned

his head, looked at me.
I remember most the little girl in red
at Ahatovici. Her brothers and sisters, aunts
and friends, all shuffled backwards, made
little cries, before we fired.

*

One day, Sreten took me to the compound.
He showed me how to wrestle pigs to the ground
hold their heads back by their ears
and slit their throats. It was easy.

Sreten is sixty-five. Next day we tried it again
on three prisoners. It was just a short cut –
and they were dead. They did not squeal.
They just gurgled through the black slots

above the small of their chests. Here.
They did not squeal, like pigs.
Except Osman. I have pictures
in my mind, and they return each night.

Osman, whose throat I cut, he is always
there. He says – Please don’t kill me
I have a wife and two small children. Please.
He speaks through the wound.

*

Now there are trials. Many words, journalists
with their microphones. I am on the television.
They will stand me in front of a wall
and shoot me. My father is ashamed. I say –

That’s OK old man, you just stay and wait
for the shells to kill you. I tell the priest –
If there were a God, I would not have been
caught. I am sorry. I did what I did.

You would have done the same.

 

Eind september

(naar Bertolt Brecht, ‘Lente 1938’)

Er was dauw geweest. Misschien lichte regen.
En een vlek trok mijn aandacht naar dat streepje licht
door mijn keukenraam. Dichterbij. Ik zag

tangpoten elke draad afmeten. Die
pauze van de buik voordat deze inzakt
om elke schakel te puntlassen. Ik nam een stoel mee buiten

om op staan. Uitgestrekt. Ik wilde leven.
Ik kon met mijn vingertop over het fluwelen bruin
van zijn rug strijken, tegen het dons, en nog eens

totdat het midden in de lucht bevroor, acht poten uitgestrekt,
nog steeds als een kind dat ontwaakt uit een trance van spel.
Daar – hetzelfde wezen waar ik mijn pantoffel voor op zou heffen,

over het tapijt zou jagen om in een vlek te eindigen.
Ik zou het niet in mijn hand willen hebben. In mijn haar.
Toch ging het – hij – tot het uiterste om mug en bromvlieg

te strikken, datgene wat een soep zou bederven
of bloed. Uren. Voor één keer nam ik
de tijd. Zag het doel compleet, zijn radii,

hoog gespannen tussen raam en waslijn.
Ik dacht aan de rotatie van cellen die zo’n wonder
kunnen verrichten. Ik dacht aan dichters wier woorden

ontoereikend zijn. De spin doet het gewoon. Leest hoeken –
maar niet deze vreemde donder, zijn opgeblazen tongen
van vogels. Overal. Vogels die op zoek zijn naar spinnen.

Ik was bang dat er iets onwetend door dat zuurverdiende web
zou scheren. Een gierzwaluw misschien,
onmogelijk laat. Ik zag spinnenprooi. Hangend daar

in zijn stukje onveilige lucht.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Mario Petrucci (Londen, 29 november 1958)

 

De Belgische schrijver Jean-Philippe Toussaint werd op 29 november 1957 geboren in Brussel. Zie ook alle tags voor Jean-Philippe Toussaint op dit blog.

Uit: Naakt (Vertaald door Marianne Kaas)

“Afgezien van de spectaculaire kant van sommige van de door Marie in het verleden gecreerde jurken — de sorbetjurk, de jurk van aspalathos en rozemarijn, de jurk van zeegorgoon die werd opgeluisterd met halssnoeren van zee-egels en oorhangers van venusschelpen — waagde Marie zich soms, in het grensgebied van de mode, op een experimenteel terrein dat verwantschap vertoonde met de meest rigoureuze experimenten in de hedendaagse kunst. Op grond van een theoretische reflectie op het begrip haute couture als zodanig, was ze uitgekomen bij de oorspronkelijke betekenis van het woord couture',naad’, in de zin van het aaneenvoegen van materialen door middel van verschillende technieken, de stiksteek, de rijgsteek, de haak of verbinding, die het mogelijk maken stoffen samen te voegen op het lichaam van de modellen, ze nauw te laten aansluiten op de huid en onderling met elkaar te verbinden, met als uiteindelijk resultaat dat ze dat jaar in Tokio een naadloze haute- couturejapon presenteerde. Met de honingjapon bedacht Marie een jurk die, door niets vastgezet, zich helemaal vanzelf om het lichaam van het model sloot, een jurk in levitatie, een lichte, stromende, smeltende, langzaam vervloeiende jurk die als stroop was, gewichtsloos zwevend in de ruimte en dicht, dichter kon niet, tegen het lichaam van het model, want het lichaam van het model was de jurk zelf. De jurk van honing was voor het eerst gepresenteerd in het Spiral-gebouw in Tokio. Het was de apotheose van de recentste herfst-wintercollectie van Marie. Aan het slot van de show trad de laatste mannequin tevoorschijn uit de coulissen, gekleed in die japon van amber en licht, alsof haar lichaam integraal ondergedompeld was geweest in een reusachtige pot honing voordat ze de catwalk opkwam. Naakt, en in honing, druipend, zo liep ze over het podium, heupwiegend op de maat van het strakke ritme van de muziek, hooggehakt, glimlachend, met in haar gevolg een zwerm bijen die haar zwevend in de lucht al zoemend begeleidde, aangetrokken door de honing, als een langgerekte en abstracte wolk van gonzende insecten die haar bij haar optreden vergezelden en samen met haar aan het uiteinde van de catwalk omkeerden in een dwarrelende zwenking, als een wild uitwaaierende, kronkelende en levende sjaal, wemelend van vliesvleugeligen die ze met zich meevoerde op het moment waarop ze het toneel verliet.
Dat was, althans, de grondgedachte. In de praktijk hadden de moeilijkheden zich opgestapeld, en de presentatie van de honingjurk in het Spiral-gebouw in Tokio had maanden werk vereist, het samenstellen van een klein gespecialiseerd team dat zich uitsluitend aan het ontwikkelen van het honingjurkproject had gewijd.”

 

Jean-Philippe Toussaint (Brussel, 29 november 1957)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e november ook mijn blog van 29 november 2018 en eveneens mijn blog van 29 november 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Mario Petrucci, George Szirtes

De Engelse dichter en schrijver Mario Petrucci werd geboren op 29 november 1958 in Londen. Zie ook alle tags voor Mario Petrucci op dit blog.

 

MISS PATIENCE MUFFET

Afternoons in his study I squat
at the mahogany cabinet. Papa and his
rows of plump bodies. One a bruised
grape – another a spotted sultana engorged
in brandy. Some are a meeting of legs
and little else. Bristled tarantulas
light as bird-bone. Diamond-backs.
The Widow’s orange hourglass.
Once, I caught him. Late with a woman –
eight limbs akimbo. Two upturned faces.
Our days spiral out from morning’s
brown-paper packets: India, Indonesia,
Australia, Tasmania. I run scissors
round the edges – plop the drowsy knots
into glass. Then the muff of chloroform.
Formaldehyde. Sulfide of hydrogen. Which
asphyxiant? They kill so differently.
How he’ll wince if legs claw, snap – bit
his lip to a leech of milk when one slipped
up my skirt. I giggled. Kept it alive a week.

But he’s going. Doctor says he’s to stick
to pap. The same as them – those
sots of hair that toboggan the bathtub
then tickle for air between my palms.
Each day his lips are laid with more
purple eggs. Tonight the jaws dribble
and botch at what I bring him. Whey,
soft balls of curd. But he can’t
eat – says the pain, the pain is
sucking him out. Patience, he whispers.
I take the largest wad of cotton,
step up to the bottle. Twist
the stopper from its slender brown
neck. In the water of his eyes

my hair is a clot of spiders.

 

THE ROOM

(Chernobyl, 1986)
This hospital has a room

for weeping. It has no crèche.
No canteen. No washroom queue.

Only this queue for weeping.
No lost property booth. No

complaints department. Or
reception. No office of second

opinion. Of second chances. Its sons
and daughters die with surprise

in their faces. But mothers
must not cry before them. There is

a room for weeping. How hard
the staff are trying. Sometimes

they use the rooms themselves. They
must hose it out each evening.

The State is watching. They made
this room for weeping. No remission –

no quick fixes. A father wonders
if his boy is sleeping. A mother

rakes her soul for healing. Neighbours
in the corridor – one is screaming

It moved from your child to mine.
More come. Until the linoleum

blurs with tears and the walls
are heaving. Until the place can’t

catch its breath – sour breath
of pine. And at its heart

this room.

 

Mario Petrucci (Londen, 29 november 1958)

 

De Britse dichter en schrijver George Szirtes werd geboren op 29 november 1948 in Boedapest. Zie ook alle tags voor George Szirtes op dit blog.

 

AANKOMST

Tenslotte kwamen we aan bij de stad der stilte,
enorm, met hoge muren, haar woeste stoplichten
versprongen in paniek, straten waren bedekt
met dikke dekens. Het was een plek zonder deuren, een reeks
bewegende monden.
Hun ogen spraken uiteraard boekdelen,
dikke naslagwerken. Er was weinig licht om te lezen.
Hun witte handschoenen fladderden voor hen
met grotesk dansende vingers.

Er stond geschreven dat dit alles zo moest zijn.
Hun denk-misdaden, hand-misdaden, hart-misdaden
stonden in lange lijsten genoteerd.
Agenten trokken gezichten of wezen naar plakkaten.
De magistraten sliepen in het park.
NIET STOREN, zeiden de borden.
GEEN LASTIGE VRAGEN STELLEN.

De rest ging door met voeden en opvoeden.
Ze plantten tongen op de begraafplaats,
weelderige struiken van stilte.

 

Vertaald door Rob Schouten

 

George Szirtes (Boedapest, 29 november 1948)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e november ook mijn blog van 29 november 2018 en eveneens mijn blog van 29 november 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Mario Petrucci

De Engelse dichter en schrijver Mario Petrucci werd geboren op 29 november 1958 in Londen. Zie ook alle tags voor Mario Petrucci op dit blog.

 

let us

talk
lip to lip as
though morning

just made us –
parted these
mouths

wan
as clay to
make way for

words that are
for us to
try

first
time on air
deft as dew on its

leaf – so let me
speak as an
adam

might
whose moment
is under a kind god

who looks on a half-
made garden
& come

eve
-ning will
change his mind

 

BUNSHOP

Startle-eyed, me and she, in the bunshop
where fourth-formers tried on cool

like over-sized blazers, lipsticked
with doughnut sugar and jam, and girls

gave little swivels in checked skirts,
dipping liquorice in lemon sherbet.

I peered into the deep pile of her mop,
saw white crumbs of scalp.   Smelt sulphur.

First detention ever, for using perchlorate
to singe her initials in benchwood.

Mr Grant: pissy lab coat, jaundiced
coot, grimace in a dough of face, thread

of custard forever stranded between
dummy lips – Use your loaf boy.

Too late.   Hovering behind the homework
each night: her marooned complexion, those

small white teeth.   That sulphurous perfume.
End of term.   Her hand in my pocket

my éclair in the other, I blew it.
Three stupid words.   I’m a Catholic.

