Gerrit Krol, Thomas Rosenlöcher

De Nederlandse dichter en schrijver Gerrit Krol werd geboren op 1 augustus 1943 in Groningen. Zie ook alle tags voor Gerrit Krol op dit blog.

 

Athletiek

Junior heeft gelopen.
Hij wordt opgevangen
en tot stilstand gebracht;
het voordeel in zijn rug
bekeken en gemeten
de lengte van zijn schoen,
de druppel aan zijn neus
afgenomen, doorgegeven;
het voordeel in zijn rug,
de thermometerstand
vermenigvuldigd met
de luchtweerstand,
uitgerekend: Junior
heeft gelopen – hoera –
harder dan in Rome
vier jaar terug,
het record is gebroken!
En van de tribune komt kaal,
oud en fier – hoera –
de legendarische Huizinga
die voor de Eerste Wereldoorlog
het tweemaal heeft opgenomen
tegen een paard – om Junior
de hand te schudden.

 

Landschap

Ik ben na jaren terug,
op een gewone dag; het pad
leidt langs de kant
van russen en laagveen
naar waar de molen staat
van ijzer en manshoog;
zijn draaipot is vernield.

Het veen is omgekeerd,
de heide uitgebrand
van vuursteen; in de kuilen
ligt papier, de kuil
waar ik voorover lag
op een grijze morgen,
die kuil was hier.

 

Kleine oorlog

De illegalen zijn weer gevaarlijk
met hun fluitkoord om de hals.

Zij zeggen: als de sneeuw vuil is,
waarmee zal het worden gereinigd?

Dat is ons parool. En nog meer.
Want wie geen parool heeft is gek.

Zij werpen brandende lucifers
op een burger zijn kleren.

Zo een vrouw in de Spuistraat:
zij wordt met 1 schot neergelegd.

Afgelegd en de borsten gewreven,
of het niets is, met jongensgenade.

Dan komt het comitee te paard
om te zien of het is beëindigd.

 

Gerrit Krol (1 augustus 1934 – 24 november 2013)

 

De Duitse dichter en schrijver Thomas Rosenlöcher werd geboren op 29 juli 1947 in Dresden. Zie ook alle tags voor Thomas Rosenlöcher op dit blog.

 

De stille grond

Van heel hoog boven, als uitgegoten,
maar zich stil losmakend, viel
rechts links de heuvel af een klein juichend geluk
als een hemelgordijn omlaag. Kortom, het sneeuwde,
zeilend door de lucht, tot op de grond.
Dat het takje van elke tak, beladen met sneeuw,
een ander, wit gevederd, kruiste,
en ik door een steeds grotere wirwar liep.
De brug sliep al lang onder de boog van de brug.
Slechts tot zichzelf nog sprak de beek,
als buikspreker. En zelfs als mijn sjokken
me trouw over de weg zigzaggend volgde,
bleef onbegrijpelijk dat ooit mijn voet
op een dag in het wit voor mij zou kunnen stappen.
Vooral omdat het profiel van de zool
de voetafdruk van elk moment onder zich begroef.
Zo leefde ik. Niemand kwam me tegemoet.
Zelfs mijn vader niet, veel te lang al dood.
Nog slechts een bundel botten in de grond.
Dat het me nu toch gelukt was,
om hem te vergeten want ik liep en liep,
niet wetende dat ik al lang net zoals hij
mijn armen achter mij gekruist hield terwijl ik liep.
En dat door alle vorst en sneeuw
mijn baard en haar wit geworden waren,
alsof hij mij in mijzelf tegemoet kwam
en niemand stierf. Krankzinnig gestuif
diagonaal over de weg. Onder mij in het ijs
van zeer grote bellen, de snelle pulsatie.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Thomas Rosenlöcher (Dresden, 29 juli 1947)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e augustus ook mijn blog van 1 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 1 augustus 2019 en ook mijn blog van 1 augustus 2017 en ook mijn blog van 1 augustus 2011 deel 3.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *