Merijn de Boer, Mary Oliver

De Nederlandse schrijver Merijn de Boer werd geboren in Heemstede op 7 september 1982. Zie ook alle tags voor Merijn de Boer op dit blog.

Uit: Lieve Hannibal

“Om vijf uur ’s ochtends verliet ik het huis van mijn broer, na een laatste zoen op de wang van mijn moeder. De taxi stond al in de Overveense laan. Omdat ik de voordeur niet open kreeg, sloop ik door de achterdeur de tuin in, waar twee bosuilen woonden die me de afgelopen nachten — tot mijn plezier — uit mijn slaap hadden gehouden. Nog even snoof ik de duinlucht op, keek ik naar de hoge dennen met hun takloze stammen en luisterde ik naar het ruisen van de zeewind. Ik hoopte dat ik erin zou slagen om dit alles op te roepen als ik weer in New York was, met geen bos of bosuilen in de buurt. Ik dacht aan de drukte daar, aan het constante gedender van de metro’s over de Manhattan Bridge en aan het verkeer waarin ik straks zou komen vast te zitten als ik in een Uber van JFIC. naar DUMBO reed. Het was januari 2018. Sinds een halfjaar woonde ik in New York en ik kon er nog niet aarden. In de jaren daarvoor hadden we in een oude tuinderswoning te midden van de weilanden gewoond, aan de rand van een bos. Al houthakkend, tuinierend en imkerend was ik een natuurmens geworden. Ljovin uit Anna Karenina was mijn rolmodel, met zijn afkeer van het mondaine leven en zijn toewijding aan het boerenbedrijf. En nu woonde ik midden in een metropool. Joost de Vries van De Groene Amsterdammer interviewde me per e-mail en vroeg onder andere: ‘Heb je verborgen talenten? Als je geen schrijver zou zijn, wat zou je dan zijn? Ik antwoordde: ‘Ik kan erg goed houthakken. En ik overweeg al jaren om een boswachtersopleiding te volgen.’ Zijn antwoord: ‘Ik denk wel dat je houthakambities in New York slecht tot hun recht komen.’ Het is vreemd: we woonden anderhalf jaar in New York en in die periode had ik heimwee naar ons huis in de natuur in Nederland. Inmiddels woon ik in Jeruzalem en heb ik heimwee naar New York. Ik mis The Met (zowel het museum als de opera), boekwinkel Strand en koffiehuis Brooklyn Routing Company. Een mede-ex-pat in Jeruzalem noemde me laatst een ‘city boy’ en ik dacht ja, je hebt gelijk. Maar wat is er dan met dat Ljovin-achtige natuurmens gebeurd? De eerste paar weken in New York verbleven we in een tijdelijk appartement op de achtendertigste verdieping in Midtown. Vanuit het raam keek ik neer op de Queensboro Bridge, waar een krankzinnige hoeveelheid auto’s zich traag en blikkerend in de ochtendzon naar de overkant van de East River bewoog. Mijn vrouw was overdag naar haar werk, ik zorgde voor onze dochter van zes maanden. Als ik met haar over First Avenue liep of in de metro zat, kon ze rekenen op veel aandacht en bewondering van de Amerikanen: ‘Oh, what a cutie!’ En: ‘Look how she smiles at me…’ Ook gehoord: `She’s gonna be a knockout!’ Een oudere vrouw boog zich over de kinderwagen, slaakte een zucht en zei: ‘Oh my God, I wamia be a granny.’ Tijdens haar middagdutjes las ik een boek van Evelyn Waugh, speelde ik online schaak met een vriend in Nederland of werkte ik aan het eerste hoofdstuk van een nieuwe roman.”

 

Merijn de Boer (Heemstede, 7 september 1982)

 

De Amerikaanse dichteres Mary Oliver werd geboren op 10 september 1936 in Maple Heights, Ohio. Zie ook alle tags voor Mary Oliver op dit blog.

 

Viooltjes

Beneden bij de ruisende kreek en de hoge bomen –
waar ik drie dagen per week spijbelde
en daarmee het record verbrak –
stonden viooltjes wier leven net zo zorgeloos was
als alles wat je ooit hebt gezien
of waar je voorovergebogen de zoete adem van inademde.
Later, toen de benodigde huizen waren gebouwd,
waren ze verdwenen, en wie zou betekenis
geven aan hun afwezigheid.
Oh, viooltjes, jullie hadden wel degelijk betekenis, en wat zal
jullie plaats innemen?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Mary Oliver (10 september 1935 – 17 januari 2019)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e september ook mijn blog van 7 september 2021 en ook mijn blog van 7 september 2020 en eveneens mijn blog van 7 september 2018.

Merijn de Boer, Mary Oliver

De Nederlandse schrijver Merijn de Boer werd geboren in Heemstede op 7 september 1982. Zie ook alle tags voor Merijn de Boer op dit blog.

Uit: Het Surinamedagboek

“Zaterdag 26 maart 2011 Vanochtend bladerde ik door De Groene Amsterdammer en las de volgende advertentie:

Gratis last minute op vakantie? Maak een avontuurlijke en literaire reis door het binnenland van Suriname in het kielzog van Albert Heiman. Meer informatie: helmanreis@paradijsvogels.n1 of 0572-301406.

