William Shakespeare, Roman Helinski, Pascal Quignard, Peter Horst Neumann, Andrey Kurkov, Halldór Laxness, Christine Busta, Richard Huelsenbeck, Maurice Druon

De Engelse dichter en schrijver William Shakespeare werd geboren in Stradford-upon-Avon op, vermoedelijk, 23 april 1564. Zie ook alle tags voor William Shakespeare op dit blog.

Uit: Loves Labours Lost

“ACT I
SCENE I. The king of Navarre’s park.
Enter FERDINAND king of Navarre, BIRON, LONGAVILLE and DUMAIN
FERDINAND
Let fame, that all hunt after in their lives,
Live register’d upon our brazen tombs
And then grace us in the disgrace of death;
When, spite of cormorant devouring Time,
The endeavor of this present breath may buy
That honour which shall bate his scythe’s keen edge
And make us heirs of all eternity.
Therefore, brave conquerors,–for so you are,
That war against your own affections
And the huge army of the world’s desires,–
Our late edict shall strongly stand in force:
Navarre shall be the wonder of the world;
Our court shall be a little Academe,
Still and contemplative in living art.
You three, Biron, Dumain, and Longaville,
Have sworn for three years’ term to live with me
My fellow-scholars, and to keep those statutes
That are recorded in this schedule here:
Your oaths are pass’d; and now subscribe your names,
That his own hand may strike his honour down
That violates the smallest branch herein:
If you are arm’d to do as sworn to do,
Subscribe to your deep oaths, and keep it too.
LONGAVILLE
I am resolved; ’tis but a three years’ fast:
The mind shall banquet, though the body pine:
Fat paunches have lean pates, and dainty bits
Make rich the ribs, but bankrupt quite the wits.
DUMAIN
My loving lord, Dumain is mortified:
The grosser manner of these world’s delights
He throws upon the gross world’s baser slaves:
To love, to wealth, to pomp, I pine and die;
With all these living in philosophy.
BIRON
I can but say their protestation over;
So much, dear liege, I have already sworn,
That is, to live and study here three years.
But there are other strict observances;
As, not to see a woman in that term,
Which I hope well is not enrolled there;
And one day in a week to touch no food
And but one meal on every day beside,
The which I hope is not enrolled there;
And then, to sleep but three hours in the night,
And not be seen to wink of all the day–
When I was wont to think no harm all night
And make a dark night too of half the day–
Which I hope well is not enrolled there:
O, these are barren tasks, too hard to keep,
Not to see ladies, study, fast, not sleep!”

 


William Shakespeare (23 april 1564 – 23 april 1616)
Scene uit een opvoering in The Old Globe in Londen, 2016

 

De Nederlandse schrijver en journalist Roman Helinski werd geboren in Nuth op 23 april 1983. Zie ook alle tags voor Roman Helinski op dit blog.

Uit: Bloemkool uit Tsjernobyl

“Mijn moeder draaide avonddiensten als verpleegkundige in het bejaardentehuis. Zeven dagen wel, zeven dagen niet. We aten vlak voor ze vertrok rond vijven, om elf uur kwam ze weer thuis. Ons zware, stroeve hek kraakte en piepte dan.
Op de dag van de begrafenis hoorde ik haar ’s avonds haar auto de schuur in rijden. We hadden een heel grote schuur, letterlijk zo groot als een huis. Mijn vader had hem met twee Poolse mannen uit het dorp gebouwd, zonder vergunning en zonder bouwtekeningen. Twee weekenden werden ze hierbij geholpen door een verre oom van mijn vader, ook een Pool. Ze hadden wel wat van elkaar weg. Hij woonde het meest dichtbij van de hele club; met zijn tweede vrouw, een Nederlandse, runde hij een varkenshouderij in Noord-Brabant. De paar keer dat hij langskwam in mijn jeugd nam hij altijd een fles wodka mee. Mijn vader verheugde zich telkens erg op zijn komst.
Aan het eind van elke dag dat gewerkt werd aan de schuur, veegde ik samen met mijn moeder het gruis op dat was achtergebleven. Voor de bouw gebruikten ze grote, grijze stenen, in de nok kwam een wirwar aan balken. ‘Zo blijft de schuur staan,’ zei mijn vader. ‘Zelfs als het stormt.’ Hij zei ook, trots: ‘In Polen bouwen ze de huizen van hetzelfde materiaal.’
Toen het dak er eenmaal op zat, stuurde de gemeente een boze brief, en maandenlang hing ons boven het hoofd dat we de schuur weer af moesten breken. Het waren onzekere tijden, de sfeer thuis was gespannen.
Ruim een uur nadat mijn moeder uit haar werk was gekomen, hoorde ik het hek nog een keer open- en dichtgaan. Vaak wandelde mijn vader ’s avonds door het dorp of hij ging naar de tennisbaan die naast ons huis lag. Soms verdween hij een paar uur zonder te zeggen waarheen. Als mijn moeder vroeg: ‘Waar ben je geweest?’ haalde hij zijn schouders op. Ik was bang dat hij op een keer een hele nacht weg zou blijven, of misschien wel twee nachten. Meestal sliep hij op de bank in de woonkamer wanneer hij tot laat was gaan wandelen. Zo ook deze keer.
De volgende morgen aan het ontbijt zei hij: ‘Ze was zo vreselijk eenzaam vlak voor haar dood. Ik ben bang dat…’
‘Dat jij ook zo eindigt?’ vroeg mijn moeder.
‘Bang dat Babunia zo eindigt.’
‘Maar jij bent er toch?’ vroeg ik. ‘En wij zijn er?’
Mijn vader zweeg een tijdje en keek voor zich uit.”

