Mehis Heinsaar, Thomas Rosenlöcher

 De Estse schrijver Mehis Heinsaar werd geboren op 1 augustus 1973 in Tallinn. Zie ook alle tags voor Mehis Heinsaar op dit blog.

Uit: The Traveller’s Happiness

“The traveller’s happiness came from Latvia. Who knows what kind of mood it was in when it came or who sent it on its way, but in any case, it came with a big southern wind. Together with late summer clouds it sailed over large forests and felled areas, over rivers and villages like a sparkling wind or vaporized water – without a sound, color, or scent – carrying further and further towards Estonia. Over Ruhja and Ungurini, over Lilli and Karksi, until the squall blew him into the mouth of a man in the middle of Halliste as he was yawning in his own yard. Happiness slid down his windpipe, straight to the exhausted stomach from various food and drinks, mixing there with glands and acids, carrying long exhausted rivers of nerves to the brain and the soul, received an imagine and thought for itself, eyes and hearing, finally understood that his name is now Aap Anderson and thought while rejoicing:
„Yes, yes, I am a 50 year-old man already, I have worked hard all my life and I have 3 healthy and strong children, 4 bank accounts, 2 houses, a wife whom I don’t love, though who loves me more than that, and also a lover in Haapsalu who keeps my soul young. I couldn’t want anything more from life!”
And the traveller’s happiness went into the room and made a fire in the fireplace, stuffed his pipe full of tobacco and poured himself 50 grams. Yes, it’s good to be alive!
Having drank his cognac and lit his pipe, happiness now remembered his former youth and first love, that beautiful and poor girl, whom he had left in the name of a better life, years of endless hard work on different farms, beautiful moments spent with friends fishing and in the mountains and now all this brought wistful tears to his eyes.
„Yes, yes, I have lived a difficult but interesting life,” he thought. „I have worked and seen poverty, amassed wealth, gained respect and despite an ulcer and kidney stones I am doing better and better.”
But then happiness became bored for some reason in this totally exhausted and wheezy body and left through the pipe smoke and breath from Aap Anderson, flying from the house through an open window and with a southern wind further towards Viljandi.
It was carried over yellow cornfields, green fir groves and low alder trees as scentless and colorless plankton, as a subtle flicker until one insect-catching swallow accidently bit it and swallowed it. The traveller’s happiness now became a swallow and glided up and down hunting insects, with lightening-quick dashes forwards and backwards, feeling enjoyment from the warm light around him and the sweet meat of the flies, though the bird cast him out of his backside at Mustla and happiness rained down straight as bird shit into the eye of a man laying down in the grass. He jumped up frightened, rubbed his eyes and thus pressed happiness ever deeper into his skull, intestines and nerves, until happiness finally fused with the man and understood that his name is now Venjamin the metal worker, that he is missing his left hand and his liver is worn out through drinking, though life is still beautiful and worth all that mi¬sery. Happiness looked for a time more together with Venjamin between the nomadic clouds and swallows among of them, drank half a bottle of vodka lounging on the grass next to him, then, while smiling, tore a strap from his belt and went into the room whistling to beat his wife.”

 

Mehis Heinsaar (Tallinn, 1 augustus 1973)

 

De Duitse dichter en schrijver Thomas Rosenlöcher werd geboren op 29 juli 1947 in Dresden. Zie ook alle tags voor Thomas Rosenlöcher op dit blog.

 

Het paradijs van het bekijken

Diep de struiken. De lieve God ziet alles.
Lieve God? Wie gelooft er nog in
zei ze terwijl we neerhurkten
en ik met een onderzoeksstokje,
ow, doet dat pijn? haar van binnen raakte.
Een teer ingelijst, lusjesachtig rood.
Het diepste mysterie in de wereldgeschiedenis.
Zelfs het stokje rook ernaar.
En aangrenzend begon een haan te kraaien,
totdat hij het hoogste kraaipunt bereikte
en onze lichtgroene bladerenholte
in het sijpelende licht bevroor tot zwaar goud,
maar boven ons, als keek God toch toe,
doemde een schaduw op: “Hou op, mijn moeder.”
En met gebogen knieën, naar voren stappend,
naar voren leunend, de struik opzij houdend,
keek zij ons daarbinnen met een serieuze bril aan:
Wat doen jullie toch daar beneden in de struiken –
Kom eruit, viezerikken! – Oh, we slopen
langs haar heen alsof we elkaar nooit hadden
ontmoet: laat je hier nooit meer zien!
Een uitgestrekte arm die me voor altijd
uit het paradijs van het bekijken verdreef.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Thomas Rosenlöcher (Dresden, 29 juli 1947)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e augustus ook mijn blog van 1 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 1 augustus 2019 en ook mijn blog van 1 augustus 2017 en ook mijn blog van 1 augustus 2011 deel 3.

Maja Lunde, Thomas Rosenlöcher

De Noorse schrijfster en scenariste Maja Lunde werd geboren in Oslo op 30 juli 1975. Zie ook alle tags voor Maja Lunde op dit blog. Zie ook alle tags voor Maja Lunde op dit blog.

