Rouke van der Hoek, Thomas Mann, Wolf Wondratschek

De Nederlandse dichter Rouke van der Hoek werd op 12 augustus 1952 in Eindhoven geboren. Zie ook alle tags voor Rouke van der Hoek op dit blog.

 

Het is geel en het helpt

In het verpleeghuis weten ze: wanneer de neuspunt
van de patiënt opvallend dun wordt, is het einde nabij.
‘Dan geven we ze soms een advocaatje met slagroom.’

Wacht even: rauwe eidooiers? Dient dat om het proces
te versnellen of is het bedoeld als beloning, voorschot
op wat Petrus aansluitend opleest bij de hemelpoort?

En dat ‘soms’, is dat ook een kwestie van voorselectie
of hangt dat af van ieders zorgverzekering? (Ver weg
begint het te rommelen, de comateuze reus Solidariteit

draait zich om, dan keert de rust terug.) Wat vandaag
nog is, hoeft er morgen niet te zijn. Gelijke rechten,
advocaat. Vanaf heden zullen wij neuzen inspecteren,

te beginnen met de eigen. Loop bij onraad tegen een
solide dichte deur, ter verdikking. En schenk op straat
passanten met scherpe neus onbekrompen advocaat.

 

Uilen op het oorlogskerkhof

Jij wist de roestboom te staan
tussen betonnen kruisen,
verslagen Duitsers
en overig

feldgrau braaktapijt verraadt een troep
ransuilen in de sparren
die stil en aandachtig, koppies scheef,
over onze geschiedenis waken.

Terwijl ik hun wetenschappelijke distantie bestudeer,
scharrel jij, vader, door de Noordlimburgse sneeuw
en de jaren dertig

waarheen geen elektriciteitsdraden, telefoonpalen
of geluiden meer vertrekken.

Je zoekt en roept:
hier ligt hij, Jas,

Jasper R., dorpsgenoot
en ss-er.

Boerenzoon, krisis en toch doorgedraaide groente.
‘Als de R’s eenmaal iets besloten,
dan geen half werk.’

 

Roeken

Door het helblauw
schuiven twee roeken ons gezichtsveld binnen.
Verkenners. Dan twintig, tweehonderd,
tweehonderdtweeëntwintig.

Trage praatgrage eskaders
op weg naar hun ondoorgrondelijke slaapbossen,

maar recht boven ons raken ze de richting kwijt.
Snibbig roepend wervelen ze
alsof er een knoop in de lucht

Waarom hier?

Misschien omdat ze weten
dat ik onder hen was en weet
dat zij de zielen van onze voorouders zijn.

Het kan.

 

Rouke van der Hoek (Eindhoven, 12 augustus 1952)

 

Op 12 augustus 1955 overleed de Duitse schrijver Thomas Mann. Zie ook alle tags voor Thomas Mann op dit blog.

Uit: Herr und Hund 

Er springt in der Tat, weil er weiß, daß ich Gefallen daran finde; denn öfters habe ich ihn durch Zurufe und Klopfen auf das Gitter dazu angehalten und ihn belobt, wenn er meinem Wunsche entsprochen hatte; und auch jetzt kommt er beinahe nach jedem Satz, um sich sagen zu lassen, daß er ein kühner und eleganter Springer ist, worauf er auch noch gegen mein Gesicht emporspringt und meinen abwehrenden Arm mit der Nässe seines Maules verunreinigt. Zum zweiten aber obliegt er diesen Übungen im Sinne einer gymnastischen Morgentoilette; denn er glättet sein rauhgelegenes Fell durch die turnerische Bewegung und verliert daraus die Strohhalme des alten Moor, die es verunzierten. Es ist gut, so am Morgen zu gehen, die Sinne verjüngt, die Seele gereinigt von dem Heilbade und langen Lethetrunke der Nacht. Mit kräftigem Vertrauen blickst du dem bevorstehenden Tage entgegen, aber du zögerst wohlig, ihn zu beginnen, Herr einer außerordentlichen, unbeanspruchten und unbeschwerten Zeitspanne zwischen Traum und Tag, die dir zum Lohn ward für eine sittliche Führung.