 


Roman Helinski (Nuth, 23 april 1983)

 

De Franse schrijver Pascal Quignard werd geboren op 23 april 1948 in Verneuil-sur-Avre. Zie ook alle tags voor Pascal Quignard op dit blog.

Uit: Dans ce jardin qu’on aimait

« Un pasteur américain, en 1860, a noté les sons que les gouttes de la pluie faisaient retentir sur l’herbe et les petits sentiers de graviers du jardin de la cure. Il transcrit des mois durant, des saisons durant, des années durant, tous les chants des oiseaux qui viennent y nicher, se percher dans les branches, se dissimuler sous les feuilles des arbres. Il s’appelait Simeon Pease Cheney. Le révérend Cheney vivait exactement au temps où le pasteur Brontë finissait ses jours, alors que ses trois filles et son fils étaient morts. Le révérend a écrit dans un de ses plus beaux sermons : « Dieu dit dans Matthieu XIII, 9:
Audiat ! Qu’il entende ! Celui qui a des oreilles, qu’il entende ! Il n’y a pas que les oiseaux qui chantent ! Le seau, où la pluie s’égoutte, qui pleure sous la gouttière de zinc, près de la marche en pierre de la cuisine, est un psaume ! L’arpège en houle, tourbillonnant, du porte-manteau couvert de pèlerines et de chapeaux, l’hiver, quand on laisse un instant la porte d’entrée ouverte dans le corridor de la cure, lui aussi constitue un Te Deum ! » Je vais vous jouer le morceau de musique que fait le vent quand il s’engouffre dans le portemanteau du corridor de la cure.
Alors le récitant obscur se fait sombre interprète : il ouvre le clavier. Apparaît la bande étroite de velours brodée de fils de soie qui le protège. C’est un long ruban somptueux et doux qu’il ôte. Surgissent les touches d’ivoire et leurs lumières, celles d’ébène du vieux piano et leurs reflets. Le révérend enroule lentement autour de sa main gauche la bande de velours brodée. »

 

 
Pascal Quignard (Verneuil-sur-Avre, 23 april 1948)
Cover

 

De Duitse dichter, essayist en literatuurwetenschapper Peter Horst Neumann werd geboren op 23 april 1936 in Neisse. Zie ook alle tags voor Peter Horst Neumann op dit blog.

 

Vroege foto van de ouders

Toen was ik
er nog niet,
toen waren ze pas verloofd,
toen hadden ze het nog
kunnen voorkomen.

Hoe graag ik er ben.

 

De handen, de ogen

Het uur (wanneer
was dat) toen ik begon
met zien, en waren
voordien dan blind
mijn ogen?

Je zei dat twee
niet genoeg zijn
een derde zou nodig zijn
een oog achter de ogen,
maar van jezelf
moest het wel zijn.

Maar de hand, de derde,
die van een ander is,
die ik met beide handen
vastgreep, om de waargenomen wereld
te begrijpen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

 
Peter Horst Neumann (23 april 1936 – 27 juli 2009)

 

De Oekraïense schrijver Andrey Kurkov werd geboren op 23 april 1961 in Leningrad. Zie ook alle tags voor Andrey Kurkov op dit blog.

Uit: The Gardener from Ochakov (Vertaald door Amanda Love Darragh)

`Ma, your friend’s at the gate, and she’s got another dodgy man with her!’ Igor shouted cheerfully. `Keep your voice down, will you?’ said his mother, coming out into the hallway. ‘She’ll hear you!’ Elena Andreevna shook her head as she looked reproachfully at her thirty-year-old son, who had never learned to lower his voice when necessary. It was true that their next-door neighbour, Olga, did seem to be taking rather too much of an interest in her personal life. As soon as Elena Andreevna and her son had moved from Kiev to Irpen, Olga — who was also fifty-five years old and single —had taken her under her wing. Elena Andreevna had divorced her husband before she’d retired, largely because he had started to remind her of a piece of furniture, being inert, silent, perpetually morose and apparently incapable of helping out around the house. Olga had been smart enough not to get married in the first place, but she spoke about it casually, without regret. ‘I don’t need to keep a husband on a leash,’ she had once said. ‘Put them on a leash and they start to behave like dogs, always barking and biting!’ Elena Andreevna went out to the gate and saw her neighbour. Next to her stood a wiry, clean-shaven man of around sixty-five with an expressive face and a determined chin, closely cropped grey hair and a faded canvas rucksack on his back. tenochka, I’ve brought someone to meet you! This is Stepan. He fixed my cowshed.’ Elena Andreevna looked sceptically at Stepan. She didn’t have a cowshed, and nothing else needed fixing. Everything was in perfect working order, for the time being, and she wasn’t in the habit of inviting unfamiliar men into the house for no reason. Although the look of amused indifference in Elena Andreevna’s eyes had not escaped his attention, Stepan politely inclined his head. `Do you by any chance need a gardener?’ he wheezed, his voice full of hope. Stepan was dressed smartly in black trousers, heavy boots and a striped sailor’s undershirt. `People usually hire gardeners at the beginning of spring,’ remarked Elena Andreevna, unable to hide her surprise. `I prefer to start now and finish in late winter. I can prune the trees and tidy everything up, and then I’ll be on my way. Trees need looking after all year round. My rates are quite reasonable, too — I’ll be happy with a hundred hryvnas a month, plus board and lodging. Mind you, I’m quite fond of cooking myself.”