Uit: De geschiedenis van bijen (Vertaald door Lammie Post-Oostenbrink)

“District 242, Shirong, Sichuan, 2098
Als misvormde vogels balanceerden we ieder op een tak, met een plastic emmertje in de ene hand en een verenborstel in de andere.
Ik was naar boven geklommen, langzaam, zo voorzichtig mo- gelijk. Ik was niet geschikt voor dit werk, was niet zoals veel andere vrouwen in de werkploeg, ik maakte vaak onhandige bewegingen, had niet de fijne motoriek en de nauwkeurigheid die het werk vereiste. Ik was hier niet voor gemaakt, maar toch moest ik hier zijn, elke dag, twaalf uur achter elkaar.
De bomen waren stokoud, een mensenleven oud. De takken breekbaar als glas, ze braken onder ons gewicht makkelijk af. Ik bewoog me behoedzaam voort, mocht de boom niet beschadigen. Plaatste mijn rechterbeen op een tak een stukje hoger, zette voorzichtig mijn linkerbeen ernaast. Eindelijk had ik een betere houding gevonden, oncomfortabel, maar stevig. Vanaf hier kon ik bij de bovenste bloemen komen.
De kleine emmer zat vol met het vederlichte goud, nauwkeurig afgewogen en uitgedeeld aan het begin van de werkdag, precies evenveel voor iedereen. Zo voorzichtig mogelijk probeerde ik onzichtbare hoeveelheden uit het emmertje mee de bomen in te nemen. Elke bloem moest apart bestoven worden met een klein borsteltje van kippenveren, afkomstig van kippen die speciaal voor dat doeleinde gefokt werden. Er was geen enkele soort kunstmatige fiberveer die zo effectief was. De ene test na de andere was uitgevoerd, want we hadden tijd genoeg, in mijn district werden de planten al meer dan honderd jaar met de hand bestoven. De bijen waren hier al in de jaren tachtig van de twintigste eeuw verdwenen, lang voor de Verdwijnziekte de kop opstak; pesticiden kostten hun het leven. Een paar jaar later, toen pesticiden niet langer mochten worden gebruikt, keerden de bijen terug, maar toen was men al van start gegaan met het handmatig bestuiven. De resultaten werden beter, al waren er voor het werk ongelooflijk veel mensen nodig, vele handen. Daardoor had het district waar ik woonde een voorsprong op de concurrentie toen de Verdwijnziekte toesloeg. Het feit dat dit het meest verontreinigde gebied was, had in ons voordeel gewerkt. We waren koploper op het gebied van verontreiniging en werden daardoor koploper op het gebied van bestuiving.
Een paradox had ons gered. Ik strekte me zo ver mogelijk uit, maar toch kon ik niet bij de bovenste bloemen komen. Ik wilde het het liefst opgeven, maar ik wist dat ik gestraft kon worden,
dus probeerde ik het nog een keer. Ons loon werd namelijk ingehouden als we het stuifmeel te snel hadden opgemaakt. Ons loon werd ook ingehouden als we te veel stuifmeel overhielden. Ons
werk was onzichtbaar. Als we aan het einde van de dag uit de bomen klommen, was het enige bewijs van het werk dat we die dag hadden gedaan het kruis van rood krijt op de boomstam.”

 

Maja Lunde (Oslo, 30 juli 1975)

 

De Duitse dichter en schrijver Thomas Rosenlöcher werd geboren op 29 juli 1947 in Dresden. Zie ook alle tags voor Thomas Rosenlöcher op dit blog.

 

Perpedes mobile
Na een dispuut over het geloof met de bisschop van Kurhessen-Waldeck

Als ik mijn linkerschoen strik
geloof ik in God

Als ik mijn rechterschoen strik
ben ik God vergeten

Maar dan mis ik iets.
Maar dan mis ik iets.

En weer trappen mijn schoenen op de veters,
zodat ik weer moet knielen.

Om de schoen van het geloof te strikken.
Om de schoen van de twijfel te strikken.

God, wat ben ik toch schoenveterstrikker!

Maar zo mis ik iets.
Maar zo mis ik iets.

En opnieuw slepen de veters,
kronkelend, verdorie, door het vuil.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Thomas Rosenlöcher (Dresden, 29 juli 1947) 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e juli ook mijn blog van 30 juli 2020 en eveneens mijn blog van 30 juli 2019 en ook mijn blog van 30 juli 2017 en ook mijn blog van 30 juli 2016 deel 1 en eveneens deel 2.

Guillermo Martínez, Thomas Rosenlöcher

De Argentijnse schrijver en wiskundige Guillermo Martínez werd geboren in Bahía Blanca op 29 juli 1962. Zie ook alle tags voor Guillermo Martinez op dit blog.

