Merijn de Boer, Anton Haakman, Edith Sitwell, Willem Bilderdijk, Michael Guttenbrunner, Jenny Aloni, Margaret Landon, Henry Morton Robinson, Richard Jones

De Nederlandse schrijver Merijn de Boer werd geboren in Heemstede op 7 september 1982. Zie ook alle tags voor Merijn de Boer op dit blog.

Uit: De geur van miljoenen

“Edzard Maris, 32 jaar en al gepromoveerd chirurg, zat met zijn vrouw Anna in het vliegtuig naar Belgrado. Hij was uitgenodigd om te spreken op een congres, dat als hoofdonderwerp ‘De mogelijke complicaties bij colorectale ingrepen’ had. Daar ging zijn proefschrift ook over.
Hun plaatsen bevonden zich halverwege het vliegtuig. Maris verdiepte zich ter voorbereiding in een wetenschappelijk tijdschrift. Anna, die op een stoel aan het gangpad zat, stootte hem aan. ‘Ik geloof dat dat Alexandre Molenaar is, daar.’
Zo nieuwsgierig als zij altijd was naar haar omgeving, zo in zichzelf gekeerd en onverstoorbaar was hij. En hoewel haar woorden grote impact moesten hebben, sloeg hij rustig een bladzijde om en las verder. Mogelijk verstond hij zijn vrouw gewoon niet, omdat zijn oren nog dichtzaten na het opstijgen. Hij las trouwens een artikel over de karteldarm.
Anna pakte het tijdschrift en wierp dat op de vrije plaats naast hem. Verbaasd keek hij haar aan. ‘Daar verderop zit Alexandre Molenaar,’ zei ze.
Zonder iets terug te zeggen boog hij zich over haar heen. Met zijn ogen volgde hij haar vinger, die naar een stoel aan de andere kant van het gangpad wees, vier rijen voor hen.
Was hij het? Maris kon het niet met zekerheid zeggen. Hij herkende de lange vette haren, die tot over zijn kraag op de rug van zijn overhemd lagen. Bovendien hield de man ‘de krant van Wakker Nederland’ als een uitgevouwen landkaart voor zich. Maar er waren wel meer mannen die De Telegraaf lazen en lang haar hadden.
Anna klikte onrustig haar veiligheidsgordel open. ‘Ik loop naar de wc,’ zei ze, ‘en dan kijk ik op de terugweg of het ’m echt is.’
Terwijl ze opstond en wegliep, pakte hij zijn tijdschrift weer op. Ook al had ze gelijk en zat daar inderdaad de man die de afgelopen jaren nooit helemaal uit zijn gedachten was geweest, dan zou hij niet weten wat hij daar nu mee zou moeten doen. Wekenlang waren ze naar hem op zoek geweest. Maar toen hij eenmaal volledig van de aardbodem verdwenen leek, en ze de moed hadden opgegeven dat ze hem ooit nog zouden vinden, was zijn naam een abstract begrip geworden. Iets wat hooguit nog gekoppeld kon worden aan een schim of een historische figuur. Als het waar was dat ze nu met hem in een tamelijk krappe Airbus zaten, dan was dat iets wat hij maar nauwelijks kon bevatten. ‘Het is hem echt,’ zei ze toen ze weer zat.”

 


Merijn de Boer (Heemstede, 7 september 1982)

 

De Nederlandse schrijver Anton Haakman werd geboren op 7 september 1933 in Bussum. Zie ook alle tags voor Anton Haakman op dit blog.

Uit: Een helse machine

“Vanochtend heb ik de stadsguerilla weer gezien.
Ik word elke ochtend om vier uur wakker. Dan kleed ik mij aan en ga ik de straat op om te profiteren van de stilte. Om vijf uur ’s morgens is de stad een dorp. De weinige mensen die ik zie zijn vrijwel dezelfde. Behalve een paar als schoolmeisjes joelende, gearmde mannen die door Kalverstraat en omgeving slieren zijn het de dames Brouwer, de eierboer uit Landsmeer, en de stadsguerilla.
Het voor dag en dauw opstaan van de dames Brouwer heeft te maken met de vroege verschijning van de Landsmeerse eierboer sjokkend achter zijn handkar. Hij is anderhalf uur tevoren uit zijn dorp vertrokken, is per pont het IJ overgevaren en wil voor het eerste verkeer weer thuis zijn. De dames Brouwer staan om vijf uur klaar om hem te ontvangen. Verse eieren staat in bescheiden witte letters op de etalageruit van hun melkwinkel. Ik weet dat het geen grootspraak is.
Bij de dames Brouwer koop ik een reep chocolade, die ik tijdens mijn ochtendwandeling bij stukjes en beetjes opeet. In de Raadhuisstraat kom ik de stadsguerilla tegen, als een vaste gewoonte. Hij is gekleed in een smetteloos camouflagepak zonder distinctieven, draagt goedgepoetste bruine rijglaarzen en heeft een groen vechtpetje op zijn hoofd. Gewapend is hij niet, hij is in de verdediging, zoekt dekking, sluipt langs etalages onder de arcaden, steekt bliksemsnel over, in gebukte houding, via de vluchtheuvel met het verkeerszuiltje, knielt in een portiek om een veter vast te maken, rent langs de huizen. Een keer heb ik hem tegenover een leren man zien staan, een kale kerel van top tot teen in zwart leer gehuld. De leren man keek bewonderend naar de guerilla, als naar een strijdmakker. De guerilla zag hem kennelijk niet als de vijand, hij zag hem niet, hij zag mij ook niet. Hij ziet wat ik niet zie, wat de leren man niet heeft gezien. Vanochtend verloor hij bij het oversteken een gulden, hij probeerde die bliksemsnel op te rapen, maar het lukte niet, hij greep mis en nog eens mis en stelde zich aan de grootste denkbeeldige gevaren bloot.
Die man is gek, maar ik begrijp hem. Ook in mij duurt de oorlog voort. Ik heb nog steeds behoefte aan het plegen van een grote verzetsdaad. Er is genoeg kwaad in de wereld om op een gegeven moment in verzet te komen.”

 

 
Anton Haakman (Bussum, 7 september 1933)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Edith Sitwell werd geboren op 7 september 1887 in Scarborough. Zie ook alle tags voor Edith Sitwell op dit blog.

 

The Bear

Water-green is the flowing pollard
In Drowsytown; a smocked dullard
Sits upon the noodle
Soft and milky grass, —
Clownish-white was that fopdoodle
As he watched the brown bear pass . . .
“Who speaks of Alexander
And General Hercules,
And who speaks of Lysander?
For I am strong as these!
The housekeeper’s old rug
Is shabby brown as me,
And if I wished to hug
Those heroes, they would flee, —
For always when I show affection
They take the contrary direction.
I passed the barrack square
In nodding Drowsytown, —
Where four-and-twenty soldiers stare
Through slits of windows at the Bear,”
(So he told the Clown.)
“Twelve were black as Night the Zambo,
(Black shades playing at dumb crambo!)
Twelve were gilded as the light,
Goggling negro eyes of fright.
There they stood and each mentero,
Striped and pointed, leaned to Zero . . .
Grumbling footsteps of the Bear
Came near . . . they did fade in air,
The window shut and they were gone
The Brown Bear lumbered on alone.”
So he told the smocked fopdoodle,
White and flapping as the air,
Sprawling on the grass for pillow —
(Milky soft as any noodle)
‘Neath the water-green willow
There in Drowsytown
Where one crumpled cottage nods —
Nodding
Nodding
Down.

 

 
Edith Sitwell (7 september 1887 – 9 december 1964)
Portret door Stella Bowen, 1929

 

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Bilderdijk werd geboren op 7 september 1756 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Willem Bilderdijk op dit blog.

 

Het tabakroken

Waar ben ik? In wat Hel van rampen?
Op ieder voetstap dat ik tree
Omwalmt mij ’t walglijk onkruiddampen
En doet mijn borst en longen wee.
Hoe keert mij ’t hart en d’ingewanden
Wanneer dit stinkende verbranden
Zijn gif door heel de lucht verspreidt,
In ’t lichaam om met pijnlijk wringen!
En geldt dit voor versnaperingen,
Voor feestonthaal en lieflijkheid?

O gouden tijd van onze Vaderen,
Toen d’ouderwetse goede sier
Vernieuwde krachten stortte in d’aderen
In ’t smaaklijk, voedzaam gerstebier!
Doch, Frankrijk? ja, bij uw venijnen
Van aangezette valse wijnen
Heeft ook dit gif zijn rechte plaats.
Welaan, het moog’ wie ’t lust vermaken,
Voor mij zal nooit die wierook blaken:
Voor mij geen stinkend dampgeblaas!

 

Het letterschrift

Hoe! met een ganzenschacht, gegrepen in de vingeren,
Beveelt ge aan ’t vluchtig woord: Rust op dees broze stof!
Ge aanschouwt het in de zwaai der dode letterslingeren,
En de eigen klank keert weer, die oor en boezem trof.
De spreker ging voorbij; zijn adem is gebleven:
Hij stierf; zijn adem leeft, zijn ziel kleeft vast op ’t blad;
Ja, teelt zich-zelve voort, om ’t aardrijk door te zweven;
Vermaant, getuigt, beveelt, in d’enkle vederspat.
ô Hemelgift der Taal, gij band der stervelingen!
Verlichaamd slaapt ge in ’t schrift; men roept u, en ge ontwaakt,
Om aarde en oceaan en eeuwen door te dringen:
Ja, stift en beitelslag maakt steen en graf bespraakt.
Neen, Puniër noch Schyt kon zulk een wonder scheppen
Dat in d’aanschouwbre trek de onzichtbre stem besluit,
Die d’adem ruisen deed, en tong en lippen reppen,
Verbond de zichtbre vorm aan ’t hoorbre spraakgeluid.
Wat raast de dwaasheid dan van vroeger beeldentekens,
Ten dekkleed uitgedacht voor Leerverborgenheên!
Geen andre schrijvenskunst dan de echte kunst des sprekens!
Uit God zijn ze afgedaald, en beide zijn slechts één.