lk heb meteen gebeld. Erg aardige man aan de lijn. Het blijkt te gaan om een door de Stichting Vrienden van Lou Lichtveld betaalde reis van drie weken door het oerwoud. Overdag varen in een uitgeholde boomstam en ’s nachts slapen in een hangmat langs de rivier. Het lijkt me wel wat. De reis is bedoeld om meer bekendheid te creëren voor het leven en werk van Albert Helman. De man, Maurits Blomhert heet hij en hij werkt aan de biografie van Helman, vroeg of ik weleens van de schrijver had gehoord. Toen ik zei van wel, en vertelde dat ik tijdens mijn studie “De stille plantage” heb gelezen, was hij enorm verrast. Hij wilde meer van me weten en ik vertelde dat in september mijn debuut Nestvlieders uitkomt en dat ik als redacteur voor uitgeverij Van Oorschot werk. lk vertelde ook dat ik altijd al geïnteresseerd ben geweest in Suriname omdat mijn vader er is geboren. Blomhert vond dit allemaal interessant om te horen. Hij kan zelf niet mee met de reis vanwege allerlei gezondheidsklachten en familieperikelen waarover hij nogal uitvoerig uitweidde. Hij suggereerde dat ik misschien een reisverslag kan schrijven. ‘Het zou echt heel mooi zijn als je dat wilt doen,’ zei hij. Hij heeft, als secretaris van de Stichting Vrienden van Lou Lichtveld, de reis georganiseerd en vindt het duidelijk ais je dat wilt doen; zei hij. Hij heeft, ais secretaris van de stichting Vrienden van Lou Lichtveld, de reis georganiseerd en vindt het duidelijk erg jammer dat hij thuis moet blijven. Toen begon hij voor een tweede keer uitgebreid over die gezondheidsklachten, met details over urinewegen die ik niet per se had hoeven horen trouwens (al snap ik nu wel waarom hij niet mee kan). Het zou een troost voor hem zijn als hij een reportage van de reis kan lezen. Een van de andere reizigers heeft hij al gestrikt om onderweg foto’s te maken. Die kunnen dan, samen met mijn verslag, te zijner tijd bij de stichting worden ingeleverd. Misschien wilde ik er zelfs wel een boek van maken, suggereerde hij. Waarom niet? Ja, waarom niet, dacht ik. Het klonk me allemaal uitermate aangenaam in de oren. Ik zei dus op alles ja, met als gevolg dat ik geloof ik aanstaande dinsdag al naar Suriname vlieg. Ik moet het nog wel met Van Oorschot bespreken.“

 

Merijn de Boer (Heemstede, 7 september 1982)

 

De Amerikaanse dichteres Mary Oliver werd geboren op 10 september 1936 in Maple Heights, Ohio. Zie ook alle tags voor Mary Oliver op dit blog.

 

Rozen, nazomer

Wat gebeurt er
met de bladeren als
ze rood kleuren of goud, als ze
afvallen? Wat gebeurt er

met de zangvogels
als ze niet langer kunnen
zingen? Wat gebeurt er
met hun snelle vleugeltjes?

Denk je dat er een
persoonlijke hemel is
voor ieder van ons?
Denk je dat er iemand,

gene zijde van die duisternis,
ons zal roepen, daarmee ons zal bedoelen?
Achter de bomen
blijven de vossen hun welpen leren

hoe je leeft in de duinpan;
het lijkt wel of ze nooit verdwijnen, ze zijn er altijd
in het bloeiende licht
dat elke ochtend weer oprijst

in de donkere lucht.
En nog weer een duinenrij verder,
vlak langs de zee,
beginnen de laatste rozen hun productie van lieflijkheid,

en schenken ze deze terug aan de wereld.
Als ik een ander leven zou krijgen,
zou ik het willen geven aan een onbekend
tomeloos geluk.

Het zou een vos kunnen zijn, of een boom
vol met wuivende takken.
Ik zou het niet erg vinden een roos te zijn
in een veld vol met rozen.

Angst is nooit tot hen doorgedrongen; ambitie evenmin.
Verstand valt buiten hun besef.
Ook vragen ze nooit hoe lang ze rozen moeten zijn, en wat dan?
Of welke idiote vraag dan ook.

 

Vertaald door Arie Sonneveld

 

Mary Oliver (10 september 1935 – 17 januari 2019)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e september ook mijn blog van 7 september 2021 en ook mijn blog van 7 september 2020 en eveneens mijn blog van 7 september 2018.

Merijn de Boer, Mary Oliver

De Nederlandse schrijver Merijn de Boer werd geboren in Heemstede op 7 september 1982. Zie ook alle tags voor Merijn de Boer op dit blog.

Uit: De Saamhorigheidsgroep

“Hij kon zich er geen voorstelling van maken, van Bronno in Amerika.
De gedachte aan hun lunchafspraak van morgen, over minder dan acht uur nog maar, maakte het onmogelijk om te gaan slapen. Hij dronk zijn glas wijn leeg, liep naar het bureau in zijn werkkamer terwijl hij met één hand zijn das losmaakte, zijn kaak omhoogwijzend en ook zijn ogen merkwaardig genoeg naar het plafond gericht, alsof het ‘ontdassen’ iets was waarbij je omhoogkeek. Flauwekul natuurlijk, en toch keek hij altijd naar het plafond als hij zijn das afdeed. Zoals hij er ook op een dag achter was gekomen dat hij zijn tanden altijd poetste met één hand op zijn rug. En dat zijn rechtervoet altijd vreemd naar buiten stond gedraaid als hij op de wc zat. Dit soort merkwaardigheden had hij niet bij zichzelf ontdekt maar had hij van Misaki moeten vernemen, toen een groot deel van zijn leven er al op zat.
Hij bleef bij zijn eikenhouten bureau staan. Het blad was ingelegd met oranje leer, de lades hadden bronzen handgrepen en aan de zijkant zat een grote verticale barst. Hij had het bureau al achtendertig jaar. In 1980, een paar weken voor de kroning van Beatrix, liep hij aan het begin van de avond langs de Prinsengracht. Tussen de Noordermarkt en de Westerstraat zag hij een oude man en een oude vrouw een van de twee ladeblokken haast komisch langzaam naar buiten tillen. Stapje voor stapje schuifelden ze door de hoge deur van het grachtenpand, pauzeerden even op het bordes en begonnen vervolgens traag aan de afdaling van de bel-etage naar de begane grond. Op het moment dat ze de stoep wilden oversteken, kruiste Bernhard hun pad. Wat zouden ze ermee gaan doen? vroeg hij zich af, maar hij zei niets, groette met een glimlach en slenterde verder. Het was een ideale lenteavond voor een wandeling: koud nog, maar je rook aan de lucht dat de winter voorbij was. Hoewel het nog licht was, brandden de lantaarnpalen al. In een verwaarloosd bootje lag een junk te slapen, met zijn schoenen uitstekend onder het blauwe zeil. Aan de overkant liep een groepje studenten.
Bernhard wandelde de hele gordel af, aan van alles en nog wat denkend, tot hij bij de Amstel kwam. Daar nam hij de brug naar de overkant, sloeg af naar links en liep weer terug naar huis, nu aan de overzijde van de Prinsengracht. Hij kwam langs het Amstelveld, het Paleis van Justitie en café Het Molenpad. Toen hij bijna weer bij de Brouwersgracht was, zag hij het bureau staan. Het was in elkaar gezet en stond tussen twee parkeerplekken op de klinkers. Er stond een stoel bij. Je kon er zo plaatsnemen om te gaan werken.
Hij liep een stukje terug en stak bij de Prinsenstraat het water over. Daar was toen net De Bolhoed geopend, het vegetarische restaurant waar hij weleens ging eten. Hij wandelde door naar het bureau en vond een briefje: Antiek bureau zoekt nieuwe eigenaar. Hij draaide zich om en keek naar het huis. Het bejaarde stel stond voor het raam op de eerste verdieping en keek hem aanmoedigend aan. De man schoof het raam open. ‘Neem maar mee, hoor, als u geïnteresseerd bent!’

 

Merijn de Boer (Heemstede, 7 september 1982)

 

De Amerikaanse dichteres Mary Oliver werd geboren op 10 september 1936 in Maple Heights, Ohio. Zie ook alle tags voor Mary Oliver op dit blog.

 

Bomen in zwart water

Kijk, de bomen
veranderen
hun eigen lichamen
in zuilen

van licht,
verspreiden de rijke geur
van kaneel
en vervulling,

de lange kaarsen
van lisdodde
barsten en vloeien weg over
de blauwe schouders

van de vijvers,
en elke vijver
ongeacht welke naam
hij draagt, is

naamloos nu.
Elk jaar
alle dingen
die ik geleerd heb

in mijn levensweg
gaan terug op dit: de vuren
en de zwarte rivieren van verlies
wiens andere kant

redding is,
wiens betekenis
geen van ons ooit zal kennen.
Om te leven in deze wereld

moet je
drie dingen kunnen doen:
wat sterfelijk is liefhebben;

het knuffelen
alsof je eigen leven ervan afhangt;
en, wanneer het tijd is om het los te laten,
het loslaten.

 

Vertaald door Monica

 

Mary Oliver (10 september 1935 – 17 januari 2019)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e september ook mijn blog van 7 september 2021 en ook mijn blog van 7 september 2020 en eveneens mijn blog van 7 september 2018.

Merijn de Boer, Michael Guttenbrunner

De Nederlandse schrijver Merijn de Boer werd geboren in Heemstede op 7 september 1982. Zie ook alle tags voor Merijn de Boer op dit blog.

Uit: De Saamhorigheidsgroep

“Ambassadeur Bernhard Wekman, permanent vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties in New York, stond ergens tussen drie en vier uur ’s nachts voor het raam van de Nederlandse residentie aan Beekman Place, dronken, uitkijkend over de East River, Roosevelt Island en de lichtjes van Long Island City, zich afvragend hoe het ook alweer zat met die beroemde uitspraak: ‘Wie jong is en links…’ Nee, zo was het niet. Hij nam een slok wijn en dacht na. ‘Wie jong is en réchts heeft geen hart, wie oud is en links geen verstand.’ Ja, zo was het.
Hij liep naar zijn bordeauxrode chaise longue in de hoek van de kamer en ging erop liggen. Vanaf hier kon hij de Queensborough Bridge zien. Koplampen van auto’s die naar Manhattan reden, vormden een zachtgeel snoer over het water. Boven op de brug knipperden rode lichten.
Het was een lange dag geweest: in de ochtend had hij een vergadering met de hele staf gehad, vervolgens een lunch met de Spanjaarden, in de middag een zitting in de Veiligheidsraad en ter afsluiting een receptie, die was georganiseerd door de Belgen. Daarna was hij met twee medewerkers gaan eten en ten slotte was hij toch nog maar naar een borrel op de Oegandese post gegaan, omdat daar een jonge vrouw werkte met wie hij een tijdje terug erg geanimeerd had staan praten. Maar op de borrel was ze niet en hij was toch maar gebleven.
Hij voelde zich oud, en misschien wel voor het eerst in zijn leven. Het verleden laten we in het verleden, zo had hij er altijd over gedacht. Die instelling had hem behoed voor melancholie maar vooral ook: besef van de voortschrijdende tijd. En nu was het er ineens bijna: het einde van zijn carrière.
Het lag voor de hand om over vijf maanden, als het zover was, naar Nederland terug te keren, al had zijn vrouw daar weinig te zoeken. De afgelopen weken was hij sluipenderwijs tot het besluit gekomen. Na dertig jaar repatriëren… En áls hij terugging naar Nederland, dan moest en zou het Haarlem worden, de stad waar hij nooit had gewoond maar waar het belangrijkste deel van zijn leven zich had afgespeeld.
Een tijdje terug had hij een e-mail gekregen van een van die schimmen uit de Haarlemse tijd. Bronno Koolmees kwam naar New York en wilde met hem afspreken. De grote roerganger van weleer enterde het land van het Kwaad.”

 

Merijn de Boer (Heemstede, 7 september 1982)

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Michael Guttenbrunner werd geboren op 7 september 1919 in Altenhofen. Zie ook alle tags voor Michael Guttenbrunner op dit blog.

 

Georg Trakl

Een stel zwaargewonde soldaten
en geen bijstand, en de lange nacht
en dan, bij ‘t ochtendgloren, op het dorpsplein
de lijken van geëxecuteerde Roethenen,
en dan, in het garnizoenshospitaal, het vooruitzicht,
om voor de krijgsraad te worden berecht:
dat zijn de laatste dingen van deze dichter,
de brieven die hij meenam.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Michael Guttenbrunner (7 september 1919 – 12 mei 2004)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e september ook mijn blog van 7 september 2020 en eveneens mijn blog van 7 september 2018.

