Chaim Nahman Bialik, Remco Campert, Herman Stevens, Stephan Sanders, Claudia Gabler, Sarah Schulman, Dolce far niente

Dolce far niente

 

A Quiet Summer Day door Richard Powell, 2010


On A Summer’s Day

When high noon on a summer’s day
makes the sky a fiery furnace
and the heart seeks a quiet corner for dreams,
then come to me, my weary friend.

A shady carob grows in my garden –
green, remote from the city’s crowds –
whose foliage whispers secrets of God.
Good my brother, let’s take refuge.

Pleasure and tenderness let us share
in the sweet hidden prime of noon,
and the mystery golden rays reveal
when sunlight pierces the rich shade.

When the black cold of a winter’s night
bruises you with its icy pinch
and frost sticks knives in your shivering flesh,
then come to me, blessed of God.

My dwelling is modest, lacking splendour,
but warm and bright and open to strangers.
A fire’s in the grate, on the table a candle –
my lost brother, stay and get warm.

When we hear a cry in the howling storm
we will think of the destitute starving outside.
We will weep for them – honest pitiful tears.
Good friend, my brother, let us embrace.

But when autumn approaches with rain and cloud
and the roof leaks and there’s moth in the heart
and the desolate world sinks, sullen, in mire,
then merciful brother, leave me alone.

I would be alone in the barren time
when the heart withers in slow decay.
Unseen. Unknown. No stranger understands.
Let me grieve alone in my silent pain.

Chaim Nahman Bialik (9 januari 1873 – 4 juli 1934)
Kerk St. Michael in Zhytomyr, de geboorteplaats van Chaim Nahman Bialik


90 Jaar Remco Campert

De Nederlandse dichter en schrijver Remco Campert werd op 28 juli 1929 in Den Haag geboren. Remco Campert  viert vandaag zijn 90e verjaardag. Zie ook alle tags voor Remco Campert op dit blog.

Uit: Het leven is vurrukkulluk

`Ik weet het niet,’ zei een meisje tegen een wildvreemde man. ‘Maar al die feesten. Dit is nu al het zesde deze zomer — ik word er zo moe van. Weet je hoe het komt dat er zoveel feesten zijn dit jaar?’ `Nee.’ `Omdat niemand met vakantie is gegaan. Het raakt uit de mode om met vakantie te gaan. Iedereen is overal al geweest. Het komt nu in de mode om thuis te blijven. Maar ja, al die feesten. Je rust er niet echt van uit. Begrijp je wat ik bedoel?’

Dat kun je niet maken bij die chick, jongen.’ ‘O nee?’ `Nee jongen, dat kan ik misschien maken, maar dat kun jij niet maken.’ `0 nee?’ `Nee, jongen, die chick is toevallig een hele jofele chick. En daarom kan een square als jij dat niet maken.’ ‘O nee?’

……………..

Ernst-Jan zat in de voorkamer te slapen. Etta pakte een vol glas cola van tafel en gooide het in zijn gezicht. `Heb ik een minnaar? Heb ik een minnaar?!’ Ernst-Jan stond moeizaam op en gaf haar een harde zet. Ze viel op de grond. Ze bleef even liggen, werd toen door een van de gasten overeind geholpen, terwijl een ander Ernst-Jan in bedwang hield. Die mensen houden van elkaar, dat zie je zo.’ Etta begon te huilen. Ze rukte zich los, pakte de tafel bij de poten en wierp hem om. Daarna pakte ze een grote vaas, die in een hoek op de vloer stond, en gooide die tegen de muur in scherven.

`Als jij kunst zo’n onzin vindt, dan vraag ik me af waarom je in godsnaam schildert.’ ‘Ik schilder niet in godsnaam.’ `Kunst is het mooiste dat er is, als je dat maar weet, en als jij kunst zo’n onzin vindt, dan kun je beter ophouden met schilderen.’ `Kunst is onzin.’

`Mees! Die meid van Zoon. Ze slaat de hele rotzooi kort en klein. Je moet er iets aan doen. Ze is gevaarlijk!’ ‘Ze heeft toch een man. Laat die er iets aan doen.’ Die is zo dronken dat hij geen stap kan doen. Hij staat er gewoon bij te kijken. Hij merkt het niet eens, geloof ik.’ `Laat mij maar,’ zei Boelie. ‘Ik ga er wel naar toe.’

`Je zou kunnen zeggen dat de stichting de belangen behartigt.’ Welke belangen?’ ‘De belangen van de stichting.’

`Kom maar,’ zei Boelie tegen Etta en hij nam haar mee de kamer uit. Ernst-Jan zakte in zijn stoel terug en viel weer in slaap. Iemand haalde een bezem uit de keuken om de scherven bij elkaar te vegen. ‘Ik kan niet zo goed lopen,’ zei Etta. `Jawel, het gaat best,’ zei Boelie. ‘Twee trappen maar, dan zijn we er. Ik help je wel.’

Remco Campert (Den Haag, 28 juli 1929)

 

De Nederlandse schrijver, literair criticus en columnist Herman Stevens werd geboren in Rotterdam op 28 juli 1955. Zie ook alle tags voor Herman Stevens op dit blog.