Uit: Der Fall Alice im Wunderland (Vertaald door Angelica Ammar)

„Ein paar Jahre vor der Jahrtausendwende bin ich kurz nach meinem Universitätsabschluss mit einem Stipendium nach England gereist, um in Oxford Logik zu studieren. In meinem ersten Jahr dort hatte ich das Glück, den großen Arthur Seldom kennenzulernen, Autor der Ästhetik des Denkens und der philosophischen Fortführung des Gödel‘schen Unvollständigkeitssatzes. Ziemlich unverhofft, war es nun Zufall oder Schicksal, wurde ich an seiner Seite unmittelbarer Zeuge einer seltsamen Reihe von Todesfällen, alle so unauffällig und leise, fast schon abstrakt, dass die Zeitungen sie »unsichtbare Verbrechen« nannten. Vielleicht werde ich eines Tages in der Lage sein, den verborgenen Schlüssel zu enthüllen, den ich über diese Vorfalle in Erfahrung brachte; einstweilen soll ein Satz genügen, den ich Seldom einmal sagen hörte: »Ein Ver-brechen ist nicht perfekt, wenn es ungelöst bleibt, sondern wenn ein falscher Täter gefasst wird.« Als ich im Juni 1994 mein zweites Jahr in Oxford begann, wurde kaum noch über die Ereignisse gesprochen, alles war zur Normalität zurückgekehrt, und so hoffte ich, in den vor mir liegenden langen Sommertagen die verlorene Zeit nachzuholen, um die gefährlich näher Kickende Frist für meinen Stipendiumsbericht einzuhalten. Die Betreuerin meiner Doktorarbeit, Emily Bronson, die meine mangelnde Produktivität während der letzten Monate gnädig übergangen hatte, in denen sie mich allzu oft in Tenniskleidung und in Begleitung einer hübschen Rothaarigen gesehen hatte, brachte mich auf sehr britische Weise ebenso diskret wie bestimmt dazu, mich für eines der verschiedenen Themen zu entscheiden, die sie mir am Ende des Semesters vorgeschlagen hatte. Ich wählte das einzige aus, das irgendwie mit meiner heimlichen Liebe zur Literatur vereinbar war. Dabei ging es um die Entwicklung eines Programms, das es ermöglichen würde, anhand eines Manuskriptfragments die Linienführung der Schrift nachzuvollziehen, das heißt die Bewegung von Hand und Stift im Moment des Schreibens. Es handelte sich um die noch hypothetische Anwendung eines Satzes zur topologischen Dualität, über den sie gearbeitet hatte — eine Herausforderung, die mir ausreichend originell und komplex erschien, dass ich meiner Betreuerin eine gemeinsame Veröffentlichung vorschlagen konnte, sollte mein Vorhaben von Erfolg gekrönt sein. Schneller als gedacht war ich ausreichend vorangekommen, um Seldom in seinem Büro aufzusuchen. Wir hatten uns angefreundet, seit wir an der Aufklärung jener Reihe von Morden beteiligt gewesen waren, und auch wenn Emily Bronson meine offizielle Betreuerin war, testete ich meine Ideen lieber bei ihm aus. Sein geduldiger, immer leicht amüsierter Blick gab mir eine größere Freiheit, Hypothesen zu wagen, die Tafel vollzukritzeln und mich — meistens — zu irren. Wir hatten lange über Bertrand Russells implizite Kritik an Wittgenstein in seinem Prolog zum Tractatus geredet, über das versteckte mathematische Element im zentralen Unvollständigkeitsphänomen, über Borges’ Pierre Menard und die Unmöglichkeit, aus der Syntax auf den Sinn zu schließen, die Suche nach einer perfekten künstlichen Sprache, die Versuch; den Zufall in einer mathematischen Formel einzufangen…“

 

Guillermo Martínez (Bahía Blanca, 29 juli 1962)

 

De Duitse dichter en schrijver Thomas Rosenlöcher werd geboren op 29 juli 1947 in Dresden. Zie ook alle tags voor Thomas Rosenlöcher op dit blog.

 

De engel met de pet van de spoorwegman

Hij staat in de sneeuw waar alle treinen eindigen.
En telt de doden, die men, stuk voor stuk,
langs hem heen draagt, van links naar rechts.

Maar bij de zevende weet hij niet meer wat hij doen moet.

Dat men de doden, die van links naar rechts
langs hem heen gedragen werden,
weer langs hem heen draagt, van rechts naar links.

Maar bij de zevende weet hij niet meer wat hij doen moet.

Dus telt hij nog steeds die van de laatste oorlog door,
hoewel de volgende al vaststaat
en er weer doden zullen worden aangeleverd.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Thomas Rosenlöcher (29 juli 1947 – 13 april 2022) 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e juli ook mijn blog van 29 juli 2022 en ook mijn blog van 29 juli 2017 deel 1 en ook deel 2.

Gerrit Krol, Thomas Rosenlöcher

De Nederlandse dichter en schrijver Gerrit Krol werd geboren op 1 augustus 1943 in Groningen. Zie ook alle tags voor Gerrit Krol op dit blog.