Merijn de Boer, Edith Sitwell

De Nederlandse schrijver Merijn de Boer werd geboren in Heemstede op 7 september 1982. Zie ook alle tags voor Merijn de Boer op dit blog.

Uit: De geur van miljoenen

“‘Heeft hij je gezien?’
‘Nee, hij was uiteraard weer volledig verdiept in zijn krant.’
In Maris’ hoofd verscheen het beeld van Alexandre Molenaar die aan hun keukentafel zat en daar urenlang niet van was weg te slaan. De Telegraaf lag uitgespreid op diezelfde tafel. Maris begreep nooit hoe je zoveel uren kon doorbrengen met het lezen van deze krant.
De enkele keer dat hij zich had laten verleiden tot een politieke discussie met deze cryptofascistische jongen, die bij een studentenschietvereniging zat en regelmatig onsmakelijke grapjes maakte over allochtonen, was hij woedend geworden. Maar Maris was iemand die zich geen raad wist met woede. Waarschijnlijk had Alexandre Molenaar niet eens gemerkt dat hij boos was.
‘Wat doen we nu?’ vroeg Anna.
‘Wat mij betreft doen we niks,’ antwoordde hij. ‘We blijven rustig zitten en we vergeten dat hij daar ook zit.’
‘Maar die man is een oplichter!’
In 2005 woonden Anna en hij samen in een appartement in de Tweede Looiersdwarsstraat. Het was een smal en tamelijk bouwvallig huis, dat ondanks alle gebreken was voorzien van een royale huurprijs. Ze zaten allebei in de eindfase van hun studie. Omdat ze met z’n tweeën de maandelijkse huur niet konden betalen, en omdat er bovendien makkelijk drie of eigenlijk zelfs vier studenten in zouden kunnen wonen, moesten ze op zoek naar een derde huurder.
In hun eigen omgeving vonden ze niemand die bij hen wilde intrekken, wat niet zo vreemd was, want er is weinig vervelender dan een derde wiel aan de wagen te zijn. Daarom organiseerden ze op een maandagavond een hospiteerronde. En zo ontmoetten ze Alexandre Molenaar.
Hij ergerde zich ineens ontzettend aan dat ‘Alexandre’. Waarom heette hij niet gewoon Alexander? Een Franse achtergrond kon hij onmogelijk hebben, want Maris had hem eens het woord ‘entrecôte’ horen uitspreken.
Misschien heette hij eigenlijk wel heel anders.
‘Je hebt gelijk,’ zei hij, ‘we moeten iets doen.’ Hij legde zijn tijdschrift weg.
‘Gaan we naar hem toe?’ Ze wilde al opstaan.
Alleen al de gedachte aan een openbare ruzie in het vliegtuig, of nog erger: een scène, stond hem verschrikkelijk tegen.”

 

Merijn de Boer (Heemstede, 7 september 1982)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Edith Sitwell werd geboren op 7 september 1887 in Scarborough. Zie ook alle tags voor Edith Sitwell op dit blog.

 

Poëzie

Veredelt het hart en de ogen,
en onthult de betekenis van alle dingen
waarbij het hart en de ogen verwijlen.
Zij ontdekt de geheime stralen van het universum,
en herstelt voor ons vergeten paradijzen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Edith Sitwell (7 september 1887 – 9 december 1964)
Portret door Roger Fry, 1915

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e september ook mijn blog van 7 september 2018.

Merijn de Boer, Anton Haakman, Edith Sitwell, Willem Bilderdijk, Michael Guttenbrunner, Jenny Aloni, Margaret Landon, Henry Morton Robinson, Richard Jones

De Nederlandse schrijver Merijn de Boer werd geboren in Heemstede op 7 september 1982. Zie ook alle tags voor Merijn de Boer op dit blog.

Uit: De geur van miljoenen

“Edzard Maris, 32 jaar en al gepromoveerd chirurg, zat met zijn vrouw Anna in het vliegtuig naar Belgrado. Hij was uitgenodigd om te spreken op een congres, dat als hoofdonderwerp ‘De mogelijke complicaties bij colorectale ingrepen’ had. Daar ging zijn proefschrift ook over.
Hun plaatsen bevonden zich halverwege het vliegtuig. Maris verdiepte zich ter voorbereiding in een wetenschappelijk tijdschrift. Anna, die op een stoel aan het gangpad zat, stootte hem aan. ‘Ik geloof dat dat Alexandre Molenaar is, daar.’
Zo nieuwsgierig als zij altijd was naar haar omgeving, zo in zichzelf gekeerd en onverstoorbaar was hij. En hoewel haar woorden grote impact moesten hebben, sloeg hij rustig een bladzijde om en las verder. Mogelijk verstond hij zijn vrouw gewoon niet, omdat zijn oren nog dichtzaten na het opstijgen. Hij las trouwens een artikel over de karteldarm.
Anna pakte het tijdschrift en wierp dat op de vrije plaats naast hem. Verbaasd keek hij haar aan. ‘Daar verderop zit Alexandre Molenaar,’ zei ze.
Zonder iets terug te zeggen boog hij zich over haar heen. Met zijn ogen volgde hij haar vinger, die naar een stoel aan de andere kant van het gangpad wees, vier rijen voor hen.
Was hij het? Maris kon het niet met zekerheid zeggen. Hij herkende de lange vette haren, die tot over zijn kraag op de rug van zijn overhemd lagen. Bovendien hield de man ‘de krant van Wakker Nederland’ als een uitgevouwen landkaart voor zich. Maar er waren wel meer mannen die De Telegraaf lazen en lang haar hadden.
Anna klikte onrustig haar veiligheidsgordel open. ‘Ik loop naar de wc,’ zei ze, ‘en dan kijk ik op de terugweg of het ’m echt is.’
Terwijl ze opstond en wegliep, pakte hij zijn tijdschrift weer op. Ook al had ze gelijk en zat daar inderdaad de man die de afgelopen jaren nooit helemaal uit zijn gedachten was geweest, dan zou hij niet weten wat hij daar nu mee zou moeten doen. Wekenlang waren ze naar hem op zoek geweest. Maar toen hij eenmaal volledig van de aardbodem verdwenen leek, en ze de moed hadden opgegeven dat ze hem ooit nog zouden vinden, was zijn naam een abstract begrip geworden. Iets wat hooguit nog gekoppeld kon worden aan een schim of een historische figuur. Als het waar was dat ze nu met hem in een tamelijk krappe Airbus zaten, dan was dat iets wat hij maar nauwelijks kon bevatten. ‘Het is hem echt,’ zei ze toen ze weer zat.”