Andrey Kurkov (Leningrad, 23 april 1961)

 

De IJslandse schrijver Halldór Laxness (eig. Halldór Guðjónsson) werd geboren in Reykjavik op 23 april 1902. Zie ook alle tags voor Halldór Laxness op dit blog.

Uit: Iceland’s Bell (Vertaald door Philipp Roughton)

“No one owns anything unless he has letters for it,” said the king’s hangman.
“I believe that it says in the old books,” said the old man, “that when the Norwegians arrived in this empty land, they found this bell in a cave by the sea, along with a cross that’s now lost.”
“My letter is from the king, I say!” said the hangman. “And get yourself on up to the roof, Jón Hreggvibsson, you black thief!”
“The bell may not be broken,” said the old man, who had stood up. “It may not be taken away in the Hólmship. It has been rung at the Aljingi by Öxará since the beginning-long before the days of the king; some say before the days of the pope.”
“I could care less,” said the king’s hangman. “Copenhagen must be rebuilt. We’ve been fighting a war against the Swedes and those filthy bastard skulkers have bombarded the place.”
“My grandfather lived at Fíflavellir,* some way up from here on Bláskógaheibi,” said the old man, as if he were starting to narrate a long story. But he got no further.
“Ne’er would king with arms so stout caress her
Drape her in gems that fair bewitch
Drape her in gems that fair bewitch . . .”
The black thief Jón Hreggvibsson was straddling the roof, his feet dangling out over the gable, singing the Elder Ballad of Pontus.* The bell was fastened with a thick rope around the ridgepole, and he hacked at the rope with an ax until the bell fell down into the dooryard:
“Drape her in gems that fair bewitch
-Unless she were both young and r-i-i-i-ch . . .
. . . and now they say that my Most Gracious Hereditary Sire has gotten himself a third mistress,” he shouted down from the roof, as if announcing tidings to the old man. He looked at the edge of the ax and added: “And she’s supposed to be the fattest of them all. That’s what separates the king from me and Siggi Snorrason.”

 

 
Halldór Laxness (23 april 1902 – 8 februari 1998)
Cover

 

De Oostenrijkse dichteres Christine Busta werd geboren op 23 april 1915 in Wenen. Zie ook alle tags voor Christine Busta op dit blog.

 

Das Wunder

Auf getan hat die blinde Kastanie,
die du als Weggeleit mir pflücktest,
über Nacht ihre Stachelwimpern.
Aus dem Verdorren der grünen Lider
trifft mich stündlich größer der reine

braune Blick deiner herbstlichen Seele.
Nah blieb der Engel wie einst dem Tobias.

Von der Freude

Im Gestrüpp der Verzweiflung
die Freude aufspüren,
aber nicht jagen!

Ihre Laufkraft erkennen,
ihr Innehalten,
den möglichen Haken der Umkehr
erwarten.

Auch ihr Entschwinden wird Zulauf,
nur in eine andere Richtung.
Zu wissen, daß es sie immer noch gibt,
ist Teilhabe in Geduld.

Unzähmbar von den Händen des Fängen
sonnt sie sich in den Augen des Spähers,
bleibt unterm Wimpernschatten ihm ruhn.

 

 
Christine Busta (23 april 1915 – 3 december 1987)
Portret door Paula Ludwig

 

De Duitse dichter, schrijver, essayist en psychoanaliticus Richard Huelsenbeck (Hülsenbeck) werd geboren op 23 april 1892 in Frankenau. Zie ook alle tags voor Richard Huelsenbeck op dit blog.

 

Mit güldenen und roten Segeln

Mit güldenen und roten Segeln
fuhr ich hinauf Central Park West zu den
wirren Vierteln, wo die Portorikaner mit Huhn
und Hund, zwischen Decken und Diesteln der
alten Heimat geruhsam Bildnis zurückschrein.

Im Traum und auf den Straßen, eingewickelt in
des Golfstroms nördlichen Dunst und Schein,
mit schweißigen Händen und Haupt –
oh Heimat im Busen des Südens und der Windsbraut,
so gedenken wir dein.

Warum fütternde Brüste gabt ihr nicht
Milch genug, die Zukunft zu düngen?
Und warum wurde das Gold des Abendlichts
Kupfer nicht im Hosenbund und Brot
zu brechen für Hunger und Hund…?

Ach, so fuhr ich mit roten Segeln hinauf
Central Park West, auf dem Zement und ge-
wiegt von des Benzins häutigem Schal.
und die Menschen des Alltags begrüßten
mich und die Wehmut des Wassers

um mich herum und sie winkten der Schön-
heit, die ihre Brust nicht gekannt,
und die Gesichter der Frauen in
starrem Hinblick, Musen der Stunde,
sagten sie Ja zu meinem Beginn.