Uit: Vestdijk in de jungle

“In mijn studietijd las ik alle romans van Vestdijk, die in die tijd voor het opscheppen lagen bij De Slegte. Elke zomer gaf ik mezelf een vakantiebaantje door voor duizend gulden een lang essay te schrijven voor tijdschriften als De Revisor of Maatstaf, vier keer over romans van Vestdijk. Een uitgever schreef of ik er een boek van wilde maken, maar toen was ik al aan mijn eerste roman begonnen. Wat ik toen aan Vestdijk aflas, was dat een schrijver soms een minder boek schreef om daarna een beter boek te schrijven. Zo werkt dat.
Vestdijks Remington
Maar wat vooral indruk op mij had gemaakt lag al veel eerder, in mijn middelbare schooltijd. Een leraar Nederlands had laten zien hoe Vestdijks manuscripten eruitzagen, met eindeloze aanvullingen en verbeteringen die in ballonnetjes aan de tekst ontsnapten. Ik zag een foto van de schrijver achter zijn tank van een Remington. Hij had er een legerhelm bij kunnen opzetten. Vestdijk was een commando in de jungle. Toen ik van school af was en op een etage in een afbraakbuurt ging wonen, kocht ik bij een legerdumpzaak ook zo’n tank.
Het is nu al twintig, vijfentwintig jaar bon ton om te zeggen dat niemand nog Vestdijk leest. Pieter Steinz begon daarmee, in een tijd dat er zo’n vijf à tien Vestdijkromans waren die door scholieren en volwassen werden gelezen. We zouden dat nu fake news noemen. Ina Damman, De koperen tuin, De kellner en de levenden, Ierse nachten, Pastorale 1943, zijn allemaal nu ook nog volop verkrijgbaar. Bijna vijftig jaar na de dood van de auteur in kwestie, in het land van Zand Erover, is dat een fenomenale prestatie. Als dat ‘niet meer gelezen’ is zou elke schrijver daar voor passen.
Nobelprijs
Duivelskunstenaar. Kluizenaar van Doorn. Dat waren de mythen waarachter Vestdijk zich graag verschool. Schrijvers lieten zich toen nog niet voor elk nieuw boek interviewen. Dat was ook onbegonnen werk geweest, want Vestdijk publiceerde elk jaar (gemiddeld) twee à drie boeken. Hij was niet alleen onze Nobelprijs-kandidaat, maar ook de ultieme broodschrijver, en ik bedoel dat in positieve zin.”

Herman Stevens (Rotterdam, 28 juli 1955)
Simon Vestdijk achter zijn Remington


De Nederlandse schrijver, columnist, presentator en essayist Stephan Sanders werd geboren in Haarlem op 28 juli 1961. Zie ook alle tags voor Stephan Sanders op dit blog.

Uit: Iets meer dan een seizoen

“Het was Anil opgevallen dat ik ‘open en bewogen’ over etnische verhoudingen schreef, hij was een trouw lezer van mijn artikelen en die konden zijn goedkeuring wegdragen.
Tot tweemaal toe legde ik die brandbrieven op een stapel, want ik houd er niet van zo alarmerend toegesproken te worden, en bovendien kleefde mij ook toen al de zonde van de gemakzucht aan – de hoofdzonde der acedia. Die ontmoeting zou nooit hebben plaatsgevonden, als Anil mij niet op de redactie van De Groene had gebeld: eerst overviel hij mij met een onbetamelijke hoeveelheid lof, daarna trok hij de kaart van het gerichte schuldgevoel – ‘zijn beide zendingen niet aangekomen, ik kan me dat haast niet voorstellen’ –, zodat ik al snel begon te stotteren en subiet een afspraak maakte.
Ik kende het auteursportretje van achter op het boek. Een jonge, Surinaamse man. Geen neger – veel beter was ik toen niet ingevoerd in de Surinaamse verhoudingen. Ik zou hem dus gemakkelijk kunnen herkennen in dat café aan de Keizersgracht, toen hip en postmodern – daar deden gekleurde Nederlanders nog niet zo aan. Ik sprak er vaker af. Hem had ik precieze coördinaten moeten geven. (Notitie in het achterhoofd: ‘Man die Walem niet kent.’)
Hij was kleiner dan ik, dat gebeurt me niet vaak, en vanaf het moment dat we elkaar begroetten kreeg ik een waterval over me heen.
Hij riep bijvoorbeeld meteen: ‘Maar jij bent ook bruin’, en dat was niet minder dan een hartenkreet, een constatering die alles verklaarde, maar die mij enkel deed blozen.
Er stonden toen nog geen foto’s van redacteuren in dag- of weekbladen. Je was wat je schreef, en niet zoals je eruitzag. Ik wist mij geen houding te geven, Anil wist mij wel een houding te geven, een bruine houding moest het zijn, en nadat hij wat navraag had gedaan naar mijn afkomst (‘geadopteerd, bio moeder blank, bio vader donker, waarschijnlijk Jamaicaans, maar is niet zeker’) werd ik ogenblikkelijk zijn Caribische broeder, en was er nog maar één vraag over die beantwoord moest worden: hoe kon het gebeuren dat wij elkaar zo lang niet hadden gezien? Welke wrede god had ons al die tijd uit elkaar gehouden?”