 


Merijn de Boer (Heemstede, 7 september 1982)

 

De Nederlandse schrijver Anton Haakman werd geboren op 7 september 1933 in Bussum. Zie ook alle tags voor Anton Haakman op dit blog.

Uit: Een helse machine

“Vanochtend heb ik de stadsguerilla weer gezien.
Ik word elke ochtend om vier uur wakker. Dan kleed ik mij aan en ga ik de straat op om te profiteren van de stilte. Om vijf uur ’s morgens is de stad een dorp. De weinige mensen die ik zie zijn vrijwel dezelfde. Behalve een paar als schoolmeisjes joelende, gearmde mannen die door Kalverstraat en omgeving slieren zijn het de dames Brouwer, de eierboer uit Landsmeer, en de stadsguerilla.
Het voor dag en dauw opstaan van de dames Brouwer heeft te maken met de vroege verschijning van de Landsmeerse eierboer sjokkend achter zijn handkar. Hij is anderhalf uur tevoren uit zijn dorp vertrokken, is per pont het IJ overgevaren en wil voor het eerste verkeer weer thuis zijn. De dames Brouwer staan om vijf uur klaar om hem te ontvangen. Verse eieren staat in bescheiden witte letters op de etalageruit van hun melkwinkel. Ik weet dat het geen grootspraak is.
Bij de dames Brouwer koop ik een reep chocolade, die ik tijdens mijn ochtendwandeling bij stukjes en beetjes opeet. In de Raadhuisstraat kom ik de stadsguerilla tegen, als een vaste gewoonte. Hij is gekleed in een smetteloos camouflagepak zonder distinctieven, draagt goedgepoetste bruine rijglaarzen en heeft een groen vechtpetje op zijn hoofd. Gewapend is hij niet, hij is in de verdediging, zoekt dekking, sluipt langs etalages onder de arcaden, steekt bliksemsnel over, in gebukte houding, via de vluchtheuvel met het verkeerszuiltje, knielt in een portiek om een veter vast te maken, rent langs de huizen. Een keer heb ik hem tegenover een leren man zien staan, een kale kerel van top tot teen in zwart leer gehuld. De leren man keek bewonderend naar de guerilla, als naar een strijdmakker. De guerilla zag hem kennelijk niet als de vijand, hij zag hem niet, hij zag mij ook niet. Hij ziet wat ik niet zie, wat de leren man niet heeft gezien. Vanochtend verloor hij bij het oversteken een gulden, hij probeerde die bliksemsnel op te rapen, maar het lukte niet, hij greep mis en nog eens mis en stelde zich aan de grootste denkbeeldige gevaren bloot.
Die man is gek, maar ik begrijp hem. Ook in mij duurt de oorlog voort. Ik heb nog steeds behoefte aan het plegen van een grote verzetsdaad. Er is genoeg kwaad in de wereld om op een gegeven moment in verzet te komen.”

 

 
Anton Haakman (Bussum, 7 september 1933)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Edith Sitwell werd geboren op 7 september 1887 in Scarborough. Zie ook alle tags voor Edith Sitwell op dit blog.

 

The Bear

Water-green is the flowing pollard
In Drowsytown; a smocked dullard
Sits upon the noodle
Soft and milky grass, —
Clownish-white was that fopdoodle
As he watched the brown bear pass . . .
“Who speaks of Alexander
And General Hercules,
And who speaks of Lysander?
For I am strong as these!
The housekeeper’s old rug
Is shabby brown as me,
And if I wished to hug
Those heroes, they would flee, —
For always when I show affection
They take the contrary direction.
I passed the barrack square
In nodding Drowsytown, —
Where four-and-twenty soldiers stare
Through slits of windows at the Bear,”
(So he told the Clown.)
“Twelve were black as Night the Zambo,
(Black shades playing at dumb crambo!)
Twelve were gilded as the light,
Goggling negro eyes of fright.
There they stood and each mentero,
Striped and pointed, leaned to Zero . . .
Grumbling footsteps of the Bear
Came near . . . they did fade in air,
The window shut and they were gone
The Brown Bear lumbered on alone.”
So he told the smocked fopdoodle,
White and flapping as the air,
Sprawling on the grass for pillow —
(Milky soft as any noodle)
‘Neath the water-green willow
There in Drowsytown
Where one crumpled cottage nods —
Nodding
Nodding
Down.

 

 
Edith Sitwell (7 september 1887 – 9 december 1964)
Portret door Stella Bowen, 1929

 

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Bilderdijk werd geboren op 7 september 1756 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Willem Bilderdijk op dit blog.

 

Het tabakroken

Waar ben ik? In wat Hel van rampen?
Op ieder voetstap dat ik tree
Omwalmt mij ’t walglijk onkruiddampen
En doet mijn borst en longen wee.
Hoe keert mij ’t hart en d’ingewanden
Wanneer dit stinkende verbranden
Zijn gif door heel de lucht verspreidt,
In ’t lichaam om met pijnlijk wringen!
En geldt dit voor versnaperingen,
Voor feestonthaal en lieflijkheid?

O gouden tijd van onze Vaderen,
Toen d’ouderwetse goede sier
Vernieuwde krachten stortte in d’aderen
In ’t smaaklijk, voedzaam gerstebier!
Doch, Frankrijk? ja, bij uw venijnen
Van aangezette valse wijnen
Heeft ook dit gif zijn rechte plaats.
Welaan, het moog’ wie ’t lust vermaken,
Voor mij zal nooit die wierook blaken:
Voor mij geen stinkend dampgeblaas!