Uit: De schrijver, zijn schaamte en zijn spiegels

“Natuurlijk, wie een boek schrijft is een ijdeltuit en wie een literair werk publiceert, een boek dat over hemzelf gaat, is een ijdeltuit in het kwadraat. De spiegeling van een spiegeling – aldus, in het kort, geformuleerd en bewezen hoe het komt dat onze ijdele schrijver, voor het voetlicht getreden, in het openbaar dus, als het een goede schrijver is, zich schaamt.
Als je wilt weten hoe je er van opzij uitziet, kun je de spiegels van een toilettafel gebruiken. Het resultaat valt doorgaans niet mee, maar zonder die spiegels zie je helemaal niets. Zo ook de schrijver, hij zet beide spiegels zoals ze staan moeten en hij gaat voort met de taak die hij zich gesteld heeft: een beschrijving te geven van zichzelf (spiegel no. 1, die het verhaal geeft in de eerste persoon), een verslag van wat hij, neergedaald in de catacomben van zijn ziel, ontdekt en ziet, plus de verplichting ervoor te zorgen dat de ander het net zo ziet (spiegel no. 2, die het verhaal geeft in de derde persoon).

Zo komt de schrijver met een boek voor de dag dat bedoeld is om gelezen te worden, en dat men een ‘goed boek’ noemt, of een ‘slecht boek’, of iets daar tussen in. Een schrijver met een sterk schaamtegevoel zorgt ervoor dat het boek dat hij aflevert, een goed boek genoemd wordt zodat de schaamte voor zijn-gevoelens-op-papier plaats maakt voor een soort blijdschap omdat hij met zijn boek blijkbaar ook de gevoelens van een ander beschreven heeft. Er is sprake van herkenning en vertrouwen. Met het goede boek is de schaamte overwonnen, door een doelmatig gebruik van beide spiegels, te weten a) de subjectieve spiegel en b) de objectieve spiegel en c) door de kwaliteit van de spiegels zelf.
Elke schrijver heeft zijn eigen, persoonlijke spiegels, van eigen fabrikaat. Met deze spiegels is hij in staat de spiegelingen een bepaalde vorm te geven: origineel en afbeelding zullen door deze spiegelingen een beetje van vorm verschillen, dat is wat hij wil en wat hem lukt. Met twee spiegelingen lukt ’t hem nog beter: dat wat in zijn hoofd speelt als beeld, of idee, een vorm te geven die bepaald wordt door de vorm die hij aan zijn spiegels gegeven heeft.
Het is duidelijk waaruit de spiegels bestaan: niet uit glas, of zilver, maar uit woorden, en de vorm ervan, de afwijking die hij aan diverse betekenissen gegeven heeft, dat is zijn stijl. Een schrijver A heeft een bepaalde stijl als je aan elke bladzijde van die schrijver kunt zien: die is van A”.

 

Gerrit Krol (1 augustus 1934 – 24 november 2013)

 

De Duitse dichter en schrijver Thomas Rosenlöcher werd geboren op 29 juli 1947 in Dresden. Zie ook alle tags voor Thomas Rosenlöcher op dit blog.

 

Hersengefonkel

De populieren toen ik klein was, klein, nu groot.
Een bos van kale, onbeweeglijk in de vorst
tegen elkaar aan krakende stokken.
In de weerspiegeling van de zelfs in de slaap nog rood
afscheidende stad, haar takkenwerkrukjes:
Elkaar kruisende, één systeem
verder, van twijgen als betraliede
coördinaten. – Linksboven een ster,
tjilpend pulserend. Weet de naam niet.
Heb op school nooit opgelet.
Een tweede, derde. Twee en een half miljoen.
Melkwegspeeksel niet eens meegerekend.
Mijn arme hoofd Laat begin ik met leren.
Het doel van leren, meneer de leraar? Hersengefonkel.
De dood het werk moeilijk maken
die ster voor ster de sterren uit moet wissen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Thomas Rosenlöcher (Dresden, 29 juli 1947)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e augustus ook mijn blog van 1 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 1 augustus 2019 en ook mijn blog van 1 augustus 2017 en ook mijn blog van 1 augustus 2011 deel 3.

Maja Lunde, Thomas Rosenlöcher

De Noorse schrijfster en scenariste Maja Lunde werd geboren in Oslo op 30 juli 1975. Zie ook alle tags voor Maja Lunde op dit blog. Zie ook alle tags voor Maja Lunde op dit blog.

Uit: Het einde van de oceaan (Vertaald door Lammie Post-Oostenbrink)

“Ringfjorden, Sogn en Fjordane, Noorwegen, 2017
Niets hield het water tegen, je kon het vanaf de berg tot aan de fjord volgen; van de sneeuw die uit de wolken viel en zich op de top neervlijde tot de mist die boven de zee zweefde en weer in wolken veranderde.
Elke winter groeide de gletsjer, verzamelde hij sneeuw, elke winter groeide de gletsjer zoals het hoorde en elke zomer smolt hij weer, werd kleiner, stond water af, water dat in beken veranderde, het zocht zich een weg naar beneden, voortgestuwd door de zwaartekracht, de beken kwamen samen, werden watervallen, rivieren.