Stephan Sanders (Haarlem, 28 juli 1961)


De Duitse dichteres Claudia Gabler werd op 28 juli 1970 geboren in Lörrach. Zie ook alle tags voor Claudia Gabler op dit blog.

Liebst du die mikroskopischen Dosen von Sprühwasser

Liebst du die mikroskopischen Dosen von Sprühwasser, 
die aus den Blüten der Städte ziehen,
die domestizieren
und uns von bukolischen Landschaften berichten,
die sie auf ihren Mobbingtouren gestreift haben werden,
die sich ausbreiten
in unseren Wannen voll Glück?
–––
Wir aber sind schon lang in die Gärten gezogen,
wo früher Mönche grasten, 
artgerecht und hungrig in ihrem Gesang.
Wir einst gewesenen Metro–Polneure.
Wenn wir Menschenkinder jetzt Schuhe anziehen,
finden wir manchmal Blasen darin. 
–––
Lieben sagst du,
sei die falsche Vokabel.

 

Die heimischen Gärten hatten uns abgewiesen

Die heimischen Gärten hatten uns abgewiesen,
auch die Blumen als unsere bisherigen Freunde waren jetzt abgetaucht.
Also entschieden wir uns für andere Städte,
maßgeblich waren dafür allein ihre Soundqualitäten.
–––
Die neuen Pools löschten kurzfristig unseren Duschwasserdurst,
doch vor Insekten schützte die grüne Grenze nicht.
Auch nicht vor wilderen Tieren.
Die Nachbarn waren echte Gefühlsterroristen.
–––
Wir selbst klagten über Bärengeräusche
und wurden ganz nebenbei zu unseren ärgsten Feinden.
Unser frühzeitiges Summen lag jetzt über den neuen Gärten wie eine Provinzsymphonie.
Doch wieder einmal war es das Wasser, das Rettung bot.
–––
Thermalquellen und die in ihnen zelebrierte, irgendwie zarische Lebenslust
verhinderten Schußwaffengebrauch. Ganz plötzlich waren wir heiter.
Wenn uns auch Pelzwaren umzäumten und wir deutlich wußten:
Hier bellt ein sibirischer Hund.

Claudia Gabler (Lörrach, 28 juli 1970)
Lörrach, Alter Marktplatz


De Amerikaanse schrijfster, historica en activiste Sarah Miriam Schulman werd geboren op 28 juli 1958 in New York City. Zie ook alle tags voor Sarah Schulman op dit blog.

Uit: The Gentrification of the Mind: Witness to a Lost Imagination

“Truth is replaced by falsity, the false claim that the dominant cultural writer does not have profound structural advantages, replaces the truth that being out in one’s work, sexually honest, and truthful about the lived homosexual experience, guarantees that one’s work will never be seen for its actual merit. The Gentrified Mind becomes unable to see lived experience because it is being bombarded by false stories replacing truth. Even we- the practitioners cannot understand the truthful positioning of our literature. In short, that to be acceptable, that literature cannot be sexually authentic. And, that even though this is a requirement for approval, we look at the highly conditional and restricted approval as a sign of success instead of the failure that it actually is.
In my own experience, the equation of queer literature with pornography is undeniable. Yes, this includes the banning of condom ads on television. Of course, in gay time, “recent” quickly disappears because so many participants are dead, and others have been silenced. It’s hard to have collective memory when so many who were “there” are not “here” to say what happened. Once the recent past is remembered, then the Amazon “glitch” becomes all too consistent. So, here is just one example exhumed from memory.
In 1994, a coalition of Feminists and right-wing politicians in Canada passed a Tariff Code called “Butler” that was designed to restrict pornographic production. Instead, it was applied in such a way that it allowed officials at Canada Customs to systematically detain and destroy gay and lesbian materials at the border. A gay bookstore in Vancouver, Little Sisters, had so much of its product seized at the border, that it could no longer operate. As a result, Little Sisters decided to sue the Canadian government.
My friend, John Preston, had just died of AIDS. He was the author of some iconic leather and S/M novels, many with literary bent. His novel Mister Benson had been serialized in Drummer Magazine, and created a subcultural phenomenon. Men would wear t-shirts asking Mister Benson? Or asserting Mister Benson!. While he had a less explicit series called Franny, The Queen of Provincetown, John was perhaps best known for his book I Once Had A Master. Since he was newly dead, I was asked by the Little Sisters legal team to come to Vancouver and testify on John’s behalf. And because I was very clear in my opposition to state repression of gay materials, I had no problem agreeing.”

Sarah Schulman (New York, 28 juli 1958)

 

Zie voor de schrijvers van de 28e juli ook mijn blog van 28 juli 2017 en ook mijn blog van 28 juli 2011 deel 2.