 

Het letterschrift

Hoe! met een ganzenschacht, gegrepen in de vingeren,
Beveelt ge aan ’t vluchtig woord: Rust op dees broze stof!
Ge aanschouwt het in de zwaai der dode letterslingeren,
En de eigen klank keert weer, die oor en boezem trof.
De spreker ging voorbij; zijn adem is gebleven:
Hij stierf; zijn adem leeft, zijn ziel kleeft vast op ’t blad;
Ja, teelt zich-zelve voort, om ’t aardrijk door te zweven;
Vermaant, getuigt, beveelt, in d’enkle vederspat.
ô Hemelgift der Taal, gij band der stervelingen!
Verlichaamd slaapt ge in ’t schrift; men roept u, en ge ontwaakt,
Om aarde en oceaan en eeuwen door te dringen:
Ja, stift en beitelslag maakt steen en graf bespraakt.
Neen, Puniër noch Schyt kon zulk een wonder scheppen
Dat in d’aanschouwbre trek de onzichtbre stem besluit,
Die d’adem ruisen deed, en tong en lippen reppen,
Verbond de zichtbre vorm aan ’t hoorbre spraakgeluid.
Wat raast de dwaasheid dan van vroeger beeldentekens,
Ten dekkleed uitgedacht voor Leerverborgenheên!
Geen andre schrijvenskunst dan de echte kunst des sprekens!
Uit God zijn ze afgedaald, en beide zijn slechts één.

 

 
Willem Bilderdijk (7 september 1756 – 18 december 1831)
Beeld door Jan van Borssum Buisman in de tuin van het Academiegebouw in Leiden

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Michael Guttenbrunner werd geboren op 7 september 1919 in Altenhofen. Zie ook alle tags voor Michael Guttenbrunner op dit blog.

 

Der Geier

Als der scheckige Geier,
über den Gräben hin und her fliegend,
mit Lautsprecherstimme krächzte:
sie sollten den Mut nicht sinken lassen,
weder wanken noch weichen, sondern
sich fertig machen zum Sturm,
streckten die Soldaten bereits die Zungen heraus
Und machten andre unanständige Gebärden.
Aber die Waffen streckten sie nicht.


März 1938

Die feierliche Lust des goldenen Lichtes
klingt wie Musik zu Mord und Zeitung.
Schwärzlicher Nebel
verschließt die Menschenseelen
vor den Strahlen und Stimmen der Güte.
Undurchdringlich ist die Nebelwand,
nur manchmal durchzuckt von blutigem Schein.
Dahinter vernimmst du tönendes Erz,
klingende Schellen und Terrorgeräusche.

 

 
Michael Guttenbrunner (7 september 1919 – 12 mei 2004)

 

De Duits – Israëlische dichteres en schrijfster Jenny Aloni (eig. Jenny Rosenbaum werd geboren op 7 september 1917 in Paderborn. Zie ook alle tags voor Jenny Aloni op dit blog.

Uit: Eine Jugend in Deutschland (1917-1939)

“Ein gelber, achteckiger Backsteinbau, in dessen Wände hoch oben riesige runde Fenster aus buntem Glas ein ge-lassen waren, die sie immer an himmlische Feuerräder erinnerten, das war die Synagoge. Sie hätte nüchtern gewirkt, wäre nicht die runde Kuppel gewesen, welche ihr ein exotisches Aussehen verlieh in dieser Stadt der Türme und Kapellen, der Gotik und des Barocks. Schön an ihr war das Almemor mit dem Toraschrein, dessen schwerer, goldgestickter Purpurvorhang an den hohen
Feiertagen durch einen weißen, silbergeschmückten ersetzt wurde und dessen Platz am Tischa be’aw ein schwarzer mit weißer Beschriftung einnahm. Und da waren die Torarollen selbst, ihre mit kleinen Glocken gezierten Silberkronen, die bunt gemalten Windeln, die man nach der Vorlesung um die Rollen wickelte, der seidene Bezug, das Silberschild und der silberne, »Hand« genannte Zeiger.
»Da lifne mi ato aumed« (Wisse vor wem du stehst) stand in riesigen Lettern an der Ostwand geschrieben.
Das kleine Mädchen wußte die Bedeutung der Worte, und mit der ganzen Inbrunst ihres Herzens bemühte sie sich, dem Befehl zu gehorchen. Immer, seit erster Zweifel an ihrem Gottesglauben genagt hatte, suchte sie ihn durch gesteigerte Sorgfalt in der Befolgung der Gebote und durch Andacht des Gebetes zu verdrängen. Sie ging, wenn sie nicht gerade dem Gesang der Gemeinde folgte, dem deutschen Text nach. Sie konnte Hebräisch lesen, aber die Bedeutung der Worte verstand sie nicht.
Noch entsinnt sie sich des Morgengebetes am Schabbat.
Noch entsinnt sie sich des Raumes um sie her mit den wohlbekannten Geräuschen und Bildern. Von unten herauf ertönte der feierliche Singsang des Vorbeters, dem zuweilen das Gemurmel der Männer mit einem langgezogenen »Omen« folgte. Oben auf der Galerie der Frauen fiel das Morgenlicht kaum gedämpft durch die hier und dort mit buntem Glas besetzten Fensterscheiben auf die feiertäglich gekleideten Frauen.
Eine Stelle aber gab es in den Gebeten, die schon die Siebenjährige nicht über die Lippen zu bringen vermochte, gegen die ihr Stolz sich jedesmal aufs Neue wie der aufbäumte. Geschrieben stand: »Gelobt seist Du, Ewiger, unser Gott, der Du mich nicht zu einer Frau geschaffen«, und darunter in kleinen Buchstaben: Frauen sagen: »Gelobt seist Du, Ewiger, unser Gott, der Du mich nach Deinem Willen geschaffen hast.« Statt dessen sagte sie: »Gelobt seist Du, Ewiger, unser Gott, der Du mich zu einer Frau geschaffen hast.«

 

 
Jenny Aloni (7 september 1917 – 30 september 1993)
Jeugdportret

 

De Amerikaanse schrijfster Margaret Landon werd geboren op 7 september 1903 in Somers, Wisconsin. Zie ook alle tags voor Margaret Landon op dit blog.