 

De bibliotheek in Manns voormalige villa in Los Angeles, nu het Thomas-Mann-Haus

 

Die Illusion eines stetigen, einfachen, unzerstreuten und beschaulich in sich gekehrten Lebens, die Illusion, ganz dir selbst zu gehören, beglückt dich; denn der Mensch ist geneigt, seinen augenblicklichen Zustand, sei dieser nun heiter oder verworren, friedlich oder leidenschaftlich, für den wahren, eigentümlichen und dauernden seines Lebens zu halten und namentlich jedes glückliche ex tempore sogleich in seiner Phantasie zur schönen Regel und unverbrüchlichen Gepflogenheit zu erheben, während er doch eigentlich verurteilt ist, aus dem Stegreif und moralisch von der Hand in den Mund zu leben. So glaubst du auch jetzt, die Morgenluft einziehend, an deine Freiheit und Tugend, während du wissen solltest und im Grunde auch weißt, daß die Welt ihre Netze bereit hält, dich darein zu verstricken, und daß du wahrscheinlich morgen schon wieder bis neun Uhr im Bette liegen wirst, weil du um zwei erhitzt, umnebelt und leidenschaftlich unterhalten hineingefunden … Sei es denn so. Heute bist du der Mann der Nüchternheit und der Frühe, der rechte Herr des Jägerburschen da, der eben wieder über das Gitter setzt, vor Freude, daß du heute mit ihm und nicht mit der Welt dort hinten leben zu wollen scheinst. Wir verfolgen die Allee etwa fünf Minuten weit, bis zu dem Punkte, wo sie aufhört Allee zu sein und als grobe Kieswüste weiter dem Lauf des Flusses folgt; wir lassen diesen im Rücken und schlagen eine breit angelegte und, wie die Allee, mit einem Radfahrweg versehene, aber noch unbebaute Straße von feinerem Kiesgrund ein, die rechtshin, zwischen niedriger gelegenen Waldparzellen, gegen den Hang führt, welcher unsere Ufergegend, Bauschans Lebensschauplatz, im Osten begrenzt.

 

Thomas Mann (6 juni 1875 – 12 augustus 1955)
Cover

 

De Duitse dichter en schrijver Wolf Wondratschek werd geboren op 14 augustus 1943 in Rudolstadt. Zie ook alle tags voor Wolf Wondratscheck op dit blog.

 

Goed nieuws

Streel zachtjes door haar haren
zoals het uit de mode is.
Neem er een handvol van
in je vuist, niet boos,
doe haar geen pijn, maar voelen
moet ze het verlangen van een man
die gekozen heeft.

Voorbij de tijd van de kleine eeuwigheden.
Voorbij de zozeer geliefde variëteit,
meer liefgehad dan de liefde.

Oh, het was mooi, dat zal ik niet ontkennen.
Maar ik deed het op zoek naar iets
mooiers dat meer is, veel meer
dan alleen schoonheid.

Met welk recht?
Met geen ander dan dat van mijn hart
dat weet dat je wacht.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Wolf Wondratschek (Rudolstadt, 14 augustus 1943)

 

Zie voor de schrijvers van de 12e augustus ook mijn blog van 12 augustus 2019 en ook mijn blog van 12 augustus 2018 en mijn blog van 12 augustus 2015 en mijn blog van 12 augustus 2011 deel 1 en eveneens deel 2.

Rouke van der Hoek, Thomas Mann, Wolf Wondratschek

De Nederlandse dichter Rouke van der Hoek werd op 12 augustus 1952 in Eindhoven geboren. Zie ook alle tags voor Rouke van der Hoek op dit blog.

