Joost Oomen, Seán Mac Falls

De Nederlandse dichter Joost Oomen werd geboren in De Bilt op 18 november 1980. Zie ook alle tags voor Joost Oomen op dit blog.

 

De Rijksinstelling

wegens te hoog oplopende conflicten
in de poëziescene
is er vanaf heden een onafhankelijke Rijksinstelling opgericht
die bepaalt of gedichten mooi zijn of niet

dit is uiteindelijk beter voor iedereen

er is door een panel van leken
een aantal criteria opgesteld
waaraan een mooi gedicht
moet voldoen

niet te lang
maar beslist ook niet te kort (dat staat raar)

niet te grappig
maar zeker ook niet te verdrietig

niet te veel moeilijke woorden zoals differentie of scholastiek
maar ook niet te simpel zoals eend, washand of poffertje

gebruik in plaats van brood eens het woord beroerd
gebruik in plaats van meneer gewoon vriend
hierover is een brochure op te vragen bij de Rijksinstelling
en als u als dichter wilt laten zien dat u een trucje kan
dan spuugt het publiek niet op een trucje

ook worden alle gedichten voortaan getest op begrijpbaarheid,
taalspel, metrumgebruik, waterdichtheid, zuivere beeldtaal,
ideologische achtergrond, droefenis, schokbestendigheid,
lichtvaardigheid, of ze kunnen drijven, of ze op een rouwkaart
kunnen, of ze op een taart kunnen worden afgedrukt, of de regels
wel mooi op een pagina passen, of ze op zo’n stuk folie gaan
dat je op de ramen plakt en of ze geschikt zijn voor opname in
themabundels omdat ze over liefde, dood, vijftig jaar huwelijk,
vissen, messen, watersandalen, het televisieprogramma
Brommer op Zee, Amerika, Duitsland, Gibraltar, de oorlog in een
nog nader te bepalen land, het uitsterven van de orang-oetan,
Remco Campert of de Hollandse maaltijd gaan

niet te wanhopig
maar beslist ook niet niet te wanhopig

niet te veel sneeuw
maar ook zeker niet te weinig

soms de sterren
heel soms de maan

dit is uiteindelijk beter voor iedereen

bij de Rijksinstelling werkt een erg grote man
hij vindt een heel klein gedicht in zijn enorme hand
hij huilt.

 

Poel van limonade en andere slopende dranken

voor sommige dyslectici
en afasiepatiënten
zijn garnalenkroketjes garnalenorkestjes

waardoor ik nu op schoenen
van rode gummibeertjes
over straat loop en
ik zing alle vogels
uit de boom

er hangt een hanger van
gouden bramen om mijn nek

het is moeilijk voor het publiek
om in een gedicht te knijpen en
te zien dat er druppeltjes geluk
op het schilletje komen te staan

maar voor een dichter is het heerlijk

je kijkt uit het raam
bedenkt iets van glas
en het is iets van glas.

 

Joost Oomen (De Bilt, 18 november 1980)

 

De Iers-Amerikaanse dichter Seán Mac Falls werd geboren op 18 november 1957 in Boston. Zie ook alle tags voor Seán Mac Falls op dit blog.

 

Glanzende dingen
(Sonnet)

Ons rendez-vous was een kwelling, meer als een pijn of boetedoening,
Wat een opschudding in onze onuitgesproken ogen
En de liefde verflauwde, door onbeantwoorde vragen.
Hoe konden we lachen, leven in zo’n onverschilligheid,

Een lange, meedogenloze tijd die ons vermorzelt
Met niet eens onbegrensde luchten als zuurdesem?
Elke dag was een komische tragedie, geen Eden,
Levens stroomden over, eenvoudige genoegens verdronken.

Toch droomden we elke dag met geharnaste vleugels
Samengebonden met de riemen, rusteloze reis,
Er werd een belofte gedaan op een groen, lieflijk eiland
En we maakten van onze gouden verplaatsingen zulke glanzende dingen,

Rennend naar stralen, toekomstig ochtendgloren dat nooit zal aanbreken,
Glanzende dingen die stilvallen in het houtrot van de zon.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Seán Mac Falls (Boston, 18 november 1957)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e november ook mijn blog van 18 november 2020 en ook mijn blog van 18 november deel 2 en eveneens deel 3.

Toon Tellegen, Seán Mac Falls

De Nederlandse dichter Toon Tellegen werd geboren op 18 november 1941 te Brielle. Zie ook alle tags voor Toon Tellegen op dit blog.

 

Men moet

Men moet altijd enigszins verdrietig zijn,
anders is men verloren,

maar men moet wel een beetje verloren zijn –
van het reddeloze soort –
anders zou men alleen maar gelukkig zijn,

toch moet men ook gelukkig zijn,
zo maar gelukkig kunnen zijn,
in alle staten van geluk,

anders zou men maar verdrietig zijn,
enigszins verdrietig
altijd.

