Een vliegje in de herfst (Toon Tellegen), Inge Boulonois, Dannie Abse

 

Bij het begin van de herfst

 

Cresheim Glen, Wissahickon, Autumn door Thomas Moran, 1864

 

Een vliegje in de herfst

Een vliegje in de herfst,
vliegt tussen de takken van een berk-
geur van bladeren,
natte aarde-
en tussen die takken is niets
en tussen die en die,
het vliegje denkt misschien:
de spin is een verzinsel, het eerste web
moet nog worden uitgevonden!
Het wordt donker,
de maan komt op,
oud bos,
slingerende paden, nauwelijks lanen,
de moed om te verdwalen
bijna gemist.

 

Toon Tellegen (Brielle, 18 november 1941) 
De stadswallen in Brielle

 

De Nederlandse dichteres en schilderes Inge Boulonois werd geboren in Alkmaar op 23 september 1945. Zie ook alle tags voor Inge Boulonois op dit blog.

 

WIT

Het wit van niet begonnen werk,
van niks, een ongevormde overgave
aan je ogen, nog in en op te vullen
tijd. Zo pril dat je er amper op durft
komen, dat het je doet aarzelen zo stil.
Wit koestert al zijn mogelijkheden.
Je wacht met ingehouden adem
op een of ander aanzijn alsof
jijzelf daardoor ook pas ontstaat –

 

HET EINDE

De scheurkalender op z’n dunst.
We ezelen de files in, de winkels
uit met mondvoorraad voor tien.
De oude kuddegeest drijft ons
de laatste avond bij elkaar.

Om samen van alles te nemen, te eten,
kwinkslagen te kaatsen en oud zeer
te soppen, onze hoofden dik gevoerd met roes.
De koelkast zoemt van welbehagen.

Aan alles komt een begin.
Klokslag scheurt het jaar zich los,
het jongste uur ontfermt zich over ons,
zoent zich wijd in. We drommen
vrieskou in voor namaaklicht
en gierende bewijzen van bestaan.

Veel later staan we zeldzaam traag
en zeldzaam langzaam op. We gaan
het jaar weer overdoen –

 

SMALL TREASURE

How it casually found its own place
in a stone world, nothing in its way,
just between macadam and curb.
More vulnerable than flesh and blood

existing thanks to less than one
thimble of blown together earth.

With all its might enduring the swell
of the day, the ever-present
danger of slipping heels,
reckless gaze
in the rush of hurry almost too late.

By the globe just like us
pressed very tight to its bosom
while exposed to sunlight
it gives a big bluff of yes:
coltsfoot, carat yellow flowers –

 

Vertaald door Hannie Rouweler

 

Inge Boulonois (Alkmaar, 23 september 1945)

 

De Britse dichter en schrijver Dannie Abse werd geboren op 22 september 1923 in Cardiff, Wales. Zie ook alle tags voor Dannie Abse op dit blog

 

Vreemd

Voor ons huis in Golders Green
mompelt het grasveld, als een cliché, ‘Rozestruiken’.
De hele buurt daar is doodfatsoenlijk.
Lelijke mannen rijden langs in begrafenispakken,
aan hun nek zie je al dat ze veel te dik zijn.

Natriumlampen begieten ’s avonds lege straten
met goud, dat als stroop over hier een boom daar een boom druipt,
broze heggetjes politoert, aan geparkeerde auto’s blijft hangen.
Als er plots ergens boven een licht aanknipt
tien tegen één dat twee iemanden gaan slapen.

Het is heel ongewoon er een bedelaar tegen te komen,
een dronken iemand zie je er zelden of nooit.
’t Is een aardige, nette, schone, diep-ethische buurt.
Zelf krijg ik af en toe neiging om te gaan gillen;
wordt daarom, door de buren, maar vreemd gevonden.

Vanuit de dorre, verstandige vlakten van Golders Green
reis ik naar Soho, waar een baantje mij heeft.
Soho is geen doodfatsoenlijke buurt.
Veel te magere vrouwen in de flodderigste rokjes
lokken lelijke mannen met een glimmend prothese-lachje.

Later is het donker sjofelkleurig beneond
door raregluurkasten, bordelen, nachtclubs en kroegen,
restaurants die geuren met vaalbleke, hoestende obers.
Als er plots ergens boven een licht aanknipt
tien tegen één dat twee iemanden naar bed gaan.

 

Vertaald door Cees Buddingh’

 

Dannie Abse (22 september 1923 – 28 september 2014)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e september ook mijn blog van 23 september 2019 en ook mijn blog van 23 september 2018 deel 1 en ook deel 2.

Mijn vader (Toon Tellegen), Marije Langelaar, Sharon Olds

 

Bij Vaderdag

 

A Day With Dad door Kevin Dodds, 2020

 

Mijn vader

Mijn vader
en dan urenlang, dagenlang
niets
en dan mijn moeder, sjokkend, zijn leed torsend,
af en toe iets ervan morsend
(maar met zulke zachte ogen, zij)
en dan mijn broers, boos,
zo boos dat zij dampten,
dikke wolken sloegen van hen af,
en dan weer niet
maanden, jarenlang
en dan weer mijn vader
– ‘waar zijn jullie?’ –
oud en haastig,
niemand naast zich,
achter zich,
niemand meer.

 

Toon Tellegen (Brielle, 18 november 1941) 
Brielle

 

De Nederlandse dichteres en beeldend kunstenares Marije Langelaar werd geboren op 18 juni 1978 in Goes. Zie ook alle tags voor Marije Langelaar op dit blog.

 

HOUD JE SCHIL VAST

Laat je niet lichten, houd je schil vast
houd je bril vast, laat je billen niet los en houd de hand
van de tijd vast en één twee drie kramp nu
Laat je niet ontkleden houd al je gebeden, hoofdsteden
regels vast, zet je hart in een klem ja zo
bind je hersens vast,
 
prik wat met je stok
één twee drie kramp nu
 
ik pas deze jas

 

Vogel

In de vogel zelf
leek alles even waardeloos

’t kwam eigenaardig overeen met in
een handschoen kruipen
niks van dat heroïsche

welja soms opgetild
en bek gaat open bek gaat dicht
(binnenvallend licht)

herhaaldelijk het volkslied fluiten
(meesterlijke trilling)

(takken vol bronstige jongens)

na een week zweefziek doof van getetter
en murw van het ei dat naast mijn hoofd was
gaan groeien aan de hendel getrokken

het dak op gekwakt

 

Scène

Ze zien ons aankomen over de pier.
Twee verrukte eenden door de zon beschenen
lekker kwaken hier.
Verder duiken en tegendraads de wind in.

