Hendrik Tollens, Fernand Ouellette, Yves Navarre, Alfons Petzold, Charles Ferdinand Ramuz, Szilvia Molnar

De Nederlandse dichter Hendrik Tollens werd op 24 september 1780 te Rotterdam geboren. Zie ook mijn blog van 24 september 2010 en eveneens alle tags voor Hendrik Tollens op dit blog.

Geluk en deugd (Fragment)

de grijsaard
Och, meer niet dan een schone bloem,
maar die van verf verschiet,
verwaaiend loof is aardse Roem
en wat gij najaagt niet.-
’t Was ook ’t Geluk niet, neen voorwaar!
Die opschik droeg het nooit!
Dat droombeeld met juweel in ’t haar,
met loovren gouds bestrooid:
dat was de Rijkdom. – Arme dwaas
die, ’t hart vertuit aan pracht,
uit klei en mijnkloof zich, helaas!
’t geluk te delven tracht!
Neen, neen, mijn zoon! vertrouw op mij:
’t geluk stak nooit in ’t goud!
Het hang’ de pels u om de pij,
het laat u ’t harte koud.
Niet zoeter smaakt des levens zuur
schoon gij ’t uit zilver drinkt;
niet zachter valt hem ’t scheidensuur
wie op een goudbaar zinkt.
Neen, neen, mijn zoon! wat faalt en vliedt
wanneer gij ’t bijstand vraagt,
wat in de nood u ’t eerst verliet,
dat is ’t Geluk voorzeker niet,
waarnaar gij smacht en jaagt.
de jongeling
Maar dan die derde schoonheid toch,
slechts met een roos in ’t haar…?
Dát was voorzeker geen bedrog:
dát was ’t Geluk voorwaar!
Neen, nimmer joeg mij ’t hart zo snel
als toen dat beeld verscheen!
Dat is ’t Geluk! ik dacht het wel!
Ontdek mij ’t pad erheen.

 
Hendrik Tollens (24 september 1780 -21 oktober 1856)
Litho Rijswijk ca. 1840-’50. Links het huis waar Tollens vanaf 1846 tot zijn dood leefde.

Lees verder “Hendrik Tollens, Fernand Ouellette, Yves Navarre, Alfons Petzold, Charles Ferdinand Ramuz, Szilvia Molnar”

Hendrik Tollens, Fernand Ouellette, Yves Navarre, Alfons Petzold, Charles Ferdinand Ramuz, Szilvia Molnar

De Nederlandse dichter Hendrik Tollens werd op 24 september 1780 te Rotterdam geboren. Zie ook alle tags voor Hendrik Tollens op dit blog.

 

Geluk en deugd (Fragment)

de jongeling
Mijn vader! ’t was verblindend schoon,
in welk een tooi gehuld!
Nu droeg het hoofd een lauwerkroon,
van schittrend licht verguld;
dan zwierde een rijke vederpracht,
van gouden loovren zwaar,
een wrongel, met juweel bevracht,
om ’t weids gevlochten haar;
dan eindlijk – neen, in voller glans
verscheen mij nooit het beeld! –
Dan was alleen een rozenkrans
door ’t golvend haar gespeeld;
de lok hing neer op de open borst,
met enkel gaas beplooid;
En – welk een wens ik smeden dorst…
mijn lippen! zegt het nooit!
Maar had ge als ik het beeld aanschouwd,
mijn vader! in die schijn,
uw bloed, sinds lang verkleumd en koud,
had weer gegloeid als ’t mijn.

 

de grijsaard
Dat was ’t Geluk niet, neen, mijn zoon!
Het was niet wat u ’t scheen:
Dat droombeeld met die lauwerkroon
was aardse Roem alleen.
Ja, tintlend bruist het jeugdig bloed
begoocheld door zijn lach,
en dorstend staat het hart in gloed,
dat hij vermeestren mag;
begeerlijk boven pracht en schat
is ’t lover dat hij vlecht,
en heerlijk staat zijn lauwerblad
om ’t waardig hoofd gehecht:
maar ’t is ’t Geluk niet, jongling! neen!
het schut geen foltring af,
het schept geen zielsrust om u heen
noch strekt een steun aan ’t graf.

 


Hendrik Tollens (24 september 1780 -21 oktober 1856)
Rotterdam: Grote markt op marktdag met het huisje ‘In Duizend Vreezen’ door F.L. van Gulik, ca. 1880

Lees verder “Hendrik Tollens, Fernand Ouellette, Yves Navarre, Alfons Petzold, Charles Ferdinand Ramuz, Szilvia Molnar”

Fernand Ouellette, Yves Navarre, Hendrik Tollens

De Canadese dichter, essayist en schrijver Fernand Ouellette werd geboren in Montreal, Quebec, op 24 septenber 1930. Zie ook mijn blog van 24 september 2010 en eveneens alle tags voor Fernand Ouellette op dit blog.

 

TOTEM ANTÉHUMAIN

Mon totem

ma femme héraldique bien enfouie.

Très attentif l’ai retirée de ma tourbe,

suspendue sur un cintre beau vermillon.

Il suffit parfois de la dépendre sous

le coup d’un élancement plus dur.

Certes la belle étoffe s’est fort refroidie,

et même amplifiée comme une morte naissant

de l’onde ô voisine de la morte Aphrodite.

Mais quelle image, quelle grande dame

se laisse encor partager

quelle fragile s’accoutume aux séismes

du froid profanateur

du fol adorateur ?

 

LA CONNAISSANCE

Alors que le coeur ému et lumineux

se distendait jusqu’au

Soleil:

déferla le plus noirci regard

de la crue la puissante ;

et tristement, avec vigilance,

on empala le neigeux

du corps fait femme.

Puis nous glissâmes dans la spirale,

dans l’étuve à jouissance, les incendiaires,

crispés par les cris du sexe blessé,

nous aggrippant aux matières marbrées

qui nos épaules chargeaient de connaissance.

 

Fernand Ouellette (Montreal, 24 septenber 1930)

Lees verder “Fernand Ouellette, Yves Navarre, Hendrik Tollens”

Mark Boog, F. Scott Fitzgerald, Shamim Sarif, Fernand Ouellette, Yves Navarre

De Nederlandse dichter en schrijver Mark Boog werd geboren op 24 september 1970 in Utrecht. Zie ook mijn blog van 24 september 2009 en ook mijn blog van 24 september 2010.

