Adriaan Roland Holst, Maarten Biesheuvel, Lydia Rood, Jane Kenyon, Susan Cooper, Michaël Vandebril, Jack McCarthy, Mitchell Albom, Pär Fabian Lagerkvist

De Nederlandse dichter Adriaan Roland Holst werd geboren op 23 mei 1888 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Adriaan Roland Holst op dit blog.

 

Er is een vrede

Er is een vrede die uit leed geboren
In ’t oog van vreugde als traan van teerheid beeft,
Of als een zachte glimlach glanzend zweeft
Over ’t gelaat dat vreugden heeft verloren.

Maar nimmer zal die vrede ’t leven schoren
Dat schuw voor ’t eigen hart in luidheid leeft,
Slechts wie de moed van eigen lijden heeft
Wordt tot de zaligheid dier vreê verkoren.

En als gij eens uw stil gelaat zult heffen
Naar dat nieuw licht boven verleden’s graf,
Roep dan mijn naam. – Ik zal uw roepen beiden.

O dan zal ik, ontroerd èn trots, beseffen
Dat ik mijn volste jeugd in liefde gaf
Aan ’t hart dat groter was dan liefdes lijden.

 

Wijdheid

Wijdheid van zijn is vrijheid van gedachten
In heldere open geest als lichtfontein
Opwaarts te stralen, en dan ijl en fijn,
Goudluchtig zwevend vocht, in daling zacht en
Overal neer te regenen – zoo rein
Als in de najaarsochtenden, na nachten
Van steromklaarde kou, de zon met prachten
Van goud doorsprenkelt sferenkristallijn.

’t Is de glimlach na luid gezongen jeugd –
Het ijl geluk dat glanzende eeuwigheid
Te ademen schijnt in een verstilde vreugd.

’t Is als een zee die na een wilden strijd
Met golven nu al ver de kim ontweken,
Vol zonweerspiegeling ligt gladgestreken.

 

De belijdenis van de stilte

I
Tijdloos Gelaat, dat boven diepten zwijgt
Waar ’t Leven wordt en sterft en stervend wordt
Went’lend…. Droom, waarheen alles eeuwig stijgt,
En Rots, waar eeuwig alles tegen stort.

Droom van mijn woord – Rots van mijn zang – ik weet
Hoe wijd de duizling van uw oogen leeft
Over het Al, en dat nooit vreugd’, nooit leed
Hun openheden oversluierd heeft.

Want als de tijd mij loslaat, en ik blijf
In duizelende zwevingen, tot ik
Plots’ uit de sidderingen van mijn lijf
Stijg, en in de eeuwigheid van ’t oogenblik

’t Eindeloos ruischen van uw zwijgen hoor
Door sferen, waar geen aardsche stem meer spreekt,
Voel ik dat zij mij aan en door zien, dóór
Tot in ’t hart van mijn hart, dat snikkend breekt.

 

 
Adriaan Roland Holst (23 mei 1888 – 5 augustus 1976)
Portret door Kees Verwey, 1965

 

De Nederlandse schrijver Maarten Biesheuvel werd geboren in Schiedam op 23 mei 1939. Zie ook alle tags voor Maarten Biesheuvel op dit blog.

Uit: Port Churchill

“Op mijn veertiende jaar mocht ik van mijn vader een klein radiotoestel van de heer Feikema, onze gereformeerde buurman, kopen. Hij deed al jaren lang in radio’s. Hij kocht kapotte toestellen op, van de allerkleinste modellen tot bakbeesten toe, die minstens een vierde van de ruimte van een gemiddelde burgermanswoning vulden, en verkocht ze weer voor prijzen die variëerden van een rijksdaalder tot tachtig gulden. Hij was boekhouder bij een houtwerf in Schiedam en vulde nagenoeg al zijn avonden met het oplappen van oude radio’s. Hij woonde in hetzelfde blok ‘witte huizen’, (de meest riante arbeidershuizen die er na de oorlog in Schiedam zijn gebouwd: ze bestonden uit zes behoorlijk ruime kamers, een keuken en een douchecel, benevens een kelder die zo groot was dat men er met gemak twee amerikaanse automobielen uit de populaire middenklasse in had kwijt gekund. De huizen maakten in 1949 slechts f 48.56, – schrijve acht en veertig gulden en zes en vijftig cent – per maand).
De vrouw waar meneer Feikema mee was getrouwd probeerde op dringend aanraden van mijn moeder, toen ik zes jaar was, mij heen te helpen over de problemen van eeuwigheid, onbegrensd heelal, tijd en ruimte. Ze verkondigde de buurtbewoners dat ik over ‘mediamieke gaven’ beschikte. (Misschien heeft ze ook wel gelijk gehad: aan hallicunatoire toestanden heeft het mij tot nog toe niet ontbroken en ondanks een viertal rustigmakende pillen dat ik dagelijks slik, ben ik toch voortdurend in hoger sferen. In ieder geval zal ik nooit in het openbaar ‘voorspellingen doen’, hoewel ik iemand maar vijf minuten hoef te observeren om precies te weten hoe het hem ‘verder zal vergaan’). Ik geloof dat ik juist dat radiootje – veertig gulden – van mijn vader kopen mocht omdat hij wellicht hoopte dat ik, wanneer ik ’s nachts, wakker liggende en denkende over problemen waar knappere koppen dan ik ook nog niet uit zijn gekomen, zo verstandig zou zijn om dat ding aan te zetten zodat mijn geest een beetje verstrooid zou raken. Het was een uiterst klein bakelieten toestel, als ik het wel heb van het merk Philips. Ik had ten behoeve van het ontvangapparaat twaalf antennedraden in mijn kamer uitgezet. Ik kan me nog heel goed herinneren hoe ik de ligging van mijn kamer ten opzichte van de coördinaten van Moskou, Tashkent, Irkoetsk, Algiers, Teheran, Istanboel en andere exotische plaatsen naar de gegevens uit mijn eenvoudige Bos schoolatlas uitrekende.”

 

 
Maarten Biesheuvel (Schiedam, 23 mei 1939)

 

De Nederlandse schrijfster en columniste Lydia Rood werd geboren op 23 mei 1957 in Velp. Zie ook alle tags voor Lydia Rood op dit blog.

Uit: Sprong in de leegte

“Nagel op het bordje. Het was zo’n lentedag dat het lijkt te sneeuwen. Ik herinner me de wittige warreling in het bleke zonlicht en al wist ik niet wat het was, ik genoot van het wisselende licht en het gedwarrel tussen de tramdraden. Zaadhuisjes waren het, weet ik nu, niet wit maar bijna doorzichtig, met de zwarte pit van het zaadje in het hart, maar dat heb ik later pas geleerd. Ik keek naar buiten en zei met mijn rug naar de kamer dat mijn ouders geen kinderen meer wilden. Tegen mijn tante zei ik dat; ze was op kraamvisite. Later zeiden ze dat ik me dat onmogelijk kon herinneren, omdat ik amper één jaar oud was, maar ik herinner me details die zij niet meer weten, zoals de nagel die mijn tante verloor toen ze haar beschuit met muisjes at: opeens lag er een felroze nagel op het bordje en ik vond het raar dat ze daaronder nóg een nagel had, met een gewone kleur. Ik herinner me ook hoe kwaad ze waren (ik was zes) toen ik erover vertelde. Niet om het verhaal zelf, dat was onschuldig genoeg, maar omdat ik volhield dat ik het me herinnerde. Die dag, mijn zesde verjaardag, kwam ik er opnieuw achter dat de wereld niet was zoals ik haar zag, maar zoals zij die wilden zien. Ik leerde ook te zwijgen over wat ik wist. Maar daar gaat het nu niet over. Het punt was dat ik dus een zusje had. Ik was amper één, amper aan het leven gewend en daar was het al. Ze lieten het me zien, een in roze ingepakt rood hoofd, en zeiden dat het mijn zusje was en dat het Elsa heette. — 0, goed, zei ik, en ik draaide me om om te gaan spelen, ik weet niet met wat, blokken of zo, het was iets met kleuren. Ja, ik zei: ‘goed’. Niet ‘koe’ of zo, met veel kwijl, gewoon ‘goed’. Ik praatte al, daar ga ik me hier dus niet voor zitten schamen. Ik heb me genoeg gedeisd gehouden. Als mensen me kunnen zien, doe ik met ze mee, maar dit schrijf ik voor mezelf. En, misschien, voor Sal.
Terwijl ik naar de lentestorm keek, zei ik: Mama genoeg kindje. Oké, perfect Nederlands is dat niet, maar ik weet het nog letterlijk en ik weet ook verdomd goed wat ik ermee bedoelde: nu is het wel genoeg. Die ene, die pik ik dan wel. De eerste tijd was het ook wel oké. Dat ik een zusje had bedoel ik. Pas later vroeg ik me af waarom ze haar gewoon Elsa hadden genoemd en mij Cornélie, wat in de klas werd afgekort tot Nelie en thuis tot Cor, met zo’n naam vraag je daar toch om? Misschien waren ze wijs geworden toen ze eenmaal gemerkt hadden dat mijn zogenaamd mooie naam alleen maar verlelijkt werd, en wilden ze dat mijn zusje besparen.”

