De Amerikaanse schrijver Rex Stout werd geboren op 1 december 1886 in Noblesville, Indiana, maar groeide op met zijn acht broers en zussen in Kansas in een Quaker-gezin. Na universitaire studies aan de Universiteit van Kansas, diende hij twee jaar bij de marine, op het jacht van president Roosevelt. In de jaren 1910 verdiende hij de kost door een reeks kleine klusjes uit te voeren: meer dan dertig in slechts vier jaar tijd. Hij begon onder meer met zijn literaire carrière, artikelen schrijven, liefdesverhalen en zelfs een reeks soap-romans voor populaire tijdschriften. Zijn uitvinding van een ingenieus schoolspaarsysteem leverde hem snel genoeg geld op om naar Europa te reizen. Het was tijdens een verblijf in Parijs dat hij zijn eerste roman schreef: “How Like a God” (1929). Deze kreeg een goede pers. Drie andere romans zouden volgen, waarvan er een, “Forest Fire”, als “gay novel’ gekarakteriseerd wordt. De literaire carrière van Rex Stout was op de goede weg, maar de Grote Depressie raakte hem hard: zijn spaarsysteem stortte in elkaar en hij verloor al zijn fortuin. Terug in Amerika hield Stout zich bezig met de bewegingen van links en extreem links. Hij was ook een sterke voorstander van de New Deal. Tegelijkertijd lanceerde hij de politieliteratuur. In zijn eerste roman, “Fer-de-lance”, introduceerde hij voor de eerste keer detective Nero Wolfe, een zwaarlijvig intellectueel en liefhebber van orchideeën, en Archie Goodwin, een jonge veld onderzoeker. Vanaf 1938 bleef hij één boek per jaar over Nero Wolfe schrijven, tot aan zijn dood in 1975, behalve tijdens WO II. Stout was een van de vele Amerikaanse schrijvers die nauwlettend in de gaten werd gehouden door de FBI van J. Edgar Hoover. Hoover beschouwde hem als een vijand van het bureau en als een communist of als een instrument van communistisch gedomineerde groepen. In latere jaren vervreemde Stout enkele lezers met zijn agressieve houding ten opzichte van de Vietnamoorlog en met zijn minachting voor het communisme uitgedrukt in sommige van zijn boeken.
Uit: Forest Fire
“His mind would not work; his head hurt. There was nothing to give. He was Stan Durham, that was all, Stan Durham acting like a goddam fool, trying to get ideas in his head where they did not belong. Where was there anything in him to feed a friend on? What was there about him for a friend to know or care about: He was a man who knew how to work and make other men work; and not only was that all he knew, it was all he was. And all he cared to be. A man, like a horse, must be true to his breed whether he wants to or not. He had said to Harry, a man lives lonely, but that was not true of all men. Harry would never live lonely, he was not born for it. The laugh in his blue eyes, the life in his smooth skin, the way he put his hand on your arm or your knee, the free careless words that flowed from his tongue—all those were for others, for men and women, for friendships and close feelings. Only an hour ago, walking across the meadow toward the box-car where the train would stop, Stan had seen him cup his hand under Elsie’s elbow to steer her around a gopher hole, and had felt a sudden sharp constriction in his breast and an idiotic impulse to ask his wife if she had forgotten how to walk. But she had not invited the gesture; it had been Harry’s. He would put his hand that way on anyone; had, doubtless, on hundreds, girls, boys, men, women; would, on hundreds more. If he took a friend, if ever he reserved any look of his eyes or touch of his hands for just one, not to be shared, he was not likely to pick on Stan Durham for it. Stan Durham had nothing to offer…”
Rex Stout (1 december 1886 – 27 oktober 1975)
In 1931