Er waren twee dorpen die een berg en een gletsjer deelden, we deelden de berg en de gletsjer al zolang we ons konden herinneren. De ene zijde van de berg was loodrecht, daar viel het water van Søsterfossene naar beneden, het stortte 711 meter recht omlaag, naar het Eidemeer, een diepgroen water dat de naam aan het dorp gaf, Eidesdalen, en dat de omgeving vruchtbaar maakte voor mens en dier.
Eidesdalen, het dorp van Magnus.
In Eidesdalen kon je de fjord niet zien, de zilte smaak niet op je lippen proeven, het zout werd niet door de wind meegevoerd, het bereikte het dorp nooit, ze roken de zee daarboven niet. Zo groeide hij op. Maar ze hadden water, smakeloos water, water dat alles liet groeien, en hij had de zee nooit gemist, zei hij later.

De andere kant van de berg was milder, zachter, hier verzamelde het water zich in de rivier Breio, de zalmrivier, de rivier van de Fossegrim, de rivier van de zoetwatermosselen, die zich via een breuk een weg baande door het landschap, die deze breuk ook gevormd had, met miljoenen druppels per seconde, op hellingen, in stroomversnellingen en in rustige, gladde stukken. Als de zon scheen, veranderde de rivier in een lichtgevend lint.
Breio liep helemaal tot aan Ringfjorden en daar, in het dorp op zeeniveau, kwam de rivier in contact met het zoute water. Daar werd het gletsjerwater één met de zee.
Ringfjorden, mijn dorp.
Zo werden ze verenigd, het water van de gletsjer en het water uit de zee, voor de zon de druppels weer opnam, ze de lucht in zoog als waterdamp, verder omhoog, tot de wolken waar ze zich onttrokken aan de zwaartekracht.”

 

Maja Lunde (Oslo, 30 juli 1975)

 

De Duitse dichter en schrijver Thomas Rosenlöcher werd geboren op 29 juli 1947 in Dresden. Zie ook alle tags voor Thomas Rosenlöcher op dit blog.

 

De Freischütz-finale

Een orgelbromtoon vermengd met lelies,
toen ze de kist de gang in duwden.

Vouwkarton op leeuwenpoten.
De ene sierstrip half afgescheurd.

Ik kon niet huilen, opa.
Je had immers willen sterven. –

Was expres voor ons huis gevallen
om niet meer weg te hoeven gaan.

Je hebt iedereen die je te pakken kreeg
en bij de knie kon grijpen,

als voormalig hoofdkassier van
de Dresden Opera de Freischütz uitgelegd.

Om je , gaandeweg zwaaiend en spugend,
»Samiel erscheine!« gipsbeen gestamp,

Hoger en hoger de – “Waar ben ik?” –
Hemel van de Freischütz-finale in te futselen.

Toen moest je terug in het bejaardenhuisbed
en wilde je de rode gort niet eten.

En soms droeg een esdoorn buiten
zijn gouden takken voorbij.

Maar als je één oog opende
Viel het andere dicht.

En kleiner en kleiner je witte gezicht.
En groter je oren.

‘Opa, ik heb wat muziek voor je meegebracht.
De Opera van Dresden, de Freischütz-finale.«

Ken ik niet,’ zei je.
En spuugde de rode gort op het bed.

En soms droeg een esdoorn buiten
zijn donkere takken voorbij

Maar als je één oog sloot
ging het andere open.

En zachter en zachter jouw: “Oh, jullie zijn het.”
En luider je rammelende adem.

Toen zetten we voor jou een kaarsje voor het raam.
Maar je riep: “Jullie willen me verbranden.”

‘Opa, wat denk je wel?
Je komt in het familiegraf.”

Ze lieten de kist zakken. ik kon niet huilen
ik kon niet huilen – opa, vergeef me.

Laat de ogen sluiten. Om voor altijd in de hemel
van de Freischütz-finale geborgen te zijn.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Thomas Rosenlöcher (Dresden, 29 juli 1947) 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e juli ook mijn blog van 30 juli 2020 en eveneens mijn blog van 30 juli 2019 en ook mijn blog van 30 juli 2017 en ook mijn blog van 30 juli 2016 deel 1 en eveneens deel 2.

Harry Mulisch, Thomas Rosenlöcher

De Nederlandse schrijver Harry Mulisch werd geboren op 29 juli 1927 in Haarlem. Zie ook alle tags voor Harry Mulisch op dit blog.