 

 
Lydia Rood (Velp, 23 mei 1957)

 

De Amerikaanse dichteres en vertaalster Jane Kenyon werd geboren op 23 mei 1947 in Ann Arbor, Michigan. Zie ook alle tags voor Jane Kenyon op dit blog.

 

Having It Out With Melancholy

5 ONCE THERE WAS LIGHT

Once, in my early thirties, I saw
that I was a speck of light in the great
river of light that undulates through time.

I was floating with the whole
human family. We were all colors — those
who are living now, those who have died,
those who are not yet born. For a few
moments I floated, completely calm,
and I no longer hated having to exist.

Like a crow who smells hot blood
you came flying to pull me out
of the glowing stream.
“I’ll hold you up. I never let my dear
ones drown!” After that, I wept for days.

6 IN AND OUT

The dog searches until he finds me
upstairs, lies down with a clatter
of elbows, puts his head on my foot.

Sometimes the sound of his breathing
saves my life — in and out, in
and out; a pause, a long sigh. . . .

7 PARDON

A piece of burned meat
wears my clothes, speaks
in my voice, dispatches obligations
haltingly, or not at all.
It is tired of trying
to be stouthearted, tired
beyond measure.

We move on to the monoamine
oxidase inhibitors. Day and night
I feel as if I had drunk six cups
of coffee, but the pain stops
abruptly. With the wonder
and bitterness of someone pardoned
for a crime she did not commit
I come back to marriage and friends,
to pink fringed hollyhocks; come back
to my desk, books, and chair.

 

 
Jane Kenyon (23 mei 1947 – 22 april 1995)
Ann Arbor, Michigan

 

De Britse schrijfster Susan Cooper werd op 23 mei 1935 geboren in Buckinghamshire. Zie ook alle tags voor Susan Cooper op dit blog.

Uit: Ghost hawk

“He had left his canoe in the river, tied to a branch of a low-growing cherry tree. Now there was green marshland ahead of him, all round the river’s last slow curve. He pushed his way through waist-high grass toward one of the three high places in the marshland, where trees grew. They were islands of trees, never visited; the duck hunters went only to the marsh. He had chosen this place months ago, and now was the day to come back. In a squawking flurry two ducks erupted ahead of him, flying low, but his bow stayed on his back; he would not hunt till later, on the way home. He reached the trees–a tangle of pin oak and cherry, sumac and hickory, juniper and birch–and threaded his way through the grabbing branches to the two rocks that marked the tree he had chosen. There it still was, beside the rocks, still the proper shape: the small bitternut hickory tree with its twin leading stems growing in a slender V. He gave the tree a respectful greeting, and explained what he was about to do. The woven birch-bark pouch was heavy round his neck. He took out the stone blade, a long, notched rectangle of flint with one edge chipped to a fine sharpness. This blade had belonged to the tomahawk used by his father and his grandfather, until its handle broke; nobody knew where it had come from or when it was made. It was very precious to him. Carefully he fitted the blade into the cleft between the tree’s two slim branches, twisting them together above it. Then, with tough strands of deer sinew from his pouch, he bound the joined branches tightly above the stone–so tightly that they would grow together as the years went by, enclosing the blade. To make a tomahawk for your son, you needed the stone blade, and the wooden shaft, and time. In my father’s day, there was still time. When he’d finished his binding, he thanked the small tree, and gave it good wishes to grow straight and strong. Then he went back across the marshland to his canoe. On the way he shot three ducks, for the feast celebrating the arrival of the baby son who had been born early that day. I was that son. Because Flying Hawk was my father, the name they were giving me was Little Hawk.”

 


Susan Cooper (Buckinghamshire, 23 mei 1935)

 

De Vlaamse dichter Michaël Vandebril werd geboren op 23 mei 1972 in Turnhout. Vandebril studeerde rechten. Zie ook alle tags voor Michaël Vandebril op dit blog.

 

Duran Adam (staande man)

stilstaan is niet achteruitgaan
het is standhouden
ik ben gewoon iemand
als ze me weghalen

zal iemand anders mijn plaats
innemen sta op en
schrijf woorden van een dichter
op je voorhoofd: blake

whitman pasolini vinkenoog
of van vliet: het wordt tijd
dat wij orde op zaken stellen
woede verzamelen

druk ons de kop in en we
schieten dieper wortel
u wil zo graag dat we zwijgen
wel we zwijgen

als vermoord wij zijn de muur
waar u tegen loopt
ik herken de wapens
en laat ze liggen dit is ons leven

en dit is de tijd die we veil hebben
voor onze vrijheid
het spijt me u te moeten storen
maar mijn wereld brandt

 

Inat

                voor Gavrilo Princip

het heeft geen naam brandt
in mijn ogen zoals een gedicht
dat je luidop zingen kan
maar geen titel verdraagt

ik heb genoeg aan een handdruk
om te weten hoe laat het is
deze leugenachtige dag zal driemaal kraaien
om me te herinneren aan mijn heldendom

de uren kruipen voorbij langs dit café traag
en ondiep als het bruine water van de miljacka
ik kijk in de spiegel van een nieuwe tijd en zie
het avondland dat als een deken valt over mijn stad

in de verte dendert een slee
over de kasseien het geluid vult
mijn lege ziel die duizend muren
zal doorboren om tot u te komen

als een zwarte vogel die neerstrijkt
op het eeuwig smeulende veld

 

 
Michaël Vandebril (Turnhout, 23 mei 1972)

 

De Amerikaanse schrijver en slam poet Jack McCarthy werd geboren op 23 mei 1939 in Massachusetts. Zie ook alle tags voor Jack McCarthy op dit blog.

 

Riding Waves (Fragment)

II. Picking the Wave

The waves you want are waves
that don’t break all at once,
begin their break well out,
then gather force, a landslide 0f the water.
The slowly swelling approaching thunder,
rather than the sudden nearby crash.
On a good day, the right wave is the wave
that’s going to break just after passing you.
If you stood your ground,
it would hit you with a slapping sound.
If foam is forming lazily at the crest,
you are too late, let this one go. It must
be taken in the instant prior to the foam.
The right wave is curved like a bow,
up and outward from you (you are its arrow).
Its face is smooth rather than rough, .
the little surface ripples all resolved.
If you could not see it you could feel it
by the accelerating outward rush
of suddenly shallow water about your legs.
If the wave has foam on its face
from a wave that broke before it,
further out, this is a good omen.
Perhaps the best of all is the wave
that is broader at its base than most,
that is in fact two waves,
for the second will ride piggy-back on the first,
absorb all its momentum,
then break itself with reckless speed and power—
this even though neither wave was by itself
exceptional.

 

 
Jack McCarthy (Massachusetts, 23 mei 1939)

 

De Amerikaanse schrijver, journalist en radiopresentator Mitchell David Albom werd geboren op 23 mei 1958 in Passaic, New Jersey. Zie ook alle tags voor Mitch Allborn op dit blog.

Uit:The Five People You Meet in Heaven

“With 50 minutes left on earth, Eddie took his last walk along Ruby Pier. He passed an elderly couple.
“Folks,” he mumbled, touching his cap.
They nodded politely. Customers knew Eddie. At least the regular ones did. They saw him summer after summer, one of those faces you associate with a place. His work shirt had a patch on the chest that read Eddie above the word Maintenance, and sometimes they would say, “Hiya, Eddie Maintenance,” although he never thought that was funny.
Today, it so happened, was Eddie’s birthday, his 83rd. A doctor, last week, had told him he had shingles. Shingles? Eddie didn’t even know what they were. Once, he had been strong enough to lift a carousel horse in each arm. That was a long time ago.
“Eddie!” . . . “Take me, Eddie!” . . . “Take me!”
Forty minutes until his death. Eddie made his way to the front of the roller coaster line. He rode every attraction at least once a week, to be certain the brakes and steering were solid. Today was coaster day — the “Ghoster Coaster” they called this one — and the kids who knew Eddie yelled to get in the cart with him.
Children liked Eddie. Not teenagers. Teenagers gave him headaches. Over the years, Eddie figured he’d seen every sort of do-nothing, snarl-at-you teenager there was. But children were different. Children looked at Eddie — who, with his protruding lower jaw, always seemed to be grinning, like a dolphin — and they trusted him. They drew in like cold hands to a fire. They hugged his leg. They played with his keys. Eddie mostly grunted, never saying much. He figured it was because he didn’t say much that they liked him.
Now Eddie tapped two little boys with backward baseball caps. They raced to the cart and tumbled in. Eddie handed his cane to the ride attendant and slowly lowered himself between the two.
“Here we go . . . . Here we go! . . . ” one boy squealed, as the other pulled Eddie’s arm around his shoulder. Eddie lowered the lap bar and clack-clack-clack, up they went.
A story went around about Eddie. When he was a boy, growing up by this very same pier, he got in an alley fight. Five kids from Pitkin Avenue had cornered his brother, Joe, and were about to give him a beating. Eddie was a block away, on a stoop, eating a sandwich. He heard his brother scream. He ran to the alley, grabbed a garbage can lid, and sent two boys to the hospital.”