Hier bin ich, Schiffer der Städte,
dem Mastbaum verbunden, den Falter
der Sehnsucht im offenen Knopfloch,
vorwärts stotternder Kämpfer und Künder
des Hafens, der sich verschließt.

Acht Glas schlägt, und wir sitzen bei
Tisch. Wo ist die Bibel und wo ist der Sinn?
Haben wir nicht Meile um Meile der Hai-
fische Gier betrogen und sind wir nicht,
Voraneiler der Wellen, dem Himmel vereint?

Ach, wir wiegen dich auf den Händen, Jahr-
hundert des Sinns, der Qual und der Schön-
heit der Weiber, die uns bedrängt.
Atemumflossenes Bild der Befreiung –
wir sind dir verhängt.

 

 
Richard Huelsenbeck (23 april 1892 – 20 april 1974)
Cover autobiografische fragmenten

 

De Franse schrijver en politicus Maurice Druon werd geboren op 23 april 1918 in Parijs. Zie ook alle tags voor Maurice Druon op dit blog.

Uit: Les Rois Maudits

« Dès qu’il apparaissait, tout semblait autour de lui devenir faible, fragile, friable. Il avait le menton rond, le nez court, la mâchoire large, l’estomac fort. Il lui fallait plus d’air à respirer qu’au commun des hommes. Ce géant avait vingt-sept ans, mais son âge disparaissait sous le muscle, et on lui aurait donné tout aussi bien dix années de plus. Il ôta ses gants en s’avançant vers la reine, mit un genou en terre avec une souplesse surprenante chez un tel colosse, et se releva avant qu’on ait eu le temps de l’y inviter. — Alors, messire mon cousin, dit Isabelle, avez-vous fait bonne traversée de mer ?   Exécrable, Madame, horrifique, répondit Robert d’Artois. Une tempête à rendre les tripes et l’âme. J’ai cru ma dernière heure venue, au point que je me suis mis à confesser mes, péchés à. Dieu : Par chance il y en avait si grand nombre que le temps d’en dire la moitié, nous étions arrivés. J’en garde assez pour le retour.
Il éclata de rire, ce qui fit trembler les vitraux. — Mais par la mordieu, continua-t-il, je suis mieux fait pour courir les terres que pour chevaucher l’eau salée. Et si ce n’était pour l’amour de vous, Madame ma cousine, et pour les choses d’urgence que j’ai à vous dire… Vous permettrez que j’achève, mon cousin, dit Isabelle l’interrompant. Elle montra l’enfant. — Mon fils commence à parler aujourd’hui. Puis à lady Mortimer : — J’entends qu’il soit accoutumé aux noms de sa parenté, et qu’il sache, dès que se pourra, que son grand-père Philippe est le beau roi de France. Commencez à dire devant lui le Pater et l’Ave, et aussi la prière à Monseigneur Saint Louis. Ce sont choses qu’il faut lui installer dans le coeur avant même qu’il les comprenne par la raison. Elle n’était pas mécontente de montrer à l’un de ses parents, lui-même descendant d’un frère de Saint Louis, la manière dont elle veillait à l’éducation de son fils. C’est bel enseignement que vous allez donner à ce jeune homme, dit Robert d’Artois. — On n’apprend jamais assez tôt à régner, répondit Isabelle. L’enfant s’essayait à marcher, du pas précautionneux et titubant qu’ont les bébés. Se peut-il que nous ayons nous-mêmes été ainsi ! dit d’Artois. À vous regarder, mon cousin, dit la reine en souriant, on l’imagine mal. Un instant, contemplant Robert d’Artois, elle songea au sentiment que pouvait connaître la femme, petite et menue, qui avait engendré cette forteresse humaine ; puis elle reporta les yeux sur son fils.
L’enfant avançait, les mains tendues vers le foyer, comme s’il eût voulu saisir une flamme dans son poing minuscule. Robert d’Artois lui barra le chemin en avançant la jambe. »

 


Maurice Druon (23 april 1918 – 14 april 2009)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e april ook mijn blog van 23 april 2018 en ook mijn blog van 23 april 2017 deel 2.

William Shakespeare, Roman Helinski, Pascal Quignard, Peter Horst Neumann, Andrey Kurkov, Halldór Laxness, Christine Busta, Adelheid Duvanel, Richard Huelsenbeck

De Engelse dichter en schrijver William Shakespeare werd geboren in Stradford-upon-Avon op, vermoedelijk, 23 april 1564. Zie ook alle tags voor William Shakespeare op dit blog.

 

Sonnet VII

Zie, als in ’t oosten het goedgunstige licht
Zijn brandend hoofd verheft, doet elk op aard
Hulde aan zijn nieuw-verschijnend aangezicht,
Hem volgend op zijn vorstelijke vaart.

En als hij ’t hooge hemel-steil beklom,
Reeds halverwege en toch jongling-gewijs,
Staat nog de stervling voor zijn schoonheid stom,
Hem begeleidend op zijn gulden reis.