 

Treurig gedicht

‘Dit is het einde van de weg’ zeiden ze.
Er stond een bordje:
DIT IS HET EINDE VAN DE WEG
‘Hier, dit punt,’ zeiden ze.
Ze hurkten erbij neer
en raakten het voorzichtig even aan.
‘Is dit het?’
‘Dit is het.’
Het was herfst, het regende, het stormde.
Ze stonden op, draaiden zich om.

Later kwamen ze nog even terug
met een vergrootglas.
Het was echt het einde van de weg.

 

Ze kijken elkaar aan

Ze kijken elkaar aan.
‘Jij hield van mij.’
‘Nee, jij hield van mij.’
‘Nee, jij van mij.’
‘O nee, jij van mij!’

‘Maar ik heb jou in de steek gelaten.’
‘Nee, ik heb jou in de steek gelaten.’
‘Nee, nee, ik jou.’
‘O nee, ik jou!’

Ze slaan hun ogen neer.

‘Jij bent vast heel verdrietig nu.’
‘Nee, jij bent vast heel verdrietig nu.’

Ze fluisteren.

‘Ontken het maar niet.’
‘Ontken jij het maar niet.’

 

Toon Tellegen (Brielle, 18 november 1941) 

 

De Iers-Amerikaanse dichter Seán Mac Falls werd geboren op 18 november 1957 in Boston. Zie ook alle tags voor Seán Mac Falls op dit blog.

 

Ik zag een jager bij een landweg

Ik zag een jager bij een landweg
die parallel met mij zeilde terwijl ik reed.

Zijn hoodie-hoofd, monnikachtig naar de grond gericht,
riep muziek op, zo klankrijk, heilig,
en ik, onbeweeglijk boven een vermoeid vlees-
kleurig voertuig, voelde naakt en dood aan,

want hij was zo vroom getooid en gekleed om te doden
in de kleuren van de lucht, bad met vleugels,
mijn kiekendief, zijn ogen louter zuiverheid en goud
en die van mij met lelijke spikkels, bleek en blauw.

Maar het verlangen naar voedsel verbond twee
wezens nauw, nochtans, overvoed, voelde ik me roestig
onder zijn stalen honger en welke redding
zou Gods genade muizen dan wel mensen bieden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Seán Mac Falls (Boston, 18 november 1957)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e november ook mijn blog van 18 november 2020 en ook mijn blog van 18 november deel 2 en eveneens deel 3.

Joost Zwagerman, Seán Mac Falls

De Nederlandse dichter en schrijver Joost Zwagerman werd geboren in Alkmaar op 18 november 1963. Zie ook alle tags voor Joost Zwagerman op dit blog.

 

Zag jij misschien

… zag jij misschien dat ik naar jou,
dat ik je zag en dat ik zag hoe jij
naar mij te kijken zoals ik naar jou
en dat ik hoe dat heet zo steels,
zo en passant en ook zo zijdelings –
dat ik je net zo lang bekeek tot ik
naar je staarde en dat ik staren bleef.
Ik zag je toen en ik wist in te zien
dat in mijn leven zoveel is gezien
zonder dat ik het ooit eerder zag:
dat kijken zoveel liefs vermag.

 

Aan de beurt

Ik ga het hebben over vriendschap.

Vriendschap kwam
voor het eerst voor
in het Holoceen.

Dat is een soort krijt. Of Jura.
Maar dan dus na de dinosaurussen.

Ze hadden toen nog geen licht
niet elektrisch dus bedoel ik maar ik denk wel kaarsen.
Of anders gewoon vuur.
Daar heb ik een plaatje van.
Kijk.
Hier zie je
hoe ze toen met vuur en dergelijke vriendschap
maakten.

Nee, rechts. Bij m’n vinger.

Anders laat ik het wel even rondgaan.

Tegenwoordig hebben wij natuurlijk heel andere
soorten vriendschap want daar gaat het over.

Ik heb er een meegenomen en die ga ik nu pakken.
Nou, dit is hem dus.
Ik kan hem niet te lang laten zien
want hij kan niet tegen licht.

Heeft iedereen het gezien?
O ja, ik heb ook nog een lijst van vriendschappen
die je in het wild kan aantreffen
maar die lees ik nu niet op want dat duurt te lang.

Hier wil ik het bij laten.

Nou, als iemand een vraag heeft.

 

Liefde is een platitude en daarom ook zo mooi.

Liefde is een platitude en daarom ook zo mooi.
Jij, jij was veel meer dan dat zodat ik van meer
naar minder kon. Jij was zo jij dat je werd mij,
aan mij was het genot om in je op te gaan, geluk
zo groot dat ik steeds minder hoefde te bestaan.