The shop – a delicatessen now.   The school
long since converted.   Yet, hanging round

the drains, something still of Mr Grant
and her – that whiff of coconut mat

in her blouse, his nicotined lard of finger
and thumb, the spatula pinched between

dipped in the tart yellow of that test tube:
Make a note boys.   Sulphur.   Flowers of.

 

JIJ

Met jou hier beleefde ik een zoölogische tijd.
Bij de gootsteen kwijlde ik achter in je nek

met bloedhondkussen, poot op elke schouder.
Was een en al stokstaartje bij je sleutel in de deur
.
Onder de douche zou ik een roodborstje zijn, mijn hart
uitpiepen uit een van stoom druipende borst .

Onder donsdekens bij dageraad was ik eekhoornbesnord –
woelde en groef je uit, met kriebel-
tenen en al.

Op koude avonden, leguaan, zou ik langzaam lippen
likken, op handen en knieën rond je romp.

En toen je zei dat ik je man was
balkte ik zo hard dat ze het in Bosotoland hoorden.

Nu je weg bent, hurken ze achter slot en grendel.
Kom terug. Haal de dieren in mij naar boven.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Mario Petrucci (Londen, 29 november 1958)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e november ook mijn blog van 29 november 2018 en eveneens mijn blog van 29 november 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Advent (Patrick Kavanagh), Mario Petrucci

Bij de 1e zondag van de Advent

 

Quincy Market at Twilight door Laura Lee Zanghetti, 2012

 

Advent

We have tested and tasted too much, lover-
Through a chink too wide there comes in no wonder.
But here in the Advent-darkened room
Where the dry black bread and the sugarless tea
Of penance will charm back the luxury
Of a child’s soul, we’ll return to Doom
The knowledge we stole but could not use.

And the newness that was in every stale thing
When we looked at it as children: the spirit-shocking
Wonder in a black slanting Ulster hill
Or the prophetic astonishment in the tedious talking
Of an old fool will awake for us and bring
You and me to the yard gate to watch the whins
And the bog-holes, cart-tracks, old stables where Time begins.

O after Christmas we’ll have no need to go searching
For the difference that sets an old phrase burning-
We’ll hear it in the whispered argument of a churning
Or in the streets where the village boys are lurching.
And we’ll hear it among decent men too
Who barrow dung in gardens under trees,
Wherever life pours ordinary plenty.
Won’t we be rich, my love and I, and
God we shall not ask for reason’s payment,
The why of heart-breaking strangeness in dreeping hedges
Nor analyse God’s breath in common statement.
We have thrown into the dust-bin the clay-minted wages
Of pleasure, knowledge and the conscious hour-
And Christ comes with a January flower.

 

Patrick Kavanagh (21 oktober 1904 – 30 november 1967)
De Round Tower in Inniskeen, de geboorteplaats van Patrick Kavanagh

 

De Engelse dichter en schrijver Mario Petrucci werd geboren op 29 november 1958 in Londen. Zie ook alle tags voor Mario Petrucci op dit blog.

 

BROOD
(Southwell Workhouse)

Wij zijn mannen half-
gebakken – zwaaiend met
loodzware mokers

boven onze hoofden
op elleboogstokken
van brood. Uur

na uur: mannen
van bloem. Gered door
een snufje zout.

Hier omdat
we ons broodje
zouden moeten gebruiken. Omdat

mannen van vuur ijzer
eten. Roest. Hele
landen. Maar wij

zweven door dagen
op korsten. Van dageraad
tot schemer elk vlot

hetzelfde. Zoals
wij. Elke snee zijn
we – op drift

op een bakje pap.
Ontbijt. Middagmaal.
Avondmaal. Eén brandstof.

En wanneer we eindelijk
opstijgen naar de hemel
dan denk ik

dat we gedwongen worden
om Zijn velden te maaien
goddelijk met tarwe –

bergen te verzetten
van heilige gist – en
terug te reiken naar beneden

om daar (een voor
één) elke grijze wolk van deeg
te kneden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Mario Petrucci (Londen, 29 november 1958)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e november ook mijn blog van 29 november 2018 en eveneens mijn blog van 29 november 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Mario Petrucci, George Szirtes, Jean Senac, Carlo Levi, Jean-Philippe Toussaint, C.S. Lewis, Wilhelm Hauff, Louisa May Alcott, Franz Stelzhamer

De Engelse dichter en schrijver Mario Petrucci werd geboren op 29 november 1958 in Londen. Zie ook alle tags voor Mario Petrucci op dit blog.

 

Fence

This side of the fence
is clean. That side
dirty. Understand?

You must forget
that soil is like skin.
Or interlocking scales

on a dragon. Dirty
Clean – is all that matters
here. Imagine a sheet

of glass coming down
from the sky. It’s easy
no? On this side

you can breathe
freely. Your cow can
eat the grass. You can

have children. That side
you must wear a mask
and change the filter

every four hours.
You ask – What if my cow
leans over the fence?

Personally I say
it depends which end. But
we have no instructions

for that. It is up to you
to make sure your cow
is not so stupid.

 

Halves

the blade drops
& both half-oranges
rock upon their backs as

beetled species made
zestful but without
the frantic legs

enlarged in heat
to overbrightly dribble
sap in that broken moment

after insect sex which could be
love yet dictates each rolls
apart to undercarriage

straight-grained ex
-posed in falling apart
where one gains access

to tarter matters animal
or vegetable softly to
be consumed for

rind is hard on us
unscooped or what
the starveling leaves

behind or am I for
getting I was once in
heart fruit-perfect & un-

halved?

 

 
Mario Petrucci (Londen, 29 november 1958)

 

De Britse dichter en schrijver George Szirtes werd geboren op 29 november 1948 in Boedapest. Zie ook alle tags voor George Szirtes op dit blog.

 

My Fathers, Coming And Going

Moustaches and grey homburgs: our fathers were
Defined by properties acquired by chance—
Or by divine decree. Standing behind her

In rooms, on stairs, figures of elegance,
They came and went in a murmur of soft voices,
Objects of bewilderment and romance.

How many of them on the premises?
Some worked twelve hours a day in an office
In the city, some placed bristly kisses

On our brows, some would simply embarrass
Us for no particular reason. Their age
Was indeterminate. They would promise

Anything befitting their patronage.
Were all these fathers one? And was it you,
My father, who pushed me in that carriage

I can’t remember now before time flew
And took her away as it will take us all?
I feel myself flying. It’s like passing through

Clouds in an aeroplane in its own bubble
Of air, a slightly bumpy ride down
Towards a runway as we rise and fall

Above the brilliant lights of a big town.

 

Like A Black Bird

Like a black bird against snow, he flapped
Over the path, his overcoat billowing
In the cold wind, as if he had trapped

The whole sky in it. We watched trees swing
Behind him, lurching drunkenly, blurred
Bare twigs and branches, scrawny bits of string,

And as we gazed ahead the snowflakes purred
In our ears, whispering the afternoon
Which grew steadily darker and more furred.

His face was in shadow, but we’d see it soon.
As he approached it slowly gathered shape:
His nose, in profile, was a broken moon,

His hat a soft black hill bound round with tape,
His raised lapels held his enormous eyes
Between them. The winter seemed to drape

Itself about him as if to apologise
For its own fierceness, hoping to grow warm
Through physical contact, and we, likewise,

Ran towards him, against a grainy storm
Of light and damp. It was so long ago
And life was then in quite another form,

When there were blacker days and thicker snow.

 

 
George Szirtes (Boedapest, 29 november 1948)

 

De Algerijnse, Franstalige, dichter en schrijver Jean Senac werd geboren op 29 november 1926 in Beni Saf in de regio Oran. Zie ook alle tags voor Jean Senac op dit blog.

 

Out Of My Algeria

Out of my Algeria
they made the prisons taller
than the schools.
They sullied the nocturnal roots
of the People,
the serious Tree
of the remote Berbérie…
They denied the certainty of our Land,
they tore apart Islam, its color,
its fantastical tribes, even the shame
that makes them live.
They denied the Vital Fire, our Flag
They exiled the humble joys of our huts
slow at the return of corn…
Blind! Blind!
On my Infinite People
they applied the whip without understanding
the power of books,
the rhythm of our blood,
our right to sacrifice,
to impatience.
Our whole body refused it.
Prisoners of their forfeiting
they listen to the dark crashes of the sticks
that mingle with the wind
following powder.
Without sight and without words
they assign the precise patrol
among raisins,
its halt under the dark pride of pines
at the detour of furious crossings,
the resumed cry of the Patriots
from which freedom falls like an eagle.

 

Miroir de l’églantier

Feu de sarments dans tes yeux
Feu de ronces sur tes joues
Feu de silex sur ton front
Feu d’amandes sur tes lèvres
Feu d’anguilles dans tes doigts
Feu de laves sur tes seins
Feu d’oranges dans ton coeur
Feu d’oeillets à ta ceinture
Feu de chardons sur ton ventre
Feu de glaise à tes genoux
Feu de bave sous tes pieds
Feu de sel et feu de boue
un incendie réel
tout droit sur la falaise
un faisceau de saveurs
où je me reconnais

Mère ma ténébreuse

 

 
Jean Senac (29 november 1926 – 30 augustus 1973)
Cover

 

De Italiaanse schrijver, schilder, arts en politicus Carlo Levi werd geboren op 29 november 1902 in Turijn. Zie ook alle tags voor Carlo Levi op dit blog.

Uit: Christ Stopped at Eboli (Vertaald door Frances Frenaye)

“No one has come to this land except as an enemy, a conqueror, or a visitor devoid of understanding. The seasons pass today over the toil of the peasants, just as they did three thousand years before Christ; no message, human or divine, has reached this stubborn poverty. We speak a different language, and here our tongue is incomprehensible. The greatest travelers have not gone beyond the limits of their own world; they have trodden the paths of their own souls, of good and evil, of morality and redemption. Christ descended into the underground hell of Hebrew moral principle in order to break down its doors in time and to seal them up into eternity. But to this shadowy land, that knows neither sin nor redemption from sin, where evil is not moral but is only the pain residing forever in earthly things, Christ did not come. Christ stopped at Eboli.
I arrived at Gagliano one August afternoon in a rattling little car, I was wearing handcuffs and I was escorted by two stalwart servants of the State with vertical red bands on their trousers, and expressionless faces. I arrived reluctantly and ready for the worst, because sudden orders had caused me to leave Grassano where I had been living and where I had learned to know the region of Lucania. It had been hard at first. Grassano, like all the villages hereabouts, is a streak of white at the summit of a bare hill, a sort of miniature imaginary Jerusalem in the solitude of the desert.
I liked to climb to the highest point of the village, to the wind-beaten church, where the eye can sweep over an endless expanse in every direction, identical in character all the way around the circle. It is like being on a sea of chalk, monotonous and without trees. There are other villages, white and far away on the tops of their hills, Irsina, Craco, Montalbano, Salandra, Pisticci, Grottole, Ferrandina, the haunts and caves of the brigands; and beyond the reach of vision lies the sea, and Metaponto, and Taranto. I felt that I had come to understand the hidden virtues of this bare land and to love it; I had no mind to change. I am by nature sensitive to the pangs of separation and for this reason I was anything but well disposed toward the new village where I had to adapt myself to living. I looked forward, however, to the trip from one locality to the other and to the chance of seeing places I had heard so much about, and had pictured in fancy, beyond the mountains hemming in the Basento Valley.”