Remco Campert, Malcolm Lowry, Herman Stevens, Gerard Manley Hopkins, Stephan Sanders, Angélica Gorodischer, Shahyar Ghanbari, John Ashbery, Drew Karpyshyn

De Nederlandse dichter en schrijver Remco Campert werd op 28 juli 1929 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor Remco Campert op dit blog.

 

Den Haag

Overal bevuilde daken
groen koper van kerken
brakke lucht uitgebeten huizen
afgegraasd grasland verwaarloosde zee.
O en de trieste trage gele trams
en het kippevel van de verwaaide straten.
Heel Den Haag was één Panorama Mesdag
elke dag een verregende koninginnedag.

Mijn grootvader ongeschoren
dwaalde als Strindberg door het huis
gevangen in zijn eigen kamerjas.

En zo speelziek en verlegen als ik was
met mijn kleine rubberdolk
beheerste dolleman
pleegde ik sluipmoord op een schemerlamp
of op zolder het oude lila kussen.

 

Bandrecorder, eenvoudig

Je hoeft niet te praten
ook geknisper van kranten komt duidelijk over
of als je slikt keelschraapt
een schoen uitschopt

het suizen van het gas
de tik van het licht uit
de telefoon buiten de auto’s
mijn korte adem

maar als je toch iets zegt
zeg dan liever iets aardigs
iets dat i nog eens af kan draaien
als je weg bent.

 

Zo lag ik wel

(Zo lag ik wel
en lig ik nog: liefde
vernieuwt en en verdiept zich.

Steeds meer huiden wierp ik af-
nu eindelijk in mijn eigen
laatste vel,

ben ik kwetsbaarder dan ooit)

 

Remco Campert (Den Haag, 28 juli 1929)
Lees verder “Remco Campert, Malcolm Lowry, Herman Stevens, Gerard Manley Hopkins, Stephan Sanders, Angélica Gorodischer, Shahyar Ghanbari, John Ashbery, Drew Karpyshyn”

Dolce far niente, Hermann Hesse, Remco Campert, Malcolm Lowry, Gerard Manley Hopkins, Stephan Sanders

 

Dolce far niente

 

 
Het Damrak te Amsterdam door George Hendrik Breitner, ca. 1903

 

Regen

Lauer Regen, Sommerregen
Rauscht von Büschen, rauscht von Bäumen.
O wie gut und voller Segen,
Einmal wieder satt zu träumen!

War so lang im Hellen draussen,
Ungewohnt ist mir dies Wogen:
In der eignen Seele hausen,
Nirgends fremdwärts hingezogen.

Nichts begehr ich, nichts verlang ich,
Summe leise Kindertöne,
Und verwundert heim gelang ich
In der Träume warme Schöne.

Herz, wie bist du wund gerissen
Und wie selig, blind zu wühlen,
Nichts zu denken, nichts zu wissen,
Nur zu atmen und zu fühlen!

 

 
Hermann Hesse (2 juli 1877 – 9 augustus 1962)
Nikolausbrücke in Calw. Hermann Hesse werd in Calw geboren.

Bewaren

Bewar

Bewaren

Lees verder “Dolce far niente, Hermann Hesse, Remco Campert, Malcolm Lowry, Gerard Manley Hopkins, Stephan Sanders”

Remco Campert, Malcolm Lowry, Angélica Gorodischer, Gerard Manley Hopkins, Stephan Sanders

 

De Nederlandse dichter en schrijver Remco Campert werd op 28 juli 1929 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor Remco Campert op dit blog.

 

 

zilver praten

zilver praten in parken
de gele knapenzon
toont zijn gespannen lijf aan
de meisjes op de kiezelpaden
zij draaien hun zinnen
als parasollen om en om

 

Jongeling

Auto’s kunnen rijden in een waas van weemoed
naar de duinen naar het feest
met het meisje dat mee moet
naar de villa waar je al eerder bent geweest

naar het feest dat woedt
van de zon die ondergaat
tot de zon die opkomt als je naar bed gaat
met het meisje dat mee moet
en dat drankzuchtig en desolaat op de piano staat
huilend van liefde die vergaat
– een vrijer in Zwitserland en één in een Balkanstaat –
en dat het toch niet baat en dat ze dáárom
maar met jou naar bed gaat.

Auto’s kunnen rijden in een waas van weemoed

vroeg in de morgen vooral
terug naar de stad, naar de asfaltzorgen
langs fietsers, fabriek en schoorsteenroet

naar de stad naar de huizen
in een auto die naar leer ruikt en naar stof
met het meisje dat mee moest
en dat moegedronken en moegekust
uitrust van haar roes
in een auto die rijdt langs benzinepompen
torenspitsen en een straat in aanbouw
richtingborden en spoorwegrails
en op de radio een praatje voor de huisvrouw.

 

KOUD

Winter nadert.
Ik voel het aan de lucht
En aan de woorden die ik schrijf.
Alles wordt klaarder: de straat
Is tot aan zijn eind te zien. De woorden
Hebben geen eind.

Ik ben dichter
Bij de waarheid in december
Dan in juli. Ik ben dichter
Bij de gratie van de kalender, lijkt het
Soms wel. Toch, de woorden niet, de steden
Nemen hun eind.