 

Naast iedere wieg

Naast iedere wieg een fee.
Moeder wringt. Vader knarst.
De fee zegt: ‘Nou ja, we zien wel.
Ik wil mijn voorspelling
later graag preciezer formuleren.’

Aan de lianen die het licht ons toewerpt,
zwaaien wezentjes van wezenlijk
onbegrepen aard: wild, vrolijk, angstaanjagend ook.

En geen zonsondergang om tegemoet te rijden,
geen dagboek om in te lezen.
De uren volgen zich genummerd op.

Sterrenstof! Een kamer vol van sterrenstof!
Wij hebben geleerd ons op ons gemak te voelen,
thuis te zijn, dat wil zeggen: nergens heen te kunnen.

 

Klein Huis

Klein huis, maar gooi er eens een bal doorheen
en het wordt groot. Zie al die meters,
zijn ze niet van ons? En slenter eens alsof
je niet weet waar je heen gaat: ruimte rekt
zich geeuwend uit tussen de muren. Zie:
het dwalen dat de kamers met elkaar
verbindt is witgeverfd. Er is een trap,
een kapstok in een kast, wat deuren. Als
een landweg zo toevallig ligt het, doel
en startpunt bij de weg gezocht in plaats
van omgekeerd, zo lijkt het. Als je brood
haalt en weer terugkomt zul je zien dat we
een picknick kunnen houden. Snel, ga nu!
Het krimpen kan onmogelijk ver weg zijn.

Mark Boog (Utrecht, 24 september 1970)

Lees verder “Mark Boog, F. Scott Fitzgerald, Shamim Sarif, Fernand Ouellette, Yves Navarre”

Mark Boog, F. Scott Fitzgerald, Shamim Sarif, Fernand Ouellette, Yves Navarre, Szilvia Molnar, Alfons Petzold, Charles Ferdinand Ramuz, Hendrik Tollens

De Nederlandse dichter en schrijver Mark Boog werd geboren op 24 september 1970 in Utrecht. Zie ook mijn blog van 24 september 2009.

Liefde

De lucht ligt als een blok op het land,
onzichtbaar en massief.

Je gaat gekleed in de kleur van je haar,
in je ogen, je passen en je woorden.
Je bent hier en elders. Ik draag je me na

en huiver. Je bent te groot misschien,
of te dichtbij. Je onbereikbaarheid
is onvergeeflijk. Kon ik een vogel zijn –

maar de nauwkeurigheid ontbreekt me
zoals het vertrouwen. Ik kijk naar je

en huiver. Spreek me aan, want ik zwijg,
verdraag mijn wurggreep, verdraag
de onbeholpenheid, verdraag mij, liefde.

 

Laat de avond vallen

Laat de avond vallen, ik,
en hou het huis heel stil zodat ik niet gestoord word –
zolang het schemert kan het misgaan.

De vogels zoeken langzaamaan hun takken op,
ik wijs ze die, en sterren tillen zich eruit omhoog.
Heel anders klinkt het razen van de auto’s in de nacht!

Recht zo die gaat! Het ene zeil door het andere vervangen,
dag door nacht, maar nergens sluimert haperen, niets mokt.
Zolang het dit is wat ik doe gehoorzaamt men glimlachend.

Ik hoop maar dat er koffie is, of whisky, als ik
weer de kamer inkom, zeer vermoeid en door het uitblijven
van tegenstand- wat stribbelen zou al genoeg zijn –
vreemd ontmoedigd. Zó gestroomlijnd.

 boog
Mark Boog (Utrecht, 24 september 1970)

 

De Amerikaanse schrijver Francis Scott Fitzgerald werd geboren op 24 september 1896 in Saint Paul, in de staat Minnesota. Zie ook mijn blog van 24 september 2007 en ook mijn blog van 24 september 2006 en ook mijn blog van 24 september 2008 en ook mijn blog van 24 september 2009.

Uit: The Great Gatsby

„My family have been prominent, well-to-do people in this middle-western city for three generations. The Carraways are something of a clan and we have a tradition that we’re descended from the Dukes of Buccleuch, but the actual founder of my line was my grandfather’s brother who came here in fifty-one, sent a substitute to the Civil War and started the wholesale hardware business that my father carries on today.

I never saw this great-uncle but I’m supposed to look like him — with special reference to the rather hard-boiled painting that hangs in Father’s office. I graduated from New Haven in 1915, just a quarter of a century after my father, and a little later I participated in that delayed Teutonic migration known as the Great War. I enjoyed the counter-raid so thoroughly that I came back restless. Instead of being the warm center of the world the middle-west now seemed like the ragged edge of the universe — so I decided to go east and learn the bond business. Everybody I knew was in the bond business so I supposed it could support one more single man. All my aunts and uncles talked it over as if they were choosing a prep-school for me and finally said “Why — ye-es” with very grave, hesitant faces. Father agreed to finance me for a year and after various delays I came east, permanently, I thought, in the spring of twenty-two.

The practical thing was to find rooms in the city but it was a warm season and I had just left a country of wide lawns and friendly trees, so when a young man at the office suggested that we take a house together in a commuting town it sounded like a great idea. He found the house, a weather beaten cardboard bungalow at eighty a month, but at the last minute the firm ordered him to Washington and I went out to the country alone. I had a dog, at least I had him for a few days until he ran away, and an old Dodge and a Finnish woman who made my bed and cooked breakfast and muttered Finnish wisdom to herself over the electric stove.

It was lonely for a day or so until one morning some man, more recently arrived than I, stopped me on the road.

“How do you get to West Egg Village?” he asked helplessly.

I told him. And as I walked on I was lonely no longer. I was a guide, a pathfinder, an original settler. He had casually conferred on me the freedom of the neighborhood.“

 Fitzgerald

F. Scott Fitzgerald (24 september 1896 – 21 december 1940
Hier met echtgenote Zelda

 

De Britse schrijfster en filmmaakster Shamim Sarif werd geboren op 24 september 1969 in Londen. Haar familie kwam uit Zuidfafrika en is van Zuid-Aziatische afkomst. Haar wortels inspireerden haar om haar bekroonde debuutroman te schrijven: The World Unseen, Daarin verkende zij de kwesties van ras, gender en seksualiteit, die ze later verwerkte in een film met Lisa Ray, getoond op het London Film Festival in 2007. Ze is de winnares van verschillende prijzen, o.a. voor The World Unseen. Voor de roman ontving zij de Pendleton May First Novel Award en de Betty Trask Award.

Uit: Despite the falling snow

“And yours, how was your work today?” she asks. They walk together to the small sofa and sit down. She likes the warmth of his leg touching hers, feels a stir of desire, but will not, or cannot show it.

“I don’t know.” His eyes are troubled. “It’s not the same since…”

“Since what?”

“You make me look at things in a different way, Katya.”

“But I’m proud of you. And your work. Why am I ruining it for you? Because I told you it was your father’s path?”

He looks at her for a long time, thinking about the answer. His eyes are still considering when he leans over gently and kisses her throat. She closes her eyes slightly against the pleasurable touch of his lips on her skin, and looking up at her, he catches that moment of release.

“No. Not just that,” he continues. “I don’t know how to explain. Everything looks new since I met you. It’s as though I was sleep-walking through the world up until now. You have sharpened all the blurred pictures that I had in my mind, and now I feel that I see things – or begin to see things – more clearly. I’m not really helping people, Katya. All I can do…”

 sarif

Shamim Sarif (Londen, 24 september 1969)

 

De Canadese dichter, essayist en schrijver Fernand Ouellette werd geboren in Montreal, Quebec, op 24 septenber 1930. Hij volgde vanaf 1943 klassieke studies aan het College Séraphique de Montreal en behaalde een diploma sociale wetenschappen van de Universite de Montreal in 1952. Vanaf 1955 schreef hij een aantal radio-scripts over Franse en buitenlandse schrijvers voor Radio-Canada. In 1958 werd hij mede-oprichter van het tijdschrift Liberté, en zijn editor-in-chief in 1960. In hetzelfde jaar begon hij met het produceren van culturele programma’s voor Radio-Canada, net zolang totdat 1991. Zijn correspondentie met Henry Miller en Pierre Jean Jouve, zijn ontmoeting met Edgard Varèse en zijn reizen in Europa markeren zijn ontwikkeling als schrijver en dichter. Hij won een aantal literaire prijzen.

Ma tristesse

Ma tristesse s’abandonne
à la mer, comme une barque
revient de la mort,
bellement nue
après le voyage.
Comment s’arracher de l’infini
qui me tient aux confins
des ténèbres?
Je tourne parfois sans fin,
comme oublié,
dans le silence de la saison froide.
Tout dérive avec le sang :
le coeur surtout plus noir qu’un poison.
Et je m’étonne d’avoir rêvé,
si près des arbres,
ébloui contre l’amante.
Certes la voix parlait bas,
mais pour mieux pointer sa dague.
Ou chantait désespérément
en brûlant les pierres.
La nuit et la lumière
confondaient leurs pouvoirs.

 

Présence

Puissante la lumière mange
l’air du proche horizon,
anime l’érable comme un vitrail
bien nuancé de vert.
L’œil s’exalte, quand
s’accroît l’illumination de ce qui respire.
(La terre est pourtant profonde,
pour les morts
délaissés dans leur croissance.)
Ce matin, pareil à une masse,
rampait le soleil affaibli des jours désolés,
comme s’il buvait un peu à la vasque
du monde :
vaine magnificence, sursaut de célébration,
avant la roue des saisons,
et le silence au ras du sol.

Ouellette

Fernand Ouellette (Montreal, 24 septenber 1930)

 

De Franse schrijver Yves Navarre werd geboren op 24 september 1940 in Condom. Zie ook mijn blog van 24 september 2008 en ook mijn blog van 24 september 2009.

Uit: Romances sans paroles

“L’amitié est purement sensuelle. Elle ne choisit pas son sexe. Elle est la même pour tout le Monde. Elle est tribale, d’une tribu qui n’a ni chef ni totem. Aucune morale, judéo-chrétienne ou freudienne, ne l’a récupérée. L’amour n’est que l’institution du péché originel. L’amitié est l’expression du secret individuel. J’adore rompre en amitié. Parce que la rupture amicale est une adoration. La rupture amoureuse, elle, est une blessure qui ne se referme pas. L’artiste ou l’humain y trouvent leur grain. Spectaculaire. Incident. La rupture amicale s’inscrit, dans une continuité. On devient amis ou amies à la vie et à la vie. Laissons la mort, la mort telle qu’on nous la fait vivre dans les églises ou sur les divans, mêmes chapelles, à la fin des histoires d’amour. Il n’y a pas d’amitié spécifiée sexuellement parce qu’il n’y a pas de milieux sexuels. Les “dits” normaux comme les “dits” anormaux sont partout. Indifférenciés. Il n’y a que certaines questions (racistes ?) pour imposer les principes, faux, d’une différence. Et des réponses (racistes ?) qui emploient les mêmes mots d’un jeu absurde. Et évitable.

[…]

Une trahison amicale ne se pardonne pas. L’amitié n’est pas du territoire des pardons. Elle n’est pas connue. Elle n’est pas dite. Elle n’est pas distribuée aux autres. Elle n’est pas désignée, annoncée. Ou alors, elle n’est plus. L’amitié, ce n’est pas forcément l’aveu. Le “forcément” est amoureux. L’amour dépouille. L’amitié vêt. L’amitié n’aime pas la syntaxe. Elle est la syncope de l’amour. Elle prolifère sans jamais être sue, avouée.”

 Navarre

 Yves Navarre (24 september 1940 – 24 januari 1994)

 

De Engels-Zweedse schrijfster en vertaalster Szilvia Molnar werd geboren op 24 september 1984 in Boedapest, Hongarije. Zie ook mijn blog van 24 september 2007.

Mine

I used to call her My oh my because she was the girl that braided her hair with yours and she was the one that woke up in the morning with grass stains on her ankles and dew on her shoulders.

In high school she came up to me and grabbed me by the arm. We walked up the stairs that led to the fourth floor and sat on a bench next to the darkroom. I looked at the long row of lockers and how its locks seemed so pleased being together. She pulled up my sleeve and bit me ’til it left a mark. She left me a scent of giggles and a note on my skin saying: “Now you’ll remember me.”

I walked around for five days with a bruise that had the backside of a rainbow and screams of My oh my. I’ve never been so angry before.”

 Molnar

Szilvia Molnar (Boedapest, 24 september 1984)

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Alfons Petzold werd geboren op 24 september 1882 in Wenen. Zie ook mijn blog van 24 september 2006 en ook mijn blog van 24 september 2008 en ook mijn blog van 24 september 2009.

Uit: Ich mit den müden Füßen

“„Dös is da neiche Bua.“

Die zwei anderen blickten mich neugierig an, und einer von ihnen meinte verächtlich: „Seawas, dea schaut wähch aus. A so a Grischpinkerl wüh a Bäck wean!“

Der dritte aber grinste mich freundlich aus seinem blonden Milchgesicht an: „No, no“, sagte er beschwichtigend und saugte dabei an seiner Pfeife, „wos klaa is, is zaach, muaß a denn glei a Ries´ sei? Gflickta, du host äh a net de Muskulatua von an Pflostaragsöhn. I woar aa a so a Kruz und jetzn bin i do scho drei Joah a Vizimischa, der sei Gschäfterl vastähd. Kumm, Klaaner, i wea da glei a Orweit gehm.“

Er zeigte mir nun, was ich zu tun hatte. Die gekneteten Teigstücke mußten in eine Maschine geschoben werden, welche sie in gleich große Teile formte. Aus diesen machten dann die Gesellen an langen Tischen die Semmeln.

Gegen zehn Uhr abends polterten die zwei anderen Lehrbuben die Stiege herunter. Sie waren in der Fachschule gewesen, wie ich aus den Spottreden erfuhr, mit denen sie von den Gesellen empfangen wurden.

Beide Burschen machten sich nun umständlich an die Arbeit. Kaum ein Wort wurde gesprochen; nur ein Saugen an den Pfeifen war hie und da in dem Trommeln des Semmelknetens zu hören.

Zu meinem größten Entsetzen klatschte sich manchmal einer oder der andere die nackte, schwitzende Brust mit einem Teigstück ab, und es war mir nach diesem Anblick lange nicht möglich, eine Semmel zu essen.

Da Auskneten des Kleingebäcks dauerte bis zwei Uhr nachts, dann kam das Brot an die Reihe. Glücklicherweise durften der eine Lehrling und ich uns schlafen legen, da zur Brotbereitung die Lehrbuben erst von einem gewissen Alter an zugezogen werden durften. Die gut organisierten Bäckergesellen wachten streng darüber, daß diese Vereinbarung in allen Werkstätten innegehalten wurde.”

petzold

Alfons Petzold (24 september 1882 – 25 januari 1923)

 

De Franstalige Zwitserse dichter, schrijver en essayist Charles Ferdinand Ramuz werd geboren op 24 september 1878 in Cully-sur-Lausanne. Zie ook mijn blog van 24 september 2008 en ook mijn blog van 24 september 2009.

Uit: Die große Angst in den Bergen (Vertaald door Hanno Helbling)

“Der Ammann redete immer noch.

Die Gemeindeversammlung, die an dem Abend um sieben begonnen hatte, war um zehn Uhr noch nicht zu Ende. Der Ammann sagte:

«Das sind so Geschichten. Man hat nie wirklich erfahren, was dort oben passiert ist, und jetzt ist das schon zwanzig Jahre her, eine alte Sache. Das Klarste daran ist für mich, daß wir seit zwanzig Jahren schönes Gras verkommen lassen, siebzig Kühe könnte man den ganzen Sommer lang davon ernähren; also, wenn ihr meint, die Gemeinde sei reich genug, um sich diesen Luxus zu leisten, dann sagt es; aber ich meine das nicht, und ich habe die Verantwortung …»

Unser Ammann Maurice Prâlong war nämlich von den Jungen portiert worden, und die Partei der Jungen unterstützte ihn; aber da war die Partei der Alten.

«Das ist es eben», sagte Munier, «du bist zu jung. Wir hingegen, wir erinnern uns noch.»

Und so erzählt er noch einmal wieder, was sich vor zwanzig Jahren zugetragen hatte auf der Alp droben, die Sasseneire heißt, und er sagte:

«Uns liegt an unserem Gras so gut wie euch, wir sorgen uns so sehr wie ihr um das Gemeindegut; aber zählt das Geld noch, wenn unser Leben auf dem Spiel steht?»

Darüber wurde gelacht; aber er:

«Doch, doch, ich sag’s euch, ich sag’s euch wirklich und sag es nochmal …»

«Nun komm!» sagte der Ammann …

Die Jungen unterstützten ihn weiter, aber die Alten setzten sich immer noch zur Wehr; und Munier:

«Das Leben, sage ich, das Leben der Tiere, das Leben der Leute …»

 ramuz

Charles Ferdinand Ramuz (24 september 1878 – 23 mei 1947)

 

De Nederlandse dichter Hendrik Tollens werd op 24 september 1780 te Rotterdam geboren. Zie ook mijn blog van 24 september 2007 en ook mijn blog van 24 september 2006 en ook mijn blog van 24 september 2008 en ook mijn blog van 24 september 2009.

Herfst (Fragment)

’t Laatste siersel, dat er wast,
Roekloos door elkaar gesmeten,
En in ’t voetzand zaamgetast.
Zie! de neergewaaide bladen
Hoogen de overplaste paden,
Waar nu ’t kruid verdronken ligt;
Voel! de gure najaarsregen
Snerpt ons uit het noorden tegen:
Lieve! dek uw boezem digt.
’t Laatste straaltje dreigt te smoren,
Eer de woudklok avond slaat.
Heeft de hemel ’t licht verloren,
Dat zijn blik zoo somber staat?

Loom en lustloos neergebogen,
Kruipt en kwijnt de trage dag;
Vaakrig ziet hij rond uit de oogen,
Met een halfgedwongen lach;
Magtloos poogt hij ’t hoofd te tillen,
Dat van gloed noch glansen bloost,
En beproeft een blik te spillen,
Die de treurige aarde troost:
O Mistrouw die valsche stralen,
Die het waatrig zonlicht schiet:
Zie! waar ginds die neevlen dwalen,
Treuren de overvallen dalen,
Die gij weerloos plondren ziet.

