Ischa Meijer, Alexander Kluge, Piet Paaltjens, Robert Shea, Frederick Philip Grove, Frank Harris

De Nederlandse journalist, toneelschrijver, filmacteur en televisiepresentator Ischa Meijer werd geboren in Amsterdam op 14 februari 1943. Zie ook mijn blog van 14 februari 2008. en ook mijn blog van 14 februari 2009.

 

Uit: De interviewer en de schrijvers (Annie M.G. Schmidt)

 

Maar je was dus voor de oorlog ook al iemand die zich behoorlijk schaamde. Je had aanleg.

‘Ja, ik had absoluut aanleg voor schaamte.’

Vind je jezelf lelijk of zo?

‘Ik vond mezelf lelijk, afstotelijk en niks: niks kunnen, niks mogen.’

Wanneer is het overgegaan?

‘Na de oorlog kwam ik bij Het Parool. Na de oorlog, na een heel leven van bibliothecaresse zijn, en een mossig stuk hout zijn, toen begon dat: het mossige ging weg. Er begon iets uit te botten.’

Ja, maar even nog over dat mossige, zal ik maar zeggen, het dooiige, het depressieve…

‘Nou, depressief was ik niet, hoor. Ik was altijd een heel blijmoedig vrolijk mens. Maar ik leefde niet echt.’

Maar had je ook helemaal geen verhoudingen?

‘Nauwelijks, en als ik ze had, dan ging het altijd weer uit. Waarschijnlijk door mezelf, omdat ik mezelf zo onbenullig vond.’

En wat voor een mannen had je?

‘Engerds.’

Waarom nam je ze dan?

‘Omdat ik niets anders krijgen kon.’

Wat voor man had je dan willen hebben toen? Wat was je ideaal?

‘Nou, op de middelbare school – ik was op een hbs in Goes – was ik altijd verliefd op mooie, knappe jongens, donkere, lange, slanke jongens. Dat las ik ook in Joop ter Heul. Daar moest je mee trouwen, dat was het ideaal. En wat er op me afkwam, dat waren miezerds waar ik eigenlijk niks in zag. Ik bedoel fysiek.’

Daar deed je het dan toch mee?

‘Nou, uiteindelijk dan wel even, maar dat duurde nooit lang.’

 

IschaMeijer

Ischa Meijer (14 februari 1943 – 14 februari 1995)

 

De Duitse schrijver en regisseur Alexander Kluge werd op 14 februari 1932 geboren in Halberstadt. Nadat hij zijn studie tot jurist had voltooid, ging hij aan de slag als assistent van de filmregisseur Fritz Lang. Al snel kreeg Kluge naamsbekendheid en regisseerde hij meer dan twintig films. Ook heeft de Duitser een aantal televisieprogramma’s geproduceerd. Daarnaast is Alexander Kluge schrijver. Voor zijn literaire werk ontving hij in 2003 de Büchner-Preis. Kluge houdt zich voornamelijk bezig met thema’s uit de Duitse geschiedenis van de twintigste eeuw. In zijn boek ‘Die Lücke, die der Teufel Lässt’ beschrijft hij in 500 verhalen en op bijna duizend baldzijden, tal van wereldgebeurtenissen zoals de Holocaust, Tsjernobyl, 11 September, de oorlog in Irak, enzovoort.

 

Uit: Die Lücke, die der Teufel läßt

„Alle sagten: die passen gut zueinander. Sie schritten, großgewachsen und schlank, in den Speisesaal und empfingen Blicke. Diesen Platzvorteil vor allen anderen, den Rang zu zweit, wollten sie nicht aufgeben, und so überbrückten sie die Jahre der Wechselhaftigkeiten. Hätte sie jemand in ihrer gleisnerischen Trance, von außen gelenkt, wie sie waren, Angeber ihres Glücks, gefragt, OB SIE EINANDER LIEBTEN, WAS SIE INNERLICH MITEINANDER, AUSSER GEMEINSAM GUT AUSSEHEN, VERBÄNDE, so kann es sein, daß sie abgestürzt wären in Zweifel. Sie waren kluge Kinder. Nicht einmal dachten sie nach. Das war die Gefahr in der Anfangszeit: daß sie das Wesen ihrer Verbindung vor dem Gericht des Verstandes hätten darlegen müssen. Was hätten sie vorgebracht? Es zog sie nicht stark zueinander.
In späteren Jahren, auch durch Rat verständiger Freunde, die das Paar wie ein ausgemacht schönes Möbel gerne in ihrer Umgebung wußten, lieferten sie alles nach, was nach dem Gebot der Aufrichtigkeit, Innerlichkeit, Spontaneität und Absolutheit zu einer Leidenschaft gehört. Sie antworteten gemeinsam auf äußere Gefahren, überschritten gemeinsam die Grenze in ein anderes Gesellschaftssystem (in dem sie von außen kaum noch bewundert wurden); sie sahen auf eine Technik des Umgangs zurück, die Nähe und Abstand so regulierte, wie nur sie es vermochten. Andere, die diese intime, unaussprechliche Technik des Umgangs nicht beherrschten, fielen ihnen (im Fall eines kurzen Abenteuers) rasch auf die Nerven. Das verschaffte ihrer Beziehung Dauer. Was ist der Reiz des Abenteuers gegen das eigene Haus? So stellten sie, recht spät, schon herausgeraten aus der Blüte der Jahre, unerkannt, wenn sie einen Speisesaal betraten, fest, daß sie sich ineinander verliebt hatten. Auf oberflächliche Weise. Entweder war etwas von der Außenhaut nach innen geraten, oder das Innere besteht aus solcher Haut.“
 

Kluge

Alexander Kluge (Halberstadt, 14 februari 1932)

 

 

De Nederlandse dichter en predikant Piet Paaltjens werd geboren in Leeuwarden op 14 februari 1835. Zie ook mijn blog van 14 februari 2007 en ook mijn blog van 14 februari 2008 en ook mijn blog van 14 februari 2009.

 

Aan Betsy

 

Het heugt mij als de dag van gistren. Op het mos

In hartverovrend achtelooze houding lag

Uw rijzige figuur, wijl de anderen het bosch

Langzaam doordwaalden. ’t was een vreeslijk heete dag.

 

Gij hield mijn veldflesch aan uw rozenlipjes, droog

Van ’t lachen. Diep-gemoedlijk, als wen de avondklok

Door ’t dal luidt, klonk het in uw keel. En zacht bewoog

Uw zoete strot zich op en neer bij elken slok.

 

Intusschen leunde ik schilderachtig op den tronk

Eens duizendjaargen eiks en vroeg mij heimlijk, wat

Voor smaak wel ’t lot had, dat het aan een veldflesch schonk,

Wat droomend slechts mijn dichtermond genoten had.

 

O, ware ’t noodlot niet alleen behept met koud

Verstand maar ook met warm gevoel, – uw poezle hand

Had plots de flesch, zoordra ze leeg was, door het woud

Gekeild, en op mijn lippen had uw mond gebrand.