 

 
Willem Bilderdijk (7 september 1756 – 18 december 1831)
Beeld door Jan van Borssum Buisman in de tuin van het Academiegebouw in Leiden

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Michael Guttenbrunner werd geboren op 7 september 1919 in Altenhofen. Zie ook alle tags voor Michael Guttenbrunner op dit blog.

 

Der Geier

Als der scheckige Geier,
über den Gräben hin und her fliegend,
mit Lautsprecherstimme krächzte:
sie sollten den Mut nicht sinken lassen,
weder wanken noch weichen, sondern
sich fertig machen zum Sturm,
streckten die Soldaten bereits die Zungen heraus
Und machten andre unanständige Gebärden.
Aber die Waffen streckten sie nicht.


März 1938

Die feierliche Lust des goldenen Lichtes
klingt wie Musik zu Mord und Zeitung.
Schwärzlicher Nebel
verschließt die Menschenseelen
vor den Strahlen und Stimmen der Güte.
Undurchdringlich ist die Nebelwand,
nur manchmal durchzuckt von blutigem Schein.
Dahinter vernimmst du tönendes Erz,
klingende Schellen und Terrorgeräusche.

 

 
Michael Guttenbrunner (7 september 1919 – 12 mei 2004)

 

De Duits – Israëlische dichteres en schrijfster Jenny Aloni (eig. Jenny Rosenbaum werd geboren op 7 september 1917 in Paderborn. Zie ook alle tags voor Jenny Aloni op dit blog.

Uit: Eine Jugend in Deutschland (1917-1939)

“Ein gelber, achteckiger Backsteinbau, in dessen Wände hoch oben riesige runde Fenster aus buntem Glas ein ge-lassen waren, die sie immer an himmlische Feuerräder erinnerten, das war die Synagoge. Sie hätte nüchtern gewirkt, wäre nicht die runde Kuppel gewesen, welche ihr ein exotisches Aussehen verlieh in dieser Stadt der Türme und Kapellen, der Gotik und des Barocks. Schön an ihr war das Almemor mit dem Toraschrein, dessen schwerer, goldgestickter Purpurvorhang an den hohen
Feiertagen durch einen weißen, silbergeschmückten ersetzt wurde und dessen Platz am Tischa be’aw ein schwarzer mit weißer Beschriftung einnahm. Und da waren die Torarollen selbst, ihre mit kleinen Glocken gezierten Silberkronen, die bunt gemalten Windeln, die man nach der Vorlesung um die Rollen wickelte, der seidene Bezug, das Silberschild und der silberne, »Hand« genannte Zeiger.
»Da lifne mi ato aumed« (Wisse vor wem du stehst) stand in riesigen Lettern an der Ostwand geschrieben.
Das kleine Mädchen wußte die Bedeutung der Worte, und mit der ganzen Inbrunst ihres Herzens bemühte sie sich, dem Befehl zu gehorchen. Immer, seit erster Zweifel an ihrem Gottesglauben genagt hatte, suchte sie ihn durch gesteigerte Sorgfalt in der Befolgung der Gebote und durch Andacht des Gebetes zu verdrängen. Sie ging, wenn sie nicht gerade dem Gesang der Gemeinde folgte, dem deutschen Text nach. Sie konnte Hebräisch lesen, aber die Bedeutung der Worte verstand sie nicht.
Noch entsinnt sie sich des Morgengebetes am Schabbat.
Noch entsinnt sie sich des Raumes um sie her mit den wohlbekannten Geräuschen und Bildern. Von unten herauf ertönte der feierliche Singsang des Vorbeters, dem zuweilen das Gemurmel der Männer mit einem langgezogenen »Omen« folgte. Oben auf der Galerie der Frauen fiel das Morgenlicht kaum gedämpft durch die hier und dort mit buntem Glas besetzten Fensterscheiben auf die feiertäglich gekleideten Frauen.
Eine Stelle aber gab es in den Gebeten, die schon die Siebenjährige nicht über die Lippen zu bringen vermochte, gegen die ihr Stolz sich jedesmal aufs Neue wie der aufbäumte. Geschrieben stand: »Gelobt seist Du, Ewiger, unser Gott, der Du mich nicht zu einer Frau geschaffen«, und darunter in kleinen Buchstaben: Frauen sagen: »Gelobt seist Du, Ewiger, unser Gott, der Du mich nach Deinem Willen geschaffen hast.« Statt dessen sagte sie: »Gelobt seist Du, Ewiger, unser Gott, der Du mich zu einer Frau geschaffen hast.«

 

 
Jenny Aloni (7 september 1917 – 30 september 1993)
Jeugdportret

 

De Amerikaanse schrijfster Margaret Landon werd geboren op 7 september 1903 in Somers, Wisconsin. Zie ook alle tags voor Margaret Landon op dit blog.

Uit: Anna and the King of Siam

“She stood looking at them absorbed, oblivious of the innumerable rafts, boats, canoes, gondolas, junks, and ships that filled the river, the pall of black smoke from the steamer, the roar of the engine, the murmur and jar. Here she was, and there was the Palace where she was soon to take up her work. Would they take her there tonight? Would anyone from the British Consulate meet her?
The circus people were preparing to leave. Siamese officers had already come to conduct them to the place where they were to stay. Over the side of the ship went their bundles and trunks into small boats. Off went the dogs, barking and whining. Off went the people. The hatches were opened. The cargo was being unloaded. And still no one had come for Anna, either from the Siamese government or from the consulate She began to feel a little frightened and very forlorn. Then out of the deepening shadows flashed a long gondola, beautifully carved like a dragon, with torches reflected on the rhythmic dip of rows of wet paddles. On its deck was a small gilded cabin, hung with curtains, and in it lay a Siamese official on a carpet and cushions. In front of him a slave crouched with a fan. This official mounted the side of the Chow Phya swaying with an air of unconcern. A length of rich red silk folded loosely about his person did not reach his ankles. He wore no coat. His brown skin gleamed in the torchlight. He was followed by a dozen attendants who sprawled on the deck like toads, doubling their arms and legs under them. As if at a signal every Asiatic on the ship, coolies and all, prostrated themselves. Only the Englishwoman, her Hindustani nurse, and her bearded Persian Moonshee were left standing. The startled Moonshee gazed at the haughty man in the red skirt, and began to mumble his prayers, exclaiming as he finished each one, “Great God! What is this?” The Englishwoman stood composedly and waited.”

 

 
Margaret Landon (7 september 1903 – 4 december 1993)
Scene uit de musical The King and I uit 2016, gebaseerd op Landons roman

 

De Amerikaanse schrijver Henry Morton Robinson werd op 7 September 1898 in Boston, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Henry Morton Robinson op dit blog.

Uit: The Cardinal 

“More than seven years had passed since Stephen had seen the Contessa Falerni in anything but fantasy. Now, at the point-blank reality of her presence, a physical tremor seized him. He heard himself finishing a line:
“Sans armes je rencontrai un loup . . .”
Princess Lontana rushed in for the kill. “Wehrlos traf Ich einen Wölfin . . . Unarmed, I met a wolf!”
Stephen struggled to collect himself. In the prolonged silence he heard the Princess translating Merry’s verse: “She was an enormous creature.” . . . Somehow he managed to fake the next line; any Latinist would have recognized the pinched injustice done to Horace; how he ever finished the ode Stephen never knew. But when the ordeal ended, a salvo of hand clapping greeted the performers.
“Unusual, quite,” said Lord Chatscombe. “Never heard it done just that way at Cambridge.”
“Remarkable show,” said Braggiotti, then added, “to make it really difficult you might have rhymed.”
For some minutes a congratulatory throng swirled about Stephen, then began to thin out as Signora Piombino made ready to sing. Stephen gazed about the enormous oval chamber, hoping to see Ghislana Falerni again.
“Here I am.” The contessa was beckoning to him from a near-by sofa.
Stephen moved toward her, acting a great deal braver than he felt. “How did you know I was looking for you?”
Ghislana Falerni extended her hand palm downward, with the pressureless confidence of a woman who need never answer such a question. Her arm, bare between glove top and shoulder, was of a tapering roundness, ivory-pastel in colouring. Had it been the fragment of a statue, an archeologist might have labeled it “Metaneira, fifth-century Greek,” and marveled at the proportions of women in that classic age. Stephen bowed over her hand, releasing it a trifle sooner than the ritual of Black Society prescribed.
A life spent in the company of high ecclesiastics had given Ghislana Falerni an ease, rather than a familiarity, in their presence. She indicated a place beside her on the satin-tufted divan. “That was an amazing improvisation, Monsignor. Both your skill with words and the colour of your habit have changed since I last saw you.”

 

 
Henry Morton Robinson (7 september 1898 – 13 januari 1961)
Cover uit 1960

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichter dichter Richard Jones werd geboren in Londen, Engeland, in 1953 en bracht zijn jeugd door op afwisselende plaatsen als Nova Scotia, Canada en het kleine stadje North Carolina, en vestigde zich uiteindelijk in Norfolk, de geboortestad van zijn vader. Hij behaalde een MA aan de Universiteit van Virginia en een MFA aan het Vermont College of Fine Arts. Voor zijn eerste bundel poëzie, “Country of Air” (1986), ontving hij de Posner Award van de Council for Wisconsin Writers. Hij publiceerde sindsdien meer dan een dozijn andere bundels, waaronder “Stranger on Earth” (2018), “The King of Hearts” (2016), “The Correct Spelling & Exact Meaning” (2009), “Apropos of Nothing” (2006), en “The Blessing: New and Selected Poems” (2000), waarvoor hij de Midland Authors Award kreeg.