Uit: Twee vrouwen

‘Denk er om,’ zei ik, misschien tien minuten nadat ik haar had gesproken, ‘ik ben niet iemand die veel spreekt.’
‘Ik ook niet,’ zei zij.
Wat bezielde mij? Het was een soort verklaring dat iemand in de stationsrestauratie aflegt, waar hij een andere stakker ontmoet die op zijn huwelijksadvertentie heeft gereflecteerd, wanneer van meet af de opzet bestaat om bij elkaar te blijven. Ook zij voelde blijkbaar dat het geen gewone ontmoeting was – zelf had ik het al aan haar rug gezien.
Ik had brood gekocht. Het was zaterdagmiddag, een dunne februarizon scheen op de stad. Aan de overkant van de straat zag ik haar voor de etalage van een juwelier. Ik bleef staan. Ik keek naar haar rug en naar haar achterhoofd en haar kuiten, die in felrode laarzen staken, en vroeg mij tegelijk af waarom ik bleef staan en naar haar keek. Het was of alles in de straat vaag was geworden en vervormd, zoals op een bepaald soort foto’s, terwijl alleen dat meisje in het midden scherp was gebleven. Niet dat haar achterkant zo mooi was: haar haren waren mooi los opgestoken, maar haar rug was iets te lang, haar heupen te smal en haar benen niet zo recht als over het algemeen graag wordt gezien. Maar alles week af van het ideaal in een richting, die op een of andere manier precies in mij paste. Het lichaam van een mens bestaat uit mededelingen; over de ogen en de mond is iedereen het eens, en over de handen, maar ook de voeten en de nek en de kuiten spreken een taal, die niet liegen kan. Sla het hoofd en de armen er af, dan nog is het een ideale boodschap, die in Louvre thuishoort.
Ik stak over. Ik hijgde plotseling een beetje. Nooit eerder had ik zo duidelijk het gevoel, van de ene seconden op de andere, dat ik bezig was met iets dat mijn leven ging veranderen. Ik had nog nooit iets met een vrouw gehad, en op dat moment realiseerde ik mij nauwelijks, dat ik hard op weg was. Vermoedelijk dacht ik op dat moment nog, dat ik mij liet meeslepen door een of ander platonisch, kunsthistorisch gevoel, afkomstig uit de boeken.
‘Zou je die stenen ook mooi vinden als ze niet duur en zeldzaam waren?’
Ik was naast haar gaan staan. Mijn hart bonkte. Verbaasd en geschrokken keek zij mij aan, op hetzelfde moment verdwenen de vlaagjes angst en gekweldheid van haar gezicht, zodat ik kon zien hoe zij er uitzag.”

 

Harry Mulisch (29 juli 1927 – 30 oktober 2010)

 

De Duitse dichter en schrijver Thomas Rosenlöcher werd geboren op 29 juli 1947 in Dresden. Zie ook alle tags voor Thomas Rosenlöcher op dit blog.

 

Bezoek van mijn schoonmoeder

Ik heb deze bij super-duper Hubo gekocht.
Ja, Gamma is goedkoper. Eerlijk gezegd.
Werkelijk. Maar goed. Min of meer.
Alleen geen kerels meer in huis.
Bij de Titisee. Alleen de naam al.
De hele bus lachte.
Was vroeger ook leuker bij jullie.
Is er hier geen Dol-op-Wol winkel?
Ze willen allemaal hetzelfde, die kerels.
De sokken gewassen. Dat is alles.
Hoewel. Nou ja. Dat lukt misschien nog.
Wat kijk je nou, schoonzoon?
Schrijf eens een gedicht over mij.
Nee, niet van Goethe. Iets aardigs.
Ik zou zo graag weer eens lachen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Thomas Rosenlöcher (29 juli 1947 – 13 april 2022) 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e juli ook mijn blog van 29 juli 2020 en eveneens mijn blog van 29 juli 2019 en ook mijn blog van 29 juli 2017 deel 1 en ook deel 2.

Gerrit Krol, Thomas Rosenlöcher

De Nederlandse dichter en schrijver Gerrit Krol werd geboren op 1 augustus 1943 in Groningen. Zie ook alle tags voor Gerrit Krol op dit blog.

 

Athletiek

Junior heeft gelopen.
Hij wordt opgevangen
en tot stilstand gebracht;
het voordeel in zijn rug
bekeken en gemeten
de lengte van zijn schoen,
de druppel aan zijn neus
afgenomen, doorgegeven;
het voordeel in zijn rug,
de thermometerstand
vermenigvuldigd met
de luchtweerstand,
uitgerekend: Junior
heeft gelopen – hoera –
harder dan in Rome
vier jaar terug,
het record is gebroken!
En van de tribune komt kaal,
oud en fier – hoera –
de legendarische Huizinga
die voor de Eerste Wereldoorlog
het tweemaal heeft opgenomen
tegen een paard – om Junior
de hand te schudden.

 

Landschap

Ik ben na jaren terug,
op een gewone dag; het pad
leidt langs de kant
van russen en laagveen
naar waar de molen staat
van ijzer en manshoog;
zijn draaipot is vernield.

Het veen is omgekeerd,
de heide uitgebrand
van vuursteen; in de kuilen
ligt papier, de kuil
waar ik voorover lag
op een grijze morgen,
die kuil was hier.

 

Kleine oorlog

De illegalen zijn weer gevaarlijk
met hun fluitkoord om de hals.

Zij zeggen: als de sneeuw vuil is,
waarmee zal het worden gereinigd?

Dat is ons parool. En nog meer.
Want wie geen parool heeft is gek.

Zij werpen brandende lucifers
op een burger zijn kleren.

Zo een vrouw in de Spuistraat:
zij wordt met 1 schot neergelegd.

Afgelegd en de borsten gewreven,
of het niets is, met jongensgenade.

Dan komt het comitee te paard
om te zien of het is beëindigd.

