Saskia de Coster, Maik Lippert

De Vlaamse schrijfster Saskia de Coster werd geboren in Leuven op 29 januari 1976. Zie ook alle tags voor Saskia de Coster op dit blog.

Uit: Wat alleen wij horen

“Er zijn mensen die zeggen dat alles wat je meemaakt, je opeen of andere manier verandert Alles, van het madeliefje dat je ooit plukte in de weide van je kindertijd tot de kans die je niet greep omdat je er nog niet klaar voorwas, van die ochtend dat je alleen wakker werd tot die avond toen een vreemde hand even de jouwe raakte in een druk café. Het vormt je allemaal, menen zij, het stuurt je voortdurend bij. Er zijn mensen die beweren dat niemand echt verandert. Geen herinnering, geen ervaring, geen andere mens kan hun harde contouren aan stukken slaan. Je bent en blijft wie je bent Tot op een dag ook zij worden ingehaald door iets wat ze niet in hun dode hoek hebben zien aankomen. De mensen die blijven veranderen, de onveranderlijke mensen en alle anderen, je vindt ze overal, in elke stad. Ook hier bevolken ze de straten en gebouwen. Het New York van Europa wordt deze stad ook wel genoemd omdat ze even onvermoeibaar is, omdat hipheid en traditie elkaar hier omarmen, omdat originele denken en durvende stad haar zoveelste adem geven. Na al die eeuwen van heen en weer slingeren tussen historische grootsheid en verval op de hoge hakken van restauratiesteigers, na al die oorlogen, herstelperiodes en gloriemomenten plaatsen in duigen valt, rijst ze in andere wijken weer op, eerst als een kind dat leert lopen en vervolgens als trendsetter waar anderen achteraan hollen. In de loop van de eeuwen heeft ze enorme aantallen bewoners verwelkomd en geherbergd. Doorlopend, dag en nacht, zonder adempauze, worden er in haar ziekenhuizen, huiskamers en ook wel eens op een van haar bussen of in een overvolle supermarkt stadsbaby’s geboren. Maar net zo goed neemt de grootstad dagelijks afscheid van haar bewoners op een van haar bloemenmarkten, in haar bars, voor of achter haar historische gevels, in haar discotheken en kantoren. Ieder halfuur, om precies te zijn, komt er een nieuwe stedeling bij en trekt er eentje weg, naar de stadsrand, naar een ander land of de eeuwigheid, in een perfecte aflossing van de wacht Over de vele pogingen om het lot om te buigen, de gewoontes en de ongeschreven regels te doorbreken, het verlangen en de angst te slim af te zijn, bestaan amper cijfers. Het zijn enkel de spectaculaire overwinningen en de pijnlijke missers die het tot nieuws schoppen terwijl zo vele stadsbewoners proberen. Hun blokkentoren van pogingen staat vaak wankel of dondert omlaag. Soms geraakt er iemand hogerop, een enkele keer loopt iemand regelrecht in de armen van het geluk De grootstad, op solide Europese gewoontes gebouwd, heeft altijd de deur opengezet voor groei en vooruitgang, maar nu barst ze uit haar voegen door de toevloed aan nieuwe mensen die haar geschiedenis niet delen. Ze siddert van onzekerheid bij de gedachte aan haar toekomst, terwijl ze om zichzelf op te peppen opbonden en banners uitroept hoe Gewoon Buitengewoon ze is, een verbindende slogan bedacht door een dik betaald marketingbureau.“

 

Saskia de Coster (Leuven, 29 januari 1976)

 

De Duitse dichter en schrijver Maik Lippert werd geboren op 28 januari 1966 in Erfurt. Zie ook alle tags voor Maik Lippert op dit blog.