 

 
Mitchell Albom (Passaic, 23 mei 1958)
Cover

 

De Zweedse schrijver Pär Fabian Lagerkvist werd geboren in Växjö op 23 mei 1891 in Stockholm. Zie ook alle tags voor Pär Lagerkvist op dit blog.

Uit: Barabbas (Vertaald door Alan Blair)

“Yes, he was indeed the one the son of God had died for! It was to him and no other that it had been said:—Release this man and crucify me! Such were Barabbas’s thoughts as he walked away after trying to be one of them, as he strode away from the potter’s workshop in Potters’ Lane, where they had so plainly shown that they did not want him among them. And he decided to go and see them no more. But next day, when he turned up again notwithstanding, they asked what it was in their faith that he didn’t understand; showing clearly that they felt sorry and reproached themselves for not having welcomed him properly and been glad to give him the knowledge for which he was thirsting. What was it he wanted to ask them about? That he didn’t understand? Barabbas was on the point of shrugging his shoulders and replying that the whole thing was a mystery to him and, in fact, he couldn’t be bothered with it. But then he mentioned that a thing like the resurrection, for instance, he found hard to grasp. He didn’t believe that there was anyone who had risen from the dead. Glancing up from their potters’ wheels, they looked first at him and then at each other. And, after whispering amongst themselves, the eldest among them asked if he would like to meet a man whom their Master had raised from the dead? If so, they could arrange it, but not before the evening after work, as he lived some little way outside Jerusalem. Barabbas was afraid. This was not what he had expected. He had imagined they would argue about it and put forward their point of view, not try and prove it in such a pushing way. True, he was convinced that the whole thing was some queer fancy, a pious swindle, and that actually the man had not been dead. He was afraid all the same. He was not a bit keen on meeting the man. But he couldn’t very well say so. He must pretend he was grateful for the chance of convincing himself of their Lord and Master’s power. He put in time by walking about the streets in a state of mounting agitation. When he returned to the workshop at closing-time, a young man accompanied him out through the city gates and up towards the Mount of Olives. The man they sought lived on the outskirts of a little village on the slopes of the mountain. When the young potter drew aside the straw mat over the doorway they saw him sitting inside with his arms in front of him on the table and gazing straight out into the room. He seemed not to notice them until the young man greeted him in his clear voice. Then he slowly turned his head towards the door and returned their greeting in a curiously flat tone.“

 

 
Pär Lagerkvist (23 mei 1891 – 11 juli 1974)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e mei ook mijn blog van 23 mei 2015 deel 2.

Adriaan Roland Holst, Maarten Biesheuvel, Lydia Rood, Jane Kenyon, Susan Cooper, Michaël Vandebril, Jack McCarthy, Mitchell Albom, Pär Fabian Lagerkvist

De Nederlandse dichter Adriaan Roland Holst werd geboren op 23 mei 1888 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Adriaan Roland Holst op dit blog.

 

Uit een oud dorp

Een vreemdelinge – niemand kende haar –
is op haar doortocht in dit dorp gestorven:
voor kort kwam zij alleen naar hier gezworven,
op weg waarheen – geen wist het, noch vanwaar.

De winter liep ten einde; zacht al riep
– donker en zacht – het voorjaar door de tijden
van het vallen der avonden; men zeide
van haar, dat haar leven ten einde liep.

Doch zij had lang al kunnen gaan, zij was
enkel nog hier daar zij een ander wachtte;
zij wist zich hem te redden nu bij machte,
nu haar verlangen tot den dood genas.

Maar hij kwam niet; zij ging niet langer uit,
zij was te moe geworden om te lopen;
maar altijd liet zij haar klein venster open;
daar riep een vogel hem met blij geluid.

Maar hij kwam niet. Toen kwam haar einde: groot
scheen de maan in waar zij lag te zieltogen.
Er was niets meer buiten haar open ogen
dan het raam, open op dien lichten dood.

Zij zag ernaar, zij prevelde de naam
van den verlorene; met lange halen
en juublend uitslaan zongen nachtegalen
den dood naar binnen door het open raam.

Toen kwam, groots geheimzinnig en van ver,
de wind aan door den nacht; het lied verstomde –
In den morgen, toen de mensen haar vonden,
regende het. Zij was al eeuwen her.

 

Dit Eiland

Hoe zijn wij hier geland,
waartoe… vanwaar…?
ligt ergens aan het strand
dat vreemde schip nog klaar?
en als het anker is gelicht,
naar waar… naar waar…?

 
Adriaan Roland Holst (23 mei 1888 – 5 augustus 1976)
Het huis van A. Roland Holst aan de Nesdijk in Bergen

Lees verder “Adriaan Roland Holst, Maarten Biesheuvel, Lydia Rood, Jane Kenyon, Susan Cooper, Michaël Vandebril, Jack McCarthy, Mitchell Albom, Pär Fabian Lagerkvist”

Jack McCarthy, Friedrich Achleitner, Mitchell Albom, Annemarie Schwarzenbach, Pär Fabian Lagerkvist, Jean Markale

De Amerikaanse schrijver en slam poet Jack McCarthy werd geboren op 23 mei 1939 in Massachusetts. Zie ook alle tags voor Jack McCarthy op dit blog.

 

Riding Waves

I. The Approach

On a heavy day, with large and many waves,
it’s easy to waste all your strength
getting out to wherethey’re breaking.
Don’t make this mistake.
As you work your way out
through the maelstrom of the broken waves,
don’t let them strike you.
For they will drive you backward,
and when you reach the surf-line—
if you do— you’ll be exhausted,
unequal to the task awaiting you.
Instead, play porpoise. As the broken wave
approaches, dive in front of it, just deep
enough for your hands to reach the bottom.
Dig your fingers in the sand and hold
until the wave is past, then push up quickly,
lest another wave be bearing down.
In that event, and no time to dive,
take a quick breath and duck your head
completely down before the leading edge of foam.
You won’t lose more than two steps.

With the diving and the ducking it’s not hard
arriving unexhausted at the surf-line.
Then you pick your wave.

 

 
Jack McCarthy (Massachusetts, 23 mei 1939)

Lees verder “Jack McCarthy, Friedrich Achleitner, Mitchell Albom, Annemarie Schwarzenbach, Pär Fabian Lagerkvist, Jean Markale”

Jack McCarthy, Mitchell Albom, Lydia Rood, Pär Fabian Lagerkvist, Jean Markale, Annemarie Schwarzenbach

De Amerikaanse schrijver en slam poet Jack McCarthy werd geboren op 23 mei 1939 in Massachusetts. Zie ook alle tags voor Jack McCarthy op dit blog.

Uit: The Saga of 57

„an oratorio for 4 voices, 2 microphones, and 54 years
J: The vast majority of the lines in this piece have been culled from your own beautifully punctuated reminiscences. Thank you for giving me the opportunity to do this, and thank you for giving me such great material to work with.
The story of 57 starts when we were fourteen. Who ever came up with the idea of sending boys away to boarding school when they turned fourteen? Must have been some kid’s father. Driving the young males out of the herd.
B: At some point, most of us surely felt that we were sinking, and looked for a life preserver. But the school was expecting us to swim. Huc venite pueri ut viri sitis—and we did.
A: Some of us had to survive summer school just to get in the door.
B: The 32-hour train ride to Exeter was the loneliest, most heart rending event in my life.
A: My father removed his wristwatch and handed it to me and I still wear it today. It would take four days to travel from San Antonio to Exeter.
B: I never studied as hard or as diligently as I did that summer.
A: I flunked Spanish, but they admitted me on my sweet smile and my use of the word sir.
B: The night before Decision Day I went to Phillips Church to ask for divine intervention. Mr. Adkins came out of his house and told me he was going to pass me. I knew at that moment that I was accepted. Effort counted as much as knowledge.
J: That was a well-kept secret!
B: The rest of us arrived right after Labor Day, that saddest of holidays.“

 


Jack McCarthy (Massachusetts, 23 mei 1939)

Lees verder “Jack McCarthy, Mitchell Albom, Lydia Rood, Pär Fabian Lagerkvist, Jean Markale, Annemarie Schwarzenbach”

Susan Cooper, Friedrich Achleitner, Jane Kenyon, Jack McCarthy, Jean Markale, Pär Fabian Lagerkvist, Annemarie Schwarzenbach

De Britse schrijfster Susan Cooper werd op 23 mei 1935 geboren in Buckinghamshire. Zie ook mijn blog van 23 mei 2009.