Dan: wolvenschrik!
Wolvenschrik!

Wel iedereen is dier!

 

Marije Langelaar (Goes, 18 juni 1978)

 

De Amerikaanse dichteres Sharon Olds werd geboren op 19 november 1942 in San Francisco. Zie ook alle tags voor Sharon Olds op dit blog.

 

Zijn stilte

De dokter zei tegen mijn vader: ‘Je hebt me gevraagd
om je te vertellen wanneer er niets meer aan te doen is.
Dat is wat ik je nu vertel. Mijn vader
zat heel stil, zoals hij altijd deed,
vooral zijn ogen bewogen niet. ik had gedacht
dat hij tekeer zou gaan als hij begreep dat hij zou sterven,
met zijn armen zwaaien en het uitschreeuwen. Hij ging rechtop zitten,
mager, en schoon, in zijn schone gewaad,
als een heilige man. De dokter zei,
“Er zijn dingen die we kunnen doen om je nog wat tijd te geven,
maar we kunnen je niet genezen.” Mijn vader zei,
“Dank je.” En hij zat, roerloos, alleen,
met de waardigheid van een buitenlandse leider.
Ik ging naast hem zitten. Dit was mijn vader.
Hij had geweten dat hij sterfelijk was. Ik was bang geweest dat ze
hem vast moesten binden. Ik had er niet aan gedacht
dat hij zich altijd stil had gehouden en kalm was gebleven om dingen te verdragen,
de drank een manier om kalm te blijven. ik had hem niet
gekend. Mijn vader had waardigheid. Aan het
einde van zijn leven begon zijn leven
in mij wakker te worden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sharon Olds (San Francisco, 19 november 1942

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e juni ook mijn blog van 18 juni 2020 en eveneens mijn blog van 18 juni 2019 en ook mijn blog van 18 juni 2016 deel 2.

Toon Tellegen, Joost Oomen

De Nederlandse dichter Toon Tellegen werd geboren op 18 november 1941 te Brielle. Zie ook alle tags voor Toon Tellegen op dit blog.

 

Ik schreef je dat je geen illusies…

Ik schreef je dat je geen illusies…
ik heb het je meteen gezegd, de eerste keer,
ik had het bij me op een briefje
en ik schreef het op de rand van een krant
en op een kalender aan je muur,
en ik zei het in je oor, in de deuropening,
en op straat, aan een kade,
ik riep het naar je over het water
in het licht van een zwiepende straatlantaarn,
en jij riep terug;
“Ik ook van jou”.

 

Een man dacht…

Een man dacht:
wanneer zal ik eens 1 minuut niet aan haar denken?
Nu?
Hij ging zitten
en dacht 1 minuut niet aan haar.

Toen stond hij op en wandelde verder, dacht verder,
steeds verder, zonder tussenpozen,
aan haar.

 

Nog één stap… zegt de een…

Nog één stap… zegt de een
Nog duizend stappen… zegt de ander.
… tussen jou en mij, zegt de een.
… tussen mij en jou, zegt de ander.

De een neemt duizend stappen
en de ander zegt:
nu zijn het er nóg meer, nog tienduizend stappen!

De ander neemt één stap
en de een zegt:
een halve stap was al voldoende,
nu zie ik het.

 

Toon Tellegen (Brielle, 18 november 1941) 

 

De Nederlandse dichter Joost Oomen werd geboren in De Bilt op 18 november 1980. Zie ook alle tags voor Joost Oomen op dit blog.

 

Alles is zoet

Alles is zoet
de trein is zoet
mijn broek is zoet
mijn vingers zijn zoet

Alles is zoet
want papaya is zoet
en brillen zijn zoet

tragisch en druipend is zelfs de Iongontsteking zoet
want alles is zoet
TL-licht is zoet

alles is zoet,
onze koningin is
zoet en goudverguld als een Spaanse sinaasappel

Gummibeertjes en augurken en wraak malend in jouw mond
achter jouw lippen, jouw lippen ook, allemaal zoet, zoetzoet, zoetzoet

Sterren, sparrenbossen, elektronica, golven staan bekend
als hartig en zout maar dat is een leugen, lieverds
alles is zoet

lk wil duizend keer ranja zeggen
lk wil een hollende stabij zien vanuit mijn kerkerraampje
Alles is zoet, diep ademend dromen dekbedden van suiker
zoet, zoetzoet, zoetzoet.

 

Lievegedicht

er zijn best wat mensen
die er niet in geloven

en er zijn mensen
die er wel in geloven
maar het helemaal verkeerd uitleggen
of verwarren met iets anders

die zeggen het is als een theekopje rum
terwijl het een theekopje jam moet zijn

die zeggen
een theekopje sinaasappelsap
waar de zon in schijnt
terwijl het juist het oranje sap zelf was
dat de zon deed schijnen
en het theekopje vertrok
als een zucht door de lucht

zo raakt alles door de war
een zwaan landt aan de verkeerde kant
van de waterspiegel
je gooit een stok en de hond komt
terug met een baar goud in zijn bek
je sok is nat, het hindert niet
je vindt haar mooier dan de maan
ze heeft krullen als de kringen in water
als er eendenkuikens voor het eerst
zwemmen gaan.

 

Joost Oomen (De Bilt, 18 november 1980)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e november ook mijn blog van 18 november 2020 en ook mijn blog van 18 november deel 2 en eveneens deel 3.

Toon Tellegen, Seán Mac Falls

De Nederlandse dichter Toon Tellegen werd geboren op 18 november 1941 te Brielle. Zie ook alle tags voor Toon Tellegen op dit blog.

