Paul Bowles, Peter Buwalda, Theodor Fontane, Peter Lund, Joshua Clover, Willy Spillebeen

De Amerikaanse schrijver, dichter en componist Paul Bowles werd geboren in New York op 30 december 1910. Zie ook alle tags voor Paul Bowles op dit blog.

Uit: Their Heads are Green and Their Hands are Blue

“Immediately when you arrive in Sahara, for the first or the tenth time, you notice the stillness. An incredible, absolute silence prevails outside the towns; and within, even in busy places like the markets, there is a hushed quality in the air, as if the quiet were a conscious force which, resenting the intrusion of sound, minimizes and disperses sound straightaway. Then there is the sky, compared to which all other skies seem fainthearted efforts. Solid and luminous, it is always the focal point of the landscape. At sunset, the precise, curved shadow of the earth rises into it swiftly from the horizon, cutting into light section and dark section. When all daylight is gone, and the space is thick with stars, it is still of an intense and burning blue, darkest directly overhead and paling toward the earth, so that the night never really goes dark.
You leave the gate of the fort or town behind, pass the camels lying outside, go up into the dunes, or out onto the hard, stony plain and stand awhile alone. Presently, you will either shiver and hurry back inside the walls, or you will go on standing there and let something very peculiar happen to you, something that everyone who lives there has undergone and which the French call ‘le bapteme de solitude.’ It is a unique sensation, and it has nothing to do with loneliness, for loneliness presupposes memory. Here in this wholly mineral landscape lighted by stars like flares, even memory disappears…A strange, and by no means pleasant, process of reintergration begins inside you, and you have the choice of fighting against it, and insisting on remaining the person you have always been, or letting it take its course. For no one who has stayed in the Sahara for a while is quite the same as when he came.
…Perhaps the logical question to ask at this point is: Why go? The answer is that when a man has been there and undergone the baptism of solitude he can’t help himself. Once he has been under the spell of the vast luminous, silent country, no other place is quite strong enough for him, no other surroundings can provide the supremely satisfying sensation of existing in the midst of something that is absolute. He will go back, whatever the cost in time or money, for the absolute has no price.”

 

 
Paul Bowles (30 december 1910 – 18 november 1999)
Cover

Lees verder “Paul Bowles, Peter Buwalda, Theodor Fontane, Peter Lund, Joshua Clover, Willy Spillebeen”

Peter Buwalda, Paul Bowles, Theodor Fontane, Peter Lund, Joshua Clover

De Nederlandse schrijver, journalist en redacteur Peter Buwalda werd geboren in Blerick op 30 december 1971. Zie ook alle tags voor Peter Buwalda op dit blog.

Uit: Bonita Avenue

“Hij herinnerde zich een filmpje waarin een praatgrage natuurkundige het voor elkaar kreeg om gezworen alfa’s als hij en zijn broer het gevoel te geven dat ze iets van de kwantummechanica begrepen. (‘Richard Feynman,’ zei Sigerius later, ‘die hadden we toen net begraven.’) De man zelf wreef over zijn stoppelige kaken en vertelde over computers, over het heelal, over Maurits Escher alsof het vergooide tijd was ooit nog ergens anders over te praten. Hij bleek gejudood te hebben tegen Geesink en Ruska, maar was vooral Zomergast omdat hij een Fields-medal had gekregen, een onderscheiding die Van Ingen de Nobelprijs voor de wiskunde noemde.
Sindsdien was Sigerius uitgegroeid tot een nationale troetelwetenschapper. Geregeld schoof hun rector na een werkdag op de campus aan in een nieuwsrubriek of bij Barend & Van Dorp, programma’s waarin hij wetenschappelijk commentaar gaf op de actualiteit, sprankelend intelligent en tegelijk merkwaardig volks, er zat nooit een woord Chinees bij. Als fotograaf van de Weekly had Aaron er met zijn neus bovenop gestaan toen Sigerius de bestuursvleugel innam, en wat zijn camera zag, zag iedereen: dit was de man die Tubantia nodig had. Gewoon door te zijn wie hij was verloste Sigerius hun ondergeschoven, zachtjes ingedutte Calimerouniversiteit van haar Twentse schroom. Al tijdens zijn inaugurele rede beloofde hij van Tubantia de sterkste onderzoeksuniversiteit van Nederland te maken, een zinsnede die het nos-journaal ’s avonds uitzond. Hij was een media-magneet: zodra het woord ‘universiteit’ ergens viel verschenen die bloemkooloren in beeld, en verkondigde hún rector namens hún universiteit zijn mening over de concurrentiepositie van Nederlandse onderzoeksscholen, over meisjes en techniek, over de toekomst van internet, het donderde niet waarover. Net zo makkelijk zoog Sigerius internationale topgeleerden aan. Misschien was het jammer dat die Fieldsmedaille geen échte Nobelprijs was, natuurlijk was dat jammer, toch betoverde zijn aura van wiskundige genialiteit investeerders in pure wetenschap, ongecijferde kamerleden met kennisportefeuilles, telefoniegiganten en chipsbakkers die hun laboratoria rond de campus vestigden. En misschien zelfs scholieren, ook zij kenden Sigerius’ stoppelige kop van televisie; vergeet het gouden grut niet, ieder jaar opnieuw moesten de ettertjes naar de Twentse negorij gelokt worden, hoe bezweer je die kinderen, hoe behéks je ze?”

 

Peter Buwalda (Blerick, 30 december 1971)

Lees verder “Peter Buwalda, Paul Bowles, Theodor Fontane, Peter Lund, Joshua Clover”

Peter Buwalda

De Nederlandse schrijver, journalis en redacteur Peter Buwalda werd geboren in Blerick op 30 december 1971. Hij was medeoprichter van het tijdschrift WAH WAH. Daarnaast schreef hij essays en verhalen voor tijdschriften als Bunker Hill, De Gids, Hollands Maandblad en Vrij Nederland. In september 2010 debuteerde hij met de roman Bonita Avenue, uitgegeven door De Bezige Bij. Het boek kreeg een nominatie voor de Libris Literatuur Prijs 2011. Ook is hij in de race om de Gouden Strop. Op 22 september 2011 werd bekend dat hij de Academica Debutantenprijs heeft gewonnen. Zie ook mijn blog van 13 oktober 2011.

Uit: Bonita Avenue

“Joni, Joni’s zusje Janis, zijn vrouw Tineke, iedereen in de grote herenkamer wist welke foto Sigerius bedoelde. Het ging om de foto die ongeveer een jaar eerder op groot formaat was afgedrukt in het blad van Tubantia University, de kleine campusuniversiteit in de bossen tussen Hengelo en Enschede waarvan Sigerius rector magnificus was. Hij stond erop aan de oever van het Amsterdam- Rijnkanaal, zonder kleren op een stropdas na, wijdbeens met zijn blote voeten in modderig, platgetreden gras, met onder zijn voorzichtig bollende vijftigersbuik duidelijk zichtbaar zijn geslachtsdelen. De foto werd de dagen erna overgenomen door vrijwel alle landelijke dagbladen, van NRC tot De Telegraaf , en uiteindelijk zelfs door Bild en een dagblad in Griekenland.
‘Ik heb een vermoeden,’ gaf Aaron toe, zich afvragend of Joni haar vader had bijgepraat of dat Sigerius hem gewoon herkende: de lange kale fotograaf van Tubantia Weekly die tijdens zijn publieke optredens als een paardenvlieg met een spiegelreflex om de rector heen zoemde. De laatste mogelijkheid vond hij vleiender, zoals iedereen het op de campus vleiend zou vinden opgemerkt te worden door de charismatische man die nu zijn hand stond fijn te knijpen.
Siem Sigerius was sinds zijn aantreden in 1993 het blakende middelpunt van Tubantia University, een hete zon waaromheen achtduizend studenten en hardwerkende academici hun kalme ellipsjes draaiden, verbaasd maar dankbaar dat hij juist hun campus verwarmde, en niet het Binnenhof waar hij een staatssecretarisschap had laten lopen, of een van de grote Amerikaanse universiteiten die naar zijn gunsten dongen. De eerste keer dat hij Joni’s vader zag was op de televisie, ettelijke jaren eerder, hij woonde nog bij zijn ouders in Venlo. De augustus na zijn eindexamen voer er iets in hem en zijn broer dat hen tot fanatieke Zomergasten-kijkers maakte, en tijdens een van die enerverende, studieuze zondagavonden zat er een wiskundige judoka tegenover Peter van Ingen, of misschien een judoënde wiskundige, een man in elk geval die fragmenten van Wim Ruska, rusteloze jazz, Tokio 1964 en André van Duin afwisselde met documentaires over priemgetallen en de laatste stelling van Fermat.”