Zie! waar ginds die stormen pakken
En zich vormen voor ons oog,
Tilt het woud zijn naakte takken
Om ontferming naar omhoog.
Hoor! de losgebarsten rukken
Teistren kuif en kruin aan stukken,
En verhaavnen bosch en dreef;
Waar wij de oogen reiken kunnen,
Zien wij ’t laatste loof verdunnen,
Dat verstorven hangen bleef.

tollens

Hendrik Tollens (24 september 1780 -21 oktober 1856)

Mark Boog, Yves Navarre, F. Scott Fitzgerald

De Nederlandse dichter en schrijver Mark Boog werd geboren op 24 september 1970 in Utrecht.

Boog studeerde korte tijd Kunstmatige Intelligentie in zijn geboorteplaats Utrecht en werkte daarna even bij de PTT. In 1995 debuteerde hij als dichter in het tijdschrift De Appel. Daarna was hij actief in een schrijverscollectief dat onder meer het tijdschrift Mondzeer en de Reuzenkreeft uitgaf. In 2000 verscheen Boogs eerste dichtbundel Alsof er iets gebeurt (Meulenhoff), waarmee hij de C. Buddingh’-Prijs won. In 2006 won hij de VSB Poëzieprijs voor zijn bundel De encyclopedie van de grote woorden. In 2001 debuteerde Boog als romanschrijver met de roman De vuistslag (Meulenhoff). In de hierop volgende jaren volgden dichtbundels en romans elkaar in hoog tempo op. Boog publiceert bovendien in literaire tijdschriften als Hollands Maandblad en De Gids en treedt af en toe op.

 

 

Oud geluk

Oud geluk (niet te koop)
in oude kamers. Is dat niet mooi?

We wisten al dat de zin van de ervaring
de herinnering is, en dat daarbij desnoods
de ervaring achterwege gelaten mag worden,

maar zo helder zagen we het zelden.
Je sloot de deur, keek me aan met ogen van fluweel,
glanzend glad van ouderdom,
en achter de deur stierf men er op los,

als beesten, als gekken, als lemmingen,
als gestrande potvissen, alsof het niets is,
alsof wij de deur niet al veel eerder hadden gesloten.

 

 

Lichtval

Als ineens de zon de schaduwen
opzij veegt naar de verste hoeken van de
kamer, kijken we op maar zeggen niets.

Ik buig me naar het stof, neem af,
jij strekt een been om naar de keuken te gaan.
De richting staat elegant gecomponeerd
lichtval te verdragen.

Over de tafel hangt een gesprek.
We hebben het verlaten,
we bewegen ons nu schuchter door het huis,
de gevangenis van het schilderij ontwijkend.

Het is te mooi hier om waar
te zijn, we ontkennen dat – we leven nog.

 

BoogMark

Mark Boog (Utrecht, 24 september 1970)

 

De Amerikaanse schrijver Francis Scott Fitzgerald werd geboren op 24 september 1896 in Saint Paul, in de staat Minnesota. Zie ook mijn blog van 24 september 2007 en ook mijn blog van 24 september 2006 en ook mijn blog van 24 september 2008.

 

Uit: Bernice Bobs Her Hair

 

“After dark on Saturday night one could stand on the first tee of the golf-course and see the country-club windows as a yellow expanse over a very black and wavy ocean. The waves of this ocean, so to speak, were the heads of many curious caddies, a few of the more ingenious chauffeurs, the golf professional’s deaf sister — and there were usually several stray, diffident waves who might have rolled inside had they so desired. This was the gallery.

The balcony was inside. It consisted of the circle of wicker chairs that lined the wall of the combination clubroom and ballroom. At these Saturday-night dances it was largely feminine; a great babel of middle-aged ladies with sharp eyes and icy hearts behind lorgnettes and large bosoms. The main function of the balcony was critical. It occasionally showed grudging admiration, but never approval, for it is well known among ladies over thirty-five that when the younger set dance in the summer-time it is with the very worst intentions in the world, and if they are not bombarded with stony eyes stray couples will dance weird barbaric interludes in the corners, and the more popular, more dangerous, girls will sometimes be kissed in the parked limousines of unsuspecting dowagers.

But, after all, this critical circle is not close enough to the stage to see the actors’ faces and catch the subtler byplay. It can only frown and lean, ask questions and make satisfactory deductions from its set of postulates, such as the one which states that every young man with a large income leads the life of a hunted partridge. It never really appreciates the drama of the shifting, semicruel world of adolescence. No; boxes, orchestra-circle, principals, and chorus are represented by the medley of faces and voices that sway to the plaintive African rhythm of Dyer’s dance orchestra.

From sixteen-year-old Otis Ormonde, who has two more years at Hill School, to G. Reece Stoddard, over whose bureau at home hangs a Harvard law diploma; from little Madeleine Hogue, whose hair still feels strange and uncomfortable on top of her head, to Bessie MacRae, who has been the life of the party a little too long — more than ten years — the medley is not only the center of the stage but contains the only people capable of getting an unobstructed view of it.

With a flourish and a bang the music stops. The couples exchange artificial, effortless smiles, facetiously repeat “la-de-da-da dum-dum,” and then the clatter of young feminine voices soars over the burst of clapping.“

 

Fitzgerald

F. Scott Fitzgerald (24 september 1896 – 21 december 1940

 

 

 

De Franse schrijver Yves Navarre werd geboren op 24 september 1940 in Condom. Zie ook mijn blog van 24 september 2008.

 

Uit: Carnet de bord

 