 

Men moet

Men moet altijd enigszins verdrietig zijn,
anders is men verloren,

maar men moet wel een beetje verloren zijn –
van het reddeloze soort –
anders zou men alleen maar gelukkig zijn,

toch moet men ook gelukkig zijn,
zo maar gelukkig kunnen zijn,
in alle staten van geluk,

anders zou men maar verdrietig zijn,
enigszins verdrietig
altijd.

 

Treurig gedicht

‘Dit is het einde van de weg’ zeiden ze.
Er stond een bordje:
DIT IS HET EINDE VAN DE WEG
‘Hier, dit punt,’ zeiden ze.
Ze hurkten erbij neer
en raakten het voorzichtig even aan.
‘Is dit het?’
‘Dit is het.’
Het was herfst, het regende, het stormde.
Ze stonden op, draaiden zich om.

Later kwamen ze nog even terug
met een vergrootglas.
Het was echt het einde van de weg.

 

Ze kijken elkaar aan

Ze kijken elkaar aan.
‘Jij hield van mij.’
‘Nee, jij hield van mij.’
‘Nee, jij van mij.’
‘O nee, jij van mij!’

‘Maar ik heb jou in de steek gelaten.’
‘Nee, ik heb jou in de steek gelaten.’
‘Nee, nee, ik jou.’
‘O nee, ik jou!’

Ze slaan hun ogen neer.

‘Jij bent vast heel verdrietig nu.’
‘Nee, jij bent vast heel verdrietig nu.’

Ze fluisteren.

‘Ontken het maar niet.’
‘Ontken jij het maar niet.’

 

Toon Tellegen (Brielle, 18 november 1941) 

 

De Iers-Amerikaanse dichter Seán Mac Falls werd geboren op 18 november 1957 in Boston. Zie ook alle tags voor Seán Mac Falls op dit blog.

 

Ik zag een jager bij een landweg

Ik zag een jager bij een landweg
die parallel met mij zeilde terwijl ik reed.

Zijn hoodie-hoofd, monnikachtig naar de grond gericht,
riep muziek op, zo klankrijk, heilig,
en ik, onbeweeglijk boven een vermoeid vlees-
kleurig voertuig, voelde naakt en dood aan,

want hij was zo vroom getooid en gekleed om te doden
in de kleuren van de lucht, bad met vleugels,
mijn kiekendief, zijn ogen louter zuiverheid en goud
en die van mij met lelijke spikkels, bleek en blauw.

Maar het verlangen naar voedsel verbond twee
wezens nauw, nochtans, overvoed, voelde ik me roestig
onder zijn stalen honger en welke redding
zou Gods genade muizen dan wel mensen bieden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Seán Mac Falls (Boston, 18 november 1957)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e november ook mijn blog van 18 november 2020 en ook mijn blog van 18 november deel 2 en eveneens deel 3.

Vrijheid (Toon Tellegen), Roni Margulies

Bij Bevrijdingsdag

 

Bevrijdingsmonument in Valkenswaard, ontworpen door Theo Nahmer, 1953

 

Vrijheid

Voor doodslaan en gelukkig zijn en schromen
en weifelen
en in een afgrond vallen
en ontkennen en schuldig zijn
en koortsachtig zoeken naar waarheid, schoonheid
maakt vrijheid geen verschil,
of hooguit een verschil als tussen een bloeiende appelboom
en geen bloeiende appelboom,
of tussen een kus en geen kus, hoe vluchtig
en verraderlijk ook
.

 

Toon Tellegen (Brielle, 18 november 1941)

 

De Turkse schrijver, dichter, vertaler en journalist Roni Margulies werd geboren op 5 mei 1955 in Istanbul. Zie ook alle tags voor Roni Margulies op dit blog.

DE RODE LUIFEL
Ter ere van Thomas Hardy

Is er iets geweest, wat ik op een dag, een plaats,
een ogenblik zou hebben kunnen zeggen,
wat alles had kunnen veranderen?

Laten we een avond nemen, bijvoorbeeld
bij een etentje, toen onze ogen elkaar ontmoetten en
we ontroerd raakten, was er toen iets wat ik niet zei,

woorden, die mij een langere en grotere liefde
zouden hebben gebracht als ik ze wel had gezegd,
maar op dat moment eenvoudig niet kon bedenken?

Of iets wat ik zou hebben kunnen doen, maar
niet nodig vond en dus niet heb gedaan:
een blijk van liefde, een teken van berouw,

een paar tranen, of een andere overdreven reactie?
Op die dag toen het plotseling begon te regenen
en we onder een rode luifel schuilden,

stond ik op het punt om spontaan te gaan kussen, maar
het hield op met regenen. Als het één minuut langer
zou hebben geregend, had dan alles anders kunnen lopen?

 

Vertaald door Sytske Sötemann

 

Roni Margulies (Istanbul, 5 mei 1955)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e mei ook mijn blog van 5 mei 2019.

Toon Tellegen, Willem Kloos, Hélène Gelèns

 

Dolce far niente

 


Schlafender Mann door Adolph Menzel, 1855

 

Slaap

Er is slaap in overvloed,
tot in de benauwdste ogenblikken toe,
maar niet genoeg voor iedereen

een enkeling blijft wakker,
ziet de hemel rood worden,
elke ochtend opnieuw

hij wacht tot er honger komt
en er komt honger, dor en stoffig
en van heel ver weg,
maar niet genoeg voor iedereen

hij is de eerste nu,
hij begint haastig te lijden,
grijpt zijn pen en beschrijft zijn honger met genadeloze
onbeholpenheid

de zon komt op
en tussen potvissen roggebrood hemelsblauw
slapen de laatsten,
spreken hun laatste dromen aan.

 


Toon Tellegen (Brielle, 18 november 1941)
De Zusterhof in Brielle

 

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Kloos werd geboren in Amsterdam op 6 mei 1859. Zie ook alle tags voor Willem Kloos op dit blog.