 

Are there poems you won’t publish?

Even C.P. Cavafy–
cynical, ascetic,
unknown in his day–
printed at his own expense
poems no one would publish,
poems intimate, personal,
to share with readers
he called friends.

But I have hundreds of poems
hidden away in a box.
Even when I know
Cavafy once wrapped verse
with black and gold ribbons
to give away as a gift.

 

The Bell

In the tower the bell
is alone, like a man
in his room,
thinking and thinking.

The bell is made of iron.
It takes the weight
of a man
to make the bell move.

Far below, the bell feels
hands on a rope.
It considers this.
It turns its head.

Miles away,
a man in his room
hears the clear sound,
and lifts his head to listen.

 

 
Richard Jones (Londen, 1953)

Merijn de Boer, Anton Haakman, Edith Sitwell, Willem Bilderdijk, Michael Guttenbrunner, Jenny Aloni, Margaret Landon, Henry Morton Robinson

De Nederlandse schrijver Merijn de Boer werd geboren in Heemstede op 7 september 1982. Zie ook alle tags voor Merijn de Boer op dit blog.

Uit:’t Jagthuys

“Binnert stond achter het gordijn terwijl ik kennismaakte met zijn moeder. Ze wist niet dat hij daar stond en ik had het aanvankelijk ook niet door.
`Hoelang doe je dit werk al?’ vroeg ze.
Door de bizarre situatie duurde het even voordat ik een antwoord kon formuleren.
`Twee jaar,’ antwoordde ik afwezig, terwijl ik niet naar haar maar naar het gordijn keek. De zoom kwam tot zijn kuiten: hij droeg een gele broek, rode sokken en bruinrode brogues. Waardoor het leek alsof het gordijn voeten had. Want ook het velours was geel, okerachtig, met een patroon erop van rode bloemen en sierlijke groene bladeren.
Hij had zich zo opgesteld, precies achter de grote, lichtpaarse fauteuil waarin zijn moeder zat, dat ik hem wel kon zien en zij niet.
Ze keek me belangstellend aan en vroeg: ‘Mag ik vragen waarom je dit werk doet?’
`Uit idealisme,’ antwoordde ik. En uit cynisme, maar dat zei ik er niet bij. Idealisme en cynisme waren een verbond met elkaar aangegaan.
`Ja, het is bijzonder dat zoiets bestaat,’ zei de WOUW. Ik had er nog nooit van gehoord. Tot er op het journaal aandacht aan werd besteed. En ik dacht: dat is misschien wel iets voor mijn Binnert.’
Achter het gordijn werd een keel geschraapt maar ze hoorde het niet.
`Kan ik jou nog wat thee inschenken, Vera?’ Zonder dat ik iets had geantwoord, stond ze al op.
Ondanks de warmte in de kamer droeg ze een wijde wollen jurk, die de contouren van haar lichaam haast volledig verborg. Ze had grote zware borsten, dat zag ik wel, maar waar haar heupen zich precies bevonden en of er een dikke buik onder die borsten hing, dat kon ik niet uitmaken. Waarschijnlijk wel, want anders droeg je natuurlijk niet zo’n soepjurk.
Ze duwde haar paarse bril tegen haar voorhoofd en kwam, een beetje log, met in haar hand een vergeelde theepot naar me toe. Snel hield ik mijn halfvolle kopje thee omhoog, zodat ze me makkelijker kon bijschenken. ‘Ik vrees dat ik een beetje verslaafd ben aan zoethoutthee,’ vertelde ze. ‘Mijn dokter zegt dat het slecht is voor mijn bloeddruk maar ik drink al decennia meerdere koppen per dag en ik heb nergens last van. Heb ik nou op je mouw gemorst?”

 
Merijn de Boer (Heemstede, 7 september 1982)

Lees verder “Merijn de Boer, Anton Haakman, Edith Sitwell, Willem Bilderdijk, Michael Guttenbrunner, Jenny Aloni, Margaret Landon, Henry Morton Robinson”

Dolce far niente, Jo Govaerts, Anton Haakman, Edith Sitwell, Willem Bilderdijk, Michael Guttenbrunner, Jenny Aloni, Margaret Landon, Henry Morton Robinson

Dolce far niente

 

 
Resting by the Riverbank door Richard Emil Miller,1910-11

 

Waar ik naar verlang vandaag

Waar ik naar verlang vandaag
een frisse zomerjurk te dragen
met blote schouders, een uitgesneden
hals en rug en vooral goed
los om de heupen

waarmee ik dan de tuin in loop
de zon schijnt warm, maar de wind
houdt het draaglijk en brengt
de jurk in beweging en dan

ben jij er natuurlijk ook die
de jurk al even mooi vindt en samen
trekken we hem uit en hangen hem
aan een tak

en liggen te kijken in het gras naar
zo’n frisse zomerjurk in een boom, daar
verlang ik het meest naar vandaag.

 

 
Jo Govaerts (Leuven, 23 juni 1972)
Leuven

Bewaren

Lees verder “Dolce far niente, Jo Govaerts, Anton Haakman, Edith Sitwell, Willem Bilderdijk, Michael Guttenbrunner, Jenny Aloni, Margaret Landon, Henry Morton Robinson”

Anton Haakman, Edith Sitwell, Willem Bilderdijk, Jenny Aloni, Michael Guttenbrunner, Margaret Landon, Henry Morton Robinson

De Nederlandse schrijver Anton Haakman werd geboren op 7 september 1933 in Bussum. Zie ook mijn blog van 7 september 2010 en eveneens alle tags voor Anton Haakman op dit blog.

Uit: Tieck en zijn Runenberg

“Ludwig Tieck schreef Der Runenberg in 1802. In één nacht, lezen we in Was ich erleble van Henrik Steffens, een Noorse natuurkundige en schrijver, die Tieck in 1799 in Berlijn had ontmoet. Zij voerden gesprekken over Jakob Böhme en het dualisme van organische en anorganische natuur. Steffens vertelt hoe bij de aanblik van de bergen in Zuidoost-Noorwegen de tranen in zijn ogen sprongen: ‘Het was alsof het binnenste der aarde zijn geheime werkplaats voor mij had geopend; alsof de vruchtbare aarde met haar bloemen en haar bossen niet meer was dan een bekoorlijke maar dunne deken die geheime schatten verborg, en dat die deken hier was opengeslagen, afgestroopt, om mij omlaag te trekken in de wonderbaarlijke diepte die zich voor mij opende. Het maakte een ronduit fantastische indruk op mij, en het is mogelijk dat mijn levendige beschrijving voor Tieck aanleiding is geweest, zijn novelle* Der Runenberg te schrijven, over iemand die gedreven door een stil verlangen naar de verborgen geheimen van het woeste gebergte, de vruchtbare vlakte verlaat en die, op demonische wijze verlokt en tot waanzin gedreven, denkt dat hij grote schatten heeft ontdekt, terwijl hij moeizaam met een zak vol waardeloze stenen sleept. Tieck heeft toegegeven dat hij bij het schrijven van deze novelle aan mij heeft gedacht.’
Behalve door de gesprekken met Steffens moet Tieck ook zijn beïnvloed door Schellings Ideeen zu einer Philosophie der Natur, 1799 en Von der Weltseele, 1798. De natuur is bij de jonge Tieck een symbool voor, of een afspiegeling van de gemoedsaandoeningen van zijn personages. Hij schildert stemmingen door landschappen te beschrijven. De ruisende beek, de bomen, de stenen, ze leiden een bijna even menselijk leven als degene die ze ervaart. Steffens zag in Tieck een ‘Ästhetiker der Seele’.
De ‘novelle’ begint als een sprookje. Christian, een tuinderszoon, trekt de wijde wereld in omdat de vlakte, het dorp, de omheinde tuin en het huis van zijn vader hem te benepen zijn geworden. Hij trekt als jager het gebergte in en ontmoet, of droomt, daar het Waldweib, een verschijning van een bovenmenselijke en verschrikkelijke schoonheid en gestalte. Zij is een personificatie van het gebergte, Tiecks beschrijving maakt dat duidelijk. Haar lied heeft de klank van het metaal, het gesteente en het kristal dat haar omringt, haar reusachtige lichaam is als marmer. Zij overhandigt Christian plechtig, Antichristelijk zelfs, een wonderlijk stenen tablet met runetekens: ‘Neem dit te mijner gedachtenis’.

 
Anton Haakman (Bussum, 7 september 1933)
Carl Christian Vogel von Vogelstein,: De beeldhouwer David D`Angers portretteert Ludwig Tieck, 1834

Bewaren

Lees verder “Anton Haakman, Edith Sitwell, Willem Bilderdijk, Jenny Aloni, Michael Guttenbrunner, Margaret Landon, Henry Morton Robinson”

Anton Haakman, Edith Sitwell, Willem Bilderdijk, Jenny Aloni, Michael Guttenbrunner, Margaret Landon, Henry Morton Robinson

De Nederlandse schrijver Anton Haakman werd geboren op 7 september 1933 in Bussum. Zie ook mijn blog van 7 september 2010 en eveneens alle tags voor Anton Haakman op dit blog.