 

bijv. bananen

eet ik nog steeds
liefst overrijp

zoals toen
vruchtlichaam
met gebarsten schil
gestrande boten
op de bodem van de nylon tas
moeder nog steeds in het schort van de winkelmanager
versterkte kraagpunten
in de keukenhemel
de essentie
mijn ambrosius een vluchtige ester
isobutylacetaat
in elk scheikundeboek op te zoeken
en toch vergat ik en vergeet mezelf nog steeds vandaag
bij het losmaken van de schil
met elke hap tot in de kern
en ik beken
niet aan juanita te hebben gedacht
niet aan haar vader miguel
niet aan jaime julio en atahualpa

ik weet hun school
zijn gezwollen handen
en het moderne alfabet van vaste planten
en ik eet nog steeds bananen
liefst overrijp
in de keuken zit moeder
de punten aan de kraag zijn moe
wanneer je vertrekt
vergeet de bananen niet
en ik kauw gewetenloos
tussen de tanden tast de tong
tevergeefs naar het verlangen
om boete te doen

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Maik Lippert (Erfurt, 28 januari 1966)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e januari ook mijn blog van 29 januari 2019 en ook mijn blog van 29 januari 2017 deel 2 en eveneens deel 3.

Het geschenk van mijn vader (Marnix Gijsen) Hans Plomp, Saskia de Coster, Elia Barceló, Lennaert Nijgh

 

Dolce far niente

 

 
Het oude huis, St. Jørgensbjerg door Laurits Andersen Ring, 1919

 

Het geschenk van mijn vader

Wij zaten samen, zwijgend, bij het vuur;
mijn lieve vader
en ik.
Bij elk klokgetik
kwam zijn stervensuur
nader en nader.

Hij was rustig en goed;
lijk de moeder
die haar kindje heeft gedekt tot de kin,
en die heengaat op lichte voet,
stil en verblijd.
Zo wist hij zijn denken en daden bedolven
onder Gods warme barmhartigheid.

Hij stond langzaam uit zijn zetel op,
recht en sterk lijk hij had geleefd.
Zijn fijne hand
heeft gebeefd
op mijn hand:
een nevel over ontwakend land.

Hij heeft zijn laatste daad gedaan:
hij gaf me zijn uurwerk,
eenvoudig, zonder één woord,
en monklend is hij te rust gegaan.

Maar, toen ik hem zacht naar het bed geleidde,
wist ik
hoe een Engel, zingend, aanschreed achter ons beide.
Want moedig had mijn vader,
in mijn handen
afstand van daad en tijd gedaan.
Trots en wenend ben ik van hem heengegaan.

 

 
Marnix Gijsen (20 oktober 1899 – 29 september 1984)
Antwerpen, de geboorteplaats van Marnix Gijsen

 

De Nederlandse dichter en schrijver Hans Plomp werd op 29 januari 1944 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Hans Plomp op dit blog.

Uit: Jezus en zijn band

“Als om zijn met schuine mond en tientallen zenuwflitsende knipoogjes omwoekerde verhaal te illustreren, duikt i opeens midden in een Braziliaanse vrouwenvereniging en meteen verdringen zich tientallen vlezige, van top tot teen in imitatiekrokodillenleer en besnorde dames rond Larries pezige zegsmannetje. Er is een gekrijs van:
‘Me tool Rob me too, sinjor. Pliiiiiieeeesss sinjor!’
‘Om de beurt,’ bast het gangstertje inschikkelijk. ‘One by one, señorita’s.’
Kamera’s snorren, gemeen ge-elleboog, geil gegiechel. En daar komt de orgelman aan swingen, altijd klaar om een graantje mee te pikken. Hele damestasjes tegelijk in zijn centenbakkie proppend, maar toch ritmies meerammeiend met zijn bakje.
Daar staat de dief alweer naast Larrie, z’n armen vol snuisterijen en kleinodiën. ‘Nu breekt het spul pas goed los,’ gniffelt i en hij port Larrie tussen de ribben.
‘My pearls!’ snijdt een ijzige gil over het Damrak.
‘Gekultiveerd,’ minacht de boef, terwijl hij een snoertje of drie vier voor Larries geamuseerde ogen heen en weer laat dansen. ‘Verzekerd voor tien à twintig keer de waarde.’
‘Mijn slangeleren jarretelgordel!’ krijst een kwasi-hysteriese stem. ‘Mijn jarretelgordel van zeuvenhonderd Engelse ponden!’
‘Die snol maakt het te gek,’ sist Larries bandiet. ‘’k Heb ook m’n trots.’
En met een verachtelijk gebaar laat i een goedkoop Hema-gordeltje, vochtvlekkig èn met knijpersporen aan Larrie zien. Dan beent i de menigte in en Larrie ziet hem het tot een propje verfrommelde kledingstukje in de opengesperde mond van de benadeelde señorita stoten. En terug is i alweer. Als een ijshockeyer flitst i over het trottoir. Hij schiet een sigaret in zijn mond uit een revolvervormig sigarettenetui, neemt vuur uit zijn revolvervormig aanstekertje, terwijl hij namokt: ‘Ik heb het goed genoeg om een beetje te kunnen selekteren.’ Achteloos trekt i een rol duizendjes uit zijn borstzak. Automaties glijden ze langs zijn vingers. Telmachine. ‘Drieëntwintig,’ zucht i voldaan. ‘Wil je die even in je klauwen houden voor me, dan zoek ik het kleine geld nog even uit m’n zakken.’ Larrie houdt het lauwe bundeltje vast, het argusoog van de kleine rover voortdurend op zijn hand gericht.
‘Dat laat je toch niet koud, hè?’ vraagt de kleine argwanend, als Larrie hem het bundeltje bankjes zonder trucs teruggeeft. En hij ziet hoe hij ze handig natelt in zijn zak.”

 


Hans Plomp (Amsterdam, 29 januari 1944)

 

De Vlaamse schrijfster Saskia de Coster werd geboren in Leuven op 29 januari 1976. Zie ook alle tags voor Saskia de Coster op dit blog.

Uit: Wij en ik

“Niemand komt zomaar op de berg. Vrienden kondigen hun bezoek altijd ruim op voorhand aan. Altijd, zonder uitzondering. Het is een van die vele ongeschreven wetten in de verkaveling op de berg. Onverwacht bezoek zou wel eens voor een gesloten deur kunnen staan, heet het dan, en zou dan onverrichterzake moeten terugkeren, wat een zonde. De bewoners van de verkaveling hebben allemaal een druk bestaan. In hun villa’s midden in plassen groen gras, beschermd door bomen en manshoge omheiningen, komen zij tot rust. Normaal bezoek komt op afspraak. Die afspraak wordt weken voordien in een grote, genaaide agenda van een bank – de luxe-editie voor goede beleggers – van het jaar 1980 neergeschreven. Voor geheime afspraakjes wordt uitgeweken naar snelwegmotels, verre vakantieoorden en private clubs met codewoorden.
Niemand haalt het in zijn hoofd om zonder afspraak, zomaar voor de lol, bij een van de villa’s in de bosrijke verkaveling aan te bellen. Vrienden doen zoiets niet, want vrienden respecteren elkaar. Er is geen reden tot dat soort van brutaliteit, vinden de bewoners van de verkaveling. Ze hebben niet zoiets als een wijkcomité of een charter met richtlijnen. De mannen zijn drukbezette topmensen die al te veel vergaderen tijdens hun werk om daar ook nog eens hun vrije tijd mee tegaan vullen. Zij zijn geen arbeiders die een kaartclub voorzitten of ambtenaren die niets liever doen dan hun maandelijks praatje als penningmeester van de fanfare voor de spiegel in te oefenen. Ook de vrouwen van de verkaveling zien het nut van die comités niet in. Ze moeten al genoeg overleggen met hun gezin. In hun vrije tijd doen ze liever iets voor zichzelf. Hoewel er geen enkele vorm van formeel overleg is tussen de villabewoners, zijn ze het merkwaardig genoeg over de meeste zaken roerend eens. Stilzwijgend.”