Uit: Anna and the King of Siam

“She stood looking at them absorbed, oblivious of the innumerable rafts, boats, canoes, gondolas, junks, and ships that filled the river, the pall of black smoke from the steamer, the roar of the engine, the murmur and jar. Here she was, and there was the Palace where she was soon to take up her work. Would they take her there tonight? Would anyone from the British Consulate meet her?
The circus people were preparing to leave. Siamese officers had already come to conduct them to the place where they were to stay. Over the side of the ship went their bundles and trunks into small boats. Off went the dogs, barking and whining. Off went the people. The hatches were opened. The cargo was being unloaded. And still no one had come for Anna, either from the Siamese government or from the consulate She began to feel a little frightened and very forlorn. Then out of the deepening shadows flashed a long gondola, beautifully carved like a dragon, with torches reflected on the rhythmic dip of rows of wet paddles. On its deck was a small gilded cabin, hung with curtains, and in it lay a Siamese official on a carpet and cushions. In front of him a slave crouched with a fan. This official mounted the side of the Chow Phya swaying with an air of unconcern. A length of rich red silk folded loosely about his person did not reach his ankles. He wore no coat. His brown skin gleamed in the torchlight. He was followed by a dozen attendants who sprawled on the deck like toads, doubling their arms and legs under them. As if at a signal every Asiatic on the ship, coolies and all, prostrated themselves. Only the Englishwoman, her Hindustani nurse, and her bearded Persian Moonshee were left standing. The startled Moonshee gazed at the haughty man in the red skirt, and began to mumble his prayers, exclaiming as he finished each one, “Great God! What is this?” The Englishwoman stood composedly and waited.”

 

 
Margaret Landon (7 september 1903 – 4 december 1993)
Scene uit de musical The King and I uit 2016, gebaseerd op Landons roman

 

De Amerikaanse schrijver Henry Morton Robinson werd op 7 September 1898 in Boston, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Henry Morton Robinson op dit blog.

Uit: The Cardinal 

“More than seven years had passed since Stephen had seen the Contessa Falerni in anything but fantasy. Now, at the point-blank reality of her presence, a physical tremor seized him. He heard himself finishing a line:
“Sans armes je rencontrai un loup . . .”
Princess Lontana rushed in for the kill. “Wehrlos traf Ich einen Wölfin . . . Unarmed, I met a wolf!”
Stephen struggled to collect himself. In the prolonged silence he heard the Princess translating Merry’s verse: “She was an enormous creature.” . . . Somehow he managed to fake the next line; any Latinist would have recognized the pinched injustice done to Horace; how he ever finished the ode Stephen never knew. But when the ordeal ended, a salvo of hand clapping greeted the performers.
“Unusual, quite,” said Lord Chatscombe. “Never heard it done just that way at Cambridge.”
“Remarkable show,” said Braggiotti, then added, “to make it really difficult you might have rhymed.”
For some minutes a congratulatory throng swirled about Stephen, then began to thin out as Signora Piombino made ready to sing. Stephen gazed about the enormous oval chamber, hoping to see Ghislana Falerni again.
“Here I am.” The contessa was beckoning to him from a near-by sofa.
Stephen moved toward her, acting a great deal braver than he felt. “How did you know I was looking for you?”
Ghislana Falerni extended her hand palm downward, with the pressureless confidence of a woman who need never answer such a question. Her arm, bare between glove top and shoulder, was of a tapering roundness, ivory-pastel in colouring. Had it been the fragment of a statue, an archeologist might have labeled it “Metaneira, fifth-century Greek,” and marveled at the proportions of women in that classic age. Stephen bowed over her hand, releasing it a trifle sooner than the ritual of Black Society prescribed.
A life spent in the company of high ecclesiastics had given Ghislana Falerni an ease, rather than a familiarity, in their presence. She indicated a place beside her on the satin-tufted divan. “That was an amazing improvisation, Monsignor. Both your skill with words and the colour of your habit have changed since I last saw you.”

 

 
Henry Morton Robinson (7 september 1898 – 13 januari 1961)
Cover uit 1960

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichter dichter Richard Jones werd geboren in Londen, Engeland, in 1953 en bracht zijn jeugd door op afwisselende plaatsen als Nova Scotia, Canada en het kleine stadje North Carolina, en vestigde zich uiteindelijk in Norfolk, de geboortestad van zijn vader. Hij behaalde een MA aan de Universiteit van Virginia en een MFA aan het Vermont College of Fine Arts. Voor zijn eerste bundel poëzie, “Country of Air” (1986), ontving hij de Posner Award van de Council for Wisconsin Writers. Hij publiceerde sindsdien meer dan een dozijn andere bundels, waaronder “Stranger on Earth” (2018), “The King of Hearts” (2016), “The Correct Spelling & Exact Meaning” (2009), “Apropos of Nothing” (2006), en “The Blessing: New and Selected Poems” (2000), waarvoor hij de Midland Authors Award kreeg.

 

Are there poems you won’t publish?

Even C.P. Cavafy–
cynical, ascetic,
unknown in his day–
printed at his own expense
poems no one would publish,
poems intimate, personal,
to share with readers
he called friends.

But I have hundreds of poems
hidden away in a box.
Even when I know
Cavafy once wrapped verse
with black and gold ribbons
to give away as a gift.

 

The Bell

In the tower the bell
is alone, like a man
in his room,
thinking and thinking.

The bell is made of iron.
It takes the weight
of a man
to make the bell move.

Far below, the bell feels
hands on a rope.
It considers this.
It turns its head.

Miles away,
a man in his room
hears the clear sound,
and lifts his head to listen.

 

 
Richard Jones (Londen, 1953)

Merijn de Boer, Anton Haakman, Edith Sitwell, Willem Bilderdijk, Michael Guttenbrunner, Jenny Aloni, Margaret Landon, Henry Morton Robinson

De Nederlandse schrijver Merijn de Boer werd geboren in Heemstede op 7 september 1982. Zie ook alle tags voor Merijn de Boer op dit blog.