 

Nu echter dronkt ge alleen de flesch leeg, onbewust,

Dat de inhoud nog al koppig was, – ’t was witte port, –

En sloot uw loddrige oogjes dicht en sliept gerust. –

Nooit heb ik zóóveel tranen op één dag gestort.

 

 

Immortelle I

 

De maan glijdt langs de ruiten

En blikt mij vragend aan.

“Wat moet dat, bleeke zanger, –

In uw ooghoek glinstert een traan?”

 

Zoo gij de maan zelf niet waart

‘k Zou zeggen: loop naar de maan. –

Wat mij het oog doet glinsteren,

Dat gaat er geen schepsel aan.

  

Paaltjes

Piet Paaltjens (14 februari 1835 – 19 januari 1894)
Standbeeld door Auke Hettema in Leiden

 

De Amerikaanse schrijver Robert Shea werd geboren op 14 februari 1933 in New York. Zie ook mijn blog van 14 februari 2008 en ook mijn blog van 14 februari 2009.

 

Uit: The Illuminatus! Trilogy (samen met Robert A. Wilson)

 

„It was the year when they finally immanentized the Eschaton. On April 1, the world’s great powers came closer to nuclear war than ever before, all because of an obscure island named Fernando Poo. By the time international affairs returned to their normal cold-war level, some wits were calling it the most tasteless April Fool’s joke in history. I happen to know all the details about what happened, but I have no idea how to recount them in a manner that will make sense to most readers. For instance, I am not even sure who I am, and my embarrassment on that matter mates me wonder if you will believe anything I reveal. Worse yet, I am at the moment very conscious of a squirrel-in Central Park, just off Sixty-eighth Street, in New York City-that is leaping from one tree to another, and I
think that happens on the night of April 23 (or is it the morning of April 24?), but fitting the squirrel together with Fernando Poo is, for the present, beyond my powers. I beg your tolerance. There is nothing I can do to make things any easier for any of us, and you will have to accept being addressed by a disembodied voice just as I accept the compulsion to speak out even though I am painfully aware that I am talking to an invisible, perhaps nonexistent audience. Wise men have regarded the earth as a tragedy, a farce, even an illusionist’s trick; but all, if they are truly wise and not merely intellectual rapists, recognize that it is certainly some kind of stage in which we all play roles, most of us being very poorly coached and totally unrehearsed before the curtain rises. Is it too much if I ask, tentatively, that we agree to look upon it as a circus, a touring carnival wandering about the sun for a record season of four billion years and producing new monsters and miracles, hoaxes and bloody mishaps, wonders and blunders, but never quite entertaining the customers well enough to prevent them from leaving, one by one, and returning to their homes for a long and bored winter’s sleep under the dust?“

 

Shea

Robert Shea (14 februari 1933 – 10 maart 1994)

 

De Canadees-Duitse schrijver en vertaler Frederick Philip Grove werd geboren als Felix Paul Greve op 14 februari 1879 in Radomno, Westpruisen. Zie ook mijn blog van 14 februari 2007 en ook mijn blog van 14 februari 2009.

 

Uit: Fruits of the Earth

 

„Abe made room under the spout by driving ahead.

“Here, Charlie,” he said, for the boy had climbed to the ground. “I want you to take a load to town. Can you do it?”

“Sure, daddy.”

“All right. There it is. Climb up.” And he helped him. “Had your dinner? To elevator one; the first from the crossing. Listen here. While you have the load, you walk the horses. When you drive up the incline, hold your lines tight. On the platform, let the man do the work. On the way home, you can trot half the way.”

The boy nodded and clicked his tongue.

Victor Lafontaine had been watching father and son. As Abe turned back to his load, the Frenchman caught his eye and smiled. “Nice kid,” he said.

Abe looked at his watch. “Fill Horanski’s tank. Then dinner.” And he, too, drove on, separated from Charlie only by a narrow strip; for half a mile the trails hardly diverged. Abe met the hayrack bringing the dinner for the crew. Mrs. Horanski stood, precariously balanced, among baskets of food and boilers of coffee. As she passed him, she nodded with a smile at Charlie who laughed proudly back at her.

Then, just as father and son reached the point where their trails divided sharply, the whistle of the engine blew, giving the signal to stop work. The shrill sound made Charlie jump; and smilingly he looked back at his father, waving his h
and; then he disappeared from sight.

Two hours went by. Abe had had his lunch at home and was back in the field filling his tank.

Wheat, wheat, wheat ran from the spout.

Then, just as in the morning, Victor and his ladsstared south.

Abe looked up at the old man’s face which he saw in three-quarter profile. He was conscious only of the sunlight playing in the snow-white bristles of the stubble of his beard. Incomprehensibly, a wave of fear invaded him, aroused by the puzzled expression on the man’s face. Again, as in the morning, Abe dropped to the ground and circled the engine“.

 

Grove

Frederick Philip Grove (14 februari 1879 – 19 augustus 1948)
Omslag biografie door Klaus Martens

 

De Iers-Engelse schrijver, publicist, uitgever en redacteur Frank Harris werd geboren op 14 februari 1856 in Galway, Ierland. Zie ook mijn blog van 14 februari 2009.

 

Uit: Oscar Wilde, His Life and Confessions

 

„The Wildes had three children, two sons and a daughter.  The first son was born in 1852, a year after the marriage, and was christened after his father William Charles Kingsbury Wills.  The second son was born two years later, in 1854 and the names given to him seem to reveal the Nationalist sympathies and pride of his mother.  He was christened Oscar Fingal O’Flahertie Wills Wilde; but he

appears to have suffered from the pompous string only in extreme youth.  At school he concealed the “Fingal,” as a young man he found it advisable to omit the “O’Flahertie.”

In childhood and early boyhood Oscar was not considered as quick or engaging or handsome as his brother, Willie.  Both boys had the benefit of the best schooling of the time.  They were sent as boarders to the Portora School at Enniskillen, one of the four Royal schools of Ireland.  Oscar went to Portora in 1864 at the age of nine, a couple of years after his brother.  He remained at the school for seven years and left it on winning an Exhibition for Trinity College, Dublin, when he was just seventeen.

The facts hitherto collected and published about Oscar as a schoolboy are sadly meagre and insignificant.  Fortunately for my readers I have received from Sir Edward Sullivan, who was a contemporary of Oscar both at school and college, an exceedingly vivid and interesting pen-picture of the lad, one of those astounding masterpieces of portraiture only to be produced by the plastic sympathies of boyhood and the intimate intercourse of years lived in common.

It is love alone which in later life can achieve such a miracle of representment.  I am very glad to be allowed to publish this realistic miniature, in the very words of the author.