 

Ga niet voorbij, maar blijf bij mij

Ga niet voorbij, maar blijf bij mij, en voel,
Wat Ik voel in het diepst van dit mijn wezen
Dat niets dan Gij mij nog iets liefs kan wezen
En alles òm u – zonder u – zoo koel,

Zo leeg, zo vreemd dat ik mij-zelf niet voel,
Wen ver van u – en ‘k wens om weg te wezen,
Weg van mij-zelf, in ’t land des doods, doods vrezen
Vergetend om de vrees voor ’t donker koel

En doods gewoel des levens, dat in kringen
Rond-draait geduriglijk, en Ik draai mee,
Ach, ik, een klein arm ding in duizend dingen,
Met u geslingerd in één-zelfde dringen,
Wijl onze klare stemmen kalm als twee
Koralen uit het duister hoog-op zingen.

 

Geglimlach

De mensen doen, maar weten niet waaróm
Zij doen, en zitte’ in hun eentjes te wegen,
Hoe zij het meeste van het leven kregen,
’t Leven dat langs hen gaat en ziet niet om, —

Hopen en haken of er niet wat kom,
Voelen hun hartjes van blijdschap bewegen,
Stil in hun lekkere bedjes gelegen.. .
Maar áls ’t wat geeft, dan houden zij zich dom:

Dan kijken ze uit een paar onschuldige oogjes,
Willen niet, maar willen wel, en zijn bleutjes…
’t Leven zegt: „zo! ..” en neemt het weer weerom.

0, geef elkaar zo even maar wat droogjes
Oogjes en schuintjes en vriendlijke peutjes,
0, mensjes lief, wat zijn wij allen dom!

 

Mijn stemming is als van een stilstaand water

Mijn stemming is als van een stilstaand water
Vlak uitgemeten in een wijde kom.
Wat anders daalde en rees in luid geklater,
Is thans als een mooi avondweder stom.

O, ik gevoel zo innig, dat ik kom
Door droef geschrei en helderblij geschater
Op tot mijns levens hoogtepunt en ‘k som
Mijn smart van altijd op, mijn heil van later.

Ik ben een mens, die veel heeft liefgehad,
Die veel bemind was en die altijd wist,
Dat minnen zalig maakt en liefde deugd is.

Maar nu ik sta op ’t kruispunt van mijn pad,
Weet ik zo klaar, dat ‘k zeer mij heb vergist
En dat der Muze wil mijn eenge vreugd is.

 

 
Willem Kloos (6 mei 1859 – 31 maart 1938)
Portret door Willem Witsen, 1893

 

De Nederlandse dichteres Hélène Gelèns werd geboren in Bergschenhoek op 6 mei 1967. Zie ook alle tags voor Hélène Gelèns op dit blog.

 

Mij nieuw

eind juli. in de boemel terug van de prinsentuin
naar amsterdam almaar dichter de mist almaar kouder

mijn mannen de deur uit en nieuwe laat ik aangeroerd staan
kans na kans voorbij zonder spijt maar nu trekt de kou bij mij in

de ik die ik ben denkt de ik die ik was ver van zich af
zonder spijt maar nu ik zo traag reis mis ik het minzieke

dan lees ik bij dichter W geen hoop geen zin geen bedvriendin
hoe weet ik niet maar zijn veertig en geen bed werkt over wrikt
mij open: de mist is maar mist de kou staat weer buiten
de helende kracht van poëzie? dit is mij nieuw

zomer en mannen laat ik staan – geen moed geen moed
en ook al geen moed – het voelt goed voor vandaag
maar veel langer? ach veertig ik weet hoe dat gaat
morgen of volgende maand vonk! ik weer

 

Halt

I
halt houden? hoe vaak al niet?
gister nog letterlijk halt: teruggepiept
naar een grutto op een niet brommen bord
vandaag nog in kwart tempo: geslingerfietst
door de tunnel die tinkelt reutelt plonkt
zo vaak halt! op een rechte weg naar huis een zijweg inslaan
want daar heuvelt het kronkelt het zindert het zomers
de dag beginnen met vrijen blijven vrijen eindeloos
vrijen terwijl je weet je moet weg aan het werk iemand wacht
zo vaak al
je legt je adem in wat zwiepzwaait wat vonkt wat klinkt
er is altijd een plek voor je hand om te rusten
maar je steigert als iemand klaagt
houd nou toch eindelijk eens halt

 

 
Hélène Gelèns (Bergschenhoek, 6 mei 1967)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e mei ook mijn blog van 6 mei 2018 deel 3 en eveneens deel 4.

Toon Tellegen, Joost Zwagerman, Joost Oomen, Thomas Möhlmann, Pauline Genee, Klaus Mann, Eugenio Montejo

De Nederlandse dichter Toon Tellegen werd geboren op 18 november 1941 te Brielle. Zie ook alle tags voor Toon Tellegen op dit blog.

 

Hoe meer zielen

Ik heb een ziel
die precies in mij past-

ik doe alles met mijn ziel
klop op mijn ziel en stof hem af
schaaf aan mijn ziel en blaas de krullen weg
boor gaten in mijn ziel en vul ze weer op
met nuchtere gedachten.

Ik wou dat ik meer zielen had
en van een andere soort
oneffen zielen kromme zielen
zielen als spartelende zilvervisjes
als meisjes in een winterjas
zwarte zielen.

Maar mijn ene ziel-
een tamelijk vierkante effen en solide ziel-
vult reeds alle beschikbare ruimte
en krimpt geen milimeter
zolang ik leef.

 

Aan het einde van de dag

Aan het einde van de dag,
als iemand aan komt hollen met de liefde,
als je moe bent en onhandig en toevallig net verward in een warnet
van angsten –
wat moet je doen,
wat moet je met de liefde doen, donzig, schrikachtig,
die iemand je nog brengt?

 

Twee koorddansers

Twee koorddansers.
Zonder publiek.
Onder een blauwe hemel, over een afgrond heen.
Zwaluwen, springerig gras, hier en daar
iets geels.
De een zegt, bijna jubelend, met vuurrode wangen:
‘Niemand zal kunnen zeggen dat wij…’
Een vleugje wind, een rafelig wolkje, een krekel. Niets
bijzonders.
De ander zegt:’…niet diep gevallen zijn.’

Veel later pas gevonden, spreeuwen, modder.

 

 
Toon Tellegen (Brielle, 18 november 1941)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Joost Zwagerman werd geboren in Alkmaar op 18 november 1963. Zie ook alle tags voor Joost Zwagerman op dit blog.

Uit: Gimmick!

“Toen ik Groen over die armetierige shows van twee jaar geleden had verteld, keek ’ie me verbaasd aan. ‘Shit, jij moet gewoon onmiddellijk naar 42nd Street, Walter Raam!’ zei ’ie. ‘Wat heb jij hier de vorige keer gedáán, man? Kom op!’ Dat plan bracht de stemming er weer een beetje in. Want de eerste dag van ons bezoek aan New York was nou niet echt een succes geweest. Groen had in Amsterdam een lijstje met trendy New Yorkse hotels gekregen van een of andere West-Duitser die er kort tevoren was geweest. Maar behalve dat die hotels stuk voor stuk meer dan honderdvijftig dollar per persoon per nacht bleken te kosten, waren ze ook niet echt centraal gelegen. En omdat we allebei weinig zin hadden om met onze bagage rond te banjeren, kwamen we terecht in een ymca vlak bij Columbus Circle en Times Square. Voor Groen was er voor veertig dollar per nacht in die ymca nog een kamer op de derde, en voor mij eentje voor anderhalf keer die prijs op de twaalfde verdieping.
Toen we hadden ingecheckt en eenmaal in de lift stonden, zei Groen: ‘Zo zie je maar weer hoe diep een mens kan zinken. Zitten we godverdomme in een ymca.’
We inspecteerden de kamers, die allebei zo’n beetje even weerzinwekkend waren. Twee bij drie, groezelige matrassen, macabere verlichting, bruin uitgeslagen wasbakken en tralies voor de piepkleine ramen.
‘Nou ja, only prisoners can swing, zal ik maar zeggen,’ mompelde Groen. En: ‘Die ymca’s zijn toch trouwens allemaal nichtenkitten? Als je hier op een liftknop drukt, heb je er volgens mij een ziekte bij.’
Ik had over die New Yorkse ymca’s ook weleens gehoord dat je er soms over neukende groepjes homo’s moest stappen als je over de gang liep. Maar dat bleken geruchten uit vervlogen jaren, de jaren van vóór de aids. Eigenlijk zagen we voornamelijk tandeloze ouwe mannetjes die vierentwintig uur per dag door de talloze gangen en gangetjes liepen te mummelen. En telkens als we de lift instapten, troffen we een onvervalste shopping-baglady die naar aangekoekte braadpannen en naar pis stonk en die keer op keer met grommende stem vroeg naar welke verdieping we moesten. De lift bleek haar onderkomen – ze had in ieder geval haar territoriumgeur doelmatig uitgezet.”

 

 
Joost Zwagerman (18 november 1963 – 8 september 2015)

 

De Nederlandse dichter Joost Oomen werd geboren in De Bilt op 18 november 1980. Zie ook alle tags voor Joost Oomen op dit blog.

 

Berenklauw

Mijn leven lang hebben ze me gewaarschuwd
voor de berenklauw
Het is de gevaarlijkste onder de planten
Sommige slachtoffers zijn bekend
die gingen dood

Maar nu trek ik mijn trui op naast de grootste struik
En gooi me in één klap tussen
zijn groene reikende vingers
De zon is op dit uur op zijn felst

Ik voel een felle pijn tussen
mijn beide oksels schieten
Mijn buik wordt bekrast en opgezwollen
vol met koperrode blazen
Ik heb zo’n pijn wanneer ik huil
en ik huil als ik mezelf
weer op het gras wil rollen

Hinkend en snotterend
hol ik langs de vijver naar mijn ouderlijk huis
Ik krijg van de dokter een pil voor de pijn
een zalf voor mijn huiden en een capsule om te slapen
Hij vraagt aan mijn ouders hoe dit heeft kunnen gebeuren
Zij weten het niet, denken na over spelen en vallen

Maar ik weet hoe het zit
Ik weet hoe het was
En ik weet het waarom

Mijn leven lang hebben ze me gewaarschuwd
voor de berenklauw
Het is de gevaarlijkste onder de planten

 


Joost Oomen (De Bilt, 18 november 1980)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Thomas Möhlmann werd geboren in Baarn op18 november 1975. Zie ook alle tags voor Thomas Möhlmann op dit blog.

 

Elke koplamp zijn konijn

Ergens in de verte gaan altijd wel
de lichtjes aan een vierpersoonskamer
met een man die over het asfalt nadert

gaan altijd wel de lichtjes aan
als je de deur dicht trekt de motor start
na het zoeken naar de juiste zender
weer rechtop achter het stuur
opnieuw bedenken moet waarheen

de lichtjes aan een vierpersoons
tafel met twee stoelen twee borden
in een kamer met een man die nu alleen
het zout voor de wijn zoekt de weg
voor de wielen moet elders een man
zijn die altijd wel ergens nadert.

 

Momo’s globe

Hij laat alles draaien, laat zijn benen
onder het tafeltje bungelen, om hun as
tollen de continenten en oceanen

de blauwe, bruine en groene vlakken
de miljoenen in het westen, de miljarden
in het oosten, alles draait en verwaait

onder zijn vlakke hand wentelt de wereld
zich geleidelijk stil, richten de bergketens
zich zwaar uit de heuvels op, duikt onder

het water het blauwere water, zingen onder
donker groen de ondoordringbare bossen
stippen de steden zich tegen de voorsteden

tegen de meren en rivieren aan, hij kijkt op
alsof hij je iets laat zien, alsof je iets moet
zien gebeuren, in het stilgevallen klaslokaal

fronst hij kort, controleert geconcentreerd
je ogen, richt zijn blik koppig weer op
de bol als je schudt, dat zijn de mensen niet

zwaait opnieuw de aarde aan, laat zijn vinger
ritmisch over het oppervlak gaan: hier.
En hier. En hier. En hier. En hier.

 

 
Thomas Möhlmann (Baarn, 18 november 1975)

 

De Nederladse schrijfster Pauline Genee werd geboren op 18 november 1968 in Heemskerk. Zie ook alle tags voor Pauline Genee op dit blog.