Wat meer dan liefde is en minder dan de dood
is de warme dood waar ik niet bang voor ben,
dat is het doodgaan door te leven met een vrouw.
Dat ik mocht niet-bestaan dat kwam door jou.
In mij is die dood verdreven door de onmogelijkheid
opnieuw met jou te leven. Hoogstens ben ik ziek
en schrijf ik om de ziekte naam te geven. Hoe
hopeloos dit is, het brengt je niet terug naar mij.
Wat blijft is de ziekte, de ziekte die heet jij.

 

Joost Zwagerman (18 november 1963 – 8 september 2015)

 

De Iers-Amerikaanse dichter Seán Mac Falls werd geboren op 18 november 1957 in Boston. Zie ook alle tags voor Seán Mac Falls op dit blog.

 

Kauwen

De kauw is een vogel op zich
En geen tweederangs kraai.
Als ik lid was van de Vederen Raad
En het vogeljargon vloeiend uit mijn strot kwam
Zou ik samenwerking, samen vliegen, samen reizen veroordelen
In het bos, in de lucht, in geploegd land en grasland.
Ik zou adviseren en sterk aanbevelen
Een onafhankelijke organisatie voor kauwen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Seán Mac Falls (Boston, 18 november 1957)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e november ook mijn blog van 18 november deel 2 en eveneens deel 3.

Margaret Atwood, Seán Mac Falls, Jaap Meijer, Richard Dehmel, William Gilbert, Hans Reimann, Mireille Cottenjé

De Canadese schrijfster Margaret Atwood werd geboren in Ottawa op 18 november 1939. Zie ook alle tags voor Margaret Atwood op dit blog.

Uit: Hag-Seed

“Monday, January 7, 2013.
Felix brushes his teeth. Then he brushes his other teeth, the false ones, and slides them into his mouth. Despite the layer of pink adhesive he’s applied, they don’t fit very well; perhaps his mouth is shrinking. He smiles: the illusion of a smile. Pretense, fakery, but who’s to know?
Once he would have called his dentist and made an appointment, and the luxurious faux-leather chair would have been his, the concerned face smelling of mint mouthwash, the skilled hands wielding gleaming instruments. Ah yes, I see the problem. No worries, we’ll get that fixed for you. Like taking his car in for a tuneup. He might even have been graced with music on the earphones and a semi-knockout pill.
But he can’t afford such professional adjustments now. His dental care is low-rent, so he’s at the mercy of his unreliable teeth. Too bad, because that’s all he needs for his upcoming finale: a denture meltdown. Our revelth now have ended. Theeth our actorth … Should that happen, his humiliation would be total; at the thought of it even his lungs blush. If the words are not perfect, the pitch exact, the modulation delicately adjusted, the spell fails. People start to shift in their seats, and cough, and go home at intermission. It’s like death.
“Mi-my-mo-moo,” he tells the toothpaste-speckled mirror over the kitchen sink. He lowers his eyebrows, juts out his chin. Then he grins: the grin of a cornered chimpanzee, part anger, part threat, part dejection.
How he has fallen. How deflated. How reduced. Cobbling together this bare existence, living in a hovel, ignored in a forgotten backwater; whereas Tony, that self-promoting, posturing little shit, gallivants about with the grandees, and swills champagne, and gobbles caviar and larks’ tongues and suckling pigs, and attends galas, and basks in the adoration of his entourage, his flunkies, his toadies … Once the toadies of Felix.
It rankles. It festers. It brews vengefulness. If only … Enough. Shoulders straight, he orders his gray reflection. Suck it up. He knows without looking that he’s developing a paunch. Maybe he should get a truss.
Never mind! Reef in the stomach! There’s work to be done, there are plots to be plotted, there are scams to be scammed, there are villains to be misled! Tip of the tongue, top of the teeth. Testing the tempestuous teapot. She sells seashells by the seashore.
There. Not a syllable fluffed.
He can still do it. He’ll pull it off, despite all obstacles. Charm the pants off them at first, not that he’d relish the resulting sight. Wow them with wonder, as he says to his actors. Let’s make magic! And let’s shove it down the throat of that devious, twisted bastard, Tony.”

 

 
Margaret Atwood (Ottawa, 18 november 1939)

 

De Iers-Amerikaanse dichter Seán Mac Falls werd geboren op 18 november 1957 in Boston. Zie ook alle tags voor Seán Mac Falls op dit blog.

 

Jackdaws

The Jackdaw is a bird in its own right
And not a second rate crow.
If I were a member of the Feather Assembly
And the bird tongue fluent in my gob
I’d condemn co-operation, co-flight, co-travel
In wood, in air, in ploughed land and grass land.
I’d advise, and recommend strongly
An independent organisation for Jackdaws.

 

 
Seán Mac Falls (Boston, 18 november 1957)

 

De dichter en historicus Jakob (Jaap) Meijer (pseudoniem Saul van Messel) werd geboren in Winschoten op 18 november 1912. Zie ook alle tags voor Jaap Meijer op dit weblog.