Saskia de Coster (Leuven, 29 januari 1976)

 

De Spaanse schrijfster en literatuurwetenschapster Elia Eisterer-Barceló werd geboren op 29 januari 1957 in Elda, in de provincie Alicante. Zie ook alle tags voor Elia Barceló op dit blog.

Uit: De kleur van stilte (Vertaald door Dorotea ter Horst)

“Ze had een slechte nacht gehad. Ze had in bed liggen te woelen en werd steeds angstig wakker om daarna weer in woelige dromen te verzeilen. Het waren geen echte nachtmerries, maar ze kon ze zich niet meer herinneren en ze bezorgden haar een vaag gevoel van beklemming, een onbestemde onrust. Alsof de schimmen die haar altijd hadden vergezeld en die zij haar hele leven al door middel van haar doeken probeerde uit te bannen, ieder moment vlees konden worden, uit het donker tevoorschijn konden komen, haar in het volle licht zouden aanvallen en tot op het bot zouden verslinden. Ze had zich niet moeten laten overhalen. Als ze nee had gezegd, was ze nu in haar eigen bed wakker geworden en in haar eigen huis. En nadat ze dan even in de vijver had gezwommen, had ze naar haar atelier kunnen gaan om verder te werken aan het schilderij waaraan ze vorige week was begonnen. Maar nu was ze hier, in een hotel in Sydney, op nauwelijks een uur afstand van een entourage die ze vreemd en verontrustend vond, op zoek naar iets wat waarschijnlijk onbereikbaar was en hoe dan ook veel wonden weer zou openrijten. Wonden die ze zo omzichtig had verzorgd dat ze waren geslonken tot verwrongen littekens op de ziel, onzichtbaar voor nagenoeg iedereen. Waarom wil je per se in het verleden wroeten, Helena? vroeg ze zich af terwijl ze zichzelf in de grote spiegel van de toilettafel bekeek. Je kan het verleden niet veranderen, dat zou jij op jouw leeftijd en met jouw ervaring toch moeten weten. Je kunt het niet eens begrijpen. De meeste gebeurtenissen zijn dermate vervaagd dat jij zelf niet eens meer weet of ze wel gebeurd zijn zoals jij je ze herinnert. Misschien zijn ze in de loop van de tijd en door de manier van verwoorden wel op subtiele wijze langzaam veranderd en is er door details weg te laten, samenvattingen te maken en de poging er een samenhangend geheel van te maken een heel ander verhaal ontstaan dan je wilt vertellen. Die vreemde gewoonte van mensen om naar de zin der dingen te zoeken, die neiging om gezichten te zien in zomerwolken, in vlekken op een kamerplafond en in spleten van de muren, zelfs in het maanoppervlak. Dat heet pareidolie. Dezelfde neiging die ons doet geloven dat ons leven een coherent geheel is en betekenis heeft, dat alles wat ons is overkomen iets positiefs heeft opgeleverd, wat we niet zouden hebben als we die momenten van verdriet, opoffering, mislukking en weigering niet hadden doorgemaakt. Als er die avond in 1969 niets gebeurd zou zijn, zou je dan zijn wat je nu bent? Als Alicia niet was doodgegaan, was je gewoon de derde compagnon in de onderneming geworden, had je je beziggehouden met de administratie en alleen in je vrije tijd geschilderd, als hobby.”

 


Elia Barceló (Elda, 29 januari 1957)

 

De Nederlandse tekstdichter, columnist en schrijver Lennaert Nijgh werd geboren in Haarlem op 29 januari 1945. Zie ook alle tags voor Lennaert Nijgh op dit blog.

 

Berlijn

Berlijn, daar was ik nooit geweest,
je gaat niet zomaar even naar Berlijn
en waarom zou ik daar ineens moeten zijn?
Ik was nog nooit in Berlijn.

Berlijn ken ik van mijn vader,
die vaak vertelde van zijn tijd
in Berlijn, de stad van lang geleden.

Vreemd dat ik zoveel vaders ken
die allemaal eens in Berlijn
het een en ander deden.