 

 
Carlo Levi (29 november 1902 – 4 januari 1975)
Poster voor de gelijknamige film uit 1979

 

De Belgische schrijver Jean-Philippe Toussaint werd op 29 november 1957 geboren in Brussel. Zie ook alle tags voor Jean-Philippe Toussaint op dit blog.

Uit: De waarheid omtrent Marie (Vertaald door Marianne Kaas)

“Later, terugdenkend aan de duistere uren van die gloeiend hete nacht, drong het tot me door dat we, Marie en ik, op hetzelfde moment de liefde hadden bedreven, maar niet met elkaar. Op een bepaald tijdstip van die nacht – het was de eerste warme periode van het jaar, die abrupt had ingezet, drie dagen achtereen 38°C in Parijs en omstreken, en de temperatuur kwam nooit onder de 30°C – bedreven Marie en ik de liefde in Parijs, in appartementen hemelsbreed op nauwelijks een kilometer van elkaar verwijderd. Aan het begin van de avond kwam de gedachte uiteraard niet bij ons op, en ook later niet, of op enig ander moment, het was simpelweg ondenkbaar, dat we elkaar die nacht zouden zien, dat we voor het aanbreken van de dag samen zouden zijn, en dat we elkaar zelfs even zouden omhelzen in onze flat, in de donkere gang waar alles verstoord was. Gezien het tijdstip waarop Marie thuiskwam (in ons huis, of eigenlijk in haar huis, ik zou nu haar moeten zeggen, want al bijna vier maanden woonden we niet meer onder hetzelfde dak), en gezien het feit dat ik om vrijwel dezelfde tijd was teruggekeerd, niet alleen, ik was niet alleen – maar met wie ik was doet weinig ter zake, daar gaat het niet om – in de kleine tweekamerflat waarin ik sinds we uit elkaar waren gegaan mijn intrek had genomen, zal het naar alle waarschijnlijkheid bij benadering twintig over een, op z’n laatst halftwee ’s nachts zijn geweest toen Marie en ik die nacht in Parijs op hetzelfde moment de liefde bedreven, beiden lichtelijk aangeschoten, onze warme lichamen in het schemerduister, het raam waardoor geen zuchtje frisse lucht de kamer binnenkwam, wijd open. De lucht, die roerloos was, zwaar, onweersachtig, koortsig haast, verkoelde de atmosfeer niet, maar versterkte de lichamen eerder in het passieve en extreme gevoel van benauwdheid veroorzaakt door de hitte. Het was nog voor twee uur ’s nachts – dat weet ik, ik heb gekeken hoe laat het was toen de telefoon ging. Maar wat de precieze chronologie van die nacht betreft houd ik me maar liever op de vlakte, want het gaat toch om het lot van een man, of om zijn dood, nog lang zou niet bekend zijn of hij in leven zou blijven of niet.”

 

 
Jean-Philippe Toussaint (Brussel, 29 november 1957)

 

De Ierse schrijver C. S. Lewis werd geboren op 29 november 1898 in Belfast. Zie ook alle tags voor C. S. Lewis op dit blog.

Uit: The Business of Heaven

“Restoration of the Bible on Its Own Terms
January 29
Unless the religious claims of the Bible are again acknowledged, its literary claims will, I think, be given only ‘mouth honour’ and that decreasingly. For it is, through and through, a sacred book. Most of its component parts were written, and all of them were brought together, for a purely religious purpose. It contains good literature and bad literature. But even the good literature is so written that we can seldom disregard its sacred character. It is easy enough to read Homer while suspending our disbelief in the Greek pantheon; but then the Iliad was not composed chiefly, if at all, to enforce obedience to Zeus and Athene and Poseidon. The Greek tragedians are more religious than Homer, but even there we have only religious speculation or at least the poet’s personal religious ideas; not dogma. That is why we can join in. Neither Aeschylus nor even Virgil tacitly prefaces his poetry with the formula ‘Thus say the gods’. But in most parts of the Bible everything is implicitly or explicitly introduced with ‘Thus saith the Lord’. It is, if you like to put it that way, not merely a sacred book but a book so remorselessly and continuously sacred that it does not invite, it excludes or repels, the merely aesthetic approach. You can read it as literature only by a tour de force. You are cutting the wood against the grain, using the tool for a purpose it was not intended to serve. It demands incessantly to be taken on its own terms: it will not continue to give literary delight very long except to those who go to it for something quite different. I predict that it will in the future be read as it always has been read, almost exclusively by Christians.

What Are We to Make of Christ?
February 1
`What are we to make of Christ?’ There is no question of what we can make of Him, it is entirely a question of what He intends to make of us. You must accept or reject the story. The things He says are very different from what any other teacher has said. Others say, ‘This is the truth about the universe. This is the way you ought to go’, but He says, ‘I am the Truth, and the Way, and the Life.’ He says, ‘No man can reach absolute reality, except through Me. Try to retain your own life and you will be inevitably ruined. Give yourself away and you will be saved.’ He says, ‘If you are ashamed of Me, if, when you hear this call, you turn the other way, I also will look the other way when I come again as God without disguise. If anything whatever is keeping you from God and from Me, whatever it is, throw it away. If it is your eye, pull it out. If it is your hand, cut it off. If you put yourself first you will be last. Come to Me everyone who is carrying a heavy load, I will set that right. Your sins, all of them, are wiped out, I can do that. I am Rebirth, I am Life. Eat Me, drink Me, I am your Food. And finally, do not be afraid, I have overcome the whole universe.” That is the issue.”

 

 
C.S. Lewis (29 november 1898 – 22 november 1963)
Cover

 

De Duitse dichter en schrijver Wilhelm Hauff werd geboren inStuttgart op 29 november 1802. Zie ook alle tags voor Wilhelm Hauff op dit blog.

Uit: Der junge Engländer oder Der Affe als Mensch

„Im südlichen Teil von Deutschland liegt das Städtchen Grünwiesel, wo ich geboren und erzogen bin. Es ist ein Städtchen, wie sie alle sind. In der Mitte ein kleiner Marktplatz mit einem Brunnen, an der Seite ein kleines altes Rathaus, umher auf dem Markt das Haus des Friedensrichters und der angesehensten Kaufleute, und in ein paar engen Straßen wohnen die übrigen Menschen. Alles kennt sich, jedermann weiß, wie es da und dort zugeht, und wenn der Oberpfarrer oder der Bürgermeister oder der Arzt ein Gericht mehr auf der Tafel hat, so weiß es schon am Mittagessen die ganze Stadt. Nachmittags kommen dann die Frauen zueinander in die Visite, wie man es nennt, besprechen sich bei starkem Kaffee und süßem Kuchen über diese große Begebenheit, und der Schluß ist, daß der Oberpfarrer wahrscheinlich in die Lotterie gesetzt und unchristlich viel gewonnen habe, daß der Bürgermeister sich »schmieren« lasse, oder daß der Doktor vom Apotheker einige Goldstücke bekommen habe, um recht teure Rezepte zu verschreiben. Ihr könnet Euch denken, wie unangenehm es für eine so wohleingerichtete Stadt wie Grünwiesel sein mußte, als ein Mann dorthin zog, von dem niemand wußte, woher er kam, was er wollte, von was er lebte. Der Bürgermeister hatte zwar seinen Paß gesehen, und in einer Kaffeegesellschaft bei Doktors geäußert, der Paß sei zwar ganz richtig visiert von Berlin bis nach Grünwiesel, aber es stecke doch was dahinter; denn der Mann sehe etwas verdächtig aus. Der Bürgermeister hatte das größte Ansehen in der Stadt; kein Wunder, daß von da an der Fremde als eine verdächtige Person angesehen wurde. Und sein Lebenswandel konnte meine Landsleute nicht von dieser Meinung abbringen. Der fremde Mann mietete sich für einige Goldstücke ein ganzes Haus, das bisher öde gestanden, ließ einen ganzen Wagen voll sonderbarer Gerätschaften, als Öfen, Kunstherde, große Tiegel und dergleichen hineinschaffen und lebte von da an ganz für sich allein. Ja, er kochte sich sogar selbst, und es kam keine menschliche Seele in sein Haus als ein alter Mann aus Grünwiesel, der ihm seine Einkäufe in Brot, Fleisch und Gemüse besorgen mußte. Doch auch dieser durfte nur in die Flur des Hauses kommen, und dort nahm der fremde Mann das Gekaufte in Empfang.
Ich war ein Knabe von zehen Jahren, als der Mann in meiner Vaterstadt einzog, und ich kann mir noch heute, als wäre es gestern geschehen, die Unruhe denken, die dieser Mann im Städtchen verursachte. Er kam nachmittags nicht wie andere Männer auf die Kugelbahn, er kam abends nicht ins Wirtshaus, um wie die übrigen bei einer Pfeife Tabak über die Zeitung zu sprechen.“

 

 
Wilhelm Hauff (29 november 1802 – 18 november 1827)
Cover

 

De Amerikaanse schrijfster Louisa May Alcott werd geboren op 29 november 1832 in Germantown, Pennylvania. Zie ook alle tags voor Louisa May Alcott op dit blog.

Uit: Little Men. Life at Plumfield With Jo’s Boys

“While Nat takes a good long sleep, I will tell my little readers something about the boys, among whom he found himself when he woke up.
To begin with our old friends. Franz was a tall lad, of sixteen now, a regular German, big, blond, and bookish, also very domestic, amiable, and musical. His uncle was fitting him for college, and his aunt for a happy home of his own hereafter, because she carefully fostered in him gentle manners, love of children, respect for women, old and young, and helpful ways about the house. He was her right-hand man on all occasions, steady, kind, and patient; and he loved his merry aunt like a mother, for such she had tried to be to him.
Emil was quite different, being quick-tempered, restless, and enterprising, bent on going to sea, for the blood of the old vikings stirred in his veins, and could not be tamed. His uncle promised that he should go when he was sixteen, and set him to studying navigation, gave him stories of good and famous admirals and heroes to read, and let him lead the life of a frog in river, pond, and brook, when lessons were done. His room looked like the cabin of a man-of-war, for every thing was nautical, military, and shipshape. Captain Kyd was his delight, and his favorite amusement was to rig up like that piratical gentleman, and roar out sanguinary sea-songs at the top of his voice. He would dance nothing but sailors’ hornpipes, rolled in his gait, and was as nautical in conversation to his uncle would permit. The boys called him “Commodore,” and took great pride in his fleet, which whitened the pond and suffered disasters that would have daunted any commander but a sea-struck boy.”

 

 
Louisa May Alcott (29 november 1832 – 6 maart 1888
Cover

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Franz Stelzhamer werd geboren in Großpiesenham op 29 november 1802. Zie ook alle tags voor Frans Stelzhammer op dit blog.