Uit: Russische stilte

“Op een heldere junidag waren we vanaf Sint-Petersburg noordwaarts gegaan, en een witte nacht varen later legde onze boot aan in Petrozavodsk. We zaten net op het muurtje in de haven te bedenken wat we met onze vrije tijd op de wal zouden doen, toen een man van een jaar of veertig, ongeschoren en een slecht gebit, hinkend op ons af kwam.
‘Willen de dames de absolute stilte horen?’
We waren al een tijdje in dit land en verbaasden ons niet meer zo snel. Je zit in een haven ergens in het Noorden van Russisch Karelie en een onbekende, sjofel uitziende man met een houten been stelt je voor om je de absolute stilte te laten horen – wat is daar zo raar aan dan?
‘We hebben al best veel stilte gehoord’, zei Mop blasé.
Ja, dat vond ik ook. Op de meren was het heel stil geweest. Doodstil. Maar toch, als je echt goed luisterde was er altijd wel iets: gezoem van de motor, voetstappen van de medepassagiers, gedempte gesprekken in de belendende hut, gepiep van de bungelende scheepslampen.
De man schudde zijn hoofd. ‘Jullie begrijpen het niet, dit is anders.’
Hij zou ons met een bootje meenemen naar de andere kant van de inham, daar was een eilandje met een kale berg. Die zouden we beklimmen, en daar, ergens op de top, op een plek tussen de bomen die alleen hij kon vinden, heerste die absolute stilte die hij ons wilde laten horen.
‘Ik zorg er voor dat jullie op tijd terug zijn bij dit schip.’
Het tochtje in de motorboot duurde een minuut of tien. Het was fris, we stonden rechtop in de boot, zittend hadden we nog nietiger afgestoken tegen de groene bergwand. Het meer lag bewegingsloos en als een gladde spiegel om ons heen. De kleine rimpeling die ons bootje in het oppervlak maakte was maar heel even te zien, alsof het door een onzichtbaar vlies meteen weer werd gladgetrokken.
We legden aan bij een kleine steiger. Langzaam stierf het geluid van de motor weg. Er daalde iets op ons neer: dit was stiller dan ik het ooit had gehoord. Maar de man zei: ‘njet zdjesj, davaj’- hier niet, kom. Hij legde een vinger over zijn lippen en wenkte ons achter hem aan te lopen.”

 

 
Pauline Genee (Heemskerk, 18 november 1968)
Heemskerk – Kasteel Assumburg

 

De Duitse schrijver Klaus Mann werd op 18 november 1906 geboren in München als oudste zoon van Thomas en Katia Mann. Zie ook alle tags voor Klaus Mann op dit blog.

Uit: Mephisto

„Kolossal“, sagte schließlich einer von den beiden jungen Leuten leise – diesmal ohne jeden Sarkasmus, sondern wirklich beeindruckt, beinah verängstigt von dem riesenhaften Aufwand, der ihn umgab. Das Flimmern der von Lichtern und Wohlgerüchen gesättigten Luft war so stark, dass es ihm die Augen blendete. Ehrfurchtsvoll, aber misstrauisch blinzelte er in den bewegten Glanz. ,Wo bin ich nur?’ dachte der junge Herr – er kam aus einem der skandinavischen Länder —. ,Der Ort, an dem ich mich befinde, ist ohne Frage sehr lieblich und verschwenderisch ausgestattet; dabei aber auch etwas grauenhaft. Diese schön geputzten Menschen sind von einer Munterkeit, die nicht gerade vertrauenerweckend wirkt. Sie bewegen sich wie die Marionetten – sonderbar zuckend und eckig. In ihren Augen lauert etwas, ihre Augen haben keinen guten Blick, es gibt in ihnen soviel Angst und soviel Grausamkeit. Bei mir zu Hause schauen die Leute auf eine andere Art – sie schauen freundlicher und freier bei mir zu Hause. Man lacht auch anders bei uns droben im Norden. Hier haben die Gelächter etwas Höhnisches und etwas Verzweifeltes; etwas Freches, Provokantes, und dabei etwas Hoffnungsloses, schauerlich Trauriges. So lacht doch niemand, der sich wohl fühlt in seiner Haut. So lachen doch Männer und Frauen nicht, die ein anständiges, vernünftiges Leben führen…’
Der große Ball zum dreiundvierzigsten Geburtstag des Ministerpräsidenten fand in allen Räumen des Opernhauses statt. In den ausgedehnten Foyers, in den Couloirs und Vestibülen bewegte sich die geputzte Menge. Sie ließ Sektpfropfen knallen in den Logen, deren Brüstungen mit kostbaren Draperien behängt waren; sie tanzte im Parkett, aus dem man die Stuhlreihen entfernt hatte. Das Orchester, das auf der leergeräumten Bühne seinen Platz hatte, war umfangreich, als sollte es eine Symphonie aufführen, mindestens von Richard Strauss. Es spielte aber nur, in keckem Durcheinander, Militärmärsche und jene Jazzmusik, die zwar wegen niggerhafter Unsittlichkeit verpönt war im Reiche, die aber der hohe Würdenträger auf seinem Jubelfeste nicht entbehren wollte.
Hier hatte alles sich eingefunden, was in diesem Lande etwas gelten wollte, niemand fehlte – außer dem Diktator selbst, der sich wegen Halsschmerzen und angegriffener Nerven hatte entschuldigen lassen, und außer einigen etwas plebejischen Parteiprominenten, die nicht eingeladen worden waren. Hingegen bemerkte man mehrere kaiserliche und königliche Prinzen, viele Fürstlichkeiten und fast den ganzen Hochadel; die gesamte Generalität der Wehrmacht, sehr viel einflussreiche Finanziers und Schwerindustrielle; verschiedene Mitglieder des diplomatischen Korps – meistens von den Vertretungen kleinerer oder weit entfernter Länder —; einige Minister, einige berühmte Schauspieler – die huldvolle Schwäche des Jubilars für das Theater war bekannt – und sogar einen Dichter, der sehr dekorativ aussah und übrigens die persönliche Freundschaft des Diktators genoss.“

 

 
Klaus Mann (18 november 1906 – 21 mei 1949)
Portret, geschilderd door Manns tante, Olga Pringsheim, 1926

 

De Venezolaanse dichter en schrijver Eugenio Montejo werd geboren in Caracas op 18 november 1938. Zie ook alle tags voor Eugenio Montejo op dit blog.