 

Een goed pruimenjaar

Achter in de fruitwei de gistende geur
van duizend rottende pruimen
zonder eters.

Bordje ophangen, twee gulden per kilo.
Niemand.
Eén gulden per kilo.
Niemand.
Gratis.
Niemand.

Omdat het zo zonde is
zet je jezelf eraan
tot de stop uit de bodem springt
het schip zingt
in een poseleinen pot.

Zonde.
Rottende pruimen zijn een schande
die ze zelf niet kennen, heus

ergens op de wereld
is iets fout gegaan.

 

’s Nachts

’s Nachts varen de landstreken naar huis.
Op volle kracht, elkaar met brandend boordlicht
omzeilend. Het schuurt aan boomwortels,
boegwater klotst in vijvers.

’s Nachts wonen we in Midden-Duitsland.
Langs het raam schaduwen de hardnekkigste
creaturen van de gebroeders Grimm, zijzelf wellicht,
treurend om iets van duizend jaar geleden,

ze zijn het vergeten.

’s Nachts sluit zich om ons het bos
vol echo’s van boerenkrijgen. Kinderen
door wanhopige ouders achtergelaten
bidden om wedergeboorte uit een wolf.

Maar kijk, tussen de stammen een licht!

Dan is het tijd. Ochtend Opluchting.
Hun lot is toch niet ons lot.
Varen terug. Tongval weer vertrouwd.
Enige twijfel blijft.

 

Notitie over geluid en geluk

Buiten onze gehoorgrens is het een kakofonie.
Radiogolven, noodkreten, gemompel van bomen,
bespiegelingen uit wateraders,
interplanetaire malversaties.

We horen het niet.
Soms voelen we het.
Gevoel is de voortzetting van geluid
met stille middelen.

Voorouderlijke boeren en vissers spraken over geluk,
ontdekten zoiets als liefde.
Dachten ze.
Het waren de geluiden die ze niet hoorden.

Onweerstaanbaar komt het opzetten;
het heeft geen zin je oren dicht te doen.

 

Rouke van der Hoek (Eindhoven, 12 augustus 1952)

 

Op 12 augustus 1955 overleed de Duitse schrijver Thomas Mann. Zie ook alle tags voor Thomas Mann op dit blog.

Uit: Herr und Hund

“Er steht und schaut, er lauscht auf den Tonfall meiner Stimme, durchdringt sie mit den Akzenten einer entschiedenen Billigung seiner Existenz, die ich meiner Ansprache stark aufsetze. Und plötz-lich vollführt er, den Kopf vorstoßend und die Lippen rasch öffnend und schließend, einen Schnapper hinauf gegen mein Gesicht, als wollte er mir die Nase abbeißen, eine Pantomime, die offenbar als Antwort auf mein Zureden gemeint ist und mich regelmäßig lachend zurückprallen läßt, was Bauschan auch im Voraus weiß. Es ist eine Art Luftkuß, halb Zärtlichkeit, halb Neckerei, ein Manöver, das ihm von klein auf eigentümlich war, während ich es sonst bei keinem seiner Vorgänger beobachtete. Übrigens entschuldigt er sich sogleich durch Wedeln, kurze Verbeugungen und eine verlegen-heitere Miene für die Freiheit, die er sich nahm. Und dann treten wir durch die Gartenpforte ins Freie. Rauschen wie das des Meeres umgibt uns; denn mein Haus liegt fast unmittelbar an dem schnell strömenden und über flache Terrassen schäumenden Fluß, getrennt von ihm nur durch die Pappelallee, einen eingegitterten, mit jungem Ahorn bepflanzten Grasstreifen und einen erhöhten Weg, den gewaltige Espen einsäumen, weidenartig bizarr sich gebärdende Riesen, deren weiße, samentragende Wolle zu Anfang Juni die ganze Gegend verschneit. Flußaufwärts, gegen die Stadt hin, üben Pioniere sich im Bau einer Pontonbrücke. Die Tritte ihrer schweren Stiefel auf den Brettern und Rufe der Befehlshaber schallen herüber. Aber vom jenseitigen Ufer kommen Geräusche des Gewerbefleißes, denn dort, eine Strecke flußabwärts vom Hause, ist eine Lokomotivenfabrik mit zeitgemäß erweitertem Tätigkeitsbezirk gelegen, deren hohe Hallenfenster zu jeder Nachtstunde durch das Dunkel glühen. Neue und schön lakierte Maschinen eilen dort probeweise hin und her; eine Dampfpfeife läßt zuweilen ihren heulenden Kopfton hören, dumpfes Gepolter unbestimmter Herkunft erschüttert von Zeit zu Zeit die Luft, und aus mehreren Turmschloten quillt der Rauch, den aber ein günstiger Wind hinwegtreibt, über die jenseitigen Waldungen hin, und der über-haupt nur schwer über den Fluß gelangt.

 

Het zomerhuis van Thomas Mann  in Nida (Duits: Nidden), een dorp in Litouwen, waar de familie Mann in de jaren 1930-1932 vakantie vierde. Het is nu in gebruik als cultureel centrum.

 

.So mischen sich in der vorstädtisch-halbländlichen Abgeschiedenheit dieser Gegend die Laute in sich selbst versunkener Natur mit denen menschlicher Regsamkeit, und über allem liegt die blankäugige Frische der Morgenstunde. Es mag halb acht Uhr sein im Sinne des Gesetzes, wenn ich so ausgehe, in Wirklichkeit also halb sieben. Ich gehe, die Arme auf dem Rücken, im zarten Sonnenschein die von den langen Schatten der Pappeln schraffierte Allee hinunter, ich sehe den Fluß nicht von hier, aber ich höre seinen breiten, gleichmäßigen Gang; gelinde flüstert es in den Bäumen, das durchdringende Zirpen, Flöten, Zwitschern und schluchzende Trillern der Singvögel erfüllt die Luft, unter dem feuchtblauen Himmel steuert ein Flugzeug, von Osten kommend, ein starr mechanischer Vogel, mit leise an- und abschwellendem Dröhnen, über Land und Fluß hin seine unabhängige Bahn, und Bauschan erfreut mein Auge durch schöne, gestreckte Sprünge über das niedrige Gitter des Grasstreifens zur Linken, hinüber — herüber.“

 

Thomas Mann (6 juni 1875 – 12 augustus 1955)
Thomas en Katia Mann met een andere hond – Boris – in de tuin van hun huis in Kilchberg, 1955

 

De Duitse dichter en schrijver Wolf Wondratschek werd geboren op 14 augustus 1943 in Rudolstadt. Zie ook alle tags voor Wolf Wondratscheck op dit blog.

 

Gedicht

Van het een of de ander
maak een mens.
Maar daarover geen woord.
Geen woord over het verleden,
waarmee ook de dag van gisteren bedoeld is..
Knik nog een tijdje naar hem
bij gewoontes waar je last van hebt.
Hij zal ze opgeven. Daarover,
zie je, lacht hij nu al.
Voor de eerste keer in zijn leven
zal hij iets verzinnen dat hij
jou laat zien. Geef hem de tijd, om nog een keer
het leven in te lopen.
Bespaar hem alle leugens van de liefde.
Complimenten, alsjeblieft, zijn nutteloos.
Ook de kogel die het hart raakt
zoekt warmte.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Wolf Wondratschek (Rudolstadt, 14 augustus 1943

 

Zie voor de schrijvers van de 12e augustus ook mijn blog van 12 augustus 2019 en ook mijn blog van 12 augustus 2018 en mijn blog van 12 augustus 2015 en mijn blog van 12 augustus 2011 deel 1 en eveneens deel 2.

Rouke van der Hoek, Thomas Mann, Mark Doty

De Nederlandse dichter Rouke van der Hoek werd op 12 augustus 1952 in Eindhoven geboren. Zie ook alle tags voor Rouke van der Hoek op dit blog.

 

Uitgebloeid

Op een morgen eind augustus ga ik naar buiten en snoei
uitgebloeide en verbleekte hortensia’s – gewassen
groen, roodbruin, onrustige kleine aura’s

van de lucht alsof dit de echte zijden stoffen waren
van Versailles, gevlekt door regen en verval
daarna half gerestaureerd, na al die tijd…

Als ik met mijn handjevol terugkom
realiseer ik me dat ik per ongeluk de deur op slot heb gedaan,
en het huis niet meer in kan.

Het raam van de eetkamer is het gemakkelijkst;
kruip door koninginnenstruik en spirea,
duw wat verdwaalde esdoorns opzij, haal

het houten scherm weg, hijs mezelf op.
Maar hoe, precies, over de drempel te klauteren
en over de radiator tot op de tegels?

Ik probeer een been naar binnen te buigen, maar dat gaat niet
gemakkelijk; Ik duw mezelf omhoog zodat mijn middel
rust op de vensterbank en naar voren leunt,

leg mijn handen op de grond en begin te glijden,
de kamer in, wat me aan het denken zet
zo was het om geboren te worden:

 

Gedicht ter rehabilitatie van de werkelijkheid

’s Avonds op weg naar het station keek ik omhoog
maar sinds Chagall twee manen schilderde,
een halve en een sikkel,
is ook dat idee uitgeput

(als een olieveld dat verdampt zodra je het aanboort).

Fantasie, blijkt eens te meer, is een dunne schil
om de werkelijkheid
en legt het af tegen het fantasties vermogen
van de feiten:

als water kouder wordt, wordt het zwaarder.
Tot het bevriezingspunt.
Want ijs drijft,
ijs drijft.

Anders zouden schotsen naar de zeebodem zakken,
de oceanen van onderop verkillen
en wij weinig kans meer maken

– als we al bestaan zouden hebben.

 

Delen door nul

In de derde klas leerde de juffrouw ons hoe te delen.
‘Er zijn twee kinderen en vier appels. Hoeveel appels…’
‘De sterkste pakt ze alle vier’, zei de straatvechter naast me.

Maar dat was een verkeerde wetenschap, een verdachte,
die niet in het onderwijs paste. Opnieuw. Nu met zes appels.
Lange rijen imaginaire kinderen klopten op de schoolpoort

om kratten vol imaginaire appels weg te kauwen, ongeraakt
door het minachtend gemor van de straatvechter naast me.
Zo aanvaardde ik het gebod tot eerlijk delen, rare symbiose

van rekenkunde en moraal. Tot het kwam bij delen door nul:
nul kinderen ontmoeten vier appels. Het antwoord is… nul.
Verwarring. Protest. ‘Maar die appels zijn er nog allemaal!’

Nee, dat was een denkfout en een verdachte. Want, luister
goed: ‘Een appel telt niet mee als hij niet wordt begeerd.’
Raden welke symbiose ons daar weer werd aangesmeerd.

 

Rouke van der Hoek (Eindhoven, 12 augustus 1952)

 

Op 12 augustus 1955 overleed de Duitse schrijver Thomas Mann. Zie ook alle tags voor Thomas Mann op dit blog.