 

Gerrit Krol (1 augustus 1934 – 24 november 2013)

 

De Duitse dichter en schrijver Thomas Rosenlöcher werd geboren op 29 juli 1947 in Dresden. Zie ook alle tags voor Thomas Rosenlöcher op dit blog.

 

De stille grond

Van heel hoog boven, als uitgegoten,
maar zich stil losmakend, viel
rechts links de heuvel af een klein juichend geluk
als een hemelgordijn omlaag. Kortom, het sneeuwde,
zeilend door de lucht, tot op de grond.
Dat het takje van elke tak, beladen met sneeuw,
een ander, wit gevederd, kruiste,
en ik door een steeds grotere wirwar liep.
De brug sliep al lang onder de boog van de brug.
Slechts tot zichzelf nog sprak de beek,
als buikspreker. En zelfs als mijn sjokken
me trouw over de weg zigzaggend volgde,
bleef onbegrijpelijk dat ooit mijn voet
op een dag in het wit voor mij zou kunnen stappen.
Vooral omdat het profiel van de zool
de voetafdruk van elk moment onder zich begroef.
Zo leefde ik. Niemand kwam me tegemoet.
Zelfs mijn vader niet, veel te lang al dood.
Nog slechts een bundel botten in de grond.
Dat het me nu toch gelukt was,
om hem te vergeten want ik liep en liep,
niet wetende dat ik al lang net zoals hij
mijn armen achter mij gekruist hield terwijl ik liep.
En dat door alle vorst en sneeuw
mijn baard en haar wit geworden waren,
alsof hij mij in mijzelf tegemoet kwam
en niemand stierf. Krankzinnig gestuif
diagonaal over de weg. Onder mij in het ijs
van zeer grote bellen, de snelle pulsatie.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Thomas Rosenlöcher (Dresden, 29 juli 1947)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e augustus ook mijn blog van 1 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 1 augustus 2019 en ook mijn blog van 1 augustus 2017 en ook mijn blog van 1 augustus 2011 deel 3.

Maja Lunde, Thomas Rosenlöcher

De Noorse schrijfster en scenariste Maja Lunde werd geboren in Oslo op 30 juli 1975. Zie ook alle tags voor Maja Lunde op dit blog. Zie ook alle tags voor Maja Lunde op dit blog.

Uit:  Het einde van de oceaan (Vertaald door Lammie Post-Oostenbrink)

“Niets hield het water tegen, je kon het vanaf de berg tot aan de fjord volgen; van de sneeuw die uit de wolken viel en zich op de top neervlijde tot de mist die boven de zee zweefde en weer in wolken veranderde.
Elke winter groeide de gletsjer, verzamelde hij sneeuw, elke winter groeide de gletsjer zoals het hoorde en elke zomer smolt hij weer, werd kleiner, stond water af, water dat in beken veranderde, het zocht zich een weg naar beneden, voortgestuwd door de zwaartekracht, de beken kwamen samen, werden watervallen, rivieren.
Er waren twee dorpen die een berg en een gletsjer deelden, we deelden de berg en de gletsjer al zolang we ons konden herinneren. De ene zijde van de berg was loodrecht, daar viel het water van Søsterfossene naar beneden, het stortte 711 meter recht omlaag, naar het Eidemeer, een diepgroen water dat de naam aan het dorp gaf, Eidesdalen, en dat de omgeving vruchtbaar maakte voor mens en dier.
Eidesdalen, het dorp van Magnus.

In Eidesdalen kon je de fjord niet zien, de zilte smaak niet op je lippen proeven, het zout werd niet door de wind meegevoerd, het bereikte het dorp nooit, ze roken de zee daarboven niet. Zo groeide hij op. Maar ze hadden water, smakeloos water, water dat alles liet groeien, en hij had de zee nooit gemist, zei hij later.
De andere kant van de berg was milder, zachter, hier verzamelde het water zich in de rivier Breio, de zalmrivier, de rivier van de Fossegrim, de rivier van de zoetwatermosselen, die zich via een breuk een weg baande door het landschap, die deze breuk ook gevormd had, met miljoenen druppels per seconde, op hellingen, in stroomversnellingen en in rustige, gladde stukken. Als de zon scheen, veranderde de rivier in een lichtgevend lint.
Breio liep helemaal tot aan Ringfjorden en daar, in het dorp op zeeniveau, kwam de rivier in contact met het zoute water. Daar werd het gletsjerwater één met de zee.
Ringfjorden, mijn dorp.
Zo werden ze verenigd, het water van de gletsjer en het water uit de zee, voor de zon de druppels weer opnam, ze de lucht in zoog als waterdamp, verder omhoog, tot de wolken waar ze zich onttrokken aan de zwaartekracht.
Nu ben ik terug, Blåfonna heeft me hierheen gelokt, de gletsjer die ooit de onze was. Het is windstil als ik bij Ringfjorden aankom, ik moet noodgedwongen het laatste stukje op de motor varen, het gebrom overstemt al het andere, Blå glijdt door het water en laat kleine draaikolkjes achter aan het oppervlak.”