Ach, Berlijn
Dat waren de mooie jaren,
toen alles draaide om Berlijn!
Berlijn waar ze dansten
tango bij de thee
foxtrot bij het diner
en later in het danscafé.
Berlijn waar je vrienden had
Unter Den Linden zat
Berlijn dat was een mooie stad.

Berlijn, daar was ik nooit geweest,
maar ik droom wel eens dat ik ergens ben
in een straat die ik nergens van ken
en toch weet ik dan waar ik ben.

Er hangt boven die stad
een eigenaardig waas van roet
als was er kort tevoren brand
en hier en daar kleeft het verleden
aan de muren vast als bloed
en wil de tijd niet verder gaan
in straten die niet meer bestaan
door iedere hoop verlaten
en alle kogelgaten
ter wereld zitten in Berlijn.

Midden in de stad
staat het geraamte van een kerk
tot monument gebombardeerd
wat overblijft is mensenwerk
God heeft zijn lesje wel geleerd.

Ach, Berlijn
Dat waren de mooie jaren,
toen alles draaide om Berlijn!
Berlijn waar ze dansten
tango bij de thee
foxtrot bij het diner
en later in het danscafé.
Berlijn waar je vrienden had
Unter Den Linden zat
Berlijn dat was een mooie stad.

En op de muren schrijft een hand:
bij onvoldoende belangstelling
wordt de toekomst afgelast
en zal in plaats daarvan
het verleden worden herhaald;
kinderen en militairen
half geld.

 


Lennaert Nijgh (29 januari 1945 – 28 november 2002)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e januari ook mijn blog van 29 januari 2018 en ook mijn blog van 29 januari 2017 deel 2 en eveneens deel 3.

Hans Plomp, Saskia de Coster, Willem Hussem, Lennaert Nijgh, Anton Tsjechov, Olga Tokarczuk, Hubert K. Poot, Romain Rolland, Germaine Greer

De Nederlandse dichter en schrijver Hans Plomp werd op 29 januari 1944 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Hans Plomp op dit blog.

Uit: Jezus en zijn band

“Door de paarsbruine wolkenflarden snijden schichtige trekvogels een rafelige ‘V’, uiteengejaagd door laagvliegende vliegtuigen en de termiese windkolken tussen de hoge gebouwen.
De oude boomgeesten langs de grachten laten hun bladeren los, mismoedig. ‘Dit is geen leven voor een boom,’ bromt er een. ‘Ik houd al drie jaar een lek in de gasleiding met mijn wortel dicht en toch sta ik het langzaam maar zeker af te leggen. En dat terwijl ik Lodewijk Napoleon nog langs heb zien gondelen in mijn jeugd.’
‘En ik Descartes en de ouwe Spinoza en de dikke Barleus,’ lispelt een boom, bevend over zijn hele gebladerte.
‘Tegen mij heeft Hadjememaar nog staan pissen, maar tegenwoordig heb ik alleen het hondje van Mr. Hilterman, een schraal plasje.’
Zo brommen de boomgeesten onder elkaar, en als ze zwijgen, kietelen ze elkaar onder de grond met de duizenden haarworteltjes en ze laten de dikkere wortels mistroostig in in het laagveen hangen. Zelfs diep onder de grond is schraalhans keukenmeester geworden.
Op het Damrak voelt Larrie zich opeens een toerist. Bij dozijnen schuifelen de gezelschappen af en aan. ‘In de rij! In de rij blijven daar!’ gilt een parmantige gidse schel. Er schiet een echtpaar betrapt terug in de slagorde. ‘Mij willen slechts paar klompjes kopen voor nichtje met klompvoetjes,’ hoort Larrie de bedremmelde man mompelen, hoewel hij ruim buiten gehoorsafstand sjokt.
Hij draait een steeg in naar de Nieuwendijk, waar de geuren uit de keukens van de eetgelegenheden een heel ander verhaal vertellen dan de neonreklames op de voorgevels.
Hier huizen de aasgieren, die rusteloos in de voorbijtrekkende stroom spieden, die met een feilloos oog de voorbijgangers takseren en om de haverklap snel en schoon hun slag slaan.
‘Ze hebben het graag, een vleugje crime,’ grijnslacht een van de kruimelratten tegen Larrie. ‘Ze voelen zich belazerd als ze niet beroofd worden in de buurt van het Anne Frankhuis. Allemaal dikke reisverzekeringen. Je hoeft ze tegenwoordig niet eens meer te róllen, ze drukken je hun gouden klokkies zo in de hand. Allemaal zwáár oververzekerd. En als je moeite hebt met hun zak, maken ze graag het knoopje voor je open. En de anderen maar filmen.”