Als er ergens
Zomer en winter, maar een ster
Brandde die een fel wit licht gaf.
Ik zeg een ster, maar het
Mag alles zijn. Als het maar brandt en
Woorden warmte geeft.

Maar ik geloof
Niet, ’s winters nog minder, aan
Zo’n ster. In woorden moet ik geloven.
Maar wie kan dat? Ik ben
Een stem, stervend en koud, vol
Winterse woorden.

 


Remco Campert (Den Haag, 28 juli 1929)
Borstbeeld door Patrick Mezas

Lees verder “Remco Campert, Malcolm Lowry, Angélica Gorodischer, Gerard Manley Hopkins, Stephan Sanders”

Remco Campert, Malcolm Lowry, Angélica Gorodischer, Gerard Manley Hopkins, Stephan Sanders

De Nederlandse dichter en schrijver Remco Campert werd op 28 juli 1929 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor Remco Campert op dit blog.

 

Boerin in Iviers

Elke dag nog praat ze
met zijn grafsteen
op het kleine kerkhof aan de overkant
uitzicht over het dal
met het dunne riviertje
glinsterend als een spinnendraad in het Noord-Franse licht

sinds hij dood is
doet ze minder aan de tuin
eens haar trots

ze kreeg er nog een prijs voor
de senator kwam er voor over
helemaal uit Parijs
waar hij een appartement had
en een vriendin
het was vlak voor de verkiezingen
die hij won

de koeien zijn verkocht
de tractor staat te roesten in het hoge gras
het erf is netjes aan kant
en er is nog hout voor één winter

 

Het Vak

Langzaam groeit in mij
de ander die in niets op mij lijkt
en toch alles in zich heeft
van mij die hem baren moet

dan rijst het doek dat me scheidt
van mijn tijd die nu gekomen is
de zaal opent zich veelvuldig
gespiegeld vlees en bloed

even is het alles stilte
wachtend op het eerste woord
dat het schouwtoneel de wereld
tot leven beven doet

côté jardin: de geliefde werpt haar mantel af
côté cour: de moordenaar komt aangezet

 

Straattheater

In de zoele middagwind
zat ik op een bankje
op de Boulevard du Général Leclerc
naast een oude heer
die Indochina nog had meegemaakt
rozet in zijn knoopsgat
witte sjaal om zijn uitgedroogde hals
en een mormel van een hondje
aandachtig aan zijn voet
toen Sophie Marceau actrice
die ik kende uit de bladen
vergezeld van haar fotograaf
uit een limousine stapte
en bij het lichtjes vasthouden
van haar zonnehoed
haar roomblanke oksel toonde

het hondje kefte
en de oude heer en ik
we stonden als één man op
zongen een liedje
maakten kleine pasjes
draaiden met onze kont

maar zij zag ons niet.

 

Remco Campert (Den Haag, 28 juli 1929)

Lees verder “Remco Campert, Malcolm Lowry, Angélica Gorodischer, Gerard Manley Hopkins, Stephan Sanders”

Stephan Sanders, Shahyar Ghanbari, John Ashbery, Drew Karpyshyn, Collin Higgins, Józef Ignacy Kraszewski, Hilde Van Cauteren

De Nederlandse schrijver, columnist, presentator en essayist Stephan Sanders werd geboren in Haarlem op 28 juli 1961. Zie ook alle tags voor Stephan Sanders op dit blog.

 

Uit: Kleurling

„Of eigenlijk moet ik het anders vertellen:

Paramaribo is de stad waarmee ik voor het eerst werd geconfronteerd in Amsterdam, toen ik daar als 17-jarige student net was komen wonen. In een avondwinkel werd ik aangesproken door een mij vriendelijk toeknikkende man, die iets aardigs tegen mij zei, dat jammer genoeg ook onverstaanbaar was. Hij zei het nog een keer, iets luider, en ik begon van de schrik maar eens in het Engels terug te praten. “Ben jij geen Surinamer dan?” vroeg hij uiteindelijk beteuterd. Ik geloof dat hij dat vooral sneu vond voor mij, zo’n niet-blanke jongen in Nederland, die niet eens de geringste notie had van het

Sranan.

Paramaribo is dus de stad die ik in Amsterdam heb leren kennen, vooruitlopend op een later bezoek, en Nederlandse Surinamers hebben me sindsdien zo’n beetje geadopteerd als een van hen. Ze herkende mij als een ‘rode neger’ en besloten dat ik precies leek op een neef of achterneef die ook nog ergens in de familie rondzwierf. Ik paste daar moeiteloos bij.

Ik vond dat deel van ze, want Nederlanders zijn, zeker de laatste tijd niet zo scheutig met het delen van hun nationaliteit.

En toen kreeg ik een Surinaamse geliefde, een man van mijn leeftijd die op achtduizend kilometer afstand van mij is opgegroeid, en die precies dezelfde kinderrijmpjes heeft geleerd. Ook een bruine man, ook in het Nederlands gedrenkt, als een onbekend broertje op afstand.