Uit: Herr und Hund

„Die kleine  Neigung zur „Wamme“, das heißt: zu jener faltigen Hautsackbildung  am Halse, die einen so würdigen Ausdruck verleihen kann, kleidet ihn  ausgezeichnet; doch würde auch sie wohl von unerbittlichen Zuchtmeistern als fehlerhaft beanstandet werden, denn beim Hühnerhund,  höre ich, soll die Halshaut glatt die Kehle umspannen. Bauschans Färbung ist sehr schön. Sein Fell ist rostbraun im Grunde und schwarz  getigert. Aber auch viel Weiß mischt sich darein, das an der Brust,  den Pfoten, dem Bauche entschieden vorherrscht, während die ganze  gedrungene Nase in Schwarz getaucht erscheint. Auf seinem breiten  Schädeldach sowie an den kühlen Ohrlappen bildet das Schwarze mit  dem Rostbraun ein schönes, samtenes Muster, und zum Erfreulichsten  an seiner Erscheinung ist der Wirbel, Büschel oder Zipfel zu rechnen,  zu dem das weiße Haar an seiner Brust sich zusammendreht, und der  gleich dem Stachel alter Brustharnische waagerecht vorragt. Übrigens  mag auch die etwas willkürliche Farbenpracht seines Felles demjenigen  für „unzulässig“ gelten, dem die Gesetze der Art vor den Persönlichkeitswerten gehen, denn der klassische Hühnerhund hat möglicherweise einfarbig oder mit abweichend gefärbten Platten geschmückt, aber nicht getigert zu sein. Am eindringlichsten aber mahnt vor einer starr schematisierenden Einreihung  Bauschans eine gewisse hängende Behaarungsart seiner Mundwinkel und der Unterseite seines Mantels ab, die man nicht ohne einen Schein von Recht als Schnauz- und Knebelbart ansprechen könnte, und die, wenn  man sie eben ins Auge faßt, von fern oder näherhin an den Typus des Pinschers oder Schnauzels denken läßt.

 

Het huis van Thomas Mann in München dat in 2006 werd herbouwd en waarvan in elk geval de buitenkant helemaal werd gereconstrueerd.

 

Aber Hühnerhund her und Pinscher hin – welch ein schönes und gutes Tier ist Bauschan auf jeden Fall, wie  er da straff an mein Knie gelehnt steht und mit tief gesammelter Hingabe zu mir emporblickt! Namentlich  das Auge ist schön, sanft und klug, wenn auch vielleicht ein wenig gläsern vortretend. Die Iris ist rostbraun  – von der Farbe des Felles; doch bildet sie eigentlich nur einen schmalen Ring, vermöge einer gewaltigen  Ausdehnung der schwarz spiegelnden Pupillen, und andererseits tritt ihre Färbung ins Weiße des Auges über  und schwimmt darin. Der Ausdruck seines Kopfes, ein Ausdruck verständigen Biedersinnes, bekundet eine  Männlichkeit seines moralischen Teiles, die sein Körperbau im Physischen wiederholt: der gewölbte Brustkorb, unter dessen glatt und geschmeidig anliegender Haut die Rippen sich kräftig abzeichnen, die eingezogenen Hüften, die nervlich geäderten Beine, die derben und wohlgebildeten Füße – dies alles spricht von Wackerkeit und viriler Tugend, es spricht von bäurischem Jägerblut, ja, der Jäger und Vorsteher waltet eben doch mächtig vor in Bauschans Bildung, er ist ein rechtlicher Hühnerhund, wenn man mich fragt, obgleich  er gewiß keinem Akte hochnäsiger Inzucht sein Dasein verdankt; und eben dies mag denn auch der Sinn der  sonst ziemlich verworrenen und logisch ungeordneten Worte sein, die ich an ihn richte, während ich ihm das  Schulterblatt klopfe.“

 

Thomas Mann (6 juni 1875 – 12 augustus 1955)
Met Bauschan in brons vereeuwigd in Gmund am Tegernsee

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Mark Doty werd geboren op 10 augustus 1953 in Maryville, Tennessee. Zie ook alle tags voor Mark Doty op dit blog.

 

Uitgebloeid

Op een morgen eind augustus ga ik naar buiten en snoei
uitgebloeide en verbleekte hortensia’s – gewassen
groen, roodbruin, onrustige kleine aura’s

van de lucht alsof dit de echte zijden stoffen waren
van Versailles, gevlekt door regen en verval
daarna half gerestaureerd, na al die tijd…

Als ik met mijn handjevol terugkom
realiseer ik me dat ik per ongeluk de deur op slot heb gedaan,
en het huis niet meer in kan.