 

Meine Liebe

In einem anderen Körper geht meine Liebe durch diese Straße,
ich spüre ihre Schritte im Regen,
sie geht und träumt schon seit einiger Zeit in mir…
In ihrem Flüstern erklingen Echos meiner Stimme,
ich erkenne sie wieder.
Sie ist jetzt so alt, wie ich damals war,
eine Lampe, die aufleuchtet, wenn wir uns begegnen.
Meine Liebe, die schöner wird durch das Übel der Zeit,
meine Liebe auf der Terrasse eines Cafés,
weiße Hibiskusblüten in den Händen,
gekleidet, wie es im neuen Jahrtausend üblich ist.
Meine Liebe, die bleiben wird, wenn ich aufbreche,
mit einem anderen Lächeln und anderen Augen,
wie eine Flamme, die von einer Kerze auf eine andere überspringt,
um weiter die blaue Erde zu erhellen.

 

Vertaald door Timo Berger

 

Die Bäume

Die Bäume sprechen wenig, wie man weiß.
Ihr ganzes Leben verbringen sie meditierend
und bewegen ihre Äste.
Es genügt, sie im Herbst zu betrachten,
wenn sie sich in den Parks versammeln:
es unterhalten sich nur die Ältesten,
die, die Wolken und Vögel verteilen,
aber ihre Stimme verliert sich im Laub
und sehr wenig erreicht uns, fast nichts.

Es ist schwierig, ein schmales Buch zu füllen
mit den Gedanken der Bäume.
In ihnen ist alles vage, bruchstückhaft.
Heute zum Beispiel, beim Hören des Schreis
einer schwarzen Drossel, bereits auf dem Weg nach Hause
(des letzten Schreis von ihr, die keinen Sommer mehr erwartet),
verstand ich, dass aus ihrer Stimme ein Baum sprach,
einer von so vielen,
aber ich weiß nicht, was ich mit jenem Schrei anfangen soll,
weiß nicht wie ihn aufschreiben.

 

Vertaald door Helwig Brunner en Susana Romano-Sued

 


Eugenio Montejo (18 november 1938 – 5 juni 2008)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e november ook mijn vorige blog van vandaag.

Joost Zwagerman, Toon Tellegen, Joost Oomen, Thomas Möhlmann, Pauline Genee, Klaus Mann, Eugenio Montejo

De Nederlandse dichter en schrijver Joost Zwagerman werd geboren in Alkmaar op 18 november 1963. Zie ook alle tags voor Joost Zwagerman op dit blog.

Uit:Don Bovary

Op de vraag wat een grootse roman zo groots maakt zijn veel kleine antwoorden gegeven. Een grootse roman wil je telkens weer herlezen. Een grootse roman geeft zichzelf nooit helemaal prijs. Over een grootse roman raak je nooit uitgepraat. En, uit de dossiermappen van de leesbevordering: een grootse roman verrijkt je leven.
Het is allemaal even waar als weinigzeggend en afgesleten. En dan nog: ik ken mensen – schrijvers vooral, en ook een bepaald soort criticus – die juist over apert slechte romans nooit uitgepraat raken; de grootse laten ze bij voorkeur onbesproken omdat dan onvermijdelijk hun eigen kleinheid aan het licht komt. En verleidt een grootse roman inderdaad altijd tot herlezen? Achttien jaar geleden las ik Moby Dick. Ja ja, onovertroffen, natuurlijk, natuurlijk – maar nóg een keer lezen, integraal? In vergelijking met Oorlog en vrede wordt Tolstojs novelle De dood van Ivan Iljitsj beschouwd als een wat kleinere prestatie, en niet alleen voor wat betreft omvang. Kan zijn. Ivan Iljitsj heb ik vier of vijf keer gelezen, en ik zal het blijven herlezen.
Een secundair kenmerk van de ‘grootse roman, is dat er in de loop van de tijd een onuitputtelijk aantal interpretaties op is losgelaten. Van een afstand lijken grootse romans in dat opzicht soms op hologrammen, op te vullen met de meest spectaculaire en elkaar tegensprekende duidingen. In het voorjaar van 2002 gaven honderd schrijvers, onder wie Milan Kundera, Salman Rushdie, V.S. Naipaul en Nadine Gordimer, antwoord op de vraag wat de beste en grootste roman aller tijden is. Don Quichot van Cervantes kwam met grote meerderheid van stemmen als eerste uit de bus. In Vrij Nederland stond eens een opmerkelijk stuk over de manieren waarop ieder tijdvak zich zijn eigen Don Quichot had toegeëigend. Wij dachten altijd dat Don Quichot een echte picareske is, een schelmenroman die is opgebouwd uit een carrousel van vertellingen en avonturen van twee hartveroverende antihelden, de onfortuinlijke ridder Quichote en zijn trouwe metgezel Sancho Panza. Maar zo eenvoudig is het kennelijk niet. Aan het einde van de zeventiende eeuw gold de waardering voor Don Quichot inderdaad de hilarische enormiteiten, de dwaasheid en de spot. In Engeland mocht het boek gedurende een groot deel van de zeventiende eeuw niet worden verspreid, omdat van alle grappen en grollen in Don Quichot geen moreel zuivere boodschap uitging. Na opheffing van het verbod kregen Britse lezers echter vooral oog voor de ernst achter de satire, de tragedie achter de picareske. Weer later groeide Don Quichot uit tot het beslissende boek voor satirici als Alexander Pope, Henry Fielding en Laurence Sterne.”

 

 
Joost Zwagerman (18 november 1963 – 8 september 2015)

Lees verder “Joost Zwagerman, Toon Tellegen, Joost Oomen, Thomas Möhlmann, Pauline Genee, Klaus Mann, Eugenio Montejo”

Joost Zwagerman, Toon Tellegen, Joost Oomen, Thomas Möhlmann, Pauline Genee, Klaus Mann, Richard Dehmel, Jaap Meijer, Eugenio Montejo

De Nederlandse dichter en schrijver Joost Zwagerman werd geboren in Alkmaar op 18 november 1963. Zie ook alle tags voor Joost Zwagerman op dit blog.