Uit:’t Jagthuys

“Binnert stond achter het gordijn terwijl ik kennismaakte met zijn moeder. Ze wist niet dat hij daar stond en ik had het aanvankelijk ook niet door.
`Hoelang doe je dit werk al?’ vroeg ze.
Door de bizarre situatie duurde het even voordat ik een antwoord kon formuleren.
`Twee jaar,’ antwoordde ik afwezig, terwijl ik niet naar haar maar naar het gordijn keek. De zoom kwam tot zijn kuiten: hij droeg een gele broek, rode sokken en bruinrode brogues. Waardoor het leek alsof het gordijn voeten had. Want ook het velours was geel, okerachtig, met een patroon erop van rode bloemen en sierlijke groene bladeren.
Hij had zich zo opgesteld, precies achter de grote, lichtpaarse fauteuil waarin zijn moeder zat, dat ik hem wel kon zien en zij niet.
Ze keek me belangstellend aan en vroeg: ‘Mag ik vragen waarom je dit werk doet?’
`Uit idealisme,’ antwoordde ik. En uit cynisme, maar dat zei ik er niet bij. Idealisme en cynisme waren een verbond met elkaar aangegaan.
`Ja, het is bijzonder dat zoiets bestaat,’ zei de WOUW. Ik had er nog nooit van gehoord. Tot er op het journaal aandacht aan werd besteed. En ik dacht: dat is misschien wel iets voor mijn Binnert.’
Achter het gordijn werd een keel geschraapt maar ze hoorde het niet.
`Kan ik jou nog wat thee inschenken, Vera?’ Zonder dat ik iets had geantwoord, stond ze al op.
Ondanks de warmte in de kamer droeg ze een wijde wollen jurk, die de contouren van haar lichaam haast volledig verborg. Ze had grote zware borsten, dat zag ik wel, maar waar haar heupen zich precies bevonden en of er een dikke buik onder die borsten hing, dat kon ik niet uitmaken. Waarschijnlijk wel, want anders droeg je natuurlijk niet zo’n soepjurk.
Ze duwde haar paarse bril tegen haar voorhoofd en kwam, een beetje log, met in haar hand een vergeelde theepot naar me toe. Snel hield ik mijn halfvolle kopje thee omhoog, zodat ze me makkelijker kon bijschenken. ‘Ik vrees dat ik een beetje verslaafd ben aan zoethoutthee,’ vertelde ze. ‘Mijn dokter zegt dat het slecht is voor mijn bloeddruk maar ik drink al decennia meerdere koppen per dag en ik heb nergens last van. Heb ik nou op je mouw gemorst?”

 

 
Merijn de Boer (Heemstede, 7 september 1982)

Lees verder “Merijn de Boer, Anton Haakman, Edith Sitwell, Willem Bilderdijk, Michael Guttenbrunner, Jenny Aloni, Margaret Landon, Henry Morton Robinson”

Merijn de Boer

De Nederlandse schrijver Merijn de Boer werd geboren in Heemstede op 7 september 1982. Hij studeerde literatuur in Amsterdam en Brussel. In 2011 verscheen bij uitgeverij Meulenhoff zijn verhalenbundel “Nestvlieders”, bestaande uit vier niet eerder gepubliceerde verhalen: ‘Overal leegte’, ‘Balthasar Tak’, ‘Luchtkasteel’ en ‘Kraaien in de schoorsteen’. Een jaar later kreeg De Boer voor deze verhalenbundel de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs 2012 toegekend. In 2014 verscheen zijn eerste roman “De nacht”, die doordrong tot de longlist van de BNG Bank Literatuurprijs 2014. In 2016 volgde “’t Jagthuys”. De Boer is redacteur van uitgeverij G.A. van Oorschot en van het literaire tijdschrift Tirade.

Uit: De nacht

“Ik wachtte op haar voor de deur van het advocatenkantoor. Naast me stonden de twee rolkoffers. Omdat het lunchtijd was, kwamen er voortdurend werknemers langslopen. Ik telde het aantal donkerblauwe dassen en was bij drieëntwintig toen ze naar buiten kwam.
‘Sorry dat ik zo laat ben,’ zei Lidia, ‘ik moest nog een paar dingen afmaken. Sta je hier al lang?’
‘Vijf minuten.’ Ik had drie kwartier staan wachten.
‘O, gelukkig. Laten we snel gaan.’ Ze pakte haar koffer en liep voor me uit in de richting van de taxistandplaats.
Op Schiphol moesten we rennen om onze vlucht te halen. ‘Het is toch eigenlijk vreemd,’ riep ik tegen de rug van Lidia, ‘een mens gaat op vakantie om uit te rusten van de reis ernaartoe.’ Terwijl we het vliegtuig binnenstapten, werden we vermanend toegesproken door een stewardess.
De dag was voor mij ongebruikelijk vroeg begonnen. Even nadat Lidia naar haar werk was vertrokken, ging de bel. Gezwind schoot ik mijn kimono en pantoffels aan, om vervolgens met rechtopstaande haren en de slaap nog in mijn ogen de dakdekker te ontvangen. ‘Persoon,’ zei hij en hij stak Zij n hand uit. Ik vond het een verwarrende achternaam.
Terwijl ik met trillende handen koffiezette, klonk boven mijn hoofd het gestommel van voeten over dakpannen. Een kwartier later zaten we samen, Persoon in een overall en ik nog steeds in mijn kimono, koffie te drinken en over vrouwen en katten te praten. Ik voelde me midden in de maatschappij.
Na zijn vertrek las ik aan tafel de krant. Een Nederlandse vrouw, geboren in Zwijndrecht, was samen met haar man naar Slowakije vertrokken om een biologische augurkenkwekerij te beginnen. Aan de interviewer vertelde ze openhartig over het fiasco waarop hun onderneming was uitgelopen. Een eigen augurkenlijn was waar ze hun hele leven van hadden gedroomd. Nu woonden ze weer in Zwijndrecht, in een twee keer zo klein appartement en met een torenhoge schuld.”

 

 
Merijn de Boer (Heemstede, 7 september 1982)