Het raam van de eetkamer is het gemakkelijkst;
kruip door koninginnenstruik en spirea,
duw wat verdwaalde esdoorns opzij, haal

het houten scherm weg, hijs mezelf op.
Maar hoe, precies, over de drempel te klauteren
en over de radiator tot op de tegels?

Ik probeer een been naar binnen te buigen, maar dat gaat niet
gemakkelijk; Ik duw mezelf omhoog zodat mijn middel
rust op de vensterbank en naar voren leunt,

leg mijn handen op de grond en begin te glijden,
de kamer in, wat me aan het denken zet
zo was het om geboren te worden:

onhandig, te groot voor de doorgang…
Onderhandelen, me onderwerpen?
……………………………Als ik mezelf overgeef
aan de zwaartekracht ben ik er, binnen, niets aan de hand,

de oogverblindende vlekkerige bloemhoofdjes
verspreid om me heen op de grond.
Zal het verlaten van de wereld hetzelfde zijn

onzekerheid over hoe verder te gaan,
wat ongemak, en plotseling ben je
-waar? Ik ga zo op in dit idee

Dat ik vergeet de deur open te laten,
dus als ik de post ga ophalen, ben ik opnieuw
buitengesloten. Ben ik thuis in dit huis,

zou ik liever hier buiten zijn,
waar ik zowat iedereen zou kunnen zijn?
Deze keer is het eenvoudiger: het raamkozijn,

de radiator, mijn afdaling. Twee keer geboren
op een dag!
………………….In hun verzilverde pot,
deze gekneusd-gezegende bloemen:

hoe hard moest ik werken om ze deze kamer
in te brengen. Als ik zeg uitgebloeid,
bedoel ik niet dat er niets meer van overblijft.

Als er nog meer levens zijn, denk ik
dat die misschien een beetje makkelijker zijn dan dit.

 

Mark Doty (Maryville, 10 augustus 1953)

 

Zie voor de schrijvers van de 12e augustus ook mijn blog van 12 augustus 2019 en ook mijn blog van 12 augustus 2018 en mijn blog van 12 augustus 2015 en mijn blog van 12 augustus 2011 deel 1 en eveneens deel 2.

Prinsenkind (Rouke van der Hoek)

Bij Carnaval

 

Prins Carnaval door Eugène Peters, z.j.

 

Prinsenkind

Dat we jou, Luuk, ook wel ‘t Uulke noemen dank je
aan de doordringende blik waarmee de kirrende clowns
boven je ledikant ter plekke tot bezinning dwingt.

Terecht, jij bepaalt wanneer je jouw lach weggeeft.
Gezaghebbender in jouw rijk dan je vader in het zijne.
Daarover dit nog. Sommigen willen dichter worden,

anderen bankdirecteur. Maar je vader droomde ervan
carnavalsprins te zijn onder de zijnen. De fazantenveer zo hoog
opgestoken dat hij als een botsauto met het

plafond verbonden blijft, alle dolle dagen energiek.
En in je moeder smachtte lang een prinses naar bevrijding.
Gun ze daarom hun uitbundigheid, prinsenkind, want in jou

komt alle adel samen. Als een veldheer observeer je de
manoeuvres. Weegt, wikt tot je plan klopt. Dan breek

de zon door, valt het ernstig masker van je prethoofd

 

Rouke van der Hoek (Eindhoven, 15 augustus 1952)
Een Lampegatse optocht door het centrum van Eindhoven

 

Zie voor de schrijvers van de 14 februari ook mijn blog van 14 februari 2019 deel 1 en ook mijn blog van 14 februari 2016 deel 2 en ook deel 3.