“I first met Oscar Wilde in the early part of 1868 at Portora Royal School. He was thirteen or fourteen years of age.  His long straight fair hair was a striking feature of his appearance.  He was then, as he remained for some years after, extremely boyish in nature, very mobile, almost restless when out of the schoolroom.  Yet he took no part in the school games at any time.  Now and then he would be seen in one of the school boats on Loch Erne: yet he was a poor hand at an oar.“

 

frank-harris

Frank Harris (14 februari 1856 – 27 augustus 1931)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e februari ook mijn vorige blog van vandaag.

Ischa Meijer, Piet Paaltjens, Robert Shea, Frederick Philip Grove, Frank Harris, Julia de Burgos, Vsevolod Garsjin, Edmond About, Johann Martin Usteri, Pierre-Claude de La Chaussée

De Nederlandse journalist, toneelschrijver, filmacteur en televisiepresentator Ischa Meijer werd geboren in Amsterdam op 14 februari 1943. Zie ook mijn blog van 14 februari 2008.

Uit: De interviewer en de schrijvers (August Willemsen)

Mijn passie voor Brazilië is ook een haat-liefde. Dat land geeft me zo’n groot gevoel van vrijheid. Tegelijkertijd is het zo moeilijk om daar alleen te zijn. De Brazilianen zitten ontzettend dicht op elkaar. Ze willen voortdurend iets met elkander doen, men moet permanent met iemand naar een of andere gelegenheid, ze zijn de godganse dag aan het telefoneren, afspraken maken – daar kan ik niet zo goed tegen. Het zijn aardige, lieve, hartelijke mensen, maar ze ergeren me ook ontzettend.

Het kost mij überhaupt zo’n ongelooflijke moeite om op mezelf te zijn. Ik heb dat ook nog geprobeerd in de Sahara – maar juist daar bleek het verschrikkelijk moeilijk. Want het ergste wat een mens daar kan overkomen, is dat hij geheel op zichzelf komt te staan. Ik was daar gedurende vijf weken, in ’71. En ik had voortdurend minimaal vier Marokkanen in mijn auto. Die lui bleken ook steeds ergens heen te moeten, ze hebben allerlei ingewikkelde verplichtingen, zoeken permanent contact met elkaar. En daar werd ik uiteindelijk ook weer totaal gek van.

Ik wil gewoon zoveel met mensen omgaan als ik zelf wil.

Met dat stotteren reguleer ik mijn contact; en met de drank doe ik in wezen hetzelfde – het kost mij zo veel moeite om mijn contact met de buitenwereld naar believen te regelen.

Vandaar ook dat ik me zo happy voel in de Bijlmer. Ik kan naar mensen toe als ik daar zin in heb – maar ze komen niet zo gauw op bezoek.

Mijn diepste angst en weerzin geldt: het ouwehoeren. Ik wil niet lastiggevallen worden.“

 

ischa

Ischa Meijer (14 februari 1943 – 14 februari 1995)

 

De Nederlandse dichter en predikant Piet Paaltjens werd geboren in Leeuwarden op 14 februari 1835. Zie ook mijn blog van 14 februari 2007 en ook mijn blog van 14 februari 2008.

 

Immortelle ix: Op `t hoekje van de Hooigracht

 

Op `t hoekje van de hooigracht

En van den Nieuwen Rijn,

Daar zwoer hij, dat hij zijn leven lang

Mijn boezemvriend zou zijn.

 

En halverwegen tusschen
De Vink en de Haagsche Schouw,

Daar brak hij, zes weken later zoowat,

Den eed van vriendentrouw.

 

 

Immortelle c

 

Zooals ik eenmaal beminde,

  Zoo minde er op aarde nooit een,

Maar ‘k vond, tot wien ik mij wendde,

  Slechts harten van ijs en van steen.

 

Toen stierf mijn geloof aan de vriendschap,

  Mijn hoop en mijn liefde verdween,

En zooals mijn hart toen haatte,

  Zoo haatte er op aarde nooit een.

 

En sombere, bittere liedren

  Zijn aan mijn lippen ontgeleen;

Zoo somber en bitter als ik zong,

  Zoo zong er op aarde nooit een.

 

Verveeld heeft mij eindlijk dat haten,

  Dat eeuwig gezang en geween.

Ik zweeg, en zooals ik nu zwijg,

  Zoo zweeg er op aarde nooit een.

 

Leeuwarden_Piet_Paaltjens

Piet Paaltjens (14 februari 1835 – 19 januari 1894)
Standbeeld in Leeuwarden

 

De Amerikaanse schrijver Robert Shea werd geboren op 14 februari 1933 in New York. Zie ook mijn blog van 14 februari 2008.

Uit: The Illuminatus! Trilogy

In fact, the President of the United States had several severe migraines during the following weeks; but the atheistic rulers of Moscow and Peking were less susceptible to magic. They never reported a twinge. But, wait, here is ano
ther performer in our circus, and one of the most intelligent and decent in the lot-his name is unpronounceable, but you can call him Howard and he happens to have been born a dolphin. He’s swimming through the ruins of Atlantis and it’s April 10 already-time is moving; I’m not sure what Howard sees but it bothers him, and he decides to tell Hagbard Celine all about it. Not that I know, at this point, who Hagbard Celine is. Never mind; watch the waves roll and be glad there isn’t much pollution out here yet. Look at the way the golden sun lights each wave with a glint that, curiously, sparkles into a silver sheen; and watch, watch the waves as they roll, so that it is easy to cross five hours of time in one second and find ourselves amid trees and earth, with even a few falling leaves for a touch of poetry before the horror. Where are we? Five hours away, I told you-five hours due west, to be precise, so at the same instant that Howard turns a somersault in Atlantis, Sasparilla Godzilla, a tourist from simcoe, Ontario (she had the misfortune to be born a human being) turns a neat nosedive right here and lands unconscious on the ground.“

 

Robert_shea_in_1977

Robert Shea (14 februari 1933 – 10 maart 1994)

 

De Canadees-Duitse schrijver en vertaler Frederick Philip Grove werd geboren als Felix Paul Greve op 14 februari 1879 in Radomno, Westpruisen. Zie ook mijn blog van 14 februari 2007.

 

Uit: Settlers of the Marsh

 

On the road leading north from the little prairie town Minor two men were fighting their way through the gathering dusk.
Both were recent immigrants; one, Lars Nelson, a giant, of three years’ standing in the country; the other, Niels Lindstedt, slightly above medium size, but compactly built, of only three months’. Both were Swedes; and they had struck up a friendship which had led to a partnership for the winter that was coming. They had been working on a threshing gang between Minor and Balfour and were now on their way into the bush settlement to the north-east where scattered homesteads reached out into the wilderness.
It was the beginning of the month of November.
Niels carried his suitcase on his back; Nelson, his new friend’s bundle, which also held the few belongings of his own which he had along. He wore practically the same clothes winter and summer.
Above five miles from town they reached, on the north road, the point where the continuous settlement ran out into the wild, sandy land which, forming the margin of the Big Marsh, intervened between the territory of the towns and the next Russo-German settlement to the north, some twenty miles or so straight ahead.“

 

Grove

Frederick Philip Grove (14 februari 1879 – 19 augustus 1948)

 

 De Iers-Engelse schrijver, publicist, uitgever en redacteur Frank Harris werd geboren op 14 februari 1856 in Galway, Ierland. Bekend werd hij als redacteur en eigenaar van een aantal Londense kranten en tijdschriften, waaronder de Evening News (vanaf 1883), de Fortnightly Review (1886–1894) als ook de Saturday Review. Harris schreef korte verhalen en romans, waarvan The Bomb de succesvolste en meest gewaardeerde was, twee boeken over Shakespeare en biografieën over zijn vrienden Oscar Wilde en George Bernard Shaw.

 

Uit: Oscar Wilde His Life and Confessions

 

„…Miss Travers had applied to Sir William Wilde for money again and again, and accompanied these applications with threats of worse pen-pricks if the requests were not acceded to. It was under these circumstances, according to Lady Wilde, that she wrote the letter complained of to Dr. Travers and enclosed it in a sealed envelope. She wished to get Dr. Travers to use his parental influence to stop Miss Travers from further disgracing herself and insulting and annoying Sir William and Lady Wilde.

The defence carried the war into the enemy’s camp by thus suggesting that Miss Travers was blackmailing Sir William and Lady Wilde.

The attack in the hands of Serjeant Armstrong was still more deadly and convincing. He rose early on the Monday afternoon and declared at the beginning that the case was so painful that he would have preferred not to have been engaged in it–a hypocritical statement which deceived no one, and was just as conventional-false as his wig.“

 

Harris

Frank Harris (14 februari 1856 – 27 augustus 1931)

 

De Puerto Ricaanse dichteres en schrijfster Julia de Burgos (eig. Julia Constanze Burgos García) werd geboren op 14 februari 1914 in Carolina. Van 1931 tot 1933 studeerde zij aan de Universidad de Puerto Rico. Daarna werkte zij tot aan haar huwelijk als docente.Tussen 1937 en 1939 verschenen drie dichtbundels van haar. In 1940 trok zij naar New Yrok waar zij als journalste werkte. Later in dat jaar begon zij aan een studie literatuur en filosofie in Havanna op Cuba. Tijdens WO II woonde zij in Washington waar zij werkte voor het bereau van de Coordinator of Interamerican Affairs. In 1952 verscheen haar laatste dichtbundel.

 

 

I was the most quiet

 

I was the most quiet,
among those who voyaged to your harbor
No obscene social events announced me,
nor the hushed bells of ancestral reflexes;
my route was the wild music of birds
which flung into the air my kindness…fluttering.

 

Neither did vessels laden with opulence bear me,
nor oriental rugs support my body;
over the vessels my face appeared
whistling in the wind’s aimless simplicity.

 

I did not measure the harmony of trivial ambitions
offered by your full-of-promises hand.
I perceived, only, in the depths of my frail spirit,
the tragic abandon hidden in your gesture.

 

Your constant duality was marked by my avid thirst.
You were like the sea, resonant and discreet.
Over you I spent my wasted hours.
You hovered above, as the sun on petals.

 

And I strolled in the breeze of your fallen anguish
in the naive sadness of knowing the truth:
your life was a deep struggle of restless springs
an awesome white river rushing to the desert.

 

One day, by the yellow banks of hysteria,
many ambitious, hidden faces trailed you;
through your surge of tears ripped from the cosmos
other voices encroached without discovering your
mystery…

 

I was the most quiet.
My voice, hardly an echo.
Conscience difused in a sound of anguish,
dissipated and sweet, throughout all silences.

 

I was the most quiet.
One who sprang from the earth with no other weapon
but a verse.

 

I stand before you… stars,
disarmed and gentle… his love in my breast!

 

 

Vertaald door Jack Agueros

 

JuliaDeBurgos

Julia de Burgos (14 februari 1914 – 6 juli 1953)

 

 

De Russische schrijver Vsevolod Garsjin werd geboren op 14 februari 1855 in Prijatnaja Dolina. Zie ook mijn blog van 14 februari 2007.

Uit: The Signal

Semyon Ivanonv was a track-walker. His hut was ten versts away from a railroad station in one direction and twelve versts away in the other. About four versts away there was a cotton mill that had opened the year before, and its tall chimney rose up darkly from behind the forest. The only dwellings around were the distant huts of the other track-walkers.

Semyon Ivanov’s health had been completely shattered. Nine years before he had served right through the war as servant to an officer. The sun had roasted him, the cold frozen him, and hunger famished him on the forced marches of forty and fifty versts a day in the heat and the cold and the rain and the shine. The bullets had whizzed about him, but, thank God! none had struck him.

Semyon’s regiment had once been on the firing line. For a whole week there had been skirmishing with the Turks, only a deep ravine separating the two hostile armies; and from morn till eve there had

been a steady cross-fire. Thrice daily Semyon carried a steaming samovar and his officer’s meals from the camp kitchen to the ravine. The bullets hummed about him and rattled viciously against the rocks.

Semyon was terrified and cried sometimes, but still he kept right on. The officers were pleased with him, because he always had hot tea ready for them.”

 

Garshin_by_Repin_1883

Vsevolod Garsjin (14 februari 1855 – 31 maart 1888)
Portret door Ilya Repin

 

De Franse schrijver Edmond François Valentin About werd geboren op 14 februari 1828 in Dieuze, Lorrainne. Zie ook mijn blog van 14 februari 2007.

Uit: La Grèce contemporaine

 Le 1er février 1852, je m’ embarquais à Marseille sur le Lycurgue ; le 9, je descendais au Pirée. L’ Orient, qui passe pour un pays lointain, n’ est pas beaucoup plus loin de nous que la banlieue : Athènes est à neuf jours de Paris, et il m’ en a coûté trois fois moins de temps et d’ argent pour aller voir le roi Othon dans sa capitale, que Mme De Sévigné n’ en dépensait pour aller voir sa fille à Grignan. Si quelque lecteur veut s’ épargner la peine de parcourir ce petit livre ou se donner le plaisir de le contrôler, je lui conseille de s’ adresser à la compagnie des messageries impériales : elle a d’ excellentes voitures qui vont à Marseille en trente-six heures, et de fort bons bateaux qui font le voyage de Grèce en huit jours sans se presser. à Paris, à Marseille et partout où je disais adieu à des amis, on me criait, pour me consoler d’ une absence qui devait être longue : ” vous allez voir un beau pays ! ” c’ est aussi ce que je me disais à moi-même. Le nom de la Grèce, plus encore que celui de l’ Espagne ou de l’ Italie, est plein de promesses. Vous ne trouverez pas un jeune homme en qui il n’ éveille des idées de beauté, de lumière et de bonheur.“

 

About

Edmond About (14 februari 1828 – 16 januari 1885)
Standbeeld op Père Lachaise, Parijs

 

 

De Zwitserse schrijver en dichter Johann Martin Usteri werd geboren op 14 februari 1763 in  Zürich. Zie ook mijn blog van 14 februari 2007.