Peter Buwalda (Blerick, 30 december 1971)

Herman Franke, Colin Channer, Migjeni, Arna Wendell Bontemps, Conrad Richter, Edwina Currie, Peter Buwalda

De Nederlandse schrijver Herman Franke werd geboren op 13 oktober 1948 in Groningen. Zie ook mijn blog van 13 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Herman Franke op dit blog.

Uit: De ironie van de romantiek (Kellendonk lezing 2000)

`Er waren eens een vader en een zoon’. Zo begint een van de ontroeren­dste verhalen die ik ken. Het gaat over de dagelijkse omgang tussen een vader en een zoon. Zij voeren opgewekte, leven­dige gesprekken met elkaar, hoewel ze erg zwaarmoedig zijn. Beiden geloven dat ze schuld dragen aan het verdriet van de ander, zonder dit ooit uit te spreken. Maar heel af en toe blijft de vader voor de zoon staan, laat een bekom­mer­de blik op hem rusten en zegt: arm kind, jij leeft in een stille ver­twijfe­ling. Dan sterft de vader. En de zoon ziet veel, hoort veel, beleeft veel en wordt be­proefd in velerlei verzoe­kingen, maar er is maar één ding waar hij naar verlangt, maar één ding dat hem zou kunnen ontroeren: dat zijn die woor­den, en de stem van zijn vader die ze spreekt. En de enige troost die hij op zijn eigen oude dag heeft is dat zijn stem zo sterk op die van zijn vader is gaan lijken, dat hij tot zich­zelf kan zeg­gen: arm kind, jij leeft in een stille vertwijfe­ling. De schrij­ver van dit verhaal is de Deense filosoof Soren Kierkegaard die leefde in de eerste helft van de negentiende eeuw. Hij zag eruit als Jannes van der Wal, was zeker zo excentriek, werd op straat in Kopenhagen uitgelachen om zijn spillebenen en bouwde een bizar maar indruk­wekkend oeuvre op zijn existen­tieel getob over de verbreking van zijn verlo­ving met de 18-jarige Regine Olsen. Dat was in 1841 nog iets waar­van iedereen schande sprak. Op internet zijn portret­jes van Regine te vinden. Het is een wreedheid van de tech­nische voor­uit­gang dat honderden mil­joe­nen mensen nu kunnen zien hoe lief het meisje eruit zag dat hij hardhandig maar ook vol rijk gescha­keerd schuldge­voel van zich afstootte, nadat genade­loos zelfon­derzoek hem tot de conclusie had ge­bracht dat hij niet voor het huwe­lijk geschikt was en een andere taak had te volbren­gen, te weten het eenzaam leren leven met ver­twij­feling en angst en het zoeken naar een reli­gieuze uitweg, zeg maar troost.

Het verhaal over die vader en zoon is opgenomen in zijn Stadia op de levensweg dat in 1845 verscheen. In mijn herinne­ring was het veel langer dan de ene bladzijde die het in werke­lijkheid beslaat. Het is zo’n verhaal dat pas in de ver­beelding van de lezer een echt verhaal wordt, wat misschien wel de mooiste verhalen zijn. Ik las het bijna tien jaar geleden. Het was een zomerse dag en ik zat drie hoog achter op mijn balkon onder een bont­ge­kleurde para­sol.“

 

Herman Franke (13 oktober 1946 – 14 augustus 2010)

Lees verder “Herman Franke, Colin Channer, Migjeni, Arna Wendell Bontemps, Conrad Richter, Edwina Currie, Peter Buwalda”