Inmiddels ben ik vaak in Paramaribo geweest. De laatste keer dat ik er was, liet ik mij ontvallen dat het straatbeeld me zo aan Kaapstad deed denken. Ik bedoel niet de vier- of zesbaans autowegen die Kaapstad kent en die in Paramaribo zo goed als afwezig zijn; niet de gebouwen van downtown Capetown, waarbij Paramaribo provinciaal afsteekt. Ik bedoel de mensen, het overheersende beeld van allerlei soorten bruin op straat (licht-, middel-, donker-bruin), de onnavolgbare raciale mixen die je op de markt tegenkomt, in busjes.“

 

Stephan Sanders (Haarlem, 28 juli 1961)

Lees verder “Stephan Sanders, Shahyar Ghanbari, John Ashbery, Drew Karpyshyn, Collin Higgins, Józef Ignacy Kraszewski, Hilde Van Cauteren”

Remco Campert, Malcolm Lowry, Gerard Manley Hopkins, Stephan Sanders, Drew Karpyshyn, John Ashbery, Colin Higgins, Józef Kraszewski

 

De Nederlandse dichter en schrijver Remco Campert werd op 28 juli 1929 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor Remco Campert op dit blog.

 

 

Zondag

 

Zondag had ik me voorgesteld
in de hangmat door te brengen
tussen de stevige stammen van de bomen
dicht boven de aarde
en van de hemel ver genoeg verwijderd
om me een mens op zijn plaats te voelen.

 

Maar het regende.

 

 

 

 

Nu is er weer dat zomerse godlof

 

Nu is er weer dat zomerse godlof
van meisjes die in korte rokken
door alle straten fietsen
in ons land, ons land gezegend
met pastoors en dominees
die met schuine oogjes kijken
naar dat deksels jonge volkje
dat met naakte knietjes
door hun straten fietst godlof

 

en in de zwoele avondlucht
in hun seringentuin
werken zij verder
de pastoors en dominees
aan het gemengd-zwemverbod

 

 

 

 

Tegen de zomer

 

Niets is vernielender dan de warmte
De kou houdt in stand, is statisch;
de warmte beweegt met de vernieling mee
en wekt een valse schijn
van zon, gezondheid, zinvolle zonde

 

De warmte vleit, paait, belooft,
maakt stofgoud van stof
liefde van begeerte,
poëzie van leugens
Ik hou niet van de warmte,
broedplaats van muggen en maden
poel van limonade en andere slopende dranken
Schenk mij liever klare
kou en koffie,
destructie bevroren, duidelijk zichtbaar
en aanvaardbaar
Wie in de kou zit schept geen illusies,
Maar schept sneeuw, vrij ongenaakbaar,
in de menselijke
soms bovenmenselijke winter.

 

 

Campert

Remco Campert (Den Haag, 28 juli 1929)

 

 

 

De Engelse dichter, verhalen- en romanschrijver Malcolm Lowry werd geboren 28 juli 1909 in Birkenhead Merseyside. Zie ook alle tags voor Malcolm Lowry op dit blog.

 

Uit: Under the Volcano

 

M. Laruelle finished his drink. He rose and went to the parapet; resting his hands one on each tennis racquet, he gazed down and around him: the abandoned jai-alai courts, their bastions covered with grass, the dead tennis courts, the fountain, quite near in the centre of the hotel avenue, where a cactus farmer had reined up his horse to drink. Two young Americans, a boy and a girl, had started a belated game of ping-pong on the verandah of the annex below. What had happened just a year ago to-day seemed already to belong in a different age. One would have thought the horrors of the present would have swallowed it up like a drop of water. It was not so. Though tragedy was in the process of becoming unreal and meaningless it seemed one was still permitted to remember the days when an individual life held some value and was not a mere misprint in a communique. He lit a cigarette. Far to his left, in the northeast, beyond the valley and the terraced foothills of the Sierra Madre Oriental, the two volcanoes, Popocatepetl and Itaccihuatl, rose clear and magnificent into the sunset. Nearer, perhaps ten miles distant, and on a lower level than the main valley, he made out the village of Tomalin, nestling behind the jungle, from which rose a thin blue scarf of illegal smoke, someone burning wood for carbon. Before him, on the other side of the American highway, spread fields and groves, through which meandered a river, and the Alcpancingo road. The watchtower of a prison rose over a wood between the river and the road which lost itself further on where the purple hills of a Dore Paradise sloped away into the distance. Over in the town the fights of Quauhnahuac’s one cinema, built on an incline and standing out sharply, suddenly came on, flickered off, came on again. “No se puede vivir sin amar,” Mr. Laruelle said . “As that estupido inscribed on my house.”

“Come, amigo, throw away your mind,” Dr. Vigil said behind him.

“–But hombre, Yvonne came back! That’s whatI shall never understand. She came back to the man!” M. Laruelle returned to the table where he poured himself and drank a glass of Tehuacan mineral water. He said:

“Salud y pesetas.”

“Y tiempo Para gastarlas,” his friend returned thoughtfully.”

 

 

Lowry

Malcolm Lowry (28 juli 1909  – 26 juni 1957)

 

 

De Engelse dichter en Jezuïet Gerard Manley Hopkins werd geboren op 28 juli 1844 in Stratford, Essex. Zie ook alle tags voor Gerard Manley Hopkins op dit blog.

 

 

AS kingfishers catch fire, dragonflies dráw fláme

 

AS kingfishers catch fire, dragonflies dráw fláme;

As tumbled over rim in roundy wells

Stones ring; like each tucked string tells, each hung bell’s

Bow swung finds tongue to fling out broad its name;

Each mortal thing does one thing and the same:

Deals out that being indoors each one dwells;

Selves—goes itself; myself it speaks and spells,

Crying Whát I do is me: for that I came.

 

Í say móre: the just man justices;

Kéeps gráce: thát keeps all his goings graces;

Acts in God’s eye what in God’s eye he is—

Chríst—for Christ plays in ten thousand places,

Lovely in limbs, and lovely in eyes not his

To the Father through the features of men’s faces.

 

 

 

The Handsome Heart:
at a Gracious Answer


‘BUT tell me, child, your choice; what shall I buy
You?’ — ‘Father, what you buy me I like best.’
With the sweetest air that said, still plied and pressed,
He swung to his first poised purport of reply.

 

What the heart is! which, like carriers let fly —
Doff darkness, homing nature knows the rest —
To its own fine function, wild and self-instressed,
Falls light as ten years long taught how to and why.

 

Mannerly-hearted! more than handsome face —
Beauty’s bearing or muse of mounting vein,
All, in this case, bathed in high hallowing grace…

 

Of heaven what boon to buy you, boy, or gain
Not granted? — Only … O on that path you pace
Run all your race, O brace sterner that strain!

 

 

 

 

 

TO seem the stranger lies my lot, my life

 

TO seem the stranger lies my lot, my life
Among strangers. Father and mother dear,
Brothers and sisters are in Christ not near
And he my peace my parting, sword and strife.

 

England, whose honour O all my heart woos, wife
To my creating thought, would neither hear
Me, were I pleading, plead nor do I: I wear-
y of idle a being but by where wars are rife.

 

  I am in Ireland now; now I am at a thírd
Remove. Not but in all removes I can
Kind love both give and get. Only what word

 

Wisest my heart breeds dark heaven’s baffling ban
Bars or hell’s spell thwarts. This to hoard unheard,
Heard unheeded, leaves me a lonely began.

 

 

hopkins_small

Gerard Manley Hopkins (28 juli 1844 – 8 juni 1889)

 

 

 

De Nederlandse schrijver, columnist, presentator en essayist Stephan Sanders werd geboren in Haarlem op 28 juli 1961. Sanders studeerde sinds 1979 filosofie en politieke wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Sinds 1986 publiceert hij in onder meer in De Groene Amsterdammer, de Volkskrant en heeft hij zijn eigen vaste column in Vrij Nederland en in onzeWereld. Bij de VARA presenteerde hij onder andere het radioprogramma Ophef en Vertier. Met Anil Ramdas presenteerde Sanders Het Blauwe licht bij de VPRO. Hij is regelmatig gastcolumnist bij Theodor Holmans Desmet live, sinds 2008 OBA Live. Eén keer per week presenteert hij bij de NOS het populaire laatavond-nieuwsprogramma op Radio 1 Met het oog op morgen.

Werk o.a.: Ai Jamaica! (1991), Liefde is voor vrouwen (2002), Zon, Zee, Oorlog (2007)

 

Uit: Heilige homo’s (column)

“Er is iets raars gebeurd met homoseksualiteit. Als je mij dertig jaar geleden had verteld dat de christen-democraten een minister voor Landbouw zouden leveren die openlijk lesbisch is, zou ik gewezen hebben op drie onwaarschijnlijkheden. Landbouw, pot, CDA, dat is te veel van het goede.
Enfin, die droom is dus heel gewoontjes uitgekomen, en er is eigenlijk niemand die er nu nog om moet giechelen. De homo is officieel het uithangbord geworden van het goede Nederland, het Nederland waarmee iedereen zich wil vereenzelvigen. Dat heeft de homo voor een belangrijk deel te danken aan de K-Marokkaan, die ervoor heeft gezorgd dat Nederlanders moesten kiezen. Wordt het a. of b. en uitweg c. is afgesloten. Massaal werd er op de homo gestemd, al was het maar om van die K-Marokkanen af te zijn, en zo werd de homo zo’n beetje het geweten van de natie. Gaat het goed met die lui, dan gaat het goed met Nederland. De kanaries in de mijnschacht.
Vandaar ook de ontreddering als er ineens sprake is van slechte homo’s, homo’s die anderen willens en wetens met hiv besmetten: iedereen begint volautomatisch een omslachtig verhaal, dat we moeten oppassen homo’s niet te stigmatiseren. Het is zoals we dertig jaar geleden niet mochten zeggen: die zakkenroller, dat is een Marokkaan. Nee, dat was een jongen die tussen twee culturen viel en daarom wel gedwongen was de portefeuille van die vrouw tot zich te nemen.”

 

 

sanders1

Stephan Sanders (Haarlem, 28 juli 1961)

 

 

De Canadese schrijver Drew Karpyshyn werd geboren op 28 juli 1971 in Edmonton. Zie ook alle tags voor Drew Karpyshyn op dit blog.