Uit: The Dark Is Rising

„The walk down Tramps’ Alley began soon to be less fun than he had expected. Will’s ankles ached from the strain of kicking a way through the snow. The parcels were awkward to carry. The red-golden glow from the sun died away into a dull greyness. He was hungry, and he was cold.
Trees loomed high on his right: mostly elms, with an occasional beech. At the other side of the track was a stretch of wasteland, transformed by the snow from a messy array of rank weeds and scrub into a moon-landscape of white sweeping slopes and shaded hollows. All around him on the snow-covered track twigs and small branches lay scattered, brought down from the trees by the weight of the snow; just ahead, Will saw a huge branch lying right across his path. He glanced apprehensively upward, wondering how many other dead arms of the great elms were waiting for wind or snow-weight to bring them crashing down. A good time for collecting firewood, he thought, and had a sudden tantalising image of the leaping fire that had blazed in the fireplace of the great hall: the fire that had changed his world, by vanishing at the word of his command and then obediently blazing into his life again.
As he stumbled along in the cold snow, a sudden wild cheerful idea sprang up in his mind out of he thought of that fire, and he paused, grinning to himself. You gonna fix it? Well, no, friend, I probably can’t get you a warm Christmas day really, but I could warm things up a bit here, now. He looked confidently at the dead branch lying before him, he said to it softly, mischievously, “Burn!”

Cooper

Susan Cooper (Buckinghamshire, 23 mei 1935)

 

De Oostenrijkse schrijver en architect Friedrich Achleitner werd geboren op 23 mei 1930 in Schalchen. Zie ook mijn blog van 23 mei 2009.

 

Uit: Einschlafgeschichten

 

„1 karl sparschwein – der name war ein pseudonym, das auf einen sparkassenbeamten im mittleren management gut passte –, karl sparschwein also war der meinung, dass er sich ein originelles pseudonym ausgesucht habe.

2 karl sparefroh war schweizer, etwas einfachen gemüts und nicht besonders gut mit humor ausgestattet. von einem pseudonym hat man ihm abgeraten, was er, ohne die miene zu verziehen, befolgte.

3 karl sparschwein hat, wie man weiß, ein zusammengesetztes pseudonym verwendet. das spar bezog sich auf seinen beruf und das schwein auf ihn selbst.

4 franz freudenschuss war schweizer vom scheitel bis zur sohle, womit aber nicht bewiesen ist, dass er auch wirklich eine sohle hatte.

5 georg ungestüm war so lahmarschig, dass ihm sogar das von der gemeinde aufgezwungene pseudonym nichts nutzte.

6 milchreis ist kein name, erklärte unlängst der berühmte namensforscher hans-walther reisfleisch. milchreis nicht.
7 karl schweizer war siebenbürger. er trug diesen namen, weil die sachsen jene
leute, die die kühe molken, schweizer nannten. in der schweiz war er nie. er durfte auch als kind beim blinde-kuh-spiel nie mitmachen.

es ist vier uhr früh. ich liege im romantikhotel stern in chur. ich habe jetzt sieben mal das licht aufgedreht und hoffe inbrünstig, dass mir keine blöde geschichte mehr einfällt. kaum hatte ich das licht wieder ausgedreht, kam ein anruf der schweizer landesverteidigung, sie hätten meine lichtsignale aus dem zimmer 306 (mit der bezeichnung: alt landammann dr. christian jost nationalrat und bankpräsident der gkb) empfangen, aber keinen passenden code. mich überkam ein berauschendes machtgefühl, und ich schlief sofort ein.

als vor meinem fenster ein böller krachte und ich nachschaute, was los war, sah ich, dass auf der straße niemand, jedoch vollmond war.“

 

achleitner_friedrich

Friedrich Achleitner (Schalchen, 23 mei 1930)

 

De Amerikaanse dichteres en vertaalster Jane Kenyon werd geboren op 23 mei 1947 in Ann Arbor, Michigan. Zie ook mijn blog van 23 mei 2009.

 

February: Thinking of Flowers 

 

Now wind torments the field,

turning the white surface back

on itself, back and back on itself,

like an animal licking a wound.

 

Nothing but white–the air, the light;

only one brown milkweed pod

bobbing in the gully, smallest

brown boat on the immense tide.

 

A single green sprouting thing

would restore me. . . .

 

Then think of the tall delphinium,

swaying, or the bee when it comes

to the tongue of the burgundy lily. 

 

 

Dutch Interiors 

 

Christ has been done to death

in the cold reaches of northern Europe

a thousand thousand times.

Suddenly bread

and cheese appear on a plate

beside a gleaming pewter beaker of beer.

 

Now tell me that the Holy Ghost

does not reside in the play of light

on cutlery!

 

A Woman makes lace,

with a moist-eyed spaniel lying

at her small shapely feet.

Even the maid with the chamber pot

is here; the naughty, red-cheeked girl. . . .

 

And the merchant’s wife, still

in her yellow dressing gown

at noon, dips her quill into India ink

with an air of cautious pleasure.

 

jane-kenyon

Jane Kenyon (23 mei 1947 – 22 april 1995)

 

De Amerikaanse schrijver en slam poet Jack McCarthy werd geboren op 23 mei 1939 in Massachusetts. Zie ook mijn blog van 23 mei 2009.

 

Even Though 

 

We were sitting in our armchairs,

feet up, blankets over legs,

watching a DVR on TV,

and when it ended and I deleted it,

the cable box defaulted to Americana music,

John Fogarty singing “Don’t You Wish It Was True,”

 

and simultaneously,

Carol’s toes and mine started

tapping—well, not really tapping,

there was nothing actually to tap against,

just wiggling the blankets.

 

Carol noticed the synchronism before I did,

and said, “This is how old people dance,”

and we both laughed. Even though

it wasn’t the least bit funny,

we had a good laugh.

Both of us.

Together.

 

jackmccarthy

Jack McCarthy (Massachusetts, 23 mei 1939)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 23 mei 2009.

 

De Franse dichter en schrijver Jean Markale (eig. Jacques Bertrand) werd geboren in Parijs op 23 mei 1928.

 

De Zweedse schrijver Pär Fabian Lagerkvist werd geboren in Växjö op 23 mei 1891 in Stockholm. Zie ook mijn blog van 23 mei 2007 en ook mijn blog van 23 mei 2008

 

De Zwitserse schrijfster Annemarie Schwarzenbach werd geboren op 23 mei 1908 in Zürich.

 

Adriaan Roland Holst, Maarten Biesheuvel, Lydia Rood, Mitchell Albom, Susan Cooper, Pär Fabian Lagerkvist, Jean Markale, Friedrich Achleitner, Jane Kenyon, Jack McCarthy, Annemarie Schwarzenbach

De Nederlandse dichter Adriaan Roland Holst werd geboren op 23 mei 1888 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 23 mei 2008 en ook mijn blog van 23 mei 2007 en ook mijn blog van 23 mei 2006.

 

TENEBRIS MUNDI

 

De wolken gaan en de dorre blaren

waarheen de wind het wil;

en wij ook staan nu aan alle verten

blootgesteld, en onze harten

– uitgewoond door te lang ervaren,

en een snel einde al op til –

 

o, als arme vergeten dorpen

werden zij, bij de grens, en soms

komt, onderweg naar een somber nergens,

vluchtend een koning er zich verbergen,

die zijn kroon al heeft weggeworpen….

de wind kwam over hem en ons.

 

De hooge droomen en de volken

nemen nu westelijk hun baan

door de late zielstochten bewogen.

Werelden gingen; langs mijn oogen

zie ik de blaren gaan, en de wolken,

en voel de wind gaan.

 

 

De Verlatene

 

De wind en het grauwe weer gaan over mijn hart,

en ergens over een dak waar ik heb bemind;

de winter wordt koud, en de struiken zijn al zwart –

over een plek waar mijn graf zal zijn gaat de wind.

 

Ik zou vuur maken als zij hier weer bij mij kwam

als eens in dat oud verhaal van haar en van mij;

maar nu sta ik, stil en denkende, bij het raam –

de winter wordt koud; de jaren gingen voorbij.

 

 

Bellenblazen

 

3

Verzaligd zat zij, plichtvergeten,

bellen te blazen. ’t Was nog vroeg

en stil, zij had nog niet ontbeten,

ik wél, en had al schoon genoeg

van dure plichten die ons wachten

na het ontbijt: de bellen, een

voor een, zweefden omhoog, zij lachte

ze na tot bel na bel verdween,

want alle wonderen verdwijnen

– voor nieuwe wonderen aan de haal –

in lichte stilte –

zij blaast de mijne

het stille licht in, allemaal.