 

 
Hans Plomp (Amsterdam, 29 januari 1944)

Lees verder “Hans Plomp, Saskia de Coster, Willem Hussem, Lennaert Nijgh, Anton Tsjechov, Olga Tokarczuk, Hubert K. Poot, Romain Rolland, Germaine Greer”

Hans Plomp, Saskia de Coster, Willem Hussem, Lennaert Nijgh, Anton Tsjechov

De Nederlandse dichter en schrijver Hans Plomp werd op 29 januari 1944 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Hans Plomp op dit blog.

Uit: Taras Bustos en de eeuwigheid

“Pas vele slopende weken nadat hij de fatale diagnose had, durfde dokter Poliot, lijfarts van de bekende vrijgezel-miljardair Taras Bustos (Doctor Honoris Causa), zijn Baas te vertellen aan welke vreselijke ziekte hij leed.
De baas reageerde als een ware stier, en zou Poliot met een tafelaansteker de hersens ingebeukt hebben, als deze niet met een wanhopige falsetto had gekrijst: ‘Wacht, wacht, Baas Bustos. Al is mijn nietswaardige leven niet waard verder geleefd te worden, als u mocht komen te overlijden, wacht toch op mijn laatste raadgeving voordat u mij verplettert.’
Bustos gooide de massieve tafelaansteker in het open vuur. Sinds hij ziek was geworden, bivakkeerde Bustos onder de kap van de reusachtige schouw in zijn landhuis. Op een simpele ligstoel zat hij de hele dag nors voor zich uit te kijken. En hij had de vreemde gewoonte ontwikkeld om alles wat hij had aangeraakt in het vuur te werpen, ongeacht waarde of schoonheid. Dokter Poliot hield het erop dat de Baas een ontsmettingsneurose had, dat hij alles wat hij met zijn zieke handen had aangeraakt, voorgoed onschadelijk wilde maken. Maar het was toch alweer weken geleden dat hij de Baas had ingelicht dat de ziekte niet besmettelijk was, en sindsdien was de verbrandingsmanie alleen maar groter geworden. Baas Bustos ging nu zelfs zover zijn hele bed te laten verbranden, meteen als hij zich ’s ochtends in de nieuwe ligstoel onder de schouw had laten zakken. Urenlang zat hij te kijken, hoe zijn personeel iedere dag het slaapkamerinterieur verbrandde in de haard. En als de voorraad brandbaar materiaal op was, kwam Bustos uit zijn stoel en bewoog zich kriskras door het huis, somber neuriënd. En alles wat hij op zijn korte wandeling aanraakte, moest vernietigd worden, tot de vloerkleden die hij met zijn sloffen had aangeraakt toe.
Vanaf de gaanderij sloeg Poliot hem soms urenlang onopgemerkt gade, doodsbang de Baas definitief in te lichten over de aard van zijn ziekte. En langzamerhand had Poliot ontdekt, dat de Baas de fatale aard van zijn kwaal moest kennen. Er was iets woests over Bustos gekomen, iets verwoestends, iets dat op een naderend einde duidde. In het huis was niets te merken van de maniakale aanval van de miljardair. Nog geen vijf minuten nadat de slaapkamer ontruimd was, droegen de mannen van een prominente firma een identiek meubelement binnen, iedere ochtend met dezelfde matte grap: ‘het wegwerpinterieur voor Doctor Bustos. Wilt u even tekenen alstublieft’.”