Uit: Byron als vampier

“Polidori kende Byron van zeer nabij. Hij had hem, als lijfarts, vergezeld op diens reis door de Nederlanden, Duitsland en Zwitserland, en hij was goed op de hoogte van de uitspattingen van deze elegante verleider. Op verzoek van Byrons uitgever hield hij een dagboek bij van Byrons doen en laten. Het verscheen postuum in gekuiste, verminkte vorm. Polidori was grenzeloos jaloers op Byron. ‘Wat kan jij beter dan ik?’ vroeg hij toen ze door Duitsland reisden, langs de Rijn. Byron antwoordde: ‘Ik kan die rivier zwemmend oversteken, ik kan die kaars op twintig pas afstand snuiten met een pistoolschot, en ik heb een gedicht geschreven waarvan op één dag 14.000 exemplaren zijn verkocht.’ (The Corsair). Daarop wilde Polidori vergif uit zijn medicijnkist innemen, maar Byron verhinderde dat. Toen Byron in Zwitserland had kennisgemaakt met Shelley, was Polidori zo jaloers vanwege hun vriendschap dat hij Shelley uitdaagde voor een duel en Byron sloeg met een pook. Byron schreef later aan Murray: ‘Ik heb nog nooit zo gewalgd van een menselijk produkt als van die eeuwige onzin, die pesterijtjes, die leeghoofdigheid, dat slechte humeur en de ijdelheid van die jongeman.’ Wel gaf hij toe dat Polidori gevoel voor humor had, en talent.
Talloos zijn de overeenkomsten tussen Polidori en zijn personage Aubrey. Zo was Polidori door zijn familie gewaarschuwd voor Byron, die Engeland in 1816 vanwege zijn zeer slechte reputatie en zijn schulden voorgoed verliet. Eén overeenkomst was profetisch: Polidori is op zijn vijfentwintigste krankzinnig gestorven.
Polidori’s verhaal, waarin de motieven van de vampier altijd sexueel bepaald zijn, is gemodelleerd naar Byron – de slachtoffers zijn allen vrouwen – maar tegelijk naar de adelstand waar deze toe behoorde, met haar recht op de dochters van onderdanen, en haar belangstelling voor het blauwe bloed, en voor het rode bloed dat werd vergoten in oorlogen. Een stand die in die tijd dood was, maar toch niet dood, ‘ondood’ zoals dat heet in de latere vampierliteratuur, en bijna legendarisch. Een stand die nog over een sexuele macht en privileges beschikte waar de burger tegen opzag en over fantaseerde. Aubrey fantaseert over Ruthven, maakt van hem een droom-object, een vampier, dat wil zeggen een symbool van extreme losbandigheid.”

 
Anton Haakman (Bussum, 7 september 1933)
Byron als Don Juan door Alexandre-Marie Colin, 1831

Lees verder “Anton Haakman, Edith Sitwell, Willem Bilderdijk, Jenny Aloni, Michael Guttenbrunner, Margaret Landon, Henry Morton Robinson”

Anton Haakman, Edith Sitwell, Willem Bilderdijk, Jenny Aloni, Michael Guttenbrunner, Margaret Landon, Henry Morton Robinson

De Nederlandse schrijver Anton Haakman werd geboren op 7 september 1933 in Bussum. Zie ook mijn blog van 7 september 2010 en eveneens alle tags voor Anton Haakman op dit blog.

 

Uit: Herfsttaferelen

 

“Het seizoen is geopend. Sint Maarten hebben we gehad, Sint Nicolaas werpt dreigend zijn schaduw vooruit, en dan krijgen we ook nog het kerstfeest en Oud en Nieuw, dagen van Jamin en wild en gevogelte en bezinning.

Het jachtseizoen is open. De man die in de altijd gure Sint Maartensavond eerst bijna onhoorbaar gezang heeft gehoord en ver weg wiebelende lichtjes heeft gezien, betreedt een huiskamer vol kinderen en hoort het kraken onder zijn lompe, nu al winterse laarzen. Met een schok komt hij tot het besef dat hij op een kinderziel trapt. Pepernoten zijn het die daar kraken – nu al, en een koetjesreep, een bounty. Want de kinderen hebben op kranten op de vloer tableau gemaakt, na de grote jacht op snoep.

Tableau: gerangschikte groep van het op een jachtpartij geschoten wild. Tableau maken, het is altijd een schilderachtige gebeurtenis geweest waarvan het resultaat doorgaans niet werd geschilderd en ook niet noodzakelijk hoeft te worden gefotografeerd.

Het schouwspel heeft iets van een tableau vivant: een groep mensen beeldt, onbeweeglijk als een wassenbeeldengroep, een historisch tafereel uit. Napoleon zet zichzelf de keizerskroon op het hoofd. Yje Wijkstra schiet vier veldwachters neer; roerloos, en toch niet voor de eeuwigheid bedoeld. Wanneer het doek valt maken de spelers snel een paar kniebuigingen om uit hun verstijving te geraken.

Het tableau is een ongeschilderd stilleven, en tegelijk een groepsfoto waar geen camera aan te pas komt. Nature morte, tableau vivant. Leven en dood te zamen niet-vereeuwigd. Herfst. “

 

 

 

Anton Haakman (Bussum, 7 september 1933)

Lees verder “Anton Haakman, Edith Sitwell, Willem Bilderdijk, Jenny Aloni, Michael Guttenbrunner, Margaret Landon, Henry Morton Robinson”

Edith Sitwell, Michael Guttenbrunner, Margaret Landon, Anton Haakman, Willem Bilderdijk, Jenny Aloni, Henry Morton Robinson

De Engelse dichteres en schrijfster Edith Sitwell werd geboren op 7 september 1887 in Scarborough. Zie ook mijn blog van 7 september 2008 en ook mijn blog van 7 september 2009 en ook mijn blog van 7 september 2010.

 

Clowns’ Houses

BENEATH the flat and paper sky
The sun, a demon’s eye,
Glowed through the air, that mask of glass;
All wand’ring sounds that pass

Seemed out of tune, as if the light
Were fiddle-strings pulled tight.
The market-square with spire and bell
Clanged out the hour in Hell;

The busy chatter of the heat
Shrilled like a parakeet;
And shuddering at the noonday light
The dust lay dead and white

As powder on a mummy’s face,
Or fawned with simian grace
Round booths with many a hard bright toy
And wooden brittle joy:

The cap and bells of Time the Clown
That, jangling, whistled down
Young cherubs hidden in the guise
Of every bird that flies;

And star-bright masks for youth to wear,
Lest any dream that fare
–Bright pilgrim–past our ken, should see
Hints of Reality.

Upon the sharp-set grass, shrill-green,
Tall trees like rattles lean,
And jangle sharp and dissily;
But when night falls they sign

Till Pierrot moon steals slyly in,
His face more white than sin,
Black-masked, and with cool touch lays bare
Each cherry, plum, and pear.

Then underneath the veiled eyes
Of houses, darkness lies–
Tall houses; like a hopeless prayer
They cleave the sly dumb air.

Blind are those houses, paper-thin
Old shadows hid therein,
With sly and crazy movements creep
Like marionettes, and weep.

Tall windows show Infinity;
And, hard reality,
The candles weep and pry and dance
Like lives mocked at by Chance.

The rooms are vast as Sleep within;
When once I ventured in,
Chill Silence, like a surging sea,
Slowly enveloped me.

Edith Sitwell (7 september 1887 – 9 december 1964)

Portret door Stanley Lench, 1960

Lees verder “Edith Sitwell, Michael Guttenbrunner, Margaret Landon, Anton Haakman, Willem Bilderdijk, Jenny Aloni, Henry Morton Robinson”

Edith Sitwell, Michael Guttenbrunner, Margaret Landon, Anton Haakman, Willem Bilderdijk, Jenny Aloni, Henry Morton Robinson

De Engelse dichteres en schrijfster Edith Sitwell werd geboren op 7 september 1887 in Scarborough. Zie ook mijn blog van 7 september 2008 en ook mijn blog van 7 september 2009.

The Web Of Eros

Within your magic web of hair, lies furled
The fire and splendour of the ancient world;
The dire gold of the comet’s wind-blown hair;
The songs that turned to gold the evening air
When all the stars of heaven sang for joy.
The flames that burnt the cloud-high city Troy.
The mænad fire of spring on the cold earth;
The myrrh-lit flame that gave both death and birth
To the soul Phoenix; and the star-bright shower
That came to Danaë in her brazen tower…
Within your magic web of hair lies furled
The fire and splendour of the ancient world.

 

When Cold December

When cold December
Froze to grisamber
The jangling bells on the sweet rose-trees–
Then fading slow
And furred is the snow
As the almond’s sweet husk–
And smelling like musk.
The snow amygdaline
Under the eglantine
Where the bristling stars shine
Like a gilt porcupine–
The snow confesses
The little Princesses
On their small chioppines
Dance under the orpines.
See the casuistries
Of their slant fluttering eyes–
Gilt as the zodiac
(Dancing Herodiac).
Only the snow slides
Like gilded myrrh–
From the rose-branches–hides
Rose-roots that stir.

sitwell

Edith Sitwell (7 september 1887 – 9 december 1964)
Portret door Percy Wyndham Lewis, 1943

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Michael Guttenbrunner werd geboren op 7 september 1919 in Altenhofen. Zie ook mijn blog van 7 september 2008 en ook mijn blog van 7 september 2009.

Nach vierzig Jahren

Gezwungen halb und ohne Phantasie
Ging er zum dritten Male nach Athen.
Dann nahm er alles, was er dort empfing,
der Freuden Fülle, aus der Hand der Griechen.
Des Lebens Silberstrick war frisch geflochten,
wie Anastasia,
und das Erdbeben schreckte ihn nicht.

Die Grenzen der Berge sind noch die alten.
Das Gebliebene genügt: der Boden unter den Füßen,
der Himmel und das Meer.
Du findest noch die Stelle für den Kuss
Und, dass ein Stein noch auf dem andern steht.