 

Maja Lunde (Oslo, 30 juli 1975)

 

De Duitse dichter en schrijver Thomas Rosenlöcher werd geboren op 29 juli 1947 in Dresden. Zie ook alle tags voor Thomas Rosenlöcher op dit blog.

 

De koop van een huis

“Nu zal ik u iets speciaals laten zien,” zei
de makelaar en reed meteen door de tuinpoort tot onder
de hoog boven het verzakte dak
bloeiende perenboom. Achter het keukenraam
een bord met de lepel er nog in,
een bundel brieven, de bril die iedereen
een keer in zijn leven voor eens en altijd vergeet.
In het puin bij de haard de esdoorn, die dansend
groen kleurt, zijn doorschijnende bladeren
uitstrekkend naar de keukenkast. “Wilde u
niet iets idyllisch? ”vroeg de makelaar
en gaf me de sleutel. Waarop ik prompt met
de deur in huis viel. Echter, hoe aarzelender
ik mij, rondom door kindertijd en poepdoos omwaaid,
gedroeg, hoe existentiëler het harde
kreunen van de trap, nakrakend bekrachtigd
door de klompvoet van de makelaar. Boven in de kamer
bloemetjesbehang, waskom, nachtkastje.
In bed lag een dode man naar me te kijken.
In het krijtwitte gezicht, de keizerlijke
kin wiebelde plotseling, de gerimpelde mond
begon zich uit te spreken: “Dat wordt ook tijd,
dat jullie me bezoeken. “Aanhoudend gerommel
te duiden als val van de trap. De achter mij aan
hinkende makelaar halveerde de prijs.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Thomas Rosenlöcher (Dresden, 29 juli 1947) 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e juli ook mijn blog van 30 juli 2020 en eveneens mijn blog van 30 juli 2019 en ook mijn blog van 30 juli 2017 en ook mijn blog van 30 juli 2016 deel 1 en eveneens deel 2.

Harry Mulisch, Thomas Rosenlöcher

De Nederlandse schrijver Harry Mulisch werd geboren op 29 juli 1927 in Haarlem. Zie ook alle tags voor Harry Mulisch op dit blog.

Uit: De Aanslag

“Het was januari 1945. Bijna heel Europa was bevrijd, vierde feest, at, dronk, bedreef de liefde en begon de oorlog zoetjesaan al te vergeten; maar Haarlem veranderde steeds meer in een grauwe sintel, zoals die uit de kachel te voorschijn kwamen toen er nog kolen waren. Zijn moeder had een donkerblauwe trui voor zich op tafel liggen. De helft er van was al verdwenen. In haar linkerhand hield zij de groeiende knot wol, waar zij met haar rechter snel de draad uit de trui omheen wond. Anton keek naar de heen en weer schietende draad, waardoor de trui uit de wereld verdween, haar vorm, met de plat uitgespreide mouwen, als iemand die iets tegen wil houden, en veranderde in een bol. Toen zijn moeder even tegen hem glimlachte, keek hij weer in zijn boek. Haar blonde haren zaten in opgerolde vlechten over haar oren, als twee ammonshorens. Nu en dan stopte zij even en nam een slok van haar koudgeworden surrogaatthee, die zij had gezet met gesmolten sneeuw uit de achtertuin. De waterleiding was weliswaar nog niet afgesloten, maar nu was zij bevroren. Zijn moeder had een gat in haar kies, waar momenteel niets aan gedaan kon worden; net als haar grootmoeder placht te doen, had zij er tegen de pijn een kruidnagel in gestopt, waarvan zij er nog een paar in de keuken had gevonden. Zo rechtop als zij zat, zo gebogen zat haar man tegenover haar een boek te lezen. Zijn donkere, grijzende haar stond als een hoefijzer rond zijn kale kruin; van tijd tot tijd blies hij in zijn handen, die groot en lomp waren, ofschoon hij geen werkman was maar griffier bij de arrondissementsrechtbank. Anton droeg kleren waar zijn broer uit gegroeid was, Peter op zijn beurt had een te groot, zwart pak van zijn vader aan. Hij was zeventien, en omdat hij plotseling was beginnen te groeien toen er steeds minder eten was, leek het of zijn lichaam was samengesteld uit vurenhouten latten. Hij maakte zijn huiswerk. Sinds een paar maanden kwam hij niet meer op straat: langzamerhand had hij de leeftijd om bij razzia’s opgepakt te worden, voor de tewerkstelling in Duitsland. Omdat hij twee keer was blijven zitten, zat hij pas in de vierde klas van het gymnasium en kreeg nu les van zijn vader, met huiswerk en al, opdat hij niet nog verder achterop zou raken. De broers leken even weinig op elkaar als hun ouders. Er zijn echtparen die sprekend op elkaar lijken, en dat betekent misschien, dat de vrouw lijkt op de moeder van de man en de man op de vader van de vrouw (of iets ingewikkelder, wat het waarschijnlijkst is), maar het gezin Steenwijk bestond uit twee duidelijke delen: Peter had het blonde en blauwe van zijn moeder, Anton het donkere en bruine