Maar als van hoogste top zijn moede bouw,
Grijzaard-gelijk, nu wankelt uit het ruim,
Dan wenden de oogen, eerst zoo plicht-getrouw,
zich af en richten zich naar eigen luim.

Zoo gij, als ’t avondt en ge niet meer stijgt,
Sterft ongevolgd, tenzij ge een zoon verkrijgt.

 

Vertaald door Albert Verweij

 

Sonnet CXVI

Laat mij toch geen beletselen verzinnen
Voor ware liefde; liefde houdt geen stand
Als zij verandert bij veranderingen,
Als zij bij elke kleine schipbreuk strandt.

O nee, zij is een baken, eeuwig licht,
Dat men zelfs in de zwaarste stormen ziet;
Een ster, waarnaar elk dwalend schip zich richt:
Men meet haar hoogte, maar haar waarde niet.

Zij is geen Nar des Tijds, al zal het rood
Van wang en lip ooit voor zijn zeis verbleken;
De liefde blijft bestaan tot aan de dood,
Zij taalt niet naar zijn uur en telt geen weken.

Als men hiertegen ooit bewijslast vindt,
Dan schreef ik nooit en werd geen mens bemind.

 

Vertaald door Arie van der Krogt

 

Sonnet CXXX

’t Oog van mijn dame geeft geen zonneschijn,
Koraal is heel veel roder dan haar mond,
Sneeuw wit? Dan moet vaalbruin haar boezem zijn,
Haar haar is zwart en niet als gouddraad blond.

De rozen van haar wangen zie ik niet,
Al ken ik rozen roze, wit en rood;
Er zijn parfums waarvan ik meer geniet
Dan wat haar mond mij ooit aan adem bood.

Ik hoor zo graag haar stem, maar neem niet aan
Dat die alle muziek vergeten doet;
‘k Geef toe, nooit heb ik een godin zien gaan,
Mijn dame raakt de grond met elke voet.

Toch is mijn liefste even zeldzaam als
Wat zij aan beeldspraak logenstraft als vals.

 

Vertaald door Peter Verstegen

 


William Shakespeare (23 april 1564 – 23 april 1616)
Cover

 

De Nederlandse schrijver en journalist Roman Helinski werd geboren in Nuth op 23 april 1983. Zie ook alle tags voor Roman Helinski op dit blog.

Uit: De Wafelfabriek

“Is hun werk een straf? Dag in dag uit controleren de vrouwen van de wafelfabriek de wafels die op de lopende band voorbijkomen. Ze speuren naar te dikke en te dunne wafels, naar exemplaren die te bruin zijn of juist te licht. De goede wafels worden met een daverend geraas van elkaar losgesneden en daarna gestapeld. Laag voor laag spuwt de inpakmachine de pakjes wafels in de voorgevouwen dozen. Als de pakjes tot de rand reiken, tillen de vrouwen de dozen op en bouwen torens op pallets. Volle pallets worden ingeladen in vrachtwagens, klaar om door Nederland te worden verspreid. Een deel van de wafels bereikt zelfs het buitenland, ze gaan naar Belfast, Casablanca, Kiev en binnenkort mogelijk naar Tokio. Dat laatste heeft de directeur pas bekendgemaakt op de personeelsbijeenkomst in de fabriekskantine. Hij ging op een stoel staan toen hij het feestelijke nieuws mededeelde, zodat iedereen hem kon horen en iedereen hem kon zien.
’s Morgens beginnen de vrouwen om halfzeven. Om halftwee zijn ze klaar, ruim op tijd om hun kroost op te wachten dat van school komt gefietst. Op Wannes de ovenmeester en Patrick de magazijnmedewerker na, werken er alleen vrouwen in de fabriek. Zeker, af en toe is er een mannelijke invalkracht, maar de mannen zijn niet opgewassen tegen de fysieke en geestelijke uitdagingen in de werkhal.
Alle nieuwelingen zien de eerste dagen af. Ze hebben al snel een pijnlijke nek van het turen naar de wafels op de band, die eindeloze wafelstroom. Tijdens het vouwen van de dozen snijdt het stugge karton in hun vingers en polsen. Hun ongetrainde armspieren trillen onder het gewicht van de wafeldozen die ze regelmatig boven hun hoofd moeten tillen om ze op de andere dozen te plaatsen. Veel nieuwelingen vluchten binnen een paar uur de wc in of rennen de fabriek uit. Niemand gaat hen achterna, niemand onderneemt een poging die mensen binnen boord te houden: wie niet levert, kan maar beter vertrekken. ‘Opgeruimd staat netjes,’ zegt Julia altijd. ‘Die was niet uit het goede hout gesneden, dat kon ik meteen al zien.’
In de kantine wordt door de vaste krachten gewed. ‘Die houden het hooguit twee dagen vol,’ beweert Sjaan over drie schoolverlaatsters. Het drietal heeft aan iedereen verteld de komende maanden wafels te willen bakken, maar al na een paar uur roept de kleinste dat haar RSI opspeelt. Ze verschijnen niet op hun derde werkdag. Die derde dag is een breekpunt: wie dan komt opdagen, maakt grote kans een tijdje te blijven.”

 

 
Roman Helinski (Nuth, 23 april 1983)

 

De Franse schrijver Pascal Quignard werd geboren op 23 april 1948 in Verneuil-sur-Avre. Zie ook alle tags voor Pascal Quignard op dit blog.