 

Holst

Adriaan Roland Holst (23 mei 1888 – 5 augustus 1976)
Standbeeld, genaakt door Mari Andriesse, in Bergen

 

De Nederlandse schrijver Jacob Martinus Arend (Maarten) Biesheuvel werd geboren in Schiedam op 23 mei 1939. Zie ook mijn blog van 23 mei 2007 en ook mijn blog van 23 mei 2008

 

Uit: De trui

 

„Tijdens een winderige winteravond zat Dirk Olieslager, die president-directeur en nagenoeg eigenaar van de grootste rederij van Rotterdam was, in de ruime woonkamer van zijn huis gelegen in een klein park in de grote stad, samen met zijn vrouw Vera en zijn dochter Evelien van zestien die haar huiswerk zat te maken, naar een pianoconcert van Mozart te luisteren. Er waren nog twee zoons, maar die waren niet thuis. Ze wilden ook niets met de rederij te maken hebben. De eerste was al jong hoogleraar algemene taalwetenschap aan een bekende universiteit in Amerika geworden en de tweede speelde hobo in het Concertgebouworkest. De hoogleraar kwam maar eens in de twee jaar zijn ouderlijk huis opzoeken en de hoboïst vaker, maar alleen op hoogtijdagen. Het deed meneer Olieslager in grote mate verdriet dat zijn zoons niets in het bedrijf zagen, hij miste zijn ‘beide kerels’. Vaak, in zijn dromen, zag hij hen praten met de kapiteins van zijn schepen, hij hoorde hun schallende lach over de kaden van zijn bedrijf. Hij was gelukkig getrouwd, Vera was een statige, modieus geklede en vriendelijke vrouw. Evelien die op het gymnasium zat was bezig met een vertaling van een gedicht van Ovidius. Het grote staande Engelse horloge tikte luid, langzaam en regelmatig. Mevrouw bladerde de Amerikaanse uitgave van het tijdschrift ‘Cosmopolitan’, juli 1962 door en Olieslager zat zijn nagels een beetje te vijlen. Hij overdacht zijn leven en besefte dat hij toch behoorlijk gelukkig was. Hij had eigenlijk maar één verborgen wens en dat was een ontmoeting in levende lijve met Juliette Caroll, een Amerikaanse fil
mster die nu al in twaalf bekende films had gespeeld en die het sexidool van miljoenen mannen van Tokyo tot Amsterdam, van Kaapstad tot Groenland was. Er draaide vanavond een nieuwe film waarin zij speelde, in het Thaliatheater. Hij wilde daar eigenlijk graag naar toe, maar durfde niet aan zijn vrouw te vragen of ze zin had om mee te gaan.“

 

biesheuvel

Maarten Biesheuvel (Schiedam, 23 mei 1939)

 

De Nederlandse schrijfster en columniste Lydia Rood werd geboren op 23 mei 1957 in Velp. Zie ook mijn blog van 23 mei 2007 en ook mijn blog van 23 mei 2008

 

Uit: Slotervaart aan zee (column)

‘Jij bent een Belg, toch?’ zei de ene Marokkaan provocerend tegen de andere in de Marokkaanse badplaats Saidia.

‘Helemaal niet!’ zei de andere Marokkaan verontwaardigd. ‘Ik kom uit Amsterdam!’

‘Slotervaart dan zeker?’ vroeg de ene Marokkaan, die zelf in een wit dorpje woont. ‘Daar kom ik ook vandaan.’

‘Mooi niet! Ik ken iedereen in Slotervaart en jij woont daar niet’, zei de andere. Ze spraken Nederlands.

De jongen uit Slotervaart had met twee vrienden een villa gehuurd. Niet van de eigenaar, die in Frankrijk woont, maar van de bewaker van het pand. Voor zijn diensten als bewaker krijgt hij een schijntje. Verhuren is dan een leuke bijverdienste.

‘Je moet het zelf weten’, zei de ene Marokkaan tegen de bewaker. ‘Dat jij dat huis illegaal verhuurt, is mijn zaak niet. Maar ik zou het niet aan deze jongens doen.’ Met alle vooroordelen van iemand uit een wit dorpje wist hij dat een jonge Marokkaan uit Slotervaart niet kon deugen.“

 

Rood

Lydia Rood (Velp, 23 mei 1957)

 

De Amerikaanse schrijver, journalist en radiopresentator  Mitchell David Albom werd geboren op 23 mei 1958 in Passaic, New Jersey. Hij studeerde sociologie aan de Brandeis University en journalistiek aan de Columbia University’s Graduate School of Journalism. Oorspronkelijk wilde hij musicus en songwriter worden. Hij trad op in nightclubs en in colleges, maar geleidelijk aan kreeg hij interesse in schrijven. In 1997 verscheen Tuesdays with Morrie,(een verslag van zijn ontmoetingen met een hoogleraar sociologie die verteld over leven met een dodelijke ziekte), dat meteen een bestseller werd, nadat het door Oprah Winfrey besproken was. Er werd een succesvolle televisiefilm van gemaakt. Zijn volgende boek The Five People You Meet In Heaven, een roman, was eveneens een bestseller, maar werd door de kritiek als te sentimenteel afgedaan. Zijn tweede roman For One More Day verscheen in 2006. Albom richtte een hulporganisatie A Time to Help op die elke maand een project uitvoert om de bevolking van Detroit te helpen.

 

Uit: Tuesdays With Morrie

 

„The last class of my old professor’s life took place once a week in his house, by a window in the study where he could watch a small hibiscus plant shed its pink leaves. The class met on Tuesdays. It began after breakfast. The subject was The Meaning of Life. It was taught from experience.
No grades were given, but there were oral exams each week. You were expected to respond to questions, and you were expected to pose questions of your own. You were also required to perform physical tasks now and then, such as lifting the professor’s head to a comfortable spot on the pillow or placing his glasses on the bridge of his nose. Kissing him good-bye earned you extra credit.
No books were required, yet many topics were covered, including love, work, community, family, aging, forgiveness, and, finally, death. The last lecture was brief, only a few words.
A funeral was held in lieu of graduation.
Although no final exam was given, you were expected to produce one long paper on what was learned. That paper is presented here.
The last class of my old professor’s life had only one student.
I was the student.
It is the late spring of 1979, a hot, sticky Saturday afternoon. Hundreds of us sit together, side by side, in rows of wooden folding chairs on the main campus lawn. We wear blue nylon robes. We listen impatiently to long speeches. When the ceremony is over, we throw our caps in the air, and we are officially graduated from college, the senior class of Brandeis University in the city of Waltham, Massachusetts. For many of us, the curtain has just come down on childhood.“

 

Albom

Mitchell Albom (Passaic, 23 mei 1958)

 

De Britse schrijfster Susan Cooper werd op 23 mei 1935 geboren in Buckinghamshire. Ze ging naar de Slough Grammar School voordat ze aan Oxford University ging studeren. Op Somerville College volgde ze Engels. Twee van de professoren waarbij ze colleges liep waren J.R.R. Tolkien en C.S. Lewis. Tijdens haar studie was Cooper de eerste vrouwelijke redacteur van het universiteitsblad. Na haar afstuderen begon ze als journalist bij The Sunday Times Haar eerste boeken werden geschreven in deze periode. Coopers eerste kinderboek, Boven Zee, onder Steen, schreef ze zelfs als reactie op een prijsvraag van een uitgeverij voor een ‘avonturenboek voor kinderen’. In 1963 verliet ze Engeland om met een Amerikaan te trouwen. Ze schreef nog twee boeken voor volwassenen en een kinderboek over haar eigen jeugdervaringen tijdens de Blitzkrieg in Londen, Dawn of Fear, gepubliceerd in 1970. Hierna vervolgde ze haar beroemde Duistere vloed-serie, waarvan het laatste deel in 1977 verscheen. Na het afsluiten van deze serie ging Susan Cooper in het theater werken. Haar eerste toneelstuk, Foxfire, schreef ze samen met de Canadese acteur Hume Cronyn.

 

Uit: Silver on the Tree

 

He stared round the square room, filling the length and breadth of the tower, into which they had just come. “Look!”

Brightness was everywhere: a soft, greenish light filtered through the quartz-like walls of the room. It could be a cave of ice, Will thought. But this was a cluttered, busy place, as if someone had left it in a hurry while preoccupied with some great complex matter. Piles of curling manuscript lay on the tables and shelves, and on the thick rush mat that covered the floor; against one wall an en
ormous heavy table was littered with strips of shining metal and chunks of glass and rock, red and white and greenish-blue, all among an array of delicate gleaming tools which reminded Will of the workshop behind his father’s jewelry shop at home. Then his eye was caught by something high on the wall: a plain round shield, made of gleaming gold.

Gwion leapt light-footed up on to a table and took the shield down from the wall. He held it out.

“Take this, Will. Three shields, once in the days of his greatness, King Gwyddno made for the Light. Two of them were taken by the Light to places where danger might come, and the third they left here. I have never known why — but perhaps this moment now is why, and has been all along. Here.”

Will took the round gleaming thing and slid his arm through the holding-straps on the inner side. “It’s beautiful,” he said. “And-so are the other two that he made. I have seen them, I think. In . . . other places. They have never been used.”

“Let us hope this one need not be used either,” Gwion said.

Bran said impatiently, “Where is the king?” He was looking up at a curving wrought-iron staircase, wonderfully curli-cued, which spiralled its way up to disappear through an opening in the high glassy ceiling of the room.“

 

Susan_Cooper

Susan Cooper (Buckinghamshire, 23 mei 1935)

 

 

 

De Zweedse schrijver Pär Fabian Lagerkvist werd geboren in Växjö op 23 mei 1891 in Stockholm. Zie ook mijn blog van 23 mei 2007 en ook mijn blog van 23 mei 2008

 

Uit: My Father and I

 

„”‘No, my boy, it’s not horrible,’ he said, taking me by the hand.

‘Yes, father, it is.’

‘No, my child, you mustn’t think that. Not when we know there is a God.’ I felt so lonely, forsaken. It was so strange that only I was afraid, not father, that we didn’t think the same. And strange that what he had said didn’t help me and stop me from being afraid. Not even what he said about God helped me. … We walked in silence, each with his own thoughts. My heart contracted, as though the darkness had got in and was beginning to squeeze it.

Then, as we were rounding a bend, we suddenly heard a mighty roar behind us! We were awakened out of our thoughts and alarmed. Father pulled me down onto the embankment, down into the abyss, held me there. Then the train tore past, a black train. All the lights in the carriages were out, and it was going at frantic speed. What sort of train was it? There wasn’t one due now!

We gazed at it in terror. The fire blazed in the huge engine … sparks whirled out into the night. It was terrible. The driver stood there in the light of the fire, pale, motionless, his features as though turned to stone. Father didn’t recognize him, … the man just stared straight ahead, as though intent only on rushing into the darkness, far into the darkness that had no end.

…. I stood there panting, gazing after the furious vision. It was swallowed up by the night. Father took me onto the line; we hurried home. He said, ‘Strange, what train was that? And I didn’t recognize the driver.’ Then we walked on in silence.“

 

Lagerkvist

Pär Fabian Lagerkvist (23 mei 1891 – 11 juli 1974)

 

 

De Franse dichter en schrijver Jean Markale (eig. Jacques Bertrand) werd geboren in Parijs op 23 mei 1928. Als kind wijdde zijn grootmoeder hem in in de verhalen en plaatselijke legenden , waardoor hij een echte passie ontwikkelde voor de Bretoense cultuur. Hij startte zijn loopbaan als leraar talen in Parijs. Als specialist in de middeleeuwse literatuur leidde hij zijn leerlingen doorheen de verhalen van Chrétien de Troyes en vertelde hij met verve de mysterieverhalen van Brocéliande. Ondertussen bestudeerde hij de Arthurcyclus en specialisserde hij zich mettertijd in de Keltische geschiedenis en letterkunde en verliet tenslotte het onderwijs. Hij publiceerde verschillende boeken over de Keltische beschaving.

 

Uit: Contes et légendes des pays celtes

 

„L’existence des Celtes est connue du grand public par l’histoire du roi Arthur, des chevaliers de la table ronde, du mythe du Graal et de l’enchanteur Merlin. Mais la culture et l’influence de la civilisation Celte ont une bien plus grande importance pour notre civilisation. Les peuples Celtes, de race indo-européenne, ont franchi toute l’Europe au premier millénaire avant notre ère, y ont laissé des traces durables, et sont arrivés en Bretagne vers -700 av. JC . Ils nomment la péninsule “Aremorica”, “qui regarde la mer” (l’Armorique). La terre des futurs Bretons est alors recouverte de forêts où vivent des populations autochtones paysannes, que les envahisseurs organisent. Ils apportent avec eux les secrets du fer, la langue qui deviendra la langue gauloise, et une nouvelle religion, le druidisme. Les Druides cherchent à percer les secrets de la nature, connaissent les plantes qui guérissent, l’astrologie, l’importance des rapports entre l’homme et le cosmos. La religion Celte est fondée sur la recherche d’une harmonie entre l’homme et la nature, une philosophie s’adaptant à la réalité, ce qui suppose la recherche de la communion avec la nature et la connaissance de son fonctionnement.“

 

JeanMarkale

Jean Markale (23 mei 1928 – 23 november 2008)

 

De Oostenrijkse schrijver en architect Friedrich Achleitner werd geboren op 23 mei 1930 in Schalchen. Van 1950 tot 1953 studeerde hij in Wenen architectuur. In 1958 gaf hij zijn werk als architect op om zelfstandig schrijver te worden. Naast gedichten in het dialect begon hij, aangemoedigd door Eugen Gomringer konkrete poëzie en montageteksten te schrijven. Als essayist bleef hij ook de moderne architectuur kritisch volgen.

 

Uit: und oder oder und

 „schlachtfeld festgetretener lehm, feuchter sand, mit moos überzogen, kleine pfützen, ordinäre disteln, zigarettenstummel, blechdosen, hundekot. gräben, eingestürzt, zugewachsen. kniehohes gebüsch. gehölz. verdorrtes gras. schrott. rost. der wandernde blick findet keinen halt, keinen anlass, wo anzuhalten. leere, soweit das auge reicht. das große ereignis hat kleine spuren hinterlassen. du siehst nur, was du auf deiner festplatte mitbringst. die orte sind verdunstet. kein dunst von einer vorstellung. dabei handelt es sich nur um vorstellungen. das haben schlachtfelder so an sich.“

Achleitner

Friedrich Achleitner (Schalchen, 23 mei 1930)

 

De Amerikaanse dichteres en vertaalster Jane Kenyon werd geboren op 23 mei 1947 in Ann Arbor, Michigan. Aan de universiteit van Michigan ontmoette zij de dichter Donald Hall die negentien jaar ouder was. Toch trouwde zij in 1972 met hem. Het paar verhuisde naar Eagle Pond Farm, nabij Wilmot, New Hampshire. Kenyon stierf al op 47-jarige leeftijd aan leukemie. Tijdens haar leven verschenen vier bundels: Constance (1993), Let Evening Come (1990), The Boat of Quiet Hours (1986), en From Room to Room (1978). Zij vertaalde ook gedichten van Anna Achmatova uit het Russisch.

 

 

Let Evening Come

  

Let the light of late afternoon

shine through chinks in the barn, moving

up the bales as the sun moves down.

 

Let the cricket take up chafing

as a woman takes up her needles

and her yarn. Let evening come.

 

Let dew collect on the hoe abandoned

in long grass. Let the stars appear

and the moon disclose her silver horn.

 

Let the fox go back to its sandy den.

Let the wind die down. Let the shed

go black inside. Let evening come.

 

To the bottle in the ditch, to the scoop

in the oats, to air in the lung

let evening come.

 

Let it come, as it will, and don’t

be afraid. God does not leave us

comfortless, so let evening come.

 

kenyon

Jane Kenyon (23 mei 1947 – 22 april 1995)

 

De Amerikaanse schrijver en slam poet Jack McCarthy werd geboren op 23 mei 1939 in Massachusetts.Hij begon in de jaren zestig al met het schrijven van gedichten, maar het duurde tot de jaren negentig voordat hij voor een publiek ging optreden. Hij omschrijft zijn stijl van optreden als “stand-up poetry,” of noemt zich zelf een “stand-up poet,”

DRUNKS (Fragment)

 

               for my father, and the people who almost saved his life

 

         We died of pneumonia in furnished rooms

         where they found us three days later

         when somebody complained about the smell

         we died against bridge abutments

         and nobody knew if it was suicide

         and we probably didn’t know either

         except in the sense that it was always suicide

         we died in hospitals

         our stomachs huge, distended

         and there was nothing they could do

         we died in cells

         never knowing whether we were guilty or not.

 

         We went to priests

         they gave us pledges

         they told us to pray

         they told us to go and sin no more, but go

         we tried and we died

 

         we died of overdoses

         we died in bed (but usually not the Big Bed)

         we died in straitjackets

         in the DTs seeing God knows what

         creeping skittering slithering

         shuffling things

 

         And you know what the worst thing was?

         The worst thing was that

         nobody ever believed how hard we tried

 

         We went to doctors and they gave us stuff to take

         that would make us sick when we drank

         on the principle of so crazy, it just might work, I guess

         or maybe they just shook their heads

         and sent us places like Dropkick Murphy’s

         and when we got out we were hooked on paraldehyde

         or maybe we lied to the doctors

         and they told us not to drink so much

         just drink like me

         and we tried

         and we died

 

JackMcC

Jack McCarthy (Massachusetts, 23 mei 1939)

 

 De Zwitserse schrijfster Annemarie Schwarzenbach werd geboren op 23 mei 1908 in Zürich. Zij stamde uit een zeer welgestelde familie van industriëlen. Zij was een briljante studente die na haar studie naar Berlijn trok waar zij bevriend raakte met Klaus en Erika Mann. Zij steunde hen politiek en financieel bij hun antifascistische projecten en engageerde zich vanaf 1933 ook in het verzet waardoor zij met haar conservatieve familie in conflict kwam. Samen met de Manns had zij ook haar eerste ervaringen met morfine, waar zij nooit meer van losraakte. Haar reizen brachtern haar de hle wereld rond. Schwarzenbach debuteerde in 1931 met de roman „Freunde um Bernhard“.