« Samedi 30 août, il fait beau, le mistral souffle, j’ai froid aux doigts. J’ai donc vendu Petit-Pont, vite et mal, à des étrangers. Ils se sont présentés à Jean-Luc, mon voisin du moulin qui, pendant deux mois, a suivi pas à pas ma Claire Brévaille que je voudrais tant pouvoir considérer comme mon ultime roman-roman, comme les « nouveaux acquisiteurs ». Il y a de l’inquisition, dans l’air, partout, jusque da
ns l’humour involontaire. Le journal du jour publie une photo d’anciens combattants de la guerre d’Algérie, couverts de médailles, saluant les dépouilles mortelles de quatre poseurs de bombes racistes, victimes de leur propre bombe. C’est le début de l’après-midi. Je suis seul, c’est dur et c’est tant mieux. Je partirai le mardi 9 septembre. J’attends la visite de Juliette et de Jacques, la semaine prochaine. Ils m’aideront à franchir le gué. Henri, le père de Juliette, à qui j’ai dédié Killer , m’a écrit la semaine dernière qu’il prenait sa retraite l’an prochain. Je lui ai répondu que je prenais d’ores et déjà la mienne, à Paris, dès septembre. Tybalt, le nouveau chat qui m’a adopté il y a deux mois, fait le fou
dans les arbres, je ne l’imagine pas à Paris, dans l’appartement. J’avais, ici, à Petit-Pont, rêvé de finir mes jours. La vie, c’est toujours le début de la fin et, depuis mon accident, un quatrième âge que je n’avais pas prévu. Le sentiment de mort, personne n’en veut, les gens fuient. Les hôpitaux sont des prisons. L’expérience de l’accident n’est rien, alors, en regard de l’expérience humaine, absences de signes, désertions, rumeurs ou, pire, les rares visites quand elles sont imprévues, on vous assigne facilement à résidence, on vient vous voir comme ça, « je ne te dérange pas », et il faut entendre des « mais tu vas très bien », des « tu as bonne mine », des « tu t’en es bien sorti », des « tu m’appelles quand tu veux » ou des « tu sais que tu peux demander une aide ménagère à la Ville de Paris » ou enfin « j’avais honte la semaine dernière de voir qu’il n’y avait rien dans ton réfrigérateur ». La solitude vire à l’isolement, la prison de chez soi, convalescent, devient encore plus exiguë. On reçoit des cartes « sursum corda, Michel », « moi je vais très bien et toi, sais-tu toujours aussi bien souffrir, François » ou « de tous mes amis tu es le moins visible, Michel ». Que faire ? A l’Assistance publique succède une assistance privée, Jean-Luc, Anne, Didier, Émile et surtout Fanny & Charli . Un chat est revenu dans ma vie, brave Tybalt que j’avais d’abord baptisé Mimi croyant à une belle et qui porte désormais le nom du frère de Juliette dans Roméo et Juliette, celui qui tue Mercutio. Il est sur mes genoux, il me tient chaud et il ronronne très fort. Dès le retour à Paris, il faudra que je le fasse châtrer.“

 

navarre

Yves Navarre (24 september 1940 – 24 januari 1994)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e september ook mijn vorige blog van vandaag.

Yves Navarre, F. Scott Fitzgerald, Charles Ferdinand Ramuz, Alfons Petzold, Hendrik Tollens, Szilvia Molnar

De Franse schrijver Yves Navarre werd geboren op 24 september 1940 in Condom. Hij studeerde Spaanse, Engelse en Franse literatuur. Vanaf 1965 studeerde hij aan het  Ecole des Hautes Etudes Commerciales du Nord. Daarna werkte hij als tekstschrijver voor een agentschap. In 1958 was hij al begonnen werk naar uitgeverijen te sturen, maar zijn eerste roman Lady Black werd pas in 1971 uitgegeven, in 1973 gevolgd door Les Loukoums. Een reeks romans volgden, vaak – zoals in Le Petit Galopin de nos corps, 1977 en Portrait de Julien devant la fenêtre, 1979 – over een liefdesrelatie tussen twee mannen. Navarre schreef ook toneel, bijvoorbeeld Il pleut : si on tuait papa-maman, La Guerre des piscines, and Les Dernières Clientes. Voor Le Jardin d’acclimation kreeg hij in 1980 de Prix Goncourt. In 1981 en 1988 nam hij deel aan de campagne voor de presidentsverkiezingen aan de zijde van François Mitterand. Hij voelde zich als romancier echter miskend en inefficiënt in de rol van campagnevoerder. Van 1990 tot 1993 woonde Navarre in Montreal, Quebec. In zijn roman uit 1992 Ce sont amis que vent emporte vertelt hij het verhaal van een beeldhouwer, Roch, en een danser, David. Het boek beschrijft hun gevecht tegen aids. Na zijn terugkeer naar Frankrijk raakte Navarre in een depressie en pleegde hij in 1994 zelfmoord met behulp van barbituraten.

Uit: Les Fleurs de la mi-mai

 

Première partie. Rive d’ombres. Du 11 février au 11 mars. Ce soir-là, un lundi 11 février, trois mois jour pour jour après son accident, il comprit qu’il ne pouvait plus compter sur la compassion de celles et ceux, proches, qu’il avait aimés ou admirés, alors il reprit espoir. Avec un doigt de la main droite, puisqu’il avait perdu l’usage de la main gauche et qu’il avait toujours tapé avec l’index de chaque main quand il n’écrivait pas au stylo de la main droite, gaucher contrarié qu’il avait été sans le savoir, il entreprit d’écrire en direct du malheur, contre tout orgueil et toute conviction, pour se tenir en vie, le roman du possible retour, envers et contre tout ou presque, envers et contre presque toutes et tous. Le projet, c’était la mi-mai. Ainsi, une fois de plus, il écrirait pour reculer la date de sa mort. Tout irait mieux le lendemain, au jour levé. Il avait chassé ceux qui venaient et attendu ceux qui ne venaient pas. Il avait été amoureux, incertain, douteux. Il doutait encore. Il venait de passer plusieurs semaines à La Résidence, le plus moderne centre de rééducation fonctionnelle. Là, il avait réappris à marcher sans trop tituber, seul, les mains dans les poches, et à gravir les marches des escaliers sans tenir la rampe. Là aussi, parce que Anne lui avait fait confiance, il avait appris à taper d’un seul doigt, tenant sa main gauche calmement à plat sur le bureau, à côté de la machine à écrire. Là enfin, il avait côtoyé les brisés, les brûlés, les gueules cassées, les cloués au fauteuil à roulettes. Il avait servi de brancardier pour l’une, de brancardier pour l’autre quand il y avait trop de monde dans l’ascenseur et qu’il fallait se rendre vite au réfectoire, il avait écouté chacun raconter son accident ou cacher au voisin une mort inévitable connue de tous et du voisin également, ce qui lui avait donné un calme, une sérénité du regard qui faisait baisser les yeux aux autres. Il s’en sortirait, lui. Il rentrerait chez lui et, par colère, il en ferait le texte qui lui permettrait peut-être de voir les fleurs de la mi-mai.