Hier, wo es über Griechenleichen ging,
gehst du mit Griechen jetzt zum Wein
und zechst in Turkobunia Hand in Hand,
wo einst der Aberoff aus Haut und Knochen stand,
vollgepfercht bis zum Exzess.
Und immer wieder wurde frisch geladen.

 

Er war berufen des Untergangs Stufen

Er war berufen,
des Untergangs Stufen
noch einzuseifen
und sich drauf zu versteifen,
alles noch zu retten.
Das Volk, teils in Ketten
und teils in Waffen,
illegal und offiziell;
doch niemand gerüstet,
ihm Luft zu schaffen
zum letzten Appell. –
Ach, wenn ihr wüsstet,
was das war:
Das Mundvoll Österreich
beim Großen Zapfenstreich
im Achtunddreißigerjahr!

 guttenbrunner

Michael Guttenbrunner (7 september 1919 – 12 mei 2004)
Altenhofen

 

De Amerikaanse schrijfster Margaret Landon werd geboren op 7 september 1903 in Somers, Wisconsin. Zie ook mijn blog van 7 september 2008. en ook mijn blog van 7 september 2009.

Uit: Der König und ich


„Die Frau starrte wortlos und mit müden Augen die weiße Fremde an, während Anna sich neben den Teich setzte und hilflos zu der Gefangenen hinübersah. Wieder einmal erlebte sie die Gefühllosigkeit und Härte des Haremslebens hautnah – selbst einen Verbrecher dürfte man nicht ungeschützt der tropischen Sonne aussetzen. Und hier saß eine halbnackte, harmlose Frau. Die Matte und die zerbrochenen Schirme deuteten darauf hin, dass sie der unerbittlichen Hitze und dem Regen schon eine ganze Weile ausgesetzt sein musste. Schlimmer hätte man sie nicht demütigen können, und dennoch lag eine unglaubliche Anmut in ihrer Sorge für dass Kind. Wer konnte nur für dieses tragische Schicksal verantwortlich sein? Anna hätte vor Zorn aufschluchzen können, doch sie hatte ihre Stimme nicht mehr unter Kontrolle. Endlich fragte sie die Frau nach ihrem Namen. […] Anna blickte in das sonnenverbrannte Gesicht und hörte auf, die Sklavin mit leeren Versprechungen zu trösten. Nur Tatsachen konnten ihr wirklich helfen. Sie ließ die Frau mit dem Gesicht auf dem heißen Pflaster liegen und trat wieder durch das Tor. Die lange dunkle Straße war genauso menschenleer wie zuvor.
Nachdem sie zwanzig Minuten auf den Straßen des Harems umhergelaufen war, gelangte sie in eine Gasse, die ihr bekannt vorkam. Als sie endlich die Schule erreichte, war es zwölf Uhr und ihre Schüler warteten bereits auf ihren Plätzen auf sie. In der gleichmäßigen Betriebsamkeit des Tempels erschien ihr das seltsame Erlebnis in dem fernen Winkel der Palaststadt plötzlich vollkommen unwirklich.“

 landon

Margaret Landon (7 september 1903 – 4 december 1993)
Scene uit de film „The King and I“ uit 1956

 

De Nederlandse schrijver Anton Haakman werd geboren op 7 september 1933 in Bussum. Zie ook mijn blog van 7 september 2008. en ook mijn blog van 7 september 2009.

Uit: De wachters van het rijk

 „Waar in West-Europa voel je je nog echt in het buitenland? Nergens, behalve in Engeland en Vlaanderen. Alleen een streng bewaakt isolement kan het exotische karakter van een land veilig stellen. Het water heeft veel gedaan voor het behoud van het absurde Engelse volkskarakter. Anders is het gesteld met het bewaken van de folklore in het Rijk van Koning Boudewijn. Daar wordt het isolement op ronduit geheimzinnige wijze gehandhaafd.

In schijn is België een land zonder grenzen; altijd groene stoplichten markeren begin en einde. Maar een web van snelwegen en een efficiënte bewaking van alles wat terzijde van die wegen ligt houden Vlaanderen van vreemde smetten vrij.

Het initiatief is uitgegaan van een Noordnederlandse schrijver. Jaren geleden heeft deze gevraagd om een tunnel onder België door. Dat zou hem in staat stellen Frankrijk sneller, veiliger en minder geërgerd te bereiken. Hij heeft zijn zin gekregen, met dien verstande dat men inzag dat zo’n tunnel — net als een metro — evengoed bovengronds kon worden aangelegd.

Sindsdien kunnen we België overslaan. We merken niet meer in welk land we zijn, in de vijf kwartier die we nodig hebben van Meer tot Menen.

De doortocht is te vergelijken met die Transitweg door de DDR, die Berlijn met West-Duitsland verbindt en die men zonder vergunning niet mag verlaten. Doet men het toch, dan is de kans op onaangenaamheden groot. Bij voorbeeld last met de politie.“

haakman

Anton Haakman (Bussum, 7 september 1933)
Bussum

 

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Bilderdijk werd geboren op 7 september 1756 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 7 september 2006 en ook mijn blog van 7 september 2007 en ook mijn blog van 7 september 2008. en ook mijn blog van 7 september 2009.

Uit: Geschiedenis des vaderlands. Deel 1

De Batavieren zijn Duitsch volk, uit hun vaderland herwaarts afgezakt: niet (naar het schijnt) uit den woeligen geest van verhuizing, maar ter zake van inlandsche geschillen. Men rekent dit gebeurd te zijn eene eeuw voor onze jaartelling.

Ten tijde van Cezar waren zij nog nog niet lang in hun eiland gevestigd, en de overstroomingen noodzaakten hen ook over de rivier eenigen nog onbewoonden grond in te nemen.

Zij vonden het eiland woest en onbewoond, uit hoofde van de gedurige winteroverstroomingen waaraan ’t onderhevig was, en waartegen zij zich zeer gebrekkig door ophooging van terpen beschermden. Ondanks de bedijkingen was het in de IV Eeuw nog moerassig, als blijkt uit eumenius, Panegyr.

Zij hadden geene betrekking tot de volken Noordof Zuidelijk van hun gezeten; en waren als verjaagde Germanen, den Germanen geen vrienden.

De Friezen aan wie zij onmiddellijk paalden, en die zich aan wederzijde van het Fliemeer vooral ten Oosten wijd uitstrekten, maar onder verschillende namen (meestal uit de geschapenheid van den grond ontleend) en samenscholingen, zonder gemeen hoofd of verband leefden, waren den nieuwen aankomelingen (natuurlijkerwijze) vijandig.

In dezen staat vindt hen Cezar. De naam van het Imperium Romanum was wijd en zijd verbreid en men droeg er ontzag voor. (De woeste volken van ’t Noorden noemden naderhand den Keizer met den naam van den Koning der wareld1). Cezar was zachtaardig en hield de uitmuntendste krijgstucht. En dus waren de Batavieren uit ontzag, uit toegenegenheid voor Cezar, en uit hoofde van hunne ligging midden tusschen vijanden, in de beste gesteltenis om zich met de Romeinen te verbinden, aan wien zij steun en bescherming konden vinden, en met wien zij hun strijdbaren aart in alle hoeken der wareld oefenen konden.

Van daar de eerste betrekking tot de Romeinen, met wien zij dadelijk naar Brittanje overstaken; en ook elders in hun oorlogen deel namen; ja zelfs voor Cezar tegen Pompejus streden; en die zij op hunnen grond met blijdschap ontfingen, en gaarne een legerplaats inwilligden.

En dit is het eerste en oudste verbond, ’t geen Tacitus in zijn tijd antiqua societas noemt.“

 bilderdijk

Willem Bilderdijk (7 september 1756 – 18 december 1831)

 

De Duits – Israëlische dichteres en schrijfster Jenny Aloni (eig. Jenny Rosenbaum werd geboren op 7 september 1917 in Paderborn. Zie ook mijn blog van 7 september 2007 en ook mijn blog van 7 september 2008. en ook mijn blog van 7 september 2009.

Impression, September

Äste halten den Himmel vergittert
hinter den Blättern der Sykomore,
der letzten im Brachland der Seelen.
Nestgestrüppe stopfen
schwarze Knoten in das Wolkenlose.
Schwärme schmarotzender Fliegen
schwirren erregt um Gürtel
süß gegorener Feigen.
Ein Telegraphendraht zerschneidet
das endenlose Nichts zu langer Sommer
in zwei leere Ewigkeiten.
In ihnen schillert fremd der blaue Vogel
mit dem krummen Schnabel
fischefangender Jäger.
Sein harter, einsamer Ruf
kämmt lockend die dunklen
Stämme der Zypressen.

 

Wiedersehen mit der Stadt der Kindheit

Der Wolken düstre Regenhorde
hat mir den Silbermond entführt.
Die Giebel schwarzer Dächer kichern
über meinen fremden Gang und funkeln mich
mit bösen Fenstern an.
Baumlange Schemen hüllen fahl
sich in den dunstgebrämten Pelz der Nacht
und tuscheln, wer da so allein
den Schatten zwischen die Laternen führt,
so mutterseelenallein.
Unter blaugewachstem Sternenkorbe,
weiter als die Hügelschlange kriecht
und die flinken Flossenfische
wetthüpfen mit den Meerschaumwellen,
kauert eine weiße Hütte
in die Schimmerzweige sich
von Oleander und Zitronen.
Gäben sie nur jetzt den Mondkahn frei,
fände ich wohl einen Gruß in ihm
und wüßte, daß er an mich denkt
fern im gelben Sand der Brotfruchtbäume.

 aloni

Jenny Aloni (7 september 1917 – 30 september 1993)

 

De Amerikaanse schrijver Henry Morton Robinson werd op 7 September 1898 in Boston, Massachusetts als oudste van elf kinderen geboren in een arme wijk. Hij diende in de Eerste Wereldoorlog bij de marine, studeerde af in 1924 en werd docent aan de Columbia University. Later werd hij hoofdredacteur van Reader’s Digest. Zijn beroemdste werk, De kardinaal (1950), werd in 1963 verfilmd. Inhoud van dit boek is het conflict tussen een dienaar van God en de menselijke liefde.