 

Uit: Wir werden es schon zuwege bringen, das Leben. Briefe an Erika und Klaus Mann 1930-1942.

 

“Schau, ich setze mich ernstlich damit, mit mir also, auseinander. Ich weiß, dass wir dringende Aufgaben haben, die dringenden Einsatz verlangen. Ich verstehe deshalb auch, dass auf Dich, wie sehr erst auf Erika, meine Unruhe so wirken muss, wie früher meine mangelnde Verfügbarkeit, weil ich den Mohnfeldern erlag. Aber halten wir’s doch fest, dass immerhin der Unterschied prinzipiell ist, ob ich krank bin, oder aber ob ich es nicht fertig bringe, meine Art zu schreiben mit den Forderungen des normalen Lebens zu vereinen. Du siehst, den Vorwurf des morbiden Trotzes möchte ich ablehnen.

 

annemarie_schwarzenbach

Annemarie Schwarzenbach (23 mei 1908 – 15 november 1942)

Adriaan Roland Holst, Maarten Biesheuvel, Lydia Rood, Pär Fabian Lagerkvist

In verband met een korte vakantie van Romenu zijn de postings even wat minder uitvoerig.

 

De Nederlandse dichter Adriaan Roland Holst werd geboren op 23 mei 1888 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 23 mei 2007 en ook mijn blog van 23 mei 2006.

 

Wat was

 

Toen er niets meer dan afbraak overbleef

deed hij de glazen deuren langzaam open

en trad naar buiten en dacht: ik weerstreef

niet meer en zie van hopen en wanhopen

af nu het graf mij wacht. Ik heb geleefd,

gedronken en gegeten wat ik wilde

en alles wat ik in de avond schreef

blijft naast mij.

 

De ploeger

 

Ik vraag geen oogst; ik heb geen schuren –

Ik sta in uwen dienst, zonder bezit –

Maar ik ben rijk in dit:

Dat ik de ploeg van uw woord mag besturen,

En dat gij mij hebt toegewezen

Dit afgelegen land en deze

Hooge landouwen, waar – als in het uur

Der schafte bij de paarden van mijn wil

Ik leun vermoeid en stil –

De zee mij zichtbaar is zoover ik tuur.

Ik vraag maar een ding: kracht

Te dulden dit besef, dat ik geboren ben

In ’t najaar van een wereld

En daarin sterven moet –

Gij weet hoe, als de ritselende klacht

Van die voorbije schoonheid mij omdwerelt,

Weemoed mij talmen doet

Tot ik welhaast voor u verloren ben –

Ik zal de halmen niet meer zien

Noch binden ooit de volle schoven,

Maar doe mij in den oogst geloven

Waarvoor ik dien –

Opdat, nog in de laatste voor,

Ik weten mag dat mij uw doel verkoor

Te zijn een ernstige ploeger op de landen

Van een te worden schoonheid; eenzaam tegen

Der eigen liefde dalend avondrood, –

Die ziet beneden aan de sprong der wegen

De hoeve van zijn deemoed, en het branden

Der zachte lamp van een gelaten dood –

 

 

 

Geen mensch meer

 

Als weer en weer die blijde hamer

hartslag mijn aambeeld slaat, en slaat:

als gij weer, hoog en starend, gaat

door deze kamer:

 

als weer – voormenschlijk zegevieren –

binnen de baan die gij beschrijft

er niets van alles overblijft

dan goden en dieren:

 

laat dan de wereld de wereld verdelgen

in het raam waar de dag omkomt –

als binnen maar de stilte gromt

van hun zwelgen.

HolstLucebert

Adriaan Roland Holst (23 mei 1888 – 5 augustus 1976)
Hier met de dichter en schilder Lucebert

 

De Nederlandse schrijver Jacob Martinus Arend (Maarten) Biesheuvel werd geboren in Schiedam op 23 mei 1939. Zie ook mijn blog van 23 mei 2007.

Uit: Gemiste kans

“Er was een groot feest in het huis van Rein Dool in Dordrecht, en wel op een avond in de herfst. Dat huis is geweldig groot, aan de voorkant ligt het aan de Wolwevershaven en aan de achterkant staat het midden in de Oude Maas, die machtige, brede, klotsende en snelstromende rivier. Het huis is eigenlijk een klein paleisje, ooit gebouwd voor een bankier uit Rotterdam. Dat moet een heel rijke man zijn geweest, want het huis heeft dikke stenen muren en is overal van binnen met mahonie betimmerd. Eva en ik waren ook voor het feest uitgenodigd. We luisterden met veel plezier naar twee strijksextetten van Brahms, uitgevoerd door levende musici; er was een grote gerookte zalm op een zilveren schaal, er waren salades, er was brood met paté, er was soep, makreel en haring. Rein had goede sigaren besteld. Er was wodka, wijn en bier in grote hoeveelheden. Ik raakte in een opperbeste stemming en kuste Eva in een donker hoekje op een tweezitsbankje. Hier en daar brandden kaarsen. Toen de musici het ‘Dissonantenkwartet’ van Mozart begonnen te spelen werd ik eufoor, ik stak een tuitknak uit de winkel van Hajenius op en begon door het huis te dwalen. Na een minuut of tien kwam ik voor een deur waarachter ik onbekende stemmen hoorde. ‘Dus jij vindt dat we de oversteek maar moeten maken, Vladimir?’ hoorde ik. ‘Maar natuurlijk, Herman,’ zei iemand, ‘we varen eerst naar Newfoundland en dan zien we wel verder.’ ‘Nicolai, geef jij Jane even een stuk kaas,’ hoorde ik, ‘we zullen maar niet naar dat feest hier toegaan, hè? We zouden veel te veel opvallen.’ ‘Pontius, geef mij dat scherpe mes even aan, het lijkt wel of er op de deur wordt gebonsd, kom toch binnen!’ Ik trad binnen en zag dertien pe
rsonen: twee dames en elf heren. Maar wat zagen ze er allemaal merkwaardig uit. Een man die iets kleiner was dan ik kwam op me af. Hij droeg een bruingrijs tweedjasje en een witte pantalon, op zijn neus zat een lorgnon van ouderwets model geklemd. De man keek me guitig aan en leek me heel slim. Het was net of ik hem al eens eerder had gezien. ‘Vlug, doe die deur dicht,’ zei hij, ‘we zijn hier maar incognito.’ ‘U bent toch Vladimir Nabokov?’ vroeg ik verbaasd. ‘Je raadt het,’ zei hij, ‘we zijn hier voor jou gekomen, maar laat ik je eerst aan de andere leden van onze club voorstellen.’ Ik schudde de handen van Homerus, Thomas Mann, Jane Austen, Herman Melville, Gogol, Tolstoj, Vergilius, Dante, Flaubert, Cleopatra, Jezus en Pontius Pilatus. De laatste was een reus van een kerel met rood haar, hij had een wit lang gewaad aan. Om zijn middel zat een strakke gordel en daaraan hing in een fraai bewerkte ivoren schede een dolkmes, waarschijnlijk het mes waarover ik al had horen praten. Pilatus droogde juist zijn handen af aan een rood-wit geblokte theedoek die een beetje naar haring stonk. ‘Nu ken je de leden van de club,’ zei Melville die op sandalen liep, in een Nankingse broek gekleed was en met ontbloot bovenlijf rondliep, hij rookte een pijp, ‘we hebben allemaal jouw werk gelezen. Je hebt nu wel genoeg geschreven. Hou ermee op. Het mooiste verhaal vinden wij allemaal “Brommer op zee”. Sommige andere verhalen halen ook een aardig peil. Homerus is vooral te spreken over “Oculare Biesheuvel”, dat verhaal met die ellendige namenlijst. Nabokov is nogal gesteld op “Een vreemd voorval”. Jane Austen vindt “De merel” prachtig.

Maarten_Biesheuvels_wint_PC_Hooftprijs

Maarten Biesheuvel (Schiedam, 23 mei 1939)
Biesheuvel en zijn vrouw

 

De Nederlandse schrijfster Lydia Rood werd geboren op 23 mei 1957 in Velp. Zie ook mijn blog van 23 mei 2007.