Uit: Dans ce jardin qu’on aimait

“J’imaginais – au fond de mon repaire d’hiver – une scène très obscure simplement divisée en deux par une diagonale de lumière.
Cette diagonale était comme une longue baie vitrée formant un effet de miroir, séparant le jardin du révérend du salon de sa cure.
Juste à l’extérieur de cette diagonale qui divisait la scène obscure : un arrosoir en fer-blanc.
Juste dans la part interne de cette diagonale : un portemanteau couvert de pèlerines, de gabardines, de manteaux, quelques chapeaux, un bonnet de fourrure, une canne pour sortir.
C’est ainsi qu’un grand jardin se reflétait en mirage sur la vitre.
À l’intérieur du salon, à cour, un vieux petit piano droit mouluré datant des années 1815 – qui datait de la guerre de l’Amérique contre l’Angleterre – avec des petits chandeliers en laiton ou en cuivre, qui entouraient le porte-partition, permettait au vieux pasteur de travailler, le soir, la nuit tombée, seul, en rentrant de l’office.
Il poussait la porte.
Arrivait dans l’obscurité un vieil homme amaigri, juste quelques cheveux blancs sur les oreilles. Le crâne nu brille sous la lune.
Il est habillé tout en noir. Il tient des lunettes cerclées de fer à la main. Dans le noir total il s’approche du vieux piano à cour.
Il prend une boîte d’allumettes. Il allume une à une, patiemment, les petites bougies d’anniversaire sur les girandoles articulées. Une fois étirées et développées dans l’espace, elles projettent leurs lumières sur les portées de la musique.
Cet homme noir dans le noir – à la fois âgé et presque invisible dans l’ombre et dans le temps – s’assoit sur la banquette du piano.
Voûté, à l’aide de ses vieilles lunettes d’acier toute rondes, il déchiffre la vie qu’il rapporte et il interprète les petits lambeaux de partitions qu’il a étalées sous ses yeux. Cet être obscur et lent, presque inconsistant, est celui qui aide les disparus à revenir.”

 


Pascal Quignard (Verneuil-sur-Avre, 23 april 1948)

 

De Duitse dichter, essayist en literatuurwetenschapper Peter Horst Neumann werd geboren op 23 april 1936 in Neisse. Zie ook alle tags voor Peter Horst Neumann op dit blog.

 

Boom voor het raam

Hij heeft zich
van zijn bladeren
ontdaan.

Nu kijk je
door hem heen,
tot je blik

zich in de drukte

van de straat verliest.
Van pijn

kan geen sprake
zijn. Je kent
hem ook lang

genoeg, zijn
aard van weggaan
en van blijven.

 

Platliggende grafsteen

Onsterfelijk was ik
nog op de laatste dag
toen de dood mij
mijn sterfelijkheid bewees.
Geloof hem geen woord.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

 
Peter Horst Neumann (23 april 1936 – 27 juli 2009)

 

De Oekraïense schrijver Andrey Kurkov werd geboren op 23 april 1961 in Leningrad. Zie ook alle tags voor Andrey Kurkov op dit blog.

Uit: Ukraine Diaries (Vertaald door Sam Taylor)

“Sunday 9 March
On 9 January, exactly two months ago, I returned with the children from Sevastopol after our winter holiday. We went to Foros, not far from Gorbachev’s official dacha, where he was held hostage during the putsch. One year earlier, we spent our holiday in Simeiz, near Yalta.
We will not be going to Crimea on holiday next winter. And the outcome of this conflict will make no difference to that choice. I no longer want to go there. For me, Crimea has been sullied. Sullied by Russia.
The night passed without conflict in Crimea. Each morning, this headline appears on the newsfeed on the Internet. But I do not click on the link or read the text, because next to, above and below this headline are other headlines: the arrest by Crimean police of one of the leaders of the local pro-European movement; the abduction of the commander of the Ukrainian military unit against whom Russian troops attempted to mount an assault the previous day; warning shots fired at the observation group sent by the Organisation for Security and Cooperation in Europe (OSCE), who, once again, vainly attempted to enter Crimean territory; the destruction of coastguard stations; the entrenchment of Russian troops in Perekop and the mining of fields in the Kherson region; the firing of sub-machine guns at a Ukrainian reconnaissance aircraft by Russian Cossacks.
In Sevastopol, those same Cossacks beat up Ukrainian television journalists and a Russian reporter who was with 148 of them. Surrounded by all these reports, the phrase The night passed without conflict in Crimea sounds like a joke, of the kind published by Russian news agencies. Because, for the Russian troops occupying the peninsula, the night really did pass without conflict. No one attacked them; no one attempted to spray them with zelenka; no one threw Molotov cocktails at them; no one even hurled insults at them.”

 


Andrey Kurkov (Leningrad, 23 april 1961)

 

De IJslandse schrijver Halldór Laxness (eig. Halldór Guðjónsson) werd geboren in Reykjavik op 23 april 1902. Zie ook alle tags voor Halldór Laxness op dit blog.

Uit: Paradise Reclaimed (Vertaald door Magnus Magnusson)

“When Krapi was three years old, Steinar put a halter round his neck to make him easier to catch, and kept him in the herd of work-ponies near the farm. By summer he had grown accustomed to the bridle, and learned to walk beside another pony that was being ridden. Next spring Steinar began to break him in to the saddle, and then to train him to trot. In the long light evenings he would give the colt his lead in gallops over the flats. And if the muffled thunder of hooves reached the farmhouse in the early hours of the morning, one could never be quite sure that everyone inside was sound asleep; it sometimes happened that a little girl would come out in her petticoat with fresh milk in a pail, accompanied by a young bare-legged viking who always went to bed with the axe Battle-Troll* under his pillow.
“Is there a better horse in the whole place?” the boy would ask.
“It would probably take some finding,” said his father.
“Isn’t he quite certainly descended from kelpies?” asked the little girl.
“I think all horses are more or less fairy creatures,” said her father. “Especially the best ones.”
“Can he then jump up to heaven, like the horse in the story?” asked the viking.
“No doubt about it,” said Steinar of HlÃ?dar, “if God rides horses at all.
Quite so.”
“Will another horse like him ever be born in these parts again?” asked the girl.
“I’m not so sure about that,” said her father. “One would probably have to wait a while. And it could also be long enough before another little girl is born in these parts who can light up a home as much as my girl does.”
(…)

It now so happened that Iceland, in a great surge of national awakening, was celebrating the thousandth anniversary of the settlement of the country, and for that reason a festival was to be held the following summer at Tingvellir, on the banks of the Öxará (Axe River). Word also came that King Kristian was expected from Denmark to attend these millennial celebrations, in order to grant the Icelanders their formal independence–which, come to that, they had always considered theirs but had always been denied by the Danes; but from the day that King Kristian stepped ashore, Iceland was to become by constitution a self-governing colony under the Danish crown. This news was welcomed in every farmhouse in the country because it was thought to herald something even better.”

 

 
Halldór Laxness (23 april 1902 – 8 februari 1998)
Cover

 

De Oostenrijkse dichteres Christine Busta werd geboren op 23 april 1915 in Wenen. Zie ook alle tags voor Christine Busta op dit blog.

 

Ein Morgenbrief

Heute Nacht hat es gut geregnet.

Ich ließ mein Fenster offen.
Das Dunkel war ganz erfüllt
von behutsamen Stillgeräuschen
der Liebe zwischen Himmel und Erde.

Ich habe sie eingeatmet.
Morgenstill glänzt sie dir immer noch
nach in meinem Gehör.

 

Sprachmohn

In zerbrechlich bekrönten Urnen
hörst du die grauen Körner rascheln.
Iss, vergiss und verwirf!
Das Unscheinbare wird künftigen Sommern
Feuer in Träume und Weizen leben.

 

 
Christine Busta (23 april 1915 – 3 december 1987)

 

De Zwitserse schrijfster Adelheid Duvanel werd geboren op 23 april 1936 in Basel. Zie ook alle tags voor Adelheid Duvanel op dit blog.

Uit: Inner Tumult (Vertaald door Patricia H. Stanley)

“When Helga, the young teacher, came to the orphanage, Wotanek had already created a dear little internal tumult that bit him to death, dug a hole for his corpse, and out of despair over his death blasted the nights with its howling. Wotanek was ripe for love, almost happy, and he stayed that way when Helga married him on the day he came of age. Of course, she lost her position as teacher, but since she was industrious she worked in various professions to the satisfaction of her supervisors. She spoiled and humbled Wotanek, who became sickly now and in a few years was nothing more than a beautiful skeleton that scrunched down in an armchair reading. Whenever Helga strode through the apartment after work she hummed, “Up, you young hiker,” which did not seem to irritate Wotanek. Now he lived, so to speak, behind two walls: the wall of his face and the covers of his books. And he had even concealed himself from himself, with the result that he did not confess to himself that his wife—whom he had, with youthful exaltation, mistaken for the tumult — was a disappointment. He became mute, did not even hold conversations with himself.
Walking quietly, I move closer to Wotanek in the room at the spa where he is spending the last days of his life with the messenger of death after an operation. He is dealing patiently with the pain. On the other side of the balcony I see meadows on which tumors of snow rise like the remains of a sickness, and above a precipice—its base overgrown with holly—a coniferous tree stretches to touch the uncommunicative sky. As the lake far down below breathes, its scaly skin moves. I bend over Wotanek’s short, lead-colored hair and whisper: “Wotanek, it is I, your tumult…” Slowly he turns his stiff face with the nose minus its tip toward me. His gaze prepared only for the written word, he spells me with some effort; then his eyes open wide. I place my hands on his ears, bend low over him and bite into his throat. Now I will dig a grave and scream. »

 

 
Adelheid Duvanel (23 april 1936 – 8 juli 1996)
Zelfportret, z.j.

 

De Duitse dichter, schrijver, essayist en psychoanaliticus Richard Huelsenbeck (Hülsenbeck) werd geboren op 23 april 1892 in Frankenau. Zie ook alle tags voor Richard Huelsenbeck op dit blog.

 

Die Eisberge sind in Alaskas Himmel

Die Eisberge sind in Alaskas Himmel
gefallen und der Schneehasen rosafarbener Schwanz
ist nicht mehr. Die Polarforscher schlafen
von Medaillen behängt und Firlefanz.