Uit: The Cardinal

He found the system puzzling at first; only gradually did he begin to grasp its elaborate rules. He could easily understand why, in the great strongholds of Black Society, a special throne room was kept in readiness for the day His Holiness could again leave the Vatican and pay visits of honour to those who had remained faithful during his long imprisonment. (If no special room were set aside, a tapestried armchair was kept turned to the wall.) Stephen appreciated the profound loyalty and deep religious faith that buttressed these symbols, yet some of the trivia of Black Society annoyed him. He noticed, for example, that in certain houses many of the older men wore a glove only on the left hand, leaving the right hand bare. In other houses both hands were gloved, but the thumb of the right hand was exposed.

“What’s this off-and-on glove business?” he asked Roberto.

“Two theoretic reasons lie behind it,” explained Braggiotti. “The glove was originally a patent of nobility. You never see a peasant with gloves on, do you? Traditionally, the glove is also associated with another symbol of rank—the sword. Some believe that the right hand must be kept unencumbered, the better to draw a sword in defense of your sovereign. Another school holds that you must be ungloved in order to accept the hand of your host the moment it is offered you. Any delay might be construed as unfriendly.”

“I see. But why the exposed right thumb?”

Braggiotti smiled patronizingly. “In all societies, there are degrees of intimacy. A seven-hundred-year-old family such as the Odaleschi, whose ancestors supported the Hildebrandine Popes against the German brigands, cannot be expected to give their entire hand to late-comers. Anyone arriving after the seventeenth century—and that includes you, Americus—is lucky to get a thumb and forefinger.”

“Do they take themselves that seriously?”

 robinson

Henry Morton Robinson (7 september 1898 – 13 januari 1961)

Edith Sitwell, Michael Guttenbrunner, Margaret Landon, Anton Haakman, Willem Bilderdijk, Jenny Aloni

De Engelse dichteres en schrijfster Edith Sitwell werd geboren op 7 september 1887 in Scarborough.

 

 The Fan 

 

LOVELY Semiramis

Closes her slanting eyes:

Dead is she long ago.

From her fan, sliding slow,

Parrot-bright fire’s feathers,

Gilded as June weathers,

Plumes bright and shrill as grass

Twinkle down; as they pass

Through the green glooms in Hell

Fruits with a tuneful smell,

Grapes like an emerald rain,

Where the full moon has lain,

Greengages bright as grass,

Melons as cold as glass,

Piled on each gilded booth,

Feel their cheeks growing smooth.

Apes in plumed head-dresses

Whence the bright heat hisses,–

Nubian faces, sly

Pursing mouth, slanting eye,

Feel the Arabian

Winds floating from the fan.

 

 

 

Four in the Morning 

 

Cried the navy-blue ghost

Of Mr. Belaker

The allegro Negro cocktail-shaker,

“Why did the cock crow,

Why am I lost,

Down the endless road to Infinity toss’d?

The tropical leaves are whispering white

As water; I race the wind in my flight.

The white lace houses are carried away

By the tide; far out they float and sway.

White is the nursemaid on the parade.

Is she real, as she flirts with me unafraid?

I raced through the leaves as white as water…

Ghostly, flowed over the nursemaid, caught her,

Left her…edging the far-off sand

Is the foam of the sirens’ Metropole and Grand;

And along the parade I am blown and lost,

Down the endless road to Infinity toss’d.

The guinea-fowl-plumaged houses sleep…

On one, I saw the lone grass weep,

Where only the whimpering greyhound wind

Chased me, raced me, for what it could find.”

And there in the black and furry boughs

How slowly, coldly, old Time grows,

Where the pigeons smelling of gingerbread,

And the spectacled owls so deeply read,

And the sweet ring-doves of curded milk

Watch the Infanta’s gown of silk

In the ghost-room tall where the governante

Gesticulates lente and walks andante.

‘Madam, Princesses must be obedient;

For a medicine now becomes expedient–

Of five ingredients–a diapente,

Said the governante, fading lente…

In at the window then looked he,

The navy-blue ghost of Mr. Belaker,

The allegro Negro cocktail-shaker–

And his flattened face like the moon saw she–

Rhinoceros-black (a flowing sea!).

 

Sitwell

Edith Sitwell (7 september 1887 –  9 december 1964)

Portret door Roger Fry

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Michael Guttenbrunner werd geboren op 7 september 1919 in Altenhofen.

 

In den Abruzzen

 

Wer wandert auf baumlosen Bergen,
über dem Abgrund des Meeres?
Wer sitzt am Fluß
im Tal der Zikaden
und sieht, wie das Licht auf Gipfel
strahlende Füße setzt?
Die Berge rühren sich nicht.
Still wachsen die Schatten der Steine.
Der Saumpfad ist leer, ohne Schritt.
Kein klirrendes Rad rührt den Staub.

 

 

 

Bauernmädchen

 

Leicht gebeugt unter schweren Bürden
schreiten sie über die Hügel,
barfüßig, auf bloßen Sohlen.
Schleppende Röcke umrauschen lautlose Schritte.
Auf Schultern und Brüsten
leimt nasses Leinen.
Unter den tropfenvollen Haarflechten
glänzen gezähmte Gesichter im Nebelgrau.
Vorüber wallen sie gleich Bildern,
noch feucht vom Gottesfinger
schon in Schweiß gebadet,
gepeitscht, gestriegelt vom Regengusse.

 

guttenbrunner

Michael Guttenbrunner (7 september 1919 – 12 mei  2004)

 

De Amerikaanse schrijfster Margaret Landon werd geboren op 7 september 1903 in Somers, Wisconsin.

 

Uit: Anna and the King of Siam

 

„Louis ran shouting with the news to the circus performers, and the Newfoundland gravely padded after him. “Stay with him, Beebe,” the woman directed in Malay.

“Beebe and Bessy take good care of you and Louis, don’t they?” asked the captain.

“Yes, they’re very faithful.” She smiled faintly, her eyes on the hurrying back of the ayah. “Beebe and Moonshee have been with me since before I was married, you know. And good old Bessy is a member of the family, too. She’d guard us with her life.”

Captain Orton stood silent a moment. A puff of fresh wind blew the woman’s curls back. “Mrs. Leonowens, that ought to be a man’s job,” he said in a low voice to the pink ear that hardly reached his shoulder. “A maid, a dog, and an old Persian professor aren’t enough. I don’t like your going in there. For some women, yes. For you, no. People go in there and never come out again.” Dark color moved under the clear tan. “Forgive me for saying so much, but you can’t even imagine what it will be like.”

“You forget that I’ve lived in the Orient ever since I was fifteen.”

“Yes, in British colonies with British soldiers to protect you. This is Siam!”

The woman bit her lip, but did not turn her eyes toward him. “I can’t go back now. I’ve given my word.”

“You will not go back now?”

“I cannot!”

He paused, hesitating, then forged ahead. “There’s always Mr. Cobb. He’s a gentleman and rich!”

She flushed deeply. When she did not speak, he went on in a savage voice, but low. “There is also myself, as you know. Perhaps not a gentleman, and certainly not rich!”

She turned to him then, the deep brown eyes full of tears. “Dear Captain Orton, don’t belabor yourself so! To me you are a gentleman, a kind gentleman who has made this difficult trip endurable. But–please try to understand, that for me there has only ever been one man–Leon–and now that he’s–gone–there will never be anyone else.” She looked out across the water, but her eyes were unseeing. A tear ran down her cheek and she dried it hurriedly with a handkerchief. The man leaned on the rail beside her.

“Mrs. Leonowens, you’re too young to bury your heart in a grave.” There was a note of pleading in his voice. “Believe me, I would not ask much. Just to take care of you, and Avis, and Louis.”

She answered slowly, “But I can’t give even that little. I don’t know why, but I haven’t it left to give.” She lifted her face toward his and for a long moment he looked deeply into her eyes, then turned away scowling. Halfway down the deck he wheeled and came back. “I’ll be in port every month. If ever you need me, the Chow Phya and I are at your service.” And he was gone without waiting for a reply.

The sun was hot now. Sighing, but a little reassured, the slight, graceful woman went below.“

 

MargaretLandon

Margaret Landon (7 september 1903 – 4 december 1993)

 

 De Nederlandse schrijver Anton Haakman werd geboren op 7 september 1933 in Bussum.

 Uit: Panopticum

 „De eerste gasten

 1

 ‘Toen we van het feest terugkwamen, brandde overal de verlichting. Er stond een ladder onder de kamer van de Hollander. De achterdeur was open en een van.de terrasdeuren lag aan scherven. Overal, maar dan ook letterlijk overal lag bloed. De Hollander en zijn dochtertje waren verdwenen. Het arme kind, wat zal ze niet meegemaakt hebben… Gelukkig hadden we hem vooruit laten betalen. Nee, nooit meer Hollanders.’

Dit, of woorden van gelijke strekking, moet de nieuwe eigenaar van het hotel hebben gezegd tegen ieder die het wilde horen. Behalve aan de gendarmes.

Nu ik, veilig thuisgekomen, niet zonder tevredenheid de helder witte zwachtel om mijn opnieuw ontsmette en verbonden voet heb bezien, kan ik een poging wagen om enigszins ordelijk verslag uit te brengen van de dramatische gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld in een hotel in Zuid-Frankrijk en die op de Franse nationale feestdag hun climax bereikten.

