Arthur Conan Doyle, Alfonsina Storni, Anne de Vries, Kees Winkler


De Britse schrijver Sir Arthur Ignatius Conan Doyle werd geboren in Edinburgh op 22 mei 1859. In 1890 specialiseerde Conan Doyle zich in Wenen in de oogheelkunde en verhuisde in 1891 naar Londen waar hij een praktijk opzette als oogarts, hoewel hij daar weinig patienten meer heeft behandeld. Conan Doyle was daarnaast een fervent sporter. Hij speelde cricket, bokste met overtuiging en stond, ongebruikelijk voor zijn tijd, in Zwitserland op ski’s (een sport die hij in Noorwegen had leren kennen). Als beginnend arts was Conan Doyle reeds begonnen met het schrijven van verhalen. In 1887 verscheen A Study in Scarlet, waarin Sherlock Holmes voor het eerst zijn opwachting maakte. De verhalen rond Holmes (Bakerstreet 221b), verschijnende in het tijdschrift The Strand, betekenden een belangrijke vernieuwing van het genre en werden in korte tijd zeer populair. De druk, die dit legde op Conan Doyle, maakte dat zijn personage hem ernstig dwars ging zitten. In november 1891 schreef hij aan zijn moeder: ‘Ik denk erover Holmes te doden… zodat hij voor eens en altijd verdwenen is. Hij leidt mijn gedachten af van betere dingen’. In december 1893 gebeurde dit ook, in het verhaal The Final Problem, waarin Holmes en zijn aartsvijand Professor Moriarty gezamenlijk in de Reichenbachwaterval in Zwitserland vallen en kennelijk omkomen. Zijn lezers pikten dit echter niet en Holmes keerde als kennelijke overlever van het drama bij de watervallen terug in menig verhaal

 

Uit: The Return of Sherlock Holmes
 

“It can be imagined that my close intimacy with Sherlock Holmes had interested me deeply in crime, and that after his disappearance I never failed to read with care the various problems which came before the public, and I even attempted more than once for my own private satisfaction to employ his methods in their solution, though with indifferent success. There was none, however, which appealed to me like this tragedy of Ronald Adair. As I read the evidence at the inquest, which led up to a verdict of wilful murder against some person or persons unknown, I realized more clearly than I had ever done the loss which the community had sustained by the death of Sherlock Holmes. There were points about this strange business which would, I was sure, have specially appealed to him, and the efforts of the police would have been supplemented, or more probably anticipated, by the trained observation and the alert mind of the first criminal agent in Europe. All day as I drove upon my round I turned over the case in my mind, and found no explanation which appeared to me to be adequate. At the risk of telling a twice-told tale I will recapitulate the facts as they were known to the public at the conclusion of the inquest.”

 

 

 

Doyle
Arthur Conan Doyle (22 mei 1850 – 7 juli 1930)

 

De Argentijnse dichteres Alfonsina Storni werd geboren in Sala Capriasca, Zwitserland op 22 mei 1892. Op vierjarige leeftijd verhuisde ze met haar ouders wegens economische omstandigheden naar Argentinië, waar ze woonde in Rosario, Santa Fe en Buenos Aires. Ze publiceerde in zeven dichtbundels, een Antología poética in 1938 en een boek met poëzie in de vorm van proza, Poemas de amor. Ziek door kanker, pleegde ze zelfmoord door zich te verdrinken in zee bij Mar del Plata op 25 oktober 1938, nadat ze naar La Nación haar laatste gedicht had verstuurd “Voy a dormir”.

 

 

Am Going to Sleep

 

Teeth of flowers, hairnet of dew,
hands of herbs, you, perfect wet nurse,
prepare the earthly sheets for me
and the down quilt of weeded moss.

I am going to sleep, my nurse, put me to bed.
Set a lamp at my headboard;
a constellation; whatever you like;
all are good: lower it a bit.

Leave me alone: you hear the buds breaking through . . .
a celestial foot rocks you from above
and a bird traces a pattern for you

so you’ll forget . . . Thank you. Oh, one request:
if he telephones again
tell him not to keep trying for I have left .
. .

 

 

 

Lighthouse in the Night

 


The sky a black sphere,
the sea a black disk.

The lighthouse opens
its solar fan on the coast.

Spinning endlessly at night,
whom is it searching for

when the mortal heart
looks for me in the chest?

Look at the black rock
where it is nailed down.

A crow digs endlessly
but no longer bleeds.