Gestern stand der Bürgermeister in neuem Fracke
auf der Rednertribüne und pries den Frieden,
heute dagegen ist die Welt verschieden
von gestern und von verschiedenem Geschmacke.

Viele Dinge sind inzwischen geschehen
von mehr oder minderer Bedeutung und der Wind
hat von mancher Richtung geblasen. So wie sie sind
sind die Menschen nicht zu verstehen.

Sänger singen auf erleuchteten Bühnen
am Abend, wenn der Müde Geschäftsmann mit
gebeugter Glatze sich der Kunst hingibt
und die Frackhemden sind gebläht wie Dünen.

Irgendwo in Harlem, wo die Derwische tanzen in
weißen Hemden in der Kirche von Gott und Dreck
fällt von den Wänden und die Kleider Stück für Stück
geben sie hin, im Einzelnen und im Ganzen.

Das beste von allem ist der Seligkeit Schauer,
wenn Jesus Christus deine schweißige Stirne berührt
und du fühlst dich wie ein Verwandter von Eisenhower
zum Gesandten für Schangrila erkürt.

 

 
Richard Huelsenbeck (23 april 1892 – 20 april 1974)
Hier in het midden met Hans Arp (links) en Peter-Schifferli, Zurich, 1957

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e april ook mijn blog van 23 april 2017 deel 2.

Roman Helinski

De Nederlandse schrijver en journalist Roman Helinski werd geboren in Nuth op 23 april 1983. Helinski verwierf enige bekendheid met publicaties in literaire tijdschriften als Bunker Hill (tijdschrift), Deus ex machina en De Brakke Hond. De laatste jaren publiceert hij regelmatig korte verhalen in het Hollands Maandblad. Ook schrijft hij columns en verhalen voor het literaire voetbaltijdschrift Hard gras. Helinski debuteerde in de lente van 2014 met de roman “Bloemkool uit Tsjernobyl”, ondertitel: een vadergeschiedenis. De roman werd veel en goed besproken in Nederlandse kranten. In het NRC Handelsblad kende Arjan Fortuin er vier van de vijf ballen aan toe. Trouw sprak van ‘een ode aan de vertelkunst.’ Ook waren er positieve besprekingen in de Volkskrant, Het Financieele Dagblad en de De Groene Amsterdammer.

Uit: Bloemkool uit Tsjernobyl

“Oma Mossel was dood. Ze was hard op haar gezicht gevallen en dat was het dan. Ik moest huilen, ook al kende ik de oude vrouw amper.
Mijn vader nam de telefoon mee naar de slaapkamer en kwam daar een paar uur niet meer uit. Tijdens het avondeten vroeg mijn moeder hem: ‘Waar was je de hele dag toch zo druk mee?’
‘De begrafenis van die arme vrouw regelen.’
‘Doet haar familie dat niet?’
‘Het was een eenzame vrouw,’ antwoordde hij zachtjes. Ook de dagen die volgden was hij druk met regelen.
‘Ga je mee kransen uitzoeken?’ vroeg hij mijn moeder daags voor de begrafenis.
‘Ik ken die vrouw helemaal niet.’
‘Goed,’ zei mijn vader. ‘Dan gaat Victor mee.’
Ook dat vond mijn moeder geen goed idee, maar hij deed het toch. ‘Neem dit van mij aan,’ zei hij daarover, ‘luister niet altijd naar je vrouw later. Ze hebben vaak gelijk, maar niet altijd.’
Voor de dienst had mijn vader een zwart pak voor me gekocht. Er zat een dunne, zwarte das bij, die we maar niet netjes omgeknoopt kregen. Als mijn vader niet keek, trok ik er steeds aan, zodat we er een hele tijd over deden.
In de kerk was het niet druk, er zaten ongeveer twintig oude mensen die alle liederen konden meezingen. Ze hingen aan mijn vaders lippen toen hij vertelde over zijn eerste ontmoeting met oma Mossel in het ziekenhuis, hoe charmant en lief ze was geweest, maar ook hoe ontzettend eenzaam ze al jaren was. Haar man, die in de olie had gezeten, was lang geleden overleden en haar twee zonen kwamen nooit op bezoek. Ze waren zelfs niet op de begrafenis. Dat vertelde hij in de auto na afloop.
De pastoor had zijn tekst niet goed voorbereid, want hij liet lange stiltes vallen, waarin mijn gedachten afdwaalden naar mijn laatste wedstrijd. Drie doelpunten had ik daarin gemaakt.
In een korte, trage stoet liepen we naar de begraafplaats. Ik hield mijn vaders hand vast, af en toe kneep hij in de mijne. Het was leuk dat de kransen bij de kist inderdaad dezelfde waren als die we de dag ervoor hadden uitgekozen. Na thuiskomst bracht mijn vader de hele avond door in de tuin, mijn moeder moest werken. Op het aanrecht stond zoals bijna elke avond wanneer mijn moeder weg was een bakje met paprikachips dat ik om halfacht mocht pakken. Niet één keer pakte ik het eerder dan dat tijdstip, meestal deed ik dat zelfs later.”

 
Roman Helinski (Nuth, 23 april 1983)