Omdat mijn dochtertje, dat in augustus leerplichtig wordt, nog gauw uit eigen beweging een en ander wilde leren, waaronder de schoolslag, en omdat ikzelf een glimp wilde opvangen van de zon, waren we vertrokken naar het zuiden van Frankrijk. We waren niet de enigen, haast alle hotels waren vol, en zeker die met een zwembad. Maar we herinnerden ons een erg afgelegen herberg waar we twee jaar eerder een paar dagen rustig hadden kunnen baden en slapen. Vanuit Nîmes belde ik op. Een mannenstem die ik niet kende informeerde bars naar het aantal personen en het aantal nachten. En of we ook in het hotel zouden eten. Dat laatste klonk als voorwaarde, daarom antwoordde ik: ‘Vanavond wel, vanmiddag niet,’ in het midden latend waar we de volgende twee dagen zouden eten. Want ik herinnerde me het restaurant als heel plezierig vanwege het riante, op de verdieping gelegen terras, maar matig van spijzen en naar verhouding nogal duur.“

 

Haakman

Anton Haakman (Bussum, 7 september 1933)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Bilderdijk werd geboren op 7 september 1756 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 7 september 2006 en ook mijn blog van 7 september 2007.

 

De krekel

 

Voor schatten is uw heil

Niet veil,

Door woorden niet te melden ;

ô Krekel, die, op d’eikenbast,

U met een luttel daauws vergast

En huppelt door de velden !

 

Waar gij, op akkers, graan

Ziet staan,

In voren, zaadtjens schieten

Voor u is ’t, dat het koren wast ;

En wat de boer in schuren tast,

Gij moogt het al genieten.

 

De noeste boer besteedt

Zijn zweet

Voor u, voor uw genoegen :

En als uw suizen hem vermaakt,

De vorsch rikkikt, het eendtjen kwaakt,

Vergeet hij al zijn zwoegen.

 

Gij zijt geen haatlijk leed-

profeet,

Als duizend onweêrkraaiers

Maar, zomerboô, maar zongezant,

Bevestigt ge aan ’t bezwangerd lan
d

De onzeekre hoop des zaaiers.

 

Gij draagt de gunst der Min

-godin ;

 

Der Heliconiaden ;

Apol verleende u in den snuit

Een zoet en zangerig geluid,

Waar aan geen jaren schaden.

 

En matig, en benij-

dingvrij,

In altijd vroolijk zingen ;

Bereikt ge, ô kleen en bloedloos dier,

Den staat der hooge Goden schier,

En spot met stervelingen.

 

Bilderdijk

Willem Bilderdijk (7 september 1756 – 18 december 1831)
Schilderij door Cornelis van Cuylenburg, 1795

 

De Duits – Israëlische dichteres en schrijfster Jenny Aloni (eig. Jenny Rosenbaum werd geboren op 7 september 1917 in Paderborn. Zie ook mijn blog van 7 september 2007

 

 

Impression, September

 

Äste halten den Himmel vergittert

hinter den Blättern der Sykomore,

der letzten im Brachland der Seelen.

Nestgestrüppe stopfen

schwarze Knoten in das Wolkenlose.

Schwärme schmarotzender Fliegen

schwirren erregt um Gürtel

süß gegorener Feigen.

Ein Telegraphendraht zerschneidet

das endenlose Nichts zu langer Sommer

in zwei leere Ewigkeiten.

In ihnen schillert fremd der blaue Vogel

mit dem krummen Schnabel

fischefangender Jäger.

Sein harter, einsamer Ruf

kämmt lockend die dunklen

Stämme der Zypressen.

 

 

Sommerblumen

 

Du aber irrtest, die du wähntest, der Glutenwind des Sommers habe alle Blumen verbrannt, alle außer den Disteln. Vielleicht glaubtest du es, weil dein bildermüdes Auge zu eilig über die gelbbraunen Ebenen und Berghänge hastete auf rasender Fahrt von einer Stadt zur anderen. Jetzt da du Lärm und grellen Farben entflohst in die Stille deines abgelegenen Hauses, erkanntest du deinen Irrtum. Durch einen Totenacker der Frühlingsblumen führt dich ein schmaler Pfad zum nächsten Dorf. Dürre Blätter auf fahlen Stielen knistern noch immer den eigenen Sterbegesang, wenn dein Fuß an die ineinander verstrickten Stengel stößt oder ein seltener Lufthauch sie bewegt. Zwischen ihnen, wie unter gelben Strohschirmen vor der stechenden Sonne geschützt, öffnen die Blumen des Sommers ihre Kelche, namenlos für dich, die du sie nicht zu benennen weißt. Durch wasserlose Monate tragen sie die winzigen Blüten, ein blasses Rot, ein mattes Blau, ein leises Gelb. Mit dem spärlichen Naß frühen Nebeltaues begnügen sie sich. Sie blühen den ganzen trockenen Sommer hindurch, bis die Pflanzen des Regens, breiter und stämmiger als sie aus der Erde auftreiben und sie in dem Wust des üppigen Grüns ersticken.

 

Aloni

Jenny Aloni (7 september 1917 – 30 september 1993)

 

 Zie voor alle bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 7 september 2008.

 

Edith Sitwell, Michael Guttenbrunner, Margaret Landon, Anton Haakman, Willem Bilderdijk, Jenny Aloni

De Engelse dichteres en schrijfster Edith Sitwell werd geboren op 7 september 1887 in Scarborough. Haar ouders waren Sir George Sitwell, 4. Baronet of Renishaw Hall en Lady Ida Emily Augusta Denison. Sitwell beweerde later van de Plantagenets af te stammen. Zij had twee jongere broers, Osbert en Sacheverell Sitwell, die zelf ook een succesvolle literaire loopbaan kenden. Met hen werkte zij wel samen, maar de relatie met haar ouders was moeilijk. Toen zij 25 jaar was vertrok Sitwell naar Londen. Haar eerste gedicht The Downed Suns publiceerde zij in 1913 in de Daily Mirror. In 1915 verscheen de bundel The Mother and Other Poems en tussen 1916 en 1921 werkte zij samen met haar broers aan Wheels, een bloemlezing. Sitwells huis werd later een trefpunt van jonge schrijvers waarmee zij bevriend wilde raken en die zij ook steunde. Daaronder waren o.a. Dylan Thomas, Aldous Huxley en Denton Welch. Ook zorgde zij ervoor dat het werk van Wilfred Owen na diens dood kon verschijnen. In de jaren dertig verbleef zij lang in Parijs en raakte wat op de achtergrond, maar de bundels Street Songs (1942), The Song of the Cold (1945) en The Shadow of Cain (1947) kregen weer een goed onthaal. Haar bekendste gedicht is wellicht Still Falls the Rain, dat de Duitse luchtaanvallen beschrijft en dat door Benjamin Britten op muziek werd gezet. In 1954 werd zij Dame Commander of the Order of the British Empire en daarmee in de adelstand verheven.

 

Still Falls the Rain

 

Still falls the Rain—
Dark as the world of man, black as our loss—
Blind as the nineteen hundred and forty nails
Upon the Cross.

Still falls the Rain
With a sound like the pulse of the heart that is changed to the hammer-beat
In the Potter’s Field, and the sound of the impious feet

On the Tomb:
Still falls the Rain

In the Field of Blood where the small hopes breed and the human brain
Nurtures its greed, that worm with the brow of Cain.

Still falls the Rain
At the feet of the Starved Man hung upon the Cross.
Christ that each day, each night, nails there, have mercy on us—
On Dives and on Lazarus:
Under the Rain the sore and the gold are as one.

Still falls the Rain—
Still falls the Blood from the Starved Man’s wounded Side:
He bears in His Heart all wounds,—those of the light that died,
The last faint spark
In the self-murdered heart, the wounds of the sad uncomprehending dark,
The wounds of the baited bear—
The blind and weeping bear whom the keepers beat
On his helpless flesh… the tears of the hunted hare.

Still falls the Rain—
Then— O Ile leape up to my God: who pulles me doune—
See, see where Christ’s blood streames in the firmament:
It flows from the Brow we nailed upon the tree

Deep to the dying, to the thirsting heart
That holds the fires of the world,—dark-smirched with pain
As Caesar’s laurel crown.

Then sounds the voice of One who like the heart of man
Was once a child who among beasts has lain—
“Still do I love, still shed my innocent light, my Blood, for thee.”

 

By The Lake

 

ACROSS the flat and the pastel snow
Two people go . . . . ‘And do you remember
When last we wandered this shore?’ . . . ‘Ah no!
For it is cold-hearted December.’
‘Dead, the leaves that like asses’s ears hung on the trees
When last we wandered and squandered joy here;
Now Midas your husband will listen for these
Whispers–these tears for joy’s bier.’
And as they walk, they seem tall pagodas;
And all the ropes let down from the cloud
Ring the hard cold bell-buds upon the trees–codas
Of overtones, ecstasies, grown for love’s shroud

 

edith_sitwell

Edith Sitwell (7 september 1887 –  9 december 1964)

Roger Eliot Fry “Portrait of Edith Sitwell

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Michael Guttenbrunner werd geboren op 7 september 1919 in Altenhofen. Hij werkte als paardenknecht tot hij in 1937 ging studeren aan de Weense Grafische Leh
r- und Versuchsanstalt. Omdat hij weigerde het
Horst-Wessel-Lied  te zingen werd hij van school gestuurd. Twee maal werd hij gearresteerd wegens aktiviteiten voor de verboden Sociaaldemocraten. Na WO II bleef hij herinneren aan de verschrikkingen van de oorlog, iets wat hem vaak niet in dank werd afgenomen en tot een omstreden figuur maakte. In 1994 werd hij wel door de universiteit van Klagenfurt gepromoveerd tot doctor honoris causa.