 

Uit: Mass Effect: Revelation

 

Eight Years Later

Staff Lieutenant David Anderson, executive officer on the SSV Hastings, rolled out of his bunk at the first sound of the alarm. His body moved instinctively, conditioned by years of active service aboard Alliance Systems Space Vessels. By the time his feet hit the floor he was already awake and alert, his mind evaluating the situation.

The alarm rang again, echoing off the hull to rebound throughout the ship. Two short blasts, repeating over and over. A general call to stations. At least they weren’t under immediate attack.

As he pulled his uniform on, Anderson ran through the possible scenarios. The Hastings was a patrol vessel in the Skyllian Verge, an isolated region on the farthest fringes of Alliance space. Their primary purpose was to protect the dozens of human colonies and research outposts scattered across the sector. A general call to stations probably meant they’d spotted an unauthorized vessel in Alliance territory. Either that or they were responding to a distress call. Anderson hoped it was the former.

It wasn’t easy getting dressed in the tight confines of the sleeping quarters he shared with two other crewmen, but he’d had lots of practice. In less than a minute he had his uniform on, his boots secured, and was moving quickly through the narrow corridors toward the bridge, where Captain Belliard would be waiting for him. As the executive officer it fell to Anderson to relay the captain’s orders to the enlisted crew . . . and to make sure those orders were properly carried out.”

 

 

Karpyshyn

Drew Karpyshyn (Edmonton, 28 juli 1971)

 

 

 

De Amerikaanse dichter en schrijver John Ashbery werd geboren op 28 juli 1927 in Rochester. Zie ook alle tags voor John Ashbery op dit blog.

 

My Philosophy of Life

 

Just when I thought there wasn’t room enough
for another thought in my head, I had this great idea–
call it a philosophy of life, if you will.Briefly,
it involved living the way philosophers live,
according to a set of principles. OK, but which ones?

That was the hardest part, I admit, but I had a
kind of dark foreknowledge of what it would be like.
Everything, from eating watermelon or going to the bathroom
or just standing on a subway platform, lost in thought
for a few minutes, or worrying about rain forests,
would be affected, or more precisely, inflected
by my new attitude.I wouldn’t be preachy,
or worry about children and old people, except
in the general way prescribed by our clockwork universe.
Instead I’d sort of let things be what they are
while injecting them with the serum of the new moral climate
I thought I’d stumbled into, as a stranger
accidentally presses against a panel and a bookcase slides back,
revealing a winding staircase with greenish light
somewhere down below, and he automatically steps inside
and the bookcase slides shut, as is customary on such occasions.
At once a fragrance overwhelms him–not saffron, not lavender,
but something in between.He thinks of cushions, like the one
his uncle’s Boston bull terrier used to lie on watching him
quizzically, pointed ear-tips folded over. And then the great rush
is on.Not a single idea emerges from it.It’s enough
to disgust you with thought.But then you remember something
William James
wrote in some book of his you never read–it was fine, it had the
fineness,
the powder of life dusted over it, by chance, of course, yet
still looking
for evidence of fingerprints. Someone had handled it
even before he formulated it, though the thought was his and
his alone.

It’s fine, in summer, to visit the seashore.
There are lots of little trips to be made.
A grove of fledgling aspens welcomes the traveler.Nearby
are the public toilets where weary pilgrims have carved
their names and addresses, and perhaps messages as well,
messages to the world, as they sat
and thought about what they’d do after using the toilet
and washing their hands at the sink, prior to stepping out
into the open again.Had they been coaxed in by principles,
and were their words philosophy, of however crude a sort?
I confess I can move no farther along this train of thought–
something’s blocking it.Something I’m
not big enough to see over.Or maybe I’m frankly scared.
What was the matter with how I acted before?
But maybe I can come up with a compromise–I’ll let
things be what they are, sort of.In the autumn I’ll put up jellies
and preserves, against the winter cold and futility,
and that will be a human thing, and intelligent as well.
I won’t be embarrassed by my friends’ dumb remarks,
or even my own, though admittedly that’s the hardest part,
as when you are in a crowded theater and something you say
riles the spectator in front of you, who doesn’t even like the idea
of two people near him talking together. Well he’s
got to be flushed out so the hunters can have a crack at him–
this thing works both ways, you know. You can’t always
be worrying about others and keeping track of yourself
at the same time.That would be abusive, and about as much fun
as attending the wedding of two people you don’t know.
Still, there’s a lot of fun to be had in the gaps between ideas.
That’s what they’re made for!Now I want you to go out there
and enjoy yourself, and yes, enjoy your philosophy of life, too.
They don’t come along every day. Look out!There’s a big one…

 

 

John_Ashbery

John Ashbery (Rochester,  28 juli 1927)

 

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 28 juli 2007.

 De Australische schrijver, regisseur en draaiboekauteur Colin Higgins werd geboren op 28 juli 1941 in Nouméa, Nieuw Caledonië.

De Poolse schrijver Józef Ignacy Kraszewski werd geboren op 28 juli 1812 in Warschau.