 

Voor en na het meesterwerk 2

In de trein en oortjes van de iPod in
gaf je, lijfblad in je weergaloze hand,
een ingekeerde remix weg van
Gerhard Richter en good old Vermeer,
Lezende, zoals de trein jou
zonder moeite lezen kon,
bij het gesloten raam, tweede klasse,
intercity, neigend naar het eertijds
lezend meisje bij het open raam,
haar pofmouw twinkelend van
schier denkbeeldig groengoud geel.
Hier intussen groet het landschap ons
alsof wij beiden lezend simultaan
de wereld wuiven – en ook buitensluiten.
Dit gebeurt nu, weet ik, en kan niet
nog een keer. Gerhard Richter heeft
jouw inlogcode maar jij stuurt een sms’je
waarin je zegt ik zie je nu, ik zie je
als mijzelf, midden in het eeuwig licht
naar digitale iTuneswetten binnenzeilend
door het gulle venster van Vermeer.

 

De dichter heeft te regelen

Ik heb te regelen een kindjelief,
een woning en natuurlijk spullen ook.
Het moet aanwendbaar zijn mijn bezit,
ik moet het nu en dan alleen kunnen laten
zonder even later roerloosheid aan te treffen.

Stel ik kom thuis
het kind is versteend, het huis
verlamd en de spullen nog veel erger.
Geen andere beweging dan deze thuiskomst.
Dan zou ik denk ik moeten maken
een wet zó waterdicht dat stilstand
achteruitgang is en ook naar voren nog een beetje.
Mijn hanteerbare, goedgeefse bezittingen
hoeven niet meer in de houding
want er is dan een geschreven wet.

 

Kijk

Kijk.

Kijk dan. Roerloos ben ik nu,
als in een goed gedicht van iemand anders.
Te grabbel gooit zich niet de looppas, nee,
een daad is niet langer volzang vijftig de bevestiging.

Als ding houd ik mijn mond
en nagel alle grond gelijk.
Ik ben er niet en kijk.

 


Joost Zwagerman (18 november 1963 – 8 september 2015)

Lees verder “Joost Zwagerman, Toon Tellegen, Joost Oomen, Thomas Möhlmann, Pauline Genee, Klaus Mann, Richard Dehmel, Jaap Meijer, Eugenio Montejo”

Joost Zwagerman, Toon Tellegen, Joost Oomen, Thomas Möhlmann, Pauline Genee, Klaus Mann, Richard Dehmel

De Nederlandse dichter en schrijver Joost Zwagerman werd geboren in Alkmaar op 18 november 1963. Zie ook alle tags voor Joost Zwagerman op dit blog.

Uit: Tegen de literaire quarantaine

“Wat Zeeman verzuimt te vermelden is dat de eigenaar van het statige pand de glamour-crimineel Philip van Heemskerk is, de man die als een pasja zijn nieuwe rijkdom toont in Zuid-Frankrijk. Van Heemskerk kan met zijn charme, zijn geld en zijn geraffineerde intimidatiemethoden de halve wereld aan – behalve die kleine zielen op verdieping drie van zijn prachtige huis in Amsterdam, die lastige huurders die er behagen in scheppen hun eigenaar te treiteren.
Aldus loodst Marja Brouwers de lezers een gelaagde wereld in. De meester-handelaar, playboy en crimineel Heemskerk ligt als een muizige huisjesmelker een leiding in een keukentje te repareren dat door de huurders nota bene expres kapotgemaakt is. Door die omkering beeldt de roman het eeuwige menselijke gewemel uit. En achter die omkering schemert in Casino het staketsel van het leven zelf, gestut door de tijdloze vragen: hoe zinvol zijn onze strevingen, waar vinden wij waarheid, en waarom toch rest ons op de beslissende ogenblikken niets dan lucht, desillusie en onmacht?
Wat zegt het over onze literatuur als drie doorgaans bepaald niet oliedomme beroepslezers sommige romans beoordelen op volstrekt verkeerde gronden? Het antwoord moet zijn dat de zelfopgelegde literaire quarantaine tot gevolg heeft gehad dat er in Nederland relatief weinig romans verschenen die zich én stevig verankerden in de eigen tijd én afdaalden in de contreien van de eeuwige vragen naar de menselijke ervaring. Critici zijn daardoor niet gewend aan romans die zich niets gelegen laten liggen aan die quarantaine. Door die onbekendheid met het genre vervallen ook doorgaans capabele recensenten als Nuis, Ramdas en Zeeman in onnozele beginnersfouten. Met in de praktijk de funeste gevolgen voor Mystiek lichaam, De buitenvrouw en Casino. Dat juist deze drie romans het slachtoffer werden van die reductionistische manier van lezen is geen toeval, want alle drie onttrekken ze zich, ieder op zijn eigen manier, aan de literaire quarantaine.
Is een faux pas als door Nuis, Ramdas en Zeeman te voorkomen? Natuurlijk niet. Maar zolang de zelfopgelegde literaire quarantaine in stand wordt gehouden, blijft de kans extra groot dat beroepslezers hun huishoudboekje van morele standaards te voorschijn toveren. Het is onvermijdelijk en het zal bevrijdend werken: de literaire quarantaine opgeheven. Door de afschaffing van de literaire quarantaine is de kans groter dat in Nederland een literatuur kan bloeien waarin geen enkel onderwerp en geen enkele verzinnebeelding op voorhand tot minderwaardig of ‘verkeerd’ wordt verklaard. In zo’n literair klimaat is niets taboe, de moord op Van Gogh evenmin als de verpopping van een vlinder ergens in de uiterwaarden nabij Tiel. Alles mag meedoen. Ter wille van die ideale situatie is de literaire quarantaine vanaf nu en bij dezen afgeschaft.”

 
Joost Zwagerman (18 november 1963 – 8 september 2015)

Lees verder “Joost Zwagerman, Toon Tellegen, Joost Oomen, Thomas Möhlmann, Pauline Genee, Klaus Mann, Richard Dehmel”