12 février, rendre l’ombre à la lumière, livrer le clair au clair et l’obscur à l’obscur, et, sans accuser le trait, livrer la vérité à une épure, une vérité, rien qu’une vérité. En faire un livre, en vivre, en revivre qui sait, main gauche à plat sur le bureau. Il y avait une grande pancarte dans l’entrée de l’établissement, La Résidence mérite votre respect. Il ne fallait pas dire les patients, ou les malades, mais les résidents. Le luxe du lieu cachait à grand-peine la misère et l’effroi, chacune, chacun, plus que jamais devait prendre son malheur en patience. La Résidence donnait bonne conscience, c’était luxueux, confortable, remboursé à 100 %.”

 

navarre05

Yves Navarre (24 september 1940 – 24 januari 1994)

 

 

De Amerikaanse schrijver Francis Scott Fitzgerald werd geboren op 24 september 1896 in Saint Paul, in de staat Minnesota. Zie ook mijn blog van 24 september 2007 en ook mijn blog van 24 september 2006.

 

Uit: BERNICE BOBS HER HAIR

 

“After dark on Saturday night one could stand on the first tee of the golf-course and see the country-club windows as a yellow expanse over a very black and wavy ocean. The waves of this ocean, so to speak, were the heads of many curious caddies, a few of the more ingenious chauffeurs, the golf professional’s deaf sister — and there were usually several stray, diffident waves who might have rolled inside had they so desired. This was the gallery.

The balcony was inside. It consisted of the circle of wicker chairs that lined the wall of the combination clubroom and ballroom. At these Saturday-night dances it was largely feminine; a great babel of middle-aged ladies with sharp eyes and icy hearts behind lorgnettes and large bosoms. The main function of the balcony was critical. It occasionally showed grudging admiration, but never approval, for it is well known among ladies over thirty-five that when the younger set dance in the summer-time it is with the very worst intentions in the world, and if they are not bombarded with stony eyes stray couples will dance weird barbaric interludes in the corners, and the more popular, more dangerous, girls will sometimes be kissed in the parked limousines of unsuspecting dowagers.

But, after all, this critical circle is not close enough to the stage to see the actors’ faces and catch the subtler byplay. It can only frown and lean, ask questions and make satisfactory deductions from its set of postulates, such as the one which states that every young man with a large income leads the life of a hunted partridge. It never really appreciates the drama of the shifting, semicruel world of adolescence. No; boxes, orchestra-circle, principals, and chorus are represented by the medley of faces and voices that sway to the plaintive African rhythm of Dyer’s dance orchestra.

From sixteen-year-old Otis Ormonde, who has two more years at Hill School, to G. Reece Stoddard, over whose bureau at home hangs a Harvard law diploma; from little Madeleine Hogue, whose hair still feels strange and uncomfortable on top of her head, to Bessie MacRae, who has been the life of the party a little too long — more than ten years — the medley is not only the center of the stage but contains the only people capable of getting an unobstructed view of it.

With a flourish and a bang the music stops. The couples exchange artificial, effortless smiles, facetiously repeat “la-de-da-da dum-dum,” and then the clatter of young feminine voices soars over the burst of clapping.

A few disappointed stags caught in midfloor as they had been about to cut in subsided listlessly back to the walls, because this was not like the riotous Christmas dances — these summer hops were considered just pleasantly warm and exciting, where even the younger marrieds rose and performed ancient waltzes and terrifying fox trots to the tolerant amusement of their younger brothers and sisters.

 

fitzgeraldfscot

F. Scott Fitzgerald (24 september 1896 – 21 december 1940

 

De Franstalige Zwitserse dichter, schrijver en essayist Charles Ferdinand Ramuz werd geboren op 24 september 1878 in Cully-sur-Lausanne. Zijn vader was een handelaar in koloniale waren en wijn. Na het gymnasium schreef hij zich in aan de filosofische faculteit van de universiteit van Lausanne. Rond 1900 was hij voor het eerst in Parijs om zijn studie voort te zetten. Hij wilde promoveren op de dichter Maurice de Guérin, maar gaf dat plan op om zelf dichter te worden. In Parijs leerde hij ook zijn vrouw, de schilderes Cécile Cellier kennen. In 1914 verliet Ramuz Parijs en vestigde zich met zijn gezin in Lausanne. Zijn werk Histoire du Soldat werd door Igor Strawinsky op muziek gezet. De roman Derborence, gebaseerd op historische gebeurtenissen uit 1714 werd in 1985 door Francis Reusser verfilmd. Farinet ou la fausse monnaie
over de valsemunter Joseph-Samuel Farinet diende in 1938 al als gegeven voor de film Farinet ou l’or dans la montagne van Max Haufler.

 

Uit: Derborence

 

Il tenait de la main droite une espèce de long bâton noirci du bout qu’il enfonçait par moment dans le feu ; l’autre main reposait sur sa cuisse gauche.
C’était le vingt-deux juin, vers les neuf heures du soir.
Il faisait monter du feu avec son bâton des étincelles ; elles restaient accrochées au mur couvert de suie où elles brillaient comme des étoiles dans un ciel noir.
On le voyait mieux alors, un instant, Séraphin, pendant qu’il faisait tenir son tisonnier tranquille ; on voyait mieux également, en face de lui, un autre homme qui était beaucoup plus jeune, et lui aussi était accoudé des deux bras sur ses genoux remontés, la tête en avant.
– Eh bien, disait Séraphin, c’est-à-dire le plus vieux, je vois ça… Tu t’ennuies.
Il regardait Antoine, puis s’est mis à sourire dans sa barbiche blanche :
– Il n’y a pourtant pas si longtemps qu’on est montés.
Ils étaient montés vers le quinze juin avec ceux d’Aïre, et une ou deux familles d’un village voisin qui s’appelle Premier : ça ne faisait pas beaucoup de jours, en effet.
Séraphin s’était remis à tisonner les braises où il avait jeté une ou deux branches de sapin ; et les branches de sapin prirent feu, si bien qu’on voyait parfaitement les deux hommes, assis en face l’un de l’autre, de chaque côté du foyer, chacun sur le bout de son banc : l’un déjà âgé, sec, assez grand, avec de petits yeux clairs enfoncés dans des orbites sans sourcils, sous un vieux chapeau de feutre ; l’autre beaucoup plus jeune, ayant de vingt à vingt-cinq ans, et qui avait une chemise blanche, une veste brune, une petite moustache noire, les cheveux noirs et taillés court.
– Voyons, voyons, disait Séraphin… Comme si tu étais à l’autre bout du monde… Comme si tu allais être séparé d’elle pour toujours…
Il hocha la tête, il se tut.
C’est qu’Antoine n’était marié que depuis deux mois ; et il importe de noter tout de suite que ce mariage ne s’était pas fait sans peine. Orphelin de père et de mère, il avait été placé à treize ans comme domestique dans une famille du village, tandis que celle qu’il aimait avait du bien. Et longtemps sa mère à elle n’avait pas voulu entendre parler d’un gendre qui n’aurait pas apporté au ménage sa juste part. Longtemps la vieille Philomène avait secoué la tête, disant : ” Non ! ” puis : ” Non ! ” et encore ” Non ! ” Qu’est-ce qui se serait passé si Séraphin n’avait pas été là, c’est-à-dire tout à fait à la place qu’il fallait et important à cette place, car il était le frère de Philomène, femme Maye, qui était veuve, et, n’étant pas marié, c’était lui qui menait le train de sa sœur ? Or, Séraphin avait pris le parti d’Antoine ; et il avait fini par avoir le dessus.
Le mariage avait eu lieu en avril ; maintenant Séraphin et Antoine étaient, comme on dit, en montagne.