 

Freut euch des Lebens

 

Refr.: Freut euch des Lebens,

weil noch das Lämpchen glüht,

pflücket die Rose, eh´ sie verblüht !

 

Man schafft so gern sich Sorg und Müh´,

sucht Dornen auf und findet sie,

und läßt das Veilchen unbemerkt,

daß dort am Wege blüht.

 

Wenn scheu die Schöpfung sich verhüllt

und laut der Donner ob uns brüllt,

dann lacht am Abend nach dem Sturm

die Sonne, ach, so schön…

 

Wer Neid und Mißgunst sorgsam flieht

und G´nügsamkeit im Gärtchen zieht,

dem schießt sie schnell zum Bäumchen auf,

das goldene Früchte trägt…

 

Wer Redlichkeit und Treue liebt

und gern dem ärmeren Bruder gibt,

bei dem baut sich Zufriedenheit

so gern ihr Hüttchen auf…

 

Und wenn der Pfad sich furchtbar engt

und Mißgeschick dich plagt und drängt,

so reicht die Freundschaft schwesterlich

dem Redlichen die Hand…

 

SchweizUsteri23

Johann Martin Usteri (14 februari 1763 – 29 juli 1827)
Portret door Franz Hegi Aquatint

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 14 februari 2007.

De Franse toneelschrijver Pierre-Claude Nivelle de La Chaussée werd geboren op 14 februari 1692 in Parijs.

Ischa Meijer, Piet Paaltjens, Robert Shea, Wsewolod Garsjin, Leone Battista Alberti, Nivelle de La Chaussée, Edmond About, Frederick Grove, Johann Martin Usteri

De Nederlandse journalist, toneelschrijver, filmacteur en televisiepresentator Ischa Meijer werd geboren in Amsterdam op 14 februari 1943. Hij was het oudste kind van de historicus en hebraïst Jaap Meijer en Liesbeth Voet. Als baby werd hij met zijn ouders naar het concentratiekamp Bergen-Belsen gedeporteerd. Het gezin overleefde de oorlog en vestigde zich in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt waar nog dochter Mirjam en zoon Job werden geboren. Begin jaren vijftig volgde, uit vrees voor het communisme een emigratie naar Paramaribo. De Meijers konden er niet aarden en keerden na enkele jaren terug naar Amsterdam. Hij werd journalist bij De Nieuwe Linie en later bij de Haagse Post, Nieuwe Revu en Vrij Nederland met uitgebreide, vaak onthullende interviews. Die gingen, zoals hij en anderen bevestigden, vaak meer over hemzelf dan over de door hem geïnterviewden. In juni 1984 verscheen in Vrij Nederland een geruchtmakend interview van Meijer met Bram Peper en diens toenmalige echtgenote. Verder presenteerde hij op de radio een live-programma vanuit café Eik en Linde in Amsterdam: Een Uur Ischa, later werd dit Een Dik Uur Ischa. Naast interviewer was Meijer toneelschrijver, en vervolgens werd hij ook acteur. In 1983 oogstte hij met zijn voorstelling Izzy M. der sympathische Jude succes in Berlijn. In de eerste helft van de jaren tachtig trad hij op in een aantal speelfilms. Vanaf 1991 tot aan zijn dood schreef Meijer een dagelijkse column in Het Parool, onder de titel De Dikke Man.

 

Uit: Een jongetje dat alles goed zou maken

 

“De bevrijders

De Dikke man zat in de coffeeshop van het Grote Warenhuis voor een regenbui te schuilen, tegenover zo’n praktisch permanent blozend meisje, dat hem een tijdje aanstaarde en vervolgens vroeg:
‘Moet u niet de grote verzoendag vieren?’
De Dikke man reageerde niet.
‘U is toch Joods, nietwaar,’ vervolgde Dat Blozende Meisje, ‘Net als de vader van mijn beste vriendin. En die vader gaat vandaag de hele dag naar de synagoge en hij eet en drinkt helemaal niets.’
De Dikke man boog nu het van herinneringen zware hoofd.
‘En u doet op zo’n heilige dag dus niks bijzonders,’ boorde Het Blozende Meisje door.
‘Nee’, sprak De Dikke Man toen. Índerdaad- ik doe niks aan Jom Kippoer.’ En hij stokte eventjes.
‘Ik heb daar namelijk geen zin in,’ stelde hij voorts.
‘Tot mijn zeventiende heb ik mij voor Joodse riten en symbolen ingezet- maar toen was het opeens afgelopen.
Ik had er dus geen trek meer in- laten we het maar zo noemen.’
‘En hoe gaat dat dan?’ zeurde het Blozende Meisje maar door.
‘Voelt u zich op zo ’n heilige dag dan niet raar, of zo, of een beetje verdrietig- door alles wat u zich herinnert?’
De Dikke man schudde van nee.
‘Vroeger wel,’ antwoordde hij. ‘Vroeger voelde ik me op hoogtijdagen altijd licht beroerd. Schuldgevoel en aanverwante emoties. Maar alles slijt. Alles gaat voorbij.’
Er gleed thans een verveeld -geïrriteerde trek langs de mond van Het Blozende Meisje.
‘En gisteravond,’ging De Dikke man, meer voor zichzelf, eigenlijk, verder,
‘kwam ik op straat een Israëlische kennis tegen, die mij, net als jij, vroeg of ik geen Grote Verzoendag vierde- en ik antwoordde haar dat ik er geen zin meer in had.
En ik spoedde me daarop naar huis. En daar aangekomen knipte ik de televisie aan.En daar was het nos-journaal, met een reportage over het vijftigjarige herdenkingsfeest van de bevrijding van Maastricht. En ik zag enkele beelden van de Heilige Mis. En daarna kwam die Amerikaan aan het woord. Een ongeveer zeventigjarige man, met het fatsoenlijkste hoofd dat je je maar kunt voorstellen. En die interviewer vroeg hoe hij zich voelde.
‘Ik ben ontroerd ,’ zei die Amerikaan.
‘Ik ben ontroerd en ik voel me beschaamd. Deze mensen hier noemen ons De Bevrijders. Maar wij kwamen vanuit Amerika en zij hadden vier zware oorlogsjaren meegemaakt. Zij zouden als helden moeten worden beschouwd.’
‘Ja- dat zei de Amerikaanse man.’
En De Dikke Man sloot zijn ogen.
‘O- dat ontroerde mij zo,’ fluisterde hij.
‘Die man zei iets, waar ik nu werkelijk nooit op gekomen was. Het was zo onverwacht. Zo intelligent. Zo aardig.
En ik dacht nog even aan de Grote Verzoendag. En ik wist: Die Amerikaan op de buis heeft mijn Grote Verzoendag gemaakt; ik hoef vanavond en morgen niets meer te vieren.
Die Amerikaan heeft het mooi voor me opgeknapt.’
Waarop het Blozende Meisje op haar beurt, heel even de ogen sloot en zei:
‘Ja- daar kan ik me wel iets bij voorstellen.’
‘’ Fijn,’ mompelde De Dikke Man .
En hij meende dat, op de een of andere manier, ook nog.”