Rouke van der Hoek

De Nederlandse dichter Rouke van der Hoek werd op 12 augustus 1952 in Eindhoven geboren. Hij studeerde in Amsterdam en woont sinds 1980 in Zuid-Limburg (Meerssen). Na twee bundels in het marginale circuit, debuteerde hij in 1992 met de bundel “Doorgewinterd Landschap” (1992. Deze bundel werd genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs voor debuten van Poetry International Rotterdam. Na de bibliofiel uitgegeven bundels “Vaarwater” (1994) en “Wespland”(1997) verscheen in 2001 bij uitgeverij Atlas de bundel “Het magnetische noorden”. In 2005 verscheen de bundel “Bodemdaling”, voorafgegaan door een ‘bibliofiele’ uitgave “Gedempt gejuich”. In 2008 volgde de bundel “Wolventeldag”.  Tussen 2014 en 2016 was Rouke van der Hoek stadsdichter van Sittard-Geleen.

De paddentrek

Als het in maart zacht wordt, lauw vochtig
komen de padden tevoorschijn.
Ze kruipen als op afspraak uit komposthopen en putjes,
hun ogen sluw van een hele winter films kijken.

Even bidden ze tot Baden-Powell: help ons ons pad vinden
en verlos ons van de heer in de hemel der mensen,
die uitvond de wielen van de automobielen
en de dodelijke infrastruktuur.

Dan gaan ze naar hun geboortewater, liefst ’s nachts.
Als je stil bent hoor je ze draven, hun poten pletsen
en hun hart bonkt. Absoluut op weg, alsof ze beseffen
dat ze symptomen zijn van iets groters en iets dreigends:

het onderbewuste van de aarde bijvoorbeeld.
En inderdaad: alleen de liefdelozen onder ons
raken niet ontroerd door de onverklaarbare moed
van deze schepsels.

Kinderboeken vol zijn hierover geschreven:
Alleen op de wereld, Kinderen van de grote fjelt,
alle verhalen waarin mensen gaan trekken
om het noodlot te ontlopen (wat niet lukt).

Met de padden komen rouwgevoelens
uit de bodem omhoog.

 

Lichtzoekers

Wie op open land
de zon achterna loopt
beschrijft een ellips.

Ga maar na.

Nee, het licht moet je verschalken
via omwegen, stegen en tunnels,
zwarte episodes

als de oude veldheren die met listen
maar zonder leger uittrokken

om veldslagen en geschiedenisboeken te vermijden
en niet ingeruild te worden
voor een standbeeld.

Ja, al die eeuwen
manoeuvreren zij in het verborgene.

Door hun geritsel en macht
wagen we ons deze zomernacht
niet ver van het verlicht terras.

 

Nacht op de Vaalserberg

Lange klim na sluitingstijd. Afscheid van lantaarns;
bos overkapt de stappen; maan vlekt op mijn voet.
Langzaam wennen ogen aan muisvormige keilkeitjes
wegketsend over mos. Nooit zinken. Daarom hier,

hoog boven het land dat zijn bekoorlijkheid verloor:
ontaard experiment: wordt teruggedraaid. Op de top
is het hoogste punt het hoogste punt niet meer.
Münchnausen laat u groeten van 324 meter.

In het Drielandendoolhof surveilleren grenswachten
van 1914. Herrezen. Opvliegende kleiduiven
verraden dat de blauwe overalls nu komen
Ze rollen het tapijt op van beneden naar boven.

De frietkraam zwijgt in alle talen; ook haar schaduw
gaat eraan. Pas bij de grenspaal stoppen ze en
kloppen ze schoon wat overwoekerd is door
onbeheerste ambities, deze loyale nachtarbeiders.

1930 zeg ik, of 1950. Ze knikken en kiezen en rollen
dan het Nederland zoals mijn grootouders
dat kenden met vastberaden armen uit, de zee in,
die intussen tegen de parkeerplaats klotst.

 

Rouke van der Hoek (Eindhoven, 12 augustus 1952)