 

’’bitte Vorsicht”

in de garderobe van mijn droom
controleer ik mijn syndroom:

de J in mijn pas
de ster op mijn jas

 

indrukken

de moeten van mijn jodenster
dateren al van eeuwen her

ik voel hem ook vandaag nog goed
die moet

 


Jaap Meijer (18 november 1912 – 9 juli 1993)

 

De Duitse dichter Richard Dehmel werd geboren op 18 november 1863 in Wendisch-Hermsdorf. Zie ook alle tags voor Richard Dehmel op dit blog.

 

Der Fluß

In den abendgelben Fluß
grub mein Ruder schwarze Trichter;
ohne Won und ohne Kuß
sahn wir auf die Wellenlichter,
sahn wir eine dunkle Bucht
still das kahle Ufer spiegeln,
sahn der Berge starre Wucht
seine wirbelvolle Flucht
vor uns, hinter uns verriegeln.

Als wir dann um Mittemacht
in der Stadt mit Flüsterlauten
auf der hohen Brückenwacht
standen und hinunterschauten,
schienen uns die schwarzen Mauem
in dem grauen Wasserschacht
ihren Einsturz zu belauem.

Still, die Sonne kommt herauf.
Klar verfolgen meine Träume
bis zum Meer hin seinen Lauf;
fern durch morgenrote Bäume
steigt der blaue Nebel auf.

 

Am Scheideweg

Ich wollt dir die Stirn küssen
und dir sagen: hab Dank!
Aber da war ein Licht in deinen Augen
wie Morgenglut auf unerklommenen Bergwäldern;
und dem haben wir folgen müssen,
schweigend.

 

 
Richard Dehmel (18 november 1863 – 9 februari 1920)
Kamer in het Richard- und Ida-Dehmel-Haus in Hamburg

 

De Engelse toneelschrijver, librettist en illustrator Sir William Schwenck Gilbert werd geboren in Londen op 18 november 1836. Zie ook alle tags voor William Gilbert op dit blog.

 

The Englishman

He is an Englishman!
For he himself has said it,
And it’s greatly to his credit,
That he is an Englishman!
For he might have been a Roosian,
A French, or Turk, or Proosian,
Or perhaps Itali-an!
But in spite of all temptations,
To belong to other nations,
He remains an Englishman!
Hurrah!
For the true-born Englishman!

 

Only Roses

To a garden full of posies
Cometh one to gather flowers;
And he wanders through its bowers
Toying with the wanton roses,
Who, uprising from their beds,
Hold on high their shameless heads
With their pretty lips a-pouting,
Never doubting – never doubting
That for Cytherean posies
He would gather aught but roses.

In a nest of weeds and nettles,
Lay a violet, half hidden;
Hoping that his glance unbidden
Yet might fall upon her petals.
Though she lived alone, apart,
Hope lay nestling at her heart,
But, alas! the cruel awaking
Set her little heart a-breaking,
For he gathered for his posies
Only roses – only roses!

 

 
William S. Gilbert (18 november 1836 – 29 mei 1911)

 

De Duitse schrijver en satircus Albert Johannes (Hans) Reimann werd geboren op 18 november 1889 in Leipzig. Zie ook alle tags voor Hans Reimann op dit blog.

Uit: Joachim Ringelnatz

„Dieser mysteriöse Hamsun-Mensch war ein alkoholfreudiger Raubvogel mit säChsische Beene. Und an die Brust sanken wir gegenseitig hinan und suchten (oder, wie Ringelnatz sich ausdrücken würde: charterten) stantepede einen Kapitalisten, der viele flaschen Weins und die achtfache Anzahl Schnäpse spendieren würde, Zur förderung des gemeinnützigen Unternehmens bestiegen wir eine Straßenbahn. Sie war dicht gefüllt. Wir wurden ins Innere des Wagens bugsiert. Ringelnatz erregte Aufsehen durch die ihm anhaftende Schlipsnadel in form eines Wikinger-Bugspriets oder einer ähnlichen Obszönität. Um die gaffende Menge nicht zu enttäuschen, wendete sich Ringelnatz an mich und fragte mit schallendem Timbre: “Ist eigentlieh deine Schwester wieder aus dem Zuchthaus raus?” So, gab ein Wort das andre und eine Hanebüchenheit die andre, bis wir ausstiegen, ohne daß der Schaffnersmann gewagt hätte, uns zu belästigen. Wir zitterten in eine idyllische Klause und ließen dortselbst den lieben Gott und dergleichen Kapazitäten fromme Allegorien sein. Am übernächsten Tag sandte mir Ringelnatz ein Präsent anläßlich der Wiederkehr meines Eintritts in die Welt. Es waren ein aus stinkender Seife kunstvoll geknetetes Schwein sowie ein Reiniger für die Tabakspfeife, eine aparte Röhrengeschwulst mit Miniatur-Gummiballong. Ein Zettel lag dabei: “Herzliches Gratulatz! Verschäume das Seifenschwein, Halte die Pfeife rein, Ewig dein Ringelnatz.” Die Tränen traten mir jählings in die Augen. Dem unerachtet mußte ich sofort die Reimgungsprozedur an meiner Shag-Pfeife vornehmen. Es war ein Genuß, für den ich manchen TheateTabend hingebe. Dank dir, O Ringelnatz! Aber er hat auch schöne Gedichte geschrieben, die die gesamte Produktion des mit Recht Otto Ernst geheißenen Poeten aufwiegen. Bei Alfred Richard Meyer sind die ,Turngedichte’ erschienen, die zu den klassischen Säulen moderner Humorigkeit gehören. Außerdem: ,Kuttel Daddeldu’ (dem wir des mehreren in der ,Weltbühne’ begegnet sind) und das neueste standardwork: .,Die gebatikte Schusterpastete’.“