 

Uit: Koldercratie

“Het is gênant om toe te geven, maar ik lijd aan een stadsbussenfobie. Ik neem trams en metro’s, ik neem treinen, taxi’s en tuktuks, ik stap zonder aarzeling in een regionale bus en zelfs in zo’n half dorpsbusje, maar een stadsbus krijg je mij niet in. Die stadsbussenvrees is terug te voeren op trauma’s uit mijn jeugd. Verkeerde bussen, verdwalen, honger, dorst, kou en eenzaamheid… De laatste keer dat ik uitstapte bij het verkeerde eindpunt, ik was vijftien, dwaalde ik op zoek naar mijn oma’s bejaardenflat zo wanhopig door een avondlijke nieuwbouwwijk, dat een patrouillewagen me oppikte. Twee bereidwillige agenten brachten me naar mijn oma. Ik mocht voorin zitten, terwijl een van de dienders vanaf de achterbank in mijn borsten kneep. En die waren toen nog niks gewend. Nooit meer heb ik een stadsbus genomen.
Dat is soms heel onhandig. Ik wil daarom dat de zorgverzekering me een stadsbussenfobietherapie vergoedt. Doet de verzekering niet. Met deze ergernis wilde ik me wenden tot Rita Verdonk en haar popicratische site. Die ziet er op mijn laptop uit als de speelkamer van een blinde ADHD’er, maar na een tijdje vond ik het thema Zorg in een van haar lijstjes. Evengoed kon ik met mijn stadsbussenfobieverzekeringsonmogelijkheidergernis bij Rita niet terecht. Duizenden anderen met ongetwijfeld even ernstige frustraties waren mij voor geweest en hadden de site lamgelegd. Nou, mijn donatie loopt ze mis, die mevrouw aan het roer van dat schip dat nergens heen vaart”.

Rood

Lydia Rood (Velp, 23 mei 1957)

 

 Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 23 mei 2007

 

De Zweedse schrijver Pär Fabian Lagerkvist werd geboren in Växjö op 23 mei 1891 in Stockholm.

Maarten Biesheuvel, Adriaan Roland Holst, Pär Fabian Lagerkvist, Lydia Rood

De Nederlandse schrijver Jacob Martinus Arend (Maarten) Biesheuvel werd geboren in Schiedam op 23 mei 1939. Hij debuteerde met de verhalenbundel In de bovenkooi (1972), waarmee hij onmiddellijk naam maakte.

 

Zie ook mijn blog van 15 december 2006.

 

Uit: Reis door mijn kamer

 

“Ik zou in een vliegtuig kunnen stappen en naar Sjanghai vliegen, ik zou scheep kunnen gaan en naar Port Churchill in de Hudsonbaai varen, ik zou in een auto kunnen stappen en naar Parijs rijden. Geld heb ik immers genoeg? Ik zou mijn hele leven kunnen reizen en altijd in hotels slapen en in restaurants eten. Ik zou duizenden mij nu nog onbekende mensen de hand kunnen schudden en zeggen: ‘Goedemiddag, hier ben ik, Maarten Biesheuvel’, of: ‘Bonjour, me voilà, Maarten Biesheuvel.’ Ja, ik zou het allemaal makkelijk kunnen doen en ik vraag me af waarom ik er niet toe overga. Hier op mijn kamer zijn ladenkasten vol met hangmappen, ja ik weet precies hoeveel hangmappen ik heb: twaalfhonderd! In iedere hangmap hangt een verhaal, soms is het verhaal vier, soms zeventig bladzijden lang (mijn uitgever heeft me aangeraden om de markt niet te overvoeren). Ik verdien veel geld, genoeg om ervan te reizen. Vanuit Sevilla zal ik mijn vrouw de opdracht geven om een aardig boek samen te stellen van ongeveer tweehonderd pagina’s, een jaar later zal ik haar vanaf een der Falkland Eilanden dezelfde vraag stellen en ga zo maar door. Eva immers zal niet met me mee kunnen reizen omdat ze de geit heeft, de hond, de katten, de konijnen en de egels om voor te zorgen. Ik zou aprepee zeggen: ‘Moesten er geen dieren zijn, mijn vrouw zou met me meevoyageren!’ Ik ga niet reizen. Ik blijf rustig thuis op mijn studeerkamer. Voor de grap schrijf ik dit verhaal er nog bij, omdat ik niet weet wat ik anders zou moeten doen.” 

 

Biesheuvel

Maarten Biesheuvel (Schiedam, 23 mei 1939)

 

De Nederlandse dichter Adriaan Roland Holst werd geboren op 23 mei 1888 in Amsterdam, Zie ook mijn blog van 23 mei 2006.

ONTKOMEN

Zonlicht blonk in de natte wegen
toen hij zijn huis voorgoed verliet,
zonder omzien, zonder zegen:
hij stond voor een klaarlicht verschiet.
Met vrouw en zoon had hij gebroken,
voor beiden voortaan doof en blind.
Er stond een zwarte roos ontloken
in zijn leeg hart.

                         Toen stak de wind
de westewind op en het aangaan
van de Noordzee kwam door en riep
hem bij zijn naam en wou verstaan zijn
eer zijn hoogtij voorgoed verliep.
Hij riep ‘ik kom eraan’ en lopend
brak hij in een wild zingen uit,
een zang van hopen en wanhopen,
van eeuwigheid, van eenzaamheid.

 

ZWERVERSLIEFDE

Laten wij maar zacht zijn voor elkander, kind –
want, o de maatloze verlatenheden,
die over onze moegezworven leden
onder de sterren waaien in de oude wind.

O, laten wij maar zacht zijn, en maar niet
het trotste hoge woord van liefde spreken,
want hoeveel harten moesten daarom breken
onder de wind in hulpeloos verdriet.

Wij zijn maar als de blaren in de wind
ristelend langs de zoom van oude wouden,
en alles is onzeker, en hoe zouden
wij weten wat alleen de wind weet, kind –

En laten wij omdat wij eenzaam zijn
nu onze hoofden bij elkander neigen,
en wijl wij samen in ’t oude waaien zwijgen
binnen een laatste droom gemeenzaam zijn.

Veel liefde ging verloren in de wind,
en wat de wind wil zullen wij nooit weten;
en daarom – voor we elkander weer vergeten –
laten wij zacht zijn voor elkander, kind.

Holst

Adriaan Roland Holst (23 mei 1888 – 5 augustus 1976)  

 

De Zweedse schrijver Pär Fabian Lagerkvist werd geboren in Växjö op 23 mei 1
891 – Stockholm, 11 juli 1974) was een Zweedse schrijver en dichter die in 1951 de Nobelprijs ontving. Enkele bekende boeken van Lagerkvist zijn Ångest, Barabbas en Dvärgen (De Dwerg) waarmee hij in 1944 internationaal doorbrak. Vanaf 1940 was Lagerkvist lid van de Zweedse Academie, op zetel 8. Pär Fabian Lagerkvist is de vader van Bengt Lagerkvist. In 1951 ontving hij de Nobelprijs voor literatuur.l

 

Uit: Guest of Reality

 

 “In the winter, after she’d had to take to bed, the old woman slowly dwindled away. She left them gradually, no longer saw them so clearly and couldn’t quite follow when they talked to her. She couldn’t follow the work on the farm either; sometimes she asked, wanted to know about this or that, but when they told her it was if she hadn’t heard. Once, one evening, she’d asked where she was. And when they told her she was in the little side room she was astonished; she’d thought the room was a lot bigger.

   They wrote and told them things of this kind in the note that came with the milk. It came early every morning with a few lines from them. It was a cold winter and the note was always frozen; Mother had to breathe on it before she could unfold it without spoiling the writing. She went out more and more often, and towards the end she stayed there. She and the old man, her father, were the ones who always kept watch by the dying woman. He sat over by the window and read out of the Bible. She looked after her, crept quietly in and out of the door, bent down to hear when she whispered what she wanted. The old man could no longer hear her. But she whispered to Mother that she could hear what he read. So he sat there all the time and went on. The snow lay in drifts high up against the windows; in other places the earth was bar and several fruit trees were killed by the frost that winter.”

 

LAGERKVIST

Pär Fabian Lagerkvist (23 mei 1891 – 11 juli 1974)

 

De Nederlandse schrijfster Lydia Rood werd geboren op 23 mei 1957 in Velp. Ze studeerde Spaans aan de Universiteit van Amsterdam en journalistiek in Utrecht; in 1988 haalde ze haar doctoraaldiploma Spaanse taal- en letterkunde. Ze was redacteur en eindredacteur bij de Volkskrant; in 1991 koos ze ervoor om schrijver te worden, maar ze bleef af en toe voor verschillende kranten en tijdschriften schrijven. Zij debuteerde met Een geheim pad naar gisteren in 1982. Rood schrijft zowel voor volwassenen als voor de jeugd.

 

Uit: Sprong in de leegte

 

“Ik stond in een winkel naar een tas te kijken, echt de afschuwelijkste glimtas die ik ooit gezien had, met een verschroomde ketting om hem mee aan je schouder te hangen. Er stond een jongen naast me, en opeens grist hij die tas van de standaard en loopt ermee naar de kassa. Lekker bot, dacht ik, en ik draai me om en loop de winkel uit. Komt hij me achterna met grote, nonchalante passen, alsof hij me maar toevallig inhaalt, en als hij naast me is kijkt hij opzij en hij houdt een plastic zak omhoog en haalt de tas eruit.
‘Voor jou’ zei hij, en ik begon te lachen. ‘Nee eerlijk,’ zei hij, ‘voor jou.’
‘Echt niet,’ zei ik, want zo praten ze, en hij natuurlijk: ‘Echt wel.’”

 

Rood

Lydia Rood (Velp, 23 mei 1957)