 

ischa_meijer

Ischa Meijer (14 februari 1943 – 14 februari 1995)

 

De Nederlandse dichter en predikant Piet Paaltjens werd geboren in Leeuwarden op 14 februari 1835. Zie ook mijn blog van 14 februari 2007.

 

De bleeke jongeling

’t Avondt. Aan de westertrans
Zinkt, in goud gehuld en glans,
Statig ’t zonnelicht ter neer
In den schoot van ’t wieglend meer,
Dat, als ’t bloosde van verlangen,
Om het in zijn bed te ontvangen,
Inkarnaat voelt gloeien op zijn wangen.

 

’t Avondt. Door het heidekruid
Suist als aeoolsharpgeluid
’t Windeken en kust zoo zacht
Al de bloempjes goedennacht.
’t Orgelend lied der vooglenkelen
Zwijgt in ’t loover der abeelen,
’t Sjirpend krekeltjen in de struweelen.

 

’t Avondt. Aan den zoom van’t meer
Zit een bleeke jongeling neer.
’t Donker oog, naar ’t west gericht,
Volgt het scheidend zonnelicht.
Tranen aan dat oog ontleken,
Die van grievend lijden spreken,
Lijden, – dat een jongelingshart doet breken.

 

’t Nacht. En lange reeds verdronk
Ook de laatste zonnevonk.
Duisternis als van het graf
Daalde op meer en velden af.
Slechts het suizen van de blaren
Hoort men en ’t geruisch der baren. –
Immer blijft de jongeling voor zich staren.

 

’t Morgent. En een maagdlijk blond
Verft in ’t oost den horizont.
’t Blond verzilvert. ’t Zilver smelt
Tot een goudzee. Trotsch ontsnelt
’t Vlammend zonvuur aan de kimmen.
Damp en nevelen verglimmen
Straks tot purper bij zijn opwaartsklimmen.

 

’t Morgent. Aan den zoom van ’t meer
Zit nog steeds de jongeling neer,
’t Bleek gelaat naar ’t west gericht.
Maar zijn oog is blind voor ’t licht,
Voor de bloemen, weer ontloken.
Opgehouden heeft te koken
’s Jongelings bloed.- Zijn harte was gebroken.

 

IMMORTELLE III

Waarom ik de loome nachten

  Met wrange tranen bedauw? –

Ik weet niet wat ik liever deed,

  Dan dat ik het zeggen zou.

 

En wou ik het ook al zeggen,

  Weet ik, of ik het wel kon?

Voor alles is er een oorzaak, –

  Maar hebben mijn tranen een bron?

 

paaltjens

Piet Paaltjens (14 februari 1835 – 19 januari 1894)

 

De Amerikaanse schrijver Robert Shea werd geboren op 14 februari 1933 in New York. Hij begon al met het uitgeven van tijdschriften toen hij scholier en student was. Hij studeerde Engels aan het Manhattan College en literatuurgeschiedenis aan Rutgers University in New Jersey. Daarna werkte hij als zelfstandig schrijver, schreef verhalen en werd tijdelijk redacteur bij verschillende magazines, waaronder de Playboy, waar hij Robert A. Wilson leerde kennen. Samen schreven ze de Illuminatus-trilogie. Zelf legde Shea zich toe op historische romans: Shike (1981), All Things Are Lights (1986), and The Saracen, (1989).

 

Uit: All Things Are Lights

 

“ROLAND NARROWED HIS EYES AND STARED UPWARD INTO THE DARKNESS, across the top of Mont Segur toward the Cathar fortress. Standing on a high walkway of planks behind the palisade of the crusaders’ small wooden fort, he heard faraway voices and saw torches moving on the Cathar rampart.

The two men on watch with him that night, a sergeant from Champagne and a young man-at-arms from Brittany, were talking in low tones about the women to be had far below, at the foot of the mountain. They seemed not to see the activity about the Cathar stronghold on the upper peak of the mountaintop opposite their own fort. But Roland, knowing Diane was in the besieged fortress, could not take his eyes from it.

He knew he had to act soon. Each day the crusaders grew stronger and the Cathars weaker. Once the Cathar stronghold fell, the crusaders would slaughter all within, including Diane. The sergeant, chuckling, was offering his young companion a wineskin. The Breton never received it.

From behind the Cathar wall came the sound of a huge thump, as if a giant’s fist had pounded Mont Segur. Roland recognized the sound, and fought panic as he thrust his arms out, trying to push the other two men toward the ladder. But there was no time for them to climb down to safety. The thump was the counter-weight of a stone-caster, and the whistling noise that followed fast upon it was the rock it had thrown.

A shape as big as a wine barrel blotted out the stars. The stone hit the parapet beside Roland, and the whole palisade shuddered. Roland caught a glimpse of the sergeant’s horrified face and heard his scream as the boulder struck him, crushing him to the ground.”

 

bobshea

Robert Shea (14 februari 1933 – 10 maart 1994)

 

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 14 februari 2007.

De Russische schrijver Wsewolod Garsjin werd geboren op 14 februari 1855 in Prijatnaja Dolina.

 

De Italiaanse dichter Leone Battista Alberti werd geboren in Genua op 14 februari 1404.

De Franse toneelschrijver Pierre-Claude Nivelle de La Chaussée werd geboren op 14 februari 1692 in Parijs.

 

De Franse schrijver Edmond François Valentin About werd geboren op 14 februari 1828 in Dieuze, Lorrainne.

 

De Canadees-Duitse schrijver en vertaler Frederick Philip Grove werd geboren als Felix Paul Greve op 14 februari 1879 in Radomno, Westpruisen.

 
De Zwitserse schrijver en dichter Johann Martin Usteri werd geboren op 14 februari 1763 in  Zürich.

 

Piet Paaltjens, Wsewolod Garsjin, Leone Battista Alberti, Pierre-Claude de La Chaussée, Edmond About, Frederick Philip Grove, Johann Martin Usteri

Piet Paaltjens was het pseudoniem van de Nederlandse dichter en predikant François Haverschmidt Hij werd geboren in Leeuwarden op 14 februari 1835. HaverSchmidt studeerde in Leiden. Als predikant werkte hij in Foudgum, Raard, Den Helder en Schiedam. Zijn bekendste bundel is Snikken en grimlachjes uit 1867. Piet Paaltjens wordt in deze bundel door middel van een mystificatie opgevoerd: de schrijver geeft in de inleiding een levensgeschiedenis van de student-dichter Paaltjens tot zijn verdwijning uit Leiden ‘op den 9 oktober 1853.

Zijn goudblonde lokken en knevel

Zijn goudblonde lokken en knevel,
Zijn geestvolle neus en mond,
Zijn vergeetmijnietblik, zijn tenorstem
En zijn New-Foundlandsche hond,

Ik moet er gedurig aan denken;
Zelfs adem ik soms nog flauw
Den geur in van zijn sigaren.
Hij kocht ze gewoonlijk bij Blaauw.