 

 
Hans Reimann (18 november 1889 – 13 juni 1969)

 

De Belgische schrijfster Mireille Cottenjé werd geboren in Moeskroen op 18 november 1933. Zie voor onderstaande schrijvers ook alle tags voor Mireille Cottenjé op dit blog.

Uit:De bevalling

“– Geef ik haar toch die spuit, dokter ?
Waarom ? Heb ik gegild ?
– ’t Is gedaan, zegt de man.
Gedaan ? Wat betekent “gedaan” ? het is uit, weg, ik ben bevrijd ? Bevrijd van wie ? Waarvan ? Van de pijn ? Van Fred ? Het kind ? Van mijn haat ? Mijn liefde ? ik krimp ineen.
– Een wee, zegt de dokter geruststellend. De foetus is los, hij zal je nu gauw verlaten.
Zoals jij mij verlaten hebt: zonder een woord.

– Het komt, zegt de dokter. Persen nu.
Persen ! denk ik met wellust. Eruit, jij, weg, gedaan ! Ha ! waar ben je nu, verwaande kwast, met je “Ik alleen ben belangrijk !” ?
– Een jongetje, zegt de dokter.
Ik lach schamper, eis overmoedig:
– Laat zien !
In mijn palm komt een slijmerig brokje leven. Het vult mijn hele hand. Het heeft een hoofd met duidelijk afgetekend neusje en oogholten en kin, en het heeft armen en benen en vingertjes en teentjes. Het stuiptrekt als een visje op het droge en opeens breekt mijn harde haat als een ijsschots en binnenin me wordt alles week en weerloos als het tere wezentje in mijn hand en ik lik het en kus het en snik : sorry, sorry, sorry en vlij het tussen mijn warme borsten en ben bereid tot ieder offer, zelfs dat van mijn eigen leven, om de klok één uur achteruit te kunnen zetten en mijn kostbaar geheim nog in mijn schoot te voelen en te koesteren als een wolvin haar wollige welp.“

 

 
Mireille Cottenjé (18 november 1933 – 9 januari 2006)

Margaret Atwood, Seán Mac Falls, Jaap Meijer, Richard Dehmel, William Gilbert, Hans Reimann, Mireille Cottenjé

De Canadese schrijfster Margaret Atwood werd geboren in Ottawa op 18 november 1939. Zie ook alle tags voor Margaret Atwood op dit blog.

Uit:The Edible Woman

“I know I was all right on Friday when I got up; if anything I was feeling more stolid than usual. When I went out to the kitchen to get breakfast Ainsley was there, moping: she said she had been to a bad party the night before. She swore there had been nothing but dentistry students, which depressed her so much she had consoled herself by getting drunk.
“You have no idea how soggy it is,” she said, “having to go through twenty conversations about the insides of peoples’ mouths. The most reaction I got out of them was when I described an abscess I once had. They positively drooled. And most men look at something besides your teeth, for god’s sake.”
She had a hangover, which put me in a cheerful mood – it made me feel so healthy – and I poured her a glass of tomato juice and briskly fixed her an Alka- Seltzer, listening and making sympathetic noises while she complained.
“As if I didn’t get enough of that at work,” she said.
Ainsley has a job as a tester of defective electric toothbrushes for an electric toothbrush company: a temporary job. What she is waiting for is an opening in one of those little art galleries, even though they don’t pay well: she wants to meet the artists. Last year, she told me, it was actors, but then she actually met some. “It’s an absolute fixation. I expect they all carry those bent mirrors around in their coat pockets and peer into their own mouths every time they go to the john to make sure they’re still cavity- free.” She ran one hand reflectively through her hair, which is long and red, or rather auburn. “Could you imagine kissing one? He’d say ‘Open wide’ beforehand. They’re so bloody one- track.”
“It must have been awful,” I said, refilling her glass. “Couldn’t you have changed the topic?”
Ainsley raised her almost non- existent eyebrows, which hadn’t been coloured in yet that morning. “Of course not,” she said. “I pretended to be terribly interested. And naturally I didn’t let on what my job was: those professional men get so huffy if you know anything about their subject. You know, like Peter.”
Ainsley tends to make jabs at Peter, especially when she isn’t feeling well. I was magnanimous and didn’t respond. “You’d better eat something before you go to work,” I said, “it’s better when you’ve got something on your stomach.”

 
Margaret Atwood (Ottawa, 18 november 1939)

Lees verder “Margaret Atwood, Seán Mac Falls, Jaap Meijer, Richard Dehmel, William Gilbert, Hans Reimann, Mireille Cottenjé”

Joost Zwagerman, Toon Tellegen, Joost Oomen, Klaus Mann, Seán Mac Falls, Richard Dehmel, Eugenio Montejo

De Nederlandse dichter en schrijver Joost Zwagerman werd geboren in Alkmaar op 18 november 1963. Zie ook alle tags voor Joost Zwagerman op dit blog.

Uit: Chaos en Rumoer

“En er veranderde niets. Je blééf slap en laf en bang – met dit verschil dat aan de andere kant van de lijn iemand aan je stem kon horen hoe slap en laf en bang je was. Een antwoordapparaat leek het perfecte redmiddel. Maar vrijwel iedereen die een boodschap insprak, eindigde met het verzoek om terug te bellen. Zo schoot je nóg niets op. Als het aan hem had gelegen, waren Karin en hij indertijd telefoonloos gaan samenwonen. Maar kennissen hadden hem bezworen dat je dat een vrouw niet kon aandoen.
Uiteindelijk bleek Otto’s bekentenis over zijn beschamende improductiviteit toch nog ergens goed voor te zijn, want Karin en hij bereikten een compromis inzake de telefoon. Het toestel ging niet de deur uit – dat weigerde Karin – maar wel vroegen zij een geheim nummer aan. Verder annuleerde Karin namens Otto, die zich al drukbezet en geclaimd voelde met één afspraak in het verschiet, de twee lezingen die hij had staan voor de komende maanden. Zo vielen ook de laatste drukkende verplichtingen weg, en Otto had goede moed dat het schrijven alsnog zou gaan lukken.
Maar toen de telefoon stil bleef en zijn agenda bevrijdend leeg was, begon hij zich te ergeren aan het zoemen van de ventilator in zijn computer. Bovendien was het licht in zijn werkkamer niet goed.
Tussen tien en twaalf uur viel een hinderlijke streep ochtendlicht diagonaal over zijn tafelblad en ’s middags scheen de zon vol op het raam. Zo zou het niemand lukken iets van belang te schrijven. En hij moest ook nodig een nieuwe bureaustoel.
Otto bevestigde een donkerblauw rolgordijn voor het raam. Nu kwam er een onheilspellende duisternis in zijn werkkamer te hangen. Dat was ook weer niet de bedoeling. Hij kocht tweedehands lamellen. Maar die maakten een hinderlijk flappend geluid wanneer het tochtte in huis.”

 


Joost Zwagerman (Alkmaar, 18 november 1963)

Lees verder “Joost Zwagerman, Toon Tellegen, Joost Oomen, Klaus Mann, Seán Mac Falls, Richard Dehmel, Eugenio Montejo”

Joost Zwagerman, Toon Tellegen, Klaus Mann, Seán Mac Falls, Richard Dehmel, Eugenio Montejo

De Nederlandse dichter en schrijver Joost Zwagerman werd geboren in Alkmaar op 18 november 1963. Zie ook alle tags voor Joost Zwagerman op dit blog.

Uit: Vals licht

“Uiteindelijk, toen zij dagenlang in de onderwaterkamer vertoefden, loste alles zich vanzelf op door de ontdekking van een gedeelde voorliefde: kinderspel. Niets wekte zoveel vertrouwen als een gezamenlijke verjonging, tot op het kleuterachtige af. Steeds vaker spraken zij elkaar liefkozend toe in een nagebootste kindertaal, gevat in poezelige verkleinwoorden en brokstukken van zinnen. Zij speelden Klein Arcadië. Schmierend en toegewijd blonk Lizzie uit in pruilende vragen om aandacht, koket geloken ogen en in falset geslaakt gekir. Zij werd Shirley Temple aan de Sarphatistraat, met af en toe een halve stap naar volwassenheid als híj het was die kleuter werd en zij zijn gezicht opmaakte met de indianenkleuren die hij van haar kende en hem kleedde in haar witkanten ondergoed dat hem om het lichaam spande. Voor in bad kochten zij drijvende speeltjes in Mondriaan-kleuren en weekten uren in het dampend water, wolkend badschuim tot onder hun kin. Daarna spreidde zij de Charlie Brown-handdoek uit op de grond en zaten zij tegenover elkaar, twee jongbedorven cherubijnen, Simon in kleermakerszit en Lizzie in schoolmeisjeshouding met opgetrokken knieën en haar handen om de enkels geklemd. Haar bruine haar hing in natte, dikke slierten langs haar wangen. Ernstig telde zij zijn ribben terwijl zij elkaar afdroogden. Geregeld slaakten zij hun kinderlach en toonden al te valse grimasjes van achtjarigen. Zo, tegenover elkaar, sloegen zij elkaar gade, keurend enafwachtend, want hun ogen deden niet meer mee met hun zelfverzonnen baltsgedrag voor baby’s.

Zij streefden geen perfectie van hun spel na. Alleen hun opzichtige valsheid was geavanceerd; juist hierin school de onweerstaanbaarheid. Hun kinderkitsch was betoverend obsceen. In geen peeskamer had Simon zich ooit in een rollenspel verloren: daar had het keurslijf van rituelen hem wel van weerhouden. Nu, onder haar ogen, diende hun acteren om met souplesse de wederzijdse weerloosheid te vergroten.”

 

Joost Zwagerman (Alkmaar, 18 november 1963)

Lees verder “Joost Zwagerman, Toon Tellegen, Klaus Mann, Seán Mac Falls, Richard Dehmel, Eugenio Montejo”

Joost Zwagerman, Toon Tellegen, Klaus Mann, Seán Mac Falls, Richard Dehmel

De Nederlandse dichter en schrijver Joost Zwagerman werd geboren in Alkmaar op 18 november 1963. Zie ook alle tags voor Joost Zwagerman op dit blog.


Uit: Het wilde westen

“Jennen, treiteren, uitdagen
In de Volkskrant omschreef een politicoloog de favoriete activiteiten van de hooligan als ‘elkaar jennen, treiteren en uitdagen’. De bewoordingen leggen onbedoeld de jarenlange onverschilligheid over de voetbalterreur bloot.
Officier van justitie:’U stak het slachtoffer Carlo Picornie neer op het grasland bij Beverwijk? Hoe zou u dat zelf omschrijven?’
Verdachte:’Dat wil ik geen geweldpleging of doodslag noemen, edelachtbare. Ik was hem gewoon aan het jennen met mijn mes. Daarna treiterde ik hem bij zijn halsslagader. Je mag iemand toch wel uitdagen?’
Officier:’Natuurlijk mag dat. Maar wilt u nooit meer naar bioscopen bellen en lelijke dingen zeggen?’
Het moeten merkwaardige tijden zijn voor de Nederlandse hooligan. Je vermaakt je sinds jaar en dag met het molesteren van je tegenstanders, de sloop van NS-treinen; met messentrekken en intimidatie, bedreiging van voetbaljournalisten, vernielen van auto’s, cafés, en niet te vergeten met het oproepen tot haat en geweld. Niemand die je ooit écht een strobreed in de weg heeft gelegd. Hooguit loop je per abuis eens tegen een taakstrafje op, zodat je van een doorgetherapeutiseerde rechter een week lang auto’s moet wassen of de krant moet rondbrengen. Maar dan bel je als trotse bezitter van een crimineel curriculum vitae eens een keer een Utrechtse bioscoopexploitant op met de mededeling dat je de boel komt verbouwen zodra de ‘jodenfilm’ over Ajax wordt vertoond, en wat gebeurt er? Dán is ineens heel weldenkend Nederland in rep en roer. Alsof de Hakkelaar na een loopbaan van drugshandel, wapenbezit, liquidaties en ontvoering pas een kritieke grens passeert wanneer hij de uitbater van de Godfather IV met een oorveeg dreigt.
Zolang hooligans elkáár naar het leven staan is er kennelijk niets aan de hand. Dan leggen politie en justitie rondom voetbalvelden hagen van containers aan, sleuven van kooien waardoorheen de bloeddorstige supportlegers moeten worden geleid onder toezicht van stewards en ME’ers die een kruidenvrouwtjescursus ‘Conflictbeheersing’ hebben gevolgd. Krakers, EU-demonstranten en ander rapaille zijn er om weg te knuppelen, de hooligan moet je ‘begeleiden’. [..]
Ad Melkert waarschuwt nog één keer. Je voelt de siddering langs het ruggenmerg van de hooligan gaan.”


Joost Zwagerman (Alkmaar, 18 november 1963)


Lees verder “Joost Zwagerman, Toon Tellegen, Klaus Mann, Seán Mac Falls, Richard Dehmel”

Joost Zwagerman, Toon Tellegen, Klaus Mann, Seán Mac Falls, Richard Dehmel

De Nederlandse dichter en schrijver Joost Zwagerman werd geboren in Alkmaar op 18 november 1963. Zie ook alle tags voor Joost Zwagerman op dit blog.

