Dolce far niente
Mercatorplein, Amsterdam
Uit: De rivier
“Onze weg liep dood op een soort half plein, waaraan de enorme bakstenen katholieke kerk lag met zijn pastorie en zusterhuis, en daartegenover het broederhuis en een jongens- en meisjesschool, omsloten door hoge muren. De Hoofdweg, een brede weg met bomen die onze weg kruiste, eindigde zowel links als rechts in een plein. Rechts lag het Mercatorplein, links het Surinameplein. Het Mercatorplein was het mooiste plein van de wereld; het had twee vierkante, bakstenen torens met bogen eronder, in het midden een plantsoen met een opgewekt tramhuisje en winkels onder galerijen. Het veel grotere Surinameplein was maar half af; aan de ene kant had je dezelfde galerijen als op het Mercatorplein; ertegenover lag net zo’n tramhuisje middenin een open zandvlakte, onder een groepje populieren. Je vergat nooit dat je aan de rand van de stad woonde. Alle straten die parallel liepen aan onze weg eindigden op een kade van een brede vaart; daarachter lag ‘de polder’, een gebied van kwekerijtjes met kassen, verbonden door smalle looppaden. Je kon de polder alleen in over hoge, houten bruggetjes die ’s nachts met een hek werden afgesloten. Het land van de kwekers lag meters lager dan de stad. Het mooist kon je de ontmoeting tussen stad en polder zien bij de overhaal achter de katholieke kerk; het was een enorme ijzeren installatie, die de roeibootjes waarin de kwekers hun groente naar de stad brachten uit de lage poldervaart tilde en knarsend neerliet in het kanaal dat naar de Centrale Markt leidde. De meeste kwekers waren katholiek, en ze gebruikten hun bootjes niet alleen om hun waren naar de markt te brengen maar, omdat er in de polder geen ander vervoer mogelijk was, ook om voor plechtigheden naar de kerk te gaan. Mijn broers en ik stonden aan de kade en keken hoe complete bruidsstoeten, of een bootje met een doodskist en volgboten vol familieleden in het zwart, of feestelijk geklede families met een huilende dopeling door het ijzeren toestel de stad in werden getild. De Centrale Markt kenden we vanwege de groentewinkel. Af en toe mochten we in de vakantie mee om te kijken. Vaak liepen we erheen, een wandeling van een halfuur door de nog slapende, donkere stad. Mijn vader en Henk waren dan allang op de fiets gegaan. Je kwam op de markt door een hek dat door twee politiemannen werd bewaakt. Wij zeiden dat we voor Hiemstra kwamen en dan mochten we doorlopen. Hiemstra was de man van wie mijn vader de winkel had overgenomen; veel grossiers dachten dat mijn vader een broer van die Hiemstra was en spraken hem zo aan.”
Willem van Toorn (Amsterdam, 4 november 1935)
Amsterdam, Postjesweg. Aan deze weg werd Willem van Toorn geboren.