Uit: Im Machtgehege IV

 

“Neunzehnhundertdreißig übersiedelten wir von Treibach-Althofen nach Welzenegg bei Klagenfurt, damals noch im Gebiet der Gemeinde St. Peter. Auf der Nordseite eines Waldes, der von Schloß Welzenegg bis zur Pischeldorferstraße reichte und das “Welzenegger Schachtel” hieß, wurde Ackerboden zu Baugrund parzelliert; und alsbald siedelten dort, in meist selbstverfertigten Häusern und Hütten, arme Leute, zu denen auch wir zählten. Wir lebten dort übrigens zum ersten und zum letztenmal unter Slowenen. In den ersten Jahren hörten wir in unserer Umgebung mehr “Windisch” als Deutsch. Für diejenigen, die es noch nicht wissen, sei hier bemerkt, daß Windisch und Slowenisch dasselbe sind. Seit aber der ins Hitlertum gemündete politische Germanismus versucht hat, durch seine Deutung des Worts das Slowenentum politisch zu spalten, wollen die Slowenen die Bezeichnung “Windisch” nicht mehr dulden.

 

(…)

 

Ein Dichter aus Tirol, der mit seinen dramatischen Appellen für das Lebensrecht der Armen, der “Zukurzgekommenen”, großen Erfolg gehabt hat und heute in Irland lebt, hat einem Frager geantwortet: Er wolle Kranewitter inszenieren, und zwar “ganz brechtisch”. Das war wohl nicht bedacht, aber doch ganz knechtisch, automatisch dem Zeitgeist, der Mode unterworfen. Aber der Frager auch, sonst hätte er den blindlings reagierenden Dichter auch gefragt: Warum und mit welchem Recht wollen Sie Kranewitter nicht authentisch, sondern “ganz brechtisch” spielen? Und er hätte die Frage auf den Punkt gebracht: Ich dachte, Sie sind ein Dichter des Mitleids, der Sozialen Misere, des Naturrechts und des Menschenrechts. Jetzt sehe ich einen Speichellecker der Mächtigen und der Mode vor mir. Sie schlachten ein Menschopfer und zerstören das Eigentum eines Toten. Sie ziehen Kranewitter die Haut ab und werfen ihn dem Götzen der kritischen, dialektisch verzauberten Erfolgsanbeter in den Schlund.”

 

michaelguttenbrunner2

Michael Guttenbrunner (7 september 1919 – 12 mei  2004)

 

De Amerikaanse schrijfster Margaret Landon werd geboren op 7 september 1903 in Somers, Wisconsin. Zij was een van de drie dochters uit een streng gezin van Methodisten. Zij voltooide haar opleiding in 1925 aan Wheaton College in Wheaton., Illinois. Zij gaf een jaar lang les en trouwde toen. In 1927 vertrokken zij en haar man naar Thailand om er als missionaris te werken. Ze las veel over het land en verdiepte zich ook in het leven van de Engelse schrijfster en lerares Anna Leonowens. Toen de familie in 1937 naar de VS terugkeerde begon Landon met schrijven. Haar roman over Leonowens, Anna and the King of Siam,  werd meteen bij verschijning in 1944 een bestseller. Een boek over haar eigen ervaringen Never Dies the Dream uit 1949 had al veel minder succes.

 

Uit: Anna and the King of Siam

 

“The Siamese steamer Chow Phya, most modern of the ships plying between Singapore and Bangkok, came to anchor outside the bar at the mouth of the River Chow Phya. A troupe of circus performers were hanging over the rails trying to catch the first glimpse of the country whose king had invited them to entertain his extensive family. Their trained dogs were barking and snarling at the two dogs belonging to the captain of the ship, George Orton, but Jip and Trumpet were disdainful and superior.

Somewhat apart from the rough and laughing group an Englishwoman was leaning against the rail. Her dress of lavender mull had a neat high collar and modest wrist-length sleeves. She was slender and graceful as she stood there with a light breeze ruffling her full skirts. Chestnut curls framed a face that was pretty except for the rather prominent nose. Her dark eyes were turned toward the line on the horizon that was land. She stood almost motionless, fingering a curious brooch on her breast, a gold brooch into which were set two tiger claws. Beside her a Newfoundland dog stood as quiet as she.

The circus dogs came close, sniffed and barked, but the Newfoundland did not return their greeting. She was aloof, reposeful, dignified, not to be cajoled into confidences with strange dogs. She kept her eyes fixed on her mistress’ face as it looked across the water to the distant shore.

The sun rose higher. Golden rays danced and sparkled on the slow blue swells of the gulf. The laughter and shouting on deck continued. The dogs raced about. But the woman was as remote from the confusion as if she were separated from it by an invisible wall.

A carefully dressed boy of about six came up from below deck, followed by a Hindustani nurse in a richly patterned sari. He had the same look of good bones, the same delicate air of breeding that distinguished the woman at the rail. His brown hair was curly and his brown eyes danced.

“Mama, Mama,” he cried, dashing up to the still figure. “Are we there? Are we there?”

She turned to him with a smile. “Yes, Louis. We are there. In a little while we’ll be in Bangkok. Shall we not, Captain Orton?” she inquired of the bronzed young man in an immaculate uniform who had stepped up behind her son.

“We’ll go over the bar with the tide,” the officer answered, “and you’ll sleep on shore tonight.”

 

Landon

Margaret Landon (7 september 1903 – 4 december 1993)

 

De Nederlandse schrijver Anton Haakman werd geboren op 7 september 1933 in Bussum. Haakman debuteerde in 1979 met ‘Uitvluchten’, een verhalenbundel. Naast schrijver is Haakman ook cineast, filmcriticus en vertaler van vooral Italiaanse literatuur. Hij is vooral gefascineerd door alchemie en uitvinders van bijzondere machines, waarmee illusies kunnen worden opgewekt. Haakman was van 1981 tot en met 1992 redacteur van het literaire tijdschrift De Revisor.

Van hem verschenen onder andere Helse Machines (1990), De onderaardse wereld van Athanasius Kircher (1991) en De derde broer (1995).

 

Uit: De onderaardse wereld van Athanasius Kircher

 

“Via een vertrek met antiek landbouwgereedschap bereiken we de ruimte waar niet meer dan één vitrine aan Kircher is gewijd.
Dit is dus het Kirchermuseum waarvan mijn encyclopedie gewaagt.
In de vitrine hangt een kaart met de tekst:
‘Athanasius Kircher werd in 1602 geboren te Geisa, als zoon van Dr. Johann Kircher, drost van Haselstein. Hij studeerde in Fulda, Paderborn, Keulen, Koblenz en Mainz.
Evenals zijn vader was hij een aanhanger van de Contrareformatie. Als jezuïet werd hij, na leraar te zijn geweest in Würzburg, Koblenz, Heiligenstadt, Lyon en Avignon, door paus Urbanus VIII benoemd tot hoogleraar in de wiskunde aan het Collegium Romanum. Dat bood de jonge, ijverige geleerde ruime mogelijkheden om zijn wetenschappelijke werk te verrichten. Hij werd een van de grootste universele geleerden aller tijden.
Athanasius Kircher stierf in Rome in het jaar 1
680. Zijn nalatenschap bestaat uit 44 gedrukte boeken en 114 documentbanden. ‘
Henning vraagt of deze tekst, die hij zelf heeft opgesteld, mijn goedkeuring kan wegdragen. Met die ‘documentbanden‘ wordt kennelijk Kirchers correspondentie bedoeld. Zijn voor de Kerk soms compromitterende, gedeeltelijk gecensureerde brieven worden angstvallig bewaakt in de bibliotheek van de pauselijke universiteit; sinds jaren is die documentatie voor vrijwel niemand toegankelijk. Het vermelde aantal boeken is wat overdreven, maar verder klopt het wel. Ik knik en zeg dat het wezenlijke dat in zo’n korte tekst kan worden aangegeven, er inderdaad in staat.”

 

anton-haakman

Anton Haakman (Bussum, 7 september 1933)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Bilderdijk werd geboren op 7 september 1756 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 7 september 2006 en ook mijn blog van 7 september 2007.

 

 

Misbruik.

 

Ziet men aan de dorenstruiken

’t Geurig roosje niet ontluiken,

Lentes uitgezochte roem?

Ook de distel, ook de netel,

Heeft haar plaats om Floraas zetel,

Ieder braamsteng draagt haar bloem.

 

Ach, in alles is genieten;

Slechts het misbruik schept verdrieten.

Waarom grijpt ge woest in ’t rond?

Laat uw ogen dankbaar weiden

Waar de schoonheên zich verspreiden;

’t Is niet al voor hand of mond.

 

Ieder zintuig heeft zijn waarde;

Ieder heeft zijn deel op aarde:

Riek het bloempje; smaak de vrucht;

Zie Natuur haar kleed schakeren;

Hoor het boskoor kwinkeleren;

Voel de zoele kus der lucht!

 

Waan niet, als een God der Goden!

Alles onder uw geboden;

Dienstbaar aan uw grilligheden!

Stervling, stel uw zwelgzucht palen;

Waar Gods weldaân op u dalen,

Wees met wat Hij schenkt tevreden.

 

Bilderdijk

Willem Bilderdijk (7 september 1756 – 18 december 1831)

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 7 september 2007.

 

De Duits – Israëlische dichteres en schrijfster Jenny Aloni (eig. Jenny Rosenbaum werd geboren op 7 september 1917 in Paderborn.