Uit: Der blinde Knabe

„Wilhelm war ein lieber, gemütlicher Knabe. Er mochte jetzt sieben Jahre alt sein und machte seinen guten Eltern, vorzüglich der Mutter, die er den ganzen Tag nicht verließ, ebenso viele Freude als heimlichen Kummer. Freude machte ihnen seine Folgsamkeit und sanfte Manier, den Kummer aber verursachte ihnen des Knaben von Geburt mitgebrachtes Unglück – denkt euch Kinder, der sonst so wohlgestaltete, liebenswürdige Wilhelm war blind geboren.
Wenn seine Geschwister und die anderen Kinder im Frühlinge auf dem weichen Grase herumsprangen, bunte Blümchen pflückten oder den schönen Schmetterlingen nachjagten, mußte Wilhelm allein im Grase sitzen bleiben und froh sein, wenn Bruder August oder des Nachbars flinkes Lenchen in der Eile ihm einige Blumen zuwarfen, die er dann mit seinen kleinen Händchen so leise und verständig betastete und abgriff, daß ihm von der Wurzel bis an das Ende der Krone kein Blättchen noch so fein, kein Staubfaden, wie zart er auch war, entgehen konnte.
Wenn er dann alles um ihn herum so fleißig befühlt und abgetastet hatte, war er oft so freudig im Herzen bewegt, daß er vom Boden aufspringen, im kleinen Kreise auf dem Grase herumtrippeln und mit den Händen wedeln mußte, als wenn er laufen und hurtig herumfliegen wollte vor Frühlingsluft und innigem Entzücken.
»August!« rief er dann, »Lenchen! kommt her zu mir, ich muß euch etwas sagen, etwas zeigen!« – Aber du mein Himmel, wo waren indessen August und Lenchen hingesprungen?
Da eilte dann die Mutter zu ihm und fragte wehmütig-mild: »Was denn Wilhelm, was ist denn?« Und, nach ihr langend, der allzeit Guten und Getreuen, und ihren Hals umschlingend, jubelte er: »o Mutter, die Blumen sind so weich, weicher noch als dein Samtkissen und so zart und fein wie deine Wangen!« Dann küßte er sie und streichelte die Blumen.
Dann aber, wenn sein Freudentaumel vorüber war, ging es an ein Fragen, was dies, das und jenes sei. Gleich darauf kamen »Wie?« und »Warum?« so häufig und mannigfach, daß die gute Mutter ein Gelehrter mit etlichen Zungen hätte sein müssen, um dem wißbegierigen Knaben alles vollständig zu beantworten.
Am allerschwersten, wie leicht zu denken, ging es ihr, wenn die andern Kinder plötzlich ausriefen: »Ach, das ist so schön rot, blau, gelb u. dgl.!« Und sie hätte dann dem kleinen Wilhelm begreiflich machen sollen, was – rot, blauweiß usw. sei. Oder, wie Sonne, Mond und Sterne aussehen; wie groß sie seien und wie das Weltmeer, wovon neulich der Lehrer etwas erwähnte, eigentlich beschaffen. – Was denn der Bach für Füße habe, daß er so schnell läuft, und warum er – der Bach – nicht deutlicher spreche usw. Das waren fürwahr Aufgaben für die Mutter!“

 

 
Franz Stelzhamer (29 november 1802 – 14 juni 1874)
Stelzhamers geboortehuis in Großpiesenham

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e november ook mijn blog van 29 november 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Mario Petrucci, George Szirtes, Jean Senac, Carlo Levi, Jean-Philippe Toussaint, C.S. Lewis, Wilhelm Hauff, Louisa May Alcott, Franz Stelzhamer

De Engelse dichter en schrijver Mario Petrucci werd geboren op 29 november 1958 in Londen. Zie ook alle tags voor Mario Petrucci op dit blog.

 

Gene

With pollution and GM, future seas may change colour.

Worl alway same me rekon
nuttin much-change Dere alway green
melon-anana Alway yelow-sea

Me granee she live-be twennysix
wit ray hair Me tel me-babee
we not die-soon We like granee –

we live-long An me caree-she
for look-see thru eave – for look
yelow-sea An me tel-she

wen de-Life tek-you you com
yelow like you fall-in yelow-sea An
you stopp Dat all

An me tel-she bout ol-peepol
hoo-liv wen Worl dri Me tel-she
storee bout way ting used-be

wen ol-peepol walk in air an walk
wid weel An way dem ol-peepol talk
in riddl An way dem stepp in someting

dey call Gene Yeh Dem mess-up
reel-bad someting call Gene An dem
rising-now for meet-us in yelow-sea

An me-babee say – Dees storee
all troo? Dem ol-peepol all stopp? All
com-yelow like ye’ow-sea? Butt me

know nuttin mor Cept
dey bildin tall Dey much-like carr
much-like Wor Dem tuch ev-where

dem stepp ev-where Butt
me tel-me-babee – me-tink
dem ol-peepol dem juss-walk

one Gene too-farr

 

 
Mario Petrucci (Londen, 29 november 1958)

Lees verder “Mario Petrucci, George Szirtes, Jean Senac, Carlo Levi, Jean-Philippe Toussaint, C.S. Lewis, Wilhelm Hauff, Louisa May Alcott, Franz Stelzhamer”

Mario Petrucci, George Szirtes, Jean Senac, Carlo Levi, Jean-Philippe Toussaint, C.S. Lewis, Wilhelm Hauff, Louisa May Alcott

De Engelse dichter en schrijver Mario Petrucci werd geboren op 29 november 1958 in Londen. Zie ook alle tags voor Mario Petrucci op dit blog.

 

A half hour after

you leave some al-
most thing starts : your
mattress impression stops

holding its breath – begins
to relax & swivel-chair
where you tackled

laces adopts that
strained angle of the clerk
requiring confirmation – then

i see through softly shut door
a house of pointers : your
draped towel on its rail

& bone scissors left
half-open there as though
simple addition of water could

jerk them to life : not so strange
then that a house should re-
member you with each

pine surface & glass
ornament its own sextant
keen for your one star to float

these bricks by – to hoist white
rooms thinned to canvas
by your sea-smell & i

no less join them : this
richer matter becalmed yet
seeming your merest breeze

might cast me off

 

21st August, 1991

I mush together the garlic and the butter
for Kiev
for Kostroma too, and Novgorod;
slip wafers
of potato onto the rough tongue
of my grill. An onion
brings tears. Its layered histories
come clean: Russian-doll rings
that quoit and bangle over reels of drumsticks.

I call you at work. Mothers
are telegramming sons not to shoot, women
encircle the cold, grey bulk
of tanks, while the junta plays
Chinese whispers.

Tonight, then, we’ll eat well –
sip that jerepigo wine
till dusk. For now, I prepare what I can;
I watch, and listen,
through the frame of my window –
a radio mutters   and school-children
are a chaff of colour blown about the distant yard
where in one corner settles
a tiny mandala of linked hands.

 

 
Mario Petrucci (Londen, 29 november 1958)

Lees verder “Mario Petrucci, George Szirtes, Jean Senac, Carlo Levi, Jean-Philippe Toussaint, C.S. Lewis, Wilhelm Hauff, Louisa May Alcott”

Mario Petrucci, Jean Senac, Carlo Levi, Jean-Philippe Toussaint, C.S. Lewis, Wilhelm Hauff, Louisa May Alcott, Franz Stelzhamer

De Engelse dichter en schrijver Mario Petrucci werd geboren op 29 november 1958 in Londen. Zie ook alle tags voor Mario Petrucci op dit blog.

 

BREAD
(Southwell Workhouse)

We’re men half-
baked – swinging
lead-heavy sledges

over our heads
on elbowy sticks
of bread. Hour

by hour: men
of flour. Saved by
a pinch of salt.

Here because
we ought to use
our loaf. Because

men of fire eat
iron. Rust. Entire
nations. But we

float through days
on crusts. Dawn
to dusk each raft

the same. Like
us. Each slice we
are – adrift on

a basin of gruel.
Breakfast. Dinner.
Supper. One fuel.

And when at last
we rise to heaven
then I suppose

we’ll be made
to mow His fields
divine with wheat –

move mountains
of holy yeast – and
reach back down

to knead (one
by one) each grey
cloud of dough.

 

Ukritye
(Chernobyl, 1986)

Even the robots refuse. Down tools. Jerk up
their blocked heads, shiver in invisible hail. Helicopters

spin feet from disaster, caught in that upwards cone
of technicide – then ditch elsewhere, spill black running guts.

Not the Firemen. In rubber gloves and leather boots
they walk upright, silent as brides. Uppers begin

to melt. Soles grow too hot for blood. Still they shovel
the graphite that is erasing marrow, spine, balls –

that kick-starts their DNA to black and purple liquid life.
Then the Soldiers. Nervous as children. They re-make it –

erect slabs with the wide stare of the innocent, crosshatch
the wreck roughly with steel, fill it in with that grey

crayon of State Concrete. In soiled beds, in the dreams
of their mothers, they liquefy. Yet Spring still chooses

this forest, where no deer graze and roots strike upwards.
Fissures open in the cement – rain finds them. They grow:

puff spores of poison. Concrete and lead can only take
so much. What remains must be done by flesh.

 

 
Mario Petrucci (Londen, 29 november 1958)

Lees verder “Mario Petrucci, Jean Senac, Carlo Levi, Jean-Philippe Toussaint, C.S. Lewis, Wilhelm Hauff, Louisa May Alcott, Franz Stelzhamer”

Mario Petrucci, Jean Senac, Carlo Levi, Jean-Philippe Toussaint, C.S. Lewis, Wilhelm Hauff, Louisa May Alcott, Franz Stelzhamer

De Engelse dichter en schrijver Mario Petrucci werd geboren op 29 november 1958 in Londen. Zie ook alle tags voor Mario Petrucci op dit blog.

 

Last Wish
(Chernobyl, 1986)

You bury me in concrete.   Bury me
in lead.   Rather I was buried
with a bullet in the head.

You seal me in powder.   Cut the hair
last.   Then take the trimmings
and seal them in glass.

You wrap me in plastic.   Wash me
in foam.   Weld the box airless
and ram the box home.

For each tomb that’s hidden a green
soldier turns.  
None decomposes.
Nothing for worms.

A buckle.   A pencil.   Break one thing
I left.   Give some small part of me
ordinary death.

 

Lessons

Easy for me, your son,
youthful lungs trawling in one sweep –

cigar smoke, omelette,
the girl next door.

One day I told you
how in physics we’d calculated a cough holds

billions of atoms Galileo
inhaled.   It took a full

week for your retort –
as always, off the nail.  
Must be I’ve used it

all then.   From Siberia
to Antarctica – from slack-

pit to spire.   That’s
why each draw’s so, so bloody hard.

Your drenched face was me,
silenced.   Had to catch you

last thing, at the foot
of your Jacob’s Ladder, ascending to the one

bulb of the landing
toilet, to tell you

I’d checked with sir.
You can’t use it all, I piped, not in a hundred

million years.   You’ll get
better.  
Just wait and see.

Mouth bluish, a slur
suspended over your chest.   Fist white

on the rail.   You said
Don’t hold your breath.

 

 
Mario Petrucci (Londen, 29 november 1958)

Lees verder “Mario Petrucci, Jean Senac, Carlo Levi, Jean-Philippe Toussaint, C.S. Lewis, Wilhelm Hauff, Louisa May Alcott, Franz Stelzhamer”