 

RamuzCharlesFerdinand

Charles Ferdinand Ramuz (24 september 1878 – 23 mei 1947)

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Alfons Petzold werd geboren op 24 september 1882 in Wenen. Zie ook mijn blog van 24 september 2006.

 

Ich bin das Schwere und das Harte

 

Ich bin das Schwere und das Harte,
Du bist die sanfte Leichtigkeit,
Du baust aus Sonne eine Warte,
ich grabe Höhlen in die Zeit.
Was ich an Dunkel mir ersparte,
das machst du licht und liederweit,
Du bist die Glänzende u
nd Zarte,
um die sich all mein Denken reiht.

Ich ringe mit dem Unsagbaren,
um seines Geistes irdisch Los,
Du liegst noch wie in Kinderjahren
ganz demütig in seinem Schoß.
Ich kämpfe mit ihm Lend’ an Lende
und denk im Kampfe kaum an Dich,
Du aber streckst die lieben Hände
zu ihm empor, für wen? Für mich!

 

Jede Nacht ist eine Stufe

Jede Nacht ist eine Stufe
zur Erfüllung meiner Sehnsucht hin
und auf jeder steh ich lang und rufe
laut nach Dir mit überwachem Sinn.

Gläubig hülle ich mein Denken
in die Seide meiner Liebe ein.
Einmal wirst Du kommen und im Schenken
reich wie jetzt in dem Versagen sein.

 

 

O so Lipp’ an Lippe hängen dürfen

O so Lipp’ an Lippe hängen dürfen
eine lange schöne Ewigkeit,
aus des ander’n Atem Süße schlürfen
für die Bitternis der argen Zeit.

Nichts mehr reden, sondern nur noch lauschen,
wie des ander’n Herzschlag schneller geht –
und in allen Gliedern dieses Rauschen,
das Gesang ist und zugleich Gebet

 

Petzold

Alfons Petzold (24 september 1882 – 25 januari 1923)

 

De Nederlandse dichter Hendrik Tollens werd op 24 september 1780 te Rotterdam geboren. Zie ook mijn blog van 24 september 2007 en ook mijn blog van 24 september 2006

 

MIJNE VERZEN

 

Zielloos staat gij, levenloos,
Zonder klem of zwier,
Zangen, uit mijn hart geweld!
Op het koud papier.

Neen, van ’t uitgestroomd gevoel
Vonkt in u geen sprank:
Zielloos zijt gij, levenloos,
Noten zonder klank!

‘k Heb de borst met u geroerd
En het hart gekneed,
Maar mijn adem was de ziel,
Die u leven deed.

‘k Schiep met klem en kracht van toon
Al úw kracht en klem;
‘k Blies u geest en leven in
Met mijn eigen stem!

O, Wie op mijn dode kunst
Nog in deernis ziet,
Geve hij ’t leven nogmaals weer
Aan mijn zielloos lied.

Of wat is ’t gevoel en vuur,
Dat mijn zang bezit?
Of wat is zijn verv’ en zwier?
Treurig zwart op wit.

‘k Vraag terug, van elk terug,
Wat mijn kunst ontviel:
’t Is de nadruk van de toon –
De afdruk van de ziel.

Wie te traag is, te loom van bloed,
Adem heeft noch stem,
Roert mijn koude zangen niet:
Zij zijn
dood voor hem.

 

 

Wien Neêrlands bloed

Wien Neêrlands bloed in d’ad’ren vloeit
Van vreemde smetten vrij
Wiens hart voor land en koning gloeit
Verheff’ de zang als wij!
Hij zett’ met ons, vereend van zin,
Met onbeklemde borst,
Het godgevallig feestlied in
Voor Vaderland en Vorst,
Voor Vaderland en Vorst.

De Godheid, op haar hemeltroon
Bezongen en vereerd
Houdt gunstig ook naar onze toon
Het heilig oor gekeerd:
Zij geeft het eerst, na ’t zalig koor
Dat hoger snaren spant
Het rond en hartig lied gehoor
Voor Vorst en Vaderland,
Voor Vorst en Vaderland.

Bescherm, o God! bewaak de grond,
waar op onze adem gaat,
De plek waar onze wieg op stond,
Waar eens ons graf op staat.
Wij smeken van Uw Vaderhand,
Met diepgeroerde borst,
Behoud voor ’t lieve Vaderland,
Voor Vaderland en Vorst,
Voor Vaderland en Vorst.

Dring’ luid, van uit ons feestgedruis
Die beê uw hemel in:
Bewaar de Vorst, bewaar zijn huis
En ons, zijn huisgezin.
Doe nog ons laatst, ons jongst gezang
Die eigen wens gestand:
Bewaar, o God! de Koning lang
En ’t lieve Vaderland,
En ’t lieve Vaderland.

 

Tollens

Hendrik Tollens (24 september 1780 -21 oktober 1856)

 

 

 Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 24 september 2007

 

De Engels-Zweedse schrijfster en vertaalster Szilvia Molnar werd geboren op 24 september 1984 in Boedapest, Hongarije.