 

Uit: De houdgreep

Het gezin Rafferty was niet echt vermogend maar had toch genoeg geld om een au pair in huis te nemen. Zij kwam uit Nederland en heette Adriënne. Meneer en mevrouw Rafferty vonden haar soms wat onhandig en verward. Twee welwillende maar onnozele Oostenrijkse meisjes waren haar voorgegaan, zodat de Rafferty’s Adriënne’s kleine tekortkomingen voor lief namen.
Haar ijver en vooral haar oprechte genegenheid voor de dochtertjes Rafferty wogen ruimschoots op tegen dat kleine beetje verwarring en onhandigheid. Bovendien deelde Adriënne tot mevrouw Rafferty’s vreugde twee van haar meest dierbare liefhebberijen:lezen en spelletjes doen.

(…)

Voor Adriënne was niets vanzelfsprekend, dus ook de werkelijkheid niet. Zou ze een goede fotografe kunnen worden? Ze had geen zin meer om te luisteren. ‘De foto als metafoor.’ Ha! Zijn het niet juist metaforen – die grillige, onbeheersbare diabolo’s waarmee schrijvers, schilders en smachtende pubers lopen te goochelen- die almaar verhullen en redeloze vragen oproepen? Nee, aan Adriënne’s lijf geen kunstenmakerspolonaise. Wat ze wilde was eenvoudig: als Londen dan niet te veroveren viel kon ze nog altijd infiltreren, en de pocketcamera was haar handzaam excuus.
De cursusleider wees naar buiten.
‘Die muur daar,’ zei hij, ‘die heeft iets te zeggen. De topfotograaf ís de muur, zoals hij alles is wat hem omringt. Maar jij, meisje, jij moet om te beginnen een hele goeie vertolker, een monnik worden, a monk with a camera.’

 

Joost Zwagerman (Alkmaar, 18 november 1963)

Lees verder “Joost Zwagerman, Toon Tellegen, Klaus Mann, Seán Mac Falls, Richard Dehmel”

Joost Zwagerman, Toon Tellegen, Klaus Mann, Seán Mac Falls, Richard Dehmel

De Nederlandse dichter en schrijver Joost Zwagerman werd geboren in Alkmaar op 18 november 1963. Zie ook mijn blog van 18 november 2006 en ook mijn blog van 18 november 2007 en ook mijn blog van 18 november 2008 en ook mijn blog van 18 november 2009.

 

Uit: Chaos en Rumoer 

 

„Nadat Otto Vallei zich zes maanden lang iedere dag in zijn werkkamer had opgesloten om aan een roman te werken, biechtte hij zijn vrouw Karin op dat hij nauwelijks vorderingen had gemaakt. En zelfs dat was een zonnige voorstelling van zaken. In zekere zin was hij niet eens aan die roman begonnen.
Karin reageerde tamelijk laconiek op Otto’s bekentenis, wat hem eerst verbaasde, daarna opluchtte en uiteindelijk zachtjes kwetste. Hij kon natuurlijk niet van haar verlangen dat ze net als hij diep ontgoocheld was, maar een minimum van solidaire somberheid had hij toch wel van haar verwacht. In plaats daarvan was ze alleen maar nieuwsgierig. Waarschijnlijk kon ze het zich niet goed voorstellen dat iemand in zes maanden tijd zó weinig kon uitvoeren. Zelf kon Otto
het zich achteraf ook niet goed voorstellen.
‘Heb je echt niets op papier gekregen?’ vroeg ze. ‘Niet eens één zin, zoals Jack Nicholson in
The Shining
?’
Hij gaf haar tien a-viertjes waarop hij die ochtend iets schamels had uitgeprint. Hij had de computer het aantal woorden, regels en zelfs lettertekens laten berekenen.
‘Zesduizendwoordenennogiets.Vijfhonderdeenentwintigregels. Een gruwelijke oogst na een halfjaar. Vind je niet?’
De dagen na zijn bekentenis klaagde Otto dat hij niet aan het werk kwam, omdat hij allerlei verplichtingen had: lezingen, recensies schrijven, dat soort dingen. Bovendien ging iedere dag wel een paar keer de telefoon. Hij had geen leven zo.
De telefoon was sinds jaar en dag een van zijn ergste vijanden. Niets was funester voor het heilig vuur dan het ijzingwekkende gerinkel. Iedere keer dat de telefoon ging, trof het geluid hem als een
goed doordachte poging hem in een hoek te drijvenwaaruit niet viel te ontsnappen. Niet opnemen was onmogelijk; hoe langer het gerinkel aanhield, hoe meer dwang erin doorklonk. Je moest opnemen. Je móest. Anders was je slap en laf. Slap en laf en bang. Dus nam je op.“

 

 

Joost Zwagerman (Alkmaar, 18 november 1963)

Lees verder “Joost Zwagerman, Toon Tellegen, Klaus Mann, Seán Mac Falls, Richard Dehmel”