 

 
Hans Plomp (Amsterdam, 29 januari 1944)
Portret door Hennie van der Vegt. 2002

Lees verder “Hans Plomp, Saskia de Coster, Willem Hussem, Lennaert Nijgh, Anton Tsjechov”

Hans Plomp, Saskia de Coster, Willem Hussem, Anton Tsjechov, Lennaert Nijgh, Olga Tokarczuk, Hubert K. Poot

De Nederlandse dichter en schrijver Hans Plomp werd op 29 januari 1944 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Hans Plomp op dit blog.

Slaap zacht
Voor Hanny

Slaap zacht mijn sidderende vogel in de verte,
ontspan de lokroep van je ogen.
Slaap lekker, kleine koele introverte,
ontspan de borsten die ons kind gaan zogen.
Slaap zacht harpiste van mijn hartstocht,
je schone kiekendief komt spoedig teruggevlogen.
Dag vrouwtje jezus in je kribbe,
mijn eeuwenoude achtste ribbe,
schone slaapster.

 

Mijn lief ging

Geen toekomst en mijn hemel zwart.
Bevroren schaduw likt mijn hart:
een spook uit het verleden.
Geen zon, geen wind,
mijn vleugels slap,
geen wortels meer
en ook geen sap.
Geen doel
of reden.
Gevoelens geen.
Mijn lief ging heen

 
Hans Plomp (Amsterdam, 29 januari 1944)

Lees verder “Hans Plomp, Saskia de Coster, Willem Hussem, Anton Tsjechov, Lennaert Nijgh, Olga Tokarczuk, Hubert K. Poot”

Hans Plomp, Saskia de Coster, Willem Hussem, Anton Tsjechov, Lennaert Nijgh, Olga Tokarczuk, Hubert C. Poot

De Nederlandse dichter en schrijver Hans Plomp werd op 29 januari 1944 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Hans Plomp op dit blog.

Als ik uit mijn droomland
de wereld bezoek,
bedek ik mijn lichaam
met jas en met broek.

Daar mag je niet naakt zijn
en niet zonder geld.
Gebroken de wil,
gekruisigd de held.
Je dagen geteld.

Als ik uit mijn droomland
de wereld bezoek,
bedek ik mijn geest
met de vacht van een beest.

 

Amor vincit

Zo kwetsbaar onze liefde,
te bedenken dat zij alles is
wat ons verbindt.
Zo onsterfelijk deze droom,
de kern van het bestaan.

 

Vriendschap

Ooit zullen we ont-slapen
niet meer ontwaken hier
maar daar waar alleen vrienden zijn
nooit meer hoeven slapen.

 
Hans Plomp (Amsterdam, 29 januari 1944)

Lees verder “Hans Plomp, Saskia de Coster, Willem Hussem, Anton Tsjechov, Lennaert Nijgh, Olga Tokarczuk, Hubert C. Poot”

Hans Plomp, Saskia de Coster, Willem Hussem, Anton Tsjechov, Lennaert Nijgh, Romain Rolland, Hubert C. Poot

De Nederlandse dichter en schrijver Hans Plomp werd op 29 januari 1944 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Hans Plomp op dit blog.

Venus in Holland

Wat ben je mooi
met je neus en je oren
met je billen
en je kut van voren!
Wat ben je goddelijk herboren,
oude vriend.
Wat staat een vrouw je goed,
geur van aarde,
smaak van bloed.

Weet je nog, eeuwen geleden,
in elkaars armen
overleden?
Ik was vrouw toen,
jij was man.
Nu omgekeerd,
dat komt ervan.

Lieverik, o lieverik,
kom hier met je stijve pik.
Aan mijn borst, o heerlijk wijf,
ik word bloedgeil van je lijf.
In mijn armen, hemels beest,
zijn we altijd één geweest.
In mijn armen, hemels beest,
zijn we altijd één geweest.

 
Hans Plomp (Amsterdam, 29 januari 1944)
In 1987

Lees verder “Hans Plomp, Saskia de Coster, Willem Hussem, Anton Tsjechov, Lennaert Nijgh, Romain Rolland, Hubert C. Poot”

Saskia de Coster

De Vlaamse schrijfster Saskia de Coster werd geboren in Leuven op 29 januari 1976. Op haar achttiende ging De Coster naar Leuven om aan de KU Leuven Germaanse Talen te studeren (1994-1998). Ze rondde de studie succesvol af in 1998, om onmiddellijk opnieuw te beginnen aan een master in de literatuurwetenschap (1998-1999). De Coster debuteerde in 2000 met het verhaal “Onder elkaar” in het Nieuw Wereldtijdschrift. In 2002 verscheen De Costers romandebuut met de novelle “Vrije val”. Ook in 2002 werd De Coster door de redactie van Brakke Hond geselecteerd voor Mooie jonge honden, nieuw Vlaams literair talent. Vrij snel volgden “Jeuk”, “Eeuwige Roem”, “Held” en “Dit is van mij”. Aan haar zesde roman “Wij en ik”, heeft de schrijfster langer gewerkt. De Coster houdt zich ook bezig met videokunst (met werk in Z33 te Hasselt) en het schrijven voor theater (toneelgezelschap Crew en tg Stan) en voorziet muzikanten als Daan Stuyven en Dez Mona van lyrics. Ze is ook kernredactielid van het literaire tijdschrift DWB (Dietsche Warande & Belfort). De Coster werkt ook geregeld samen met beeldende kunstenaars, onder andere met Arno Geens Sinds 2002 nam Saskia De Coster veelvuldige deel aan festivaloptredens in Vlaanderen en Nederland. Ook nam zij deel aan verschillende tournees. Ze reisde doorheen Zuid-Afrika, Stellenbosch en Kaapstad in 2005. In 2009 toerde ze doorheen Tsjechië en vertegenwoordigde ze België op de International Book Fair.

Uit: Eeuwige roem

“De winter schijnt het appartement van Alex niet op te merken. De koude slaagt er niet in door te dringen tot de flat vol verse orchideeën, grasgroene gordijnen en lederen fauteuils. Het appartement is als een onderzeeër die in een donkere zeestraat ligt. In het vizier liggen andere appartementen en verlichte huizen die tekens van bewoning vertonen. Babs ziet vaders roeren in grote braadpannen, kinderen zitten gebogen over huiswerk, huismoeders zitten verdiept in computerspellen onder een zieltogende sfeerlamp, een vrouw telt de suikerkorrels in haar suikerpot opdat de poetsvrouw ze niet ongemerkt kan stelen, een bejaarde man drinkt een gat in de zwarte nacht, een man warmt zijn handen aan het droomverhaal van zijn zoontje. Er wordt geleefd, en wel zorgeloos, vanzelfsprekend en geruststellend.
Sinds haar overhaaste vlucht van Ruben en de Sterfelijken een maand geleden leeft Babs bij Alex, de drieëndertigjarige zoon van een oude studievriendin van Katrien. Wij weten dat die haar zoon onder lichte dwang tot deze gunst heeft aangezet. Aangezien Alex alles voor zijn moeder doet, kon hij niet weigeren. Zijn moeder bewondert haar jongen om zijn verstand, zijn grote verantwoordelijkheidsgevoel en zijn onvervalste levenslust. Over acht maanden wordt Alex vierendertig. De vierendertig flessen champagne voor het grootse feest heeft hij al lang besteld.
En dan willen wij even terloops de vraag opwerpen of de wereld niet van de bestellingen aaneenhangt. Hoe kan anders een oude vrouw vermoord worden op het kerkhof van Vetersberg, vlak bij het graf van haar zoontje? Heeft zij een huurmoordenaar betaald om haar op die plaats om te brengen?”

 
Saskia de Coster (Leuven, 29 januari 1976)