Ruik ik opnieuw die sigaren,
Dan wordt is eensklaps zoo raar.
Is ’t, omdat hij ze rookte,
Of was de tabak mij te zwaar?

 

Zooals ik eenmaal beminde

Zoo minde er op aarde nooit een,
Maar ‘k vond, tot wien ik mij wendde,
Slechts harten van ijs en van steen.

Toen stierf mijn geloof aan de vriendschap,
Mijn hoop en mijn liefde verdween,
En zooals mijn hart toen haatte,
Zoo haatte er op aarde nooit een.

En sombere, bittere liedren
Zijn aan mijn lippen ontgeleen;
Zoo somber en bitter als ik zong,
Zoo zong er op aarde nooit een.

Verveeld heeft mij eindlijk dat haten,
Dat eeuwig gezang en geween.
Ik zweeg, en zooals ik nu zwijg,
Zoo zweeg er op aarde nooit een.

HAVERSCHMIDT

Piet Paaltjens (14 februari 1835 – 19 januari 1894)

 

De Russische schrijver Wsewolod Garsjin werd geboren op 14 februari 1855 in Prijatnaja Dolina. Hij schreef vooral korte verhalen en was daarmee een voorloper van Tsjechov. Garsjins vader was een officier in het leger die in aanwezigheid van zijn zoon zelfmoord pleegde toen deze zeven jaar was. Garsjin zelf diende ook in het leger tijdens de Russisch – Turkse oorlog en zijn eerste verhalen hadden de oorlog als onderwerp, zoals „Vier dagen“. Zijn literaire werk is niet zeer rijk van omvang: ongeveer 20 verhalen, uitgegeven in één bundel. Zijn bekendste verhaal is „De rode bloem“. Garsjin had, versterkt door de oorlog, een zwakke geestelijke gezondheid en leed aan depressies. Op 31 maart 1888 pleegde hij zelfmoord door zich in het trappenhuis van zijn flat 5 verdiepingen naar beneden te laten vallen.

 

Uit: The scarlet blossom

 

“In the name of His Imperial Majesty the Lord Emperor Peter the First, I order a revision of this Asylum!”

 

Those words were uttered in a loud, strident, resounding voice. The clerk who had registered the patient in a large dilapidated book lying on an ink-bespattered table could not restrain a smile. But the two young men who had escorted the patient did not smile. They could scarcely keep on their feet after forty-eight hours without sleep, passed alone with the lunatic whom they had just brought along by train. At the station immediately preceding their destination the attack had increased in its intensity, and they had succeeded in obtaining a strait-jacket from somewhere, which, with the assistance of the train-conductors and a gendarme, they had placed on the patient, and had brought him to the town, and finally to the Asylum in this dress.

He was dreadful to look at. Over his body and above his grey suit, which had been torn into rags during his paroxysms, was stretched a jacket of coarse canvas opened in front; its sleeves, which were fastened behind, forced his arms crosswise against his chest. His blood-shot eyes (he had not slept for ten days) blazed with a fixed and intense glare. His lower lip was twitching with a nervous tremor, whilst his tangled, curly hair fell mane-like over his forehead. With rapid, agitated steps, he paced from corner to corner of the office, gazing inquisitively at the old shelves laden with documents, and the chairs covered with a kind of oilcloth. Occasionally he glanced at his recent fellow-travellers.

 

garsjin

Wsewolod Garsjin (14 februari 1855 – 31 maart 1888)

 

De Italiaanse dichter Leone Battista Alberti werd geboren in Genua op 14 februari 1404. Naast dichter was hij ook schilder, taalkundige, filosoof, cryptograaf, musicus, en architect en een van de belangrijkste personen uit de Renaissance. Zijn leven werd beschreven in de Vite van Giorgio Vasari. In Italië wordt zijn voornaam gewoonlijk gespeld als Leon. Alberti  was een onrechtmatige zoon van een familie van Florentijnse handelaars. Hij studeerde rechten aan de Universiteit van Bologna. Alberti maakte een reis door Europa toen hij midden-twintig was. Zijn carrière in het recht werd ingekort door een ziekte die een gedeeltelijk verlies van geheugen veroorzaakte. Alberti wijdde toen zijn capaciteiten aan wetenschap en kunst. Hij schreef rond 1436 Della pittura (‘Over de schilderkunst’), waarin hij de resultaten van zijn studie naar de wetten van het perspectief schreef. Hij was de eerste die regels voor het wetenschappelijk perspectief opstelde. Dit boek werd als het standaardwerk beschouwd door vele schilders.

 

Uit: On painting  (Vertaald door John R. Spencer)

 

“Since then, I have been brought back here [to Florence]–from the long exile in which we Alberti have grown old–into this our city, adorned above all others. I have come to understand that in many men, but especially in you, Filippo, and in our close friend Donato the sculptor and in others like Nencio, Luca and Massaccio,  there is a genius for [accomplishing] every praiseworthy thing. For this they should not be slighted in favour of anyone famous in antiquity in these arts. Therefore, I believe the power of acquiring wide fame in any art or science lies in our industry and diligence more than in the times or in the gifts of nature. It must be admitted that it was less difficult for the Ancients–because they had models to imitate and from which they could learn–to come to a knowledge of those supreme arts which today are most difficult for us. Our fame ought to be much greater, then, if we discover unheard-of and never-before-seen arts and sciences without teachers or without any model whatsoever. Who could ever be hard or envious enough to fail to praise Pippo the architect on seeing here such a large structure, rising above the skies, ample to cover with its shadow all the Tuscan people, and constructed without the aid of centering or great quantity of wood? Since this work seems impossible of execution in our time, if I judge rightly, it was probably unknown and unthought of among the Ancients. But there will be other places, Filippo, to tell of your fame, of the virtues of our Donato, and of the others who are most pleasing to me by their deeds.”

 

Alberti

Leone Battista Alberti (14 februari 1404 — 25 april 1472)

 

De Franse toneelschrijver Pierre-Claude Nivelle de La Chaussée werd geboren op 14 februari 1692 in Parijs. In zijn comedie larmoyante vervaagden de grenzen tussen drama en komedie. In 1731 publiceerde hij Epître de Clio, een didactisch gedicht ter verdediging van Leriget de la Faye in diens dispuut met Antoine Houdar de la Motte, die beweerde dat het schrijven van drama in verzen onzin was.