 

 

 

Storni
Alfonsina Storni
(22 mei 1892 – 25 oktober 1938)

 

De Nederlandse schrijver en onderwijzer Anne de Vries werd geboren op 22 mei 1904. Hij werd vooral bekend door een tweetal streekromans over de Drentse jongen Bartje. Zijn jeugd bracht de Vries  hij door op een oude boerderij die eenzaam was gelegen in het veld bij Assen. Als scholier schreef hij berichtjes voor de Asser Courant die hem twee kwartjes per stuk opleverden. Ook schreef hij eens een kerstverhaal dat een rijksdaalder waard was. Uit heimwee naar zijn Drentse geboortegrond schreef hij zijn eerste boekjes in zijn latere woonplaats Zeist. Daar schreef hij ook het boek Bartje dat niet lang daarna een begrip werd. Naar eigen zeggen mag dit boek niet gezien worden als een autobiografie.

 

Uit: De storm steekt op

 

“Het kwam misschien door de storm dat Frits op die morgen in Maart 1942 baldadiger was dan ooit. Die joelde nog door zijn hoofd, nadat hij zich als de leider van een troep schreeuwerige buitenjongens op de fiets naar de stad had laten blazen, die raasde ze allen door het bloed en bracht ze tot een wilde stoeipartij op het schoolplein. Maar plotseling viel er een stilte en ze groepten samen, want ze zagen meneer Muys komen, het kleine driftige Muysje met zijn glinsterbril en zijn geitenbaardje, leraar Duits en Geschiedenis, ook wel genoemd ‘de Afrikaan’. Hij was een paar weken ziek geweest en niemand wist precies wat hem gescheeld had; sommigen zeiden ‘bronchitis’ en anderen ‘overspannen’. De meesten waren overtuigd van het laatste en nauwelijks was de leraar de stoep op, of Frits kwam met een overmoedig plan voor de dag. Ze moesten het die lelijke Afrikaan vandaag zo lastig maken, dat hij morgen weer op zijn bed zou liggen.

De anderen schrokken er van, dat zag hij wel, maar toch was er niemand die protesteerde. Voor Muys durfde niemand het op te nemen, want hij ging door voor een Moffenknecht en landverrader. De andere leraren waren allemaal ‘goed’ en dat merkte je dagelijks.”

 

 

DeVries
Anne de Vries
(22 mei 1904 – 29 november 1964)

 

De Nederlandse dichter Kees Winkler werd op 22 mei 1927 in Hoorn geboren. Winkler studeerde medicijnen en was in zijn studietijd redacteur van het studentenblad Propria Cures. Kees Winkler werkte na zijn artsexamen als bibliothecaris bij het herseninstituut aan de Universiteit van Amsterdam. Kees Winkler debuteerde in 1960 met de bundel “Tussen twee oorlogen”. Hierna verscheen nog een elftal bundels. Winkler schreef vooral over het alledaagse leven. Zijn poëzie werd in 1997 gebundeld in zijn “Verzamelde gedichten”. In 1985 stelde Kees Winkler de bloemlezing “Liefde is het enige; de honderd mooiste liefdesgedichten na 1945” samen. In 1972 kreeg Winkler de Henriette Roland Holst-prijs voor zijn poëzieoeuvre. Kees Winkler overleed in april 2004 in Amsterdam op 76-jarige leeftijd. De laatste jaren van zijn leven leed Winkler aan de ziekte van Parkinson.

September

 

Mijn hemel de rozen verwelken
de treurwilg staat al op nul
aanschouw het zéro van de kelken
mijn hemel wat ben ik een sul

 

Ik had van de roos moeten plukken
meeldraden uit moeten zeven
alleen om een kwestie van bukken
verspeel ik de winst van een leven

 

Bij de rozenhof in het Vondelpark
staat stil de tuinman met zijn hark
en ziet de bloemen kwijnen

 

Geven wij elk het zijne
de dichter staat voor zijn sonnet
een tuinman voor het rozenbed

 

 

De dichter en de dood

 

Ik peuter maar wat en ik mier
aan gindse wilgen hangt mijn lier
onbereikbaar voor de hand
in ’t bekende polderland.

Ik peuter wat en mier verder
in de woestijn is geen herder
de wolf in schaapskleren gehuld
huilt, doch de jager brult

Brult tegen de karavaan
die verder trekt naar Ispahan
brult vanwege de vette kamelen
en de ruiters die ze bevelen

Eén raakt achter, wordt verslonden
wolven vechten om de botten
de karavaan is niet te stoppen
de enkeling gaat snel te gronde.

 

 

Winkler
Kees Winkler (22 mei 1927 –  1 april 2004)