 

 Uit: EPITRE DE CLIO

 

« O toi, jadis élevé dans mon sein,
Enfant nourri de mon lait le plus sain,
Viens, prends la plume et le style d’Horace
Ecoute, écris, et venge le Parnasse.
Le Fanatisme, au bas de ce vallon,
Veut pervertir les enfans d’Apollon ;
Et, leur prêchant un nouveau catéchisme,
Porte avec lui le scandale et le schisme.
Tâchons enfin d’arrêter les projets
De l’hérétique. Assez de nos sujets,
Comme brebis, se suivant l’une et l’autre,
Pour son bercail ont déserté le nôtre.
Aux nouveautés toujours prostitué,
Et dans l’erreur sophiste habitué,
Quand il lui plaît, sa plume hétérodoxe
En axiome érige un paradoxe ;
Sa bouche exhale un aimable poison
Le tort lui sert autant que la raison,
Et tout chemin le conduit à la gloire.
Ce fut ainsi qu’au temple de Mémoire
Il appella de la prescription
Dont jouissoit le chantre d’Ilion. »

 

chaussee

Pierre-Claude de La Chaussée (14 februari 1692 – 14 mei 1754)

 

De Franse schrijver Edmond François Valentin About werd geboren op 14 februari 1828 in Dieuze, Lorrainne. Hij kreeg zijn opleiding aan de Ecole Normale Supérieure en aan de Franse school in Athene. Als schrijver debuteerde hij met een omstreden werk, La Grèce Contemporaine (1854), en met een controversiële roman Tolla. L’Homme à l’Oreille Cassée (1862) maakte hem populair, maar zijn toneelstukken vielen niet in goede aarde bij het publiek.

Uit: Germaine

« Vers le milieu de la rue de l’Université, entre le numéro 51 et le 57, on voit quatre hôtels qui peuvent compter parmi les plus beaux de Paris. Le premier appartient à M. Pozzo di Borgo; le second, au comte de Mailly; le troisième, au duc de Choiseul; le dernier au baron de Sanglié. C’est celui qui fait l’angle de la rue Bellechasse.

 

L’hôtel de Sanglié est une habitation de noble apparence. La porte cochère s’ouvre sur une cour d’honneur soigneusement sablée et tapissée de treilles centenaires. La loge du suisse est à gauche, cachée sous un lierre épais où les moineaux et les portiers babillent à l’unisson. Au fond de la cour à droite, un large perron, abrité sous une marquise, conduit au vestibule et au grand escalier. Le rez-de-chaussée et le premier sont occupés par le baron tout seul; il jouit sans partage d’un vaste jardin borné par d’autres jardins, peuplé de fauvettes, de merles et d’écureuils qui vont de l’un chez l’autre en pleine liberté, comme s’ils étaient habitants d’un bois, et non citoyens de Paris. »

 

About

Edmond About  (14 februari 1828 – 16 januari 1885)

 

De Canadees-Duitse schrijver en vertaler Frederick Philip Grove werd geboren als Felix Paul Greve op 14 februari 1879 in Radomno, Westpruisen. Hij maakte naam als dichter, romanschrijver en (mede-)grondlegger van de postkoloniale, moderne Canadese literatuur. Tussen 1922 en 1947 publiceerde hij ongeveer 15 werken. Naast zijn romans over de Canadese priarie en haar bewoners vormden zijn autobiografische werken Over Prairie Trails (1922) en A Search for America (1927) het grootste succes. Belangrijke romans zijn Settlers of the Marsh (1925), Our Daily Bread (1928 ) and Fruits of the Earth (1933). Voor zijn In Search of Myself uit 1946 ontving Grove de prestigieuze “Governor General´s Award: in de categorie “non-fiction”. Dat laatste is niet vrij van ironie, want Grove bleek later fantasie en werkelijkheid graag een beetje te vermengen.

 

Uit: In Search of Myself

 

“IT was a dismal November day, with a raw wind blowing from the north-west and cold, iron-grey clouds flying low – one of those Ontario days which, on the lake-shores or in a country of rock and swamp, seem to bring visions of an ageless time after the emergence of the earth from chaos, or a foreboding of the end of a world about to die from entropy.
It was into such a country of rock and swamp, a few miles north of Lake Erie, that my business took me that day. I was driving my old and battered car and, having come a not inconsiderable distance, I felt chilled and cheerless. At last I entered upon a straight, rutted marl road which led for miles over a clay-coloured dam thrown through a morass dotted here and there with the dead stumps of huge trees of a departed generation: swamp-oak, white ash, and pine, now blackened by carbonization.
At last there appeared, on the far side of the marsh to my right, in the very border-seam of higher, wooded ground, a farm with house, barn, and other buildings which, at this distance, seemed to be sketchily washed into their background of leafless bush, for they were unpainted and in a state of not merely incipient decay, resembling so many others in that Ontario which had once been made prosperous by its timber. It was from this place that I was to fetch a girl for the Sisyphus tasks of a household drudge.”

 

Grove

Frederick Philip Grove (14 februari 1879 – 19 augustus 1948)

 

De Zwitserse schrijver en dichter Johann Martin Usteri werd geboren op 14 februari 1763 in  Zürich. Hij schreef vooral geslaagde verhalen in het dialect van zijn geboortestreek. Zijn werk in het Hoogduits daarentegen vond een minder goed onthaal. Zijn  Freut euch des Lebens werd een geliefd volkslied.

 

Rundgesang

Freut euch des Lebens,

Weil noch das Lämpchen glüht;

Pflücket die Rose,

Eh’ sie verblüht!

 

So mancher schafft sich Sorg’ und Müh’,

Sucht Dornen auf, und findet sie

Und läßt das Veilchen unbemerkt,

Das ihm am Wege blüht.

 

Chor

Freut euch des Lebens, u.s.w.

 

Wenn scheu die Schöpfung sich verhüllt

Und laut der Donner ob uns brüllt,

So lacht am Abend nach dem Sturm

Die Sonne, ach! so schön!

 

Chor

Freut euch des Lebens, u.s.w.

 

Wer Neid und Mißgunst sorgsam flieht,

Genügsamkeit im Gärtchen zieht,

Dem schießt sie bald zum Bäumchen auf,

Das goldne Früchte bringt.

 

Chor

Freut euch des Lebens, u.s.w.

 

Wer Redlichkeit und Treue übt
Und gern dem ärmeren Bruder giebt,
Da siedelt sich Zufriedenheit
So gerne bei ihm an.

Chor

Freut euch des Lebens, u.s.w.

 

Und wenn der Pfad sich furchtbar engt,

Und Mißgeschick uns plagt und drängt,

So reicht die holde Freundschaft stets

Dem Redlichen die Hand.

 

Chor

Freut euch des Lebens, u.s.w.

 

Sie trocknet ihm die Thränen ab,

Und streut ihm Blumen bis ins Grab;

Sie wandelt Nacht in Dämmerung,

Und Dämmerung in Licht.

 

Chor

Freut euch des Lebens, u.s.w.

 

Sie ist des Lebens schönstes Band,

Schlagt, Brüder, traulich Hand in Hand,

So wallt man froh, so wallt man leicht,

Ins beßre Vaterland.

 

Chor

Freut euch des Lebens,
Weil noch das Lämpchen glüht,
Pflücket die Rose,
Eh’ sie verblüht!

 

USTERI

Johann Martin Usteri (14 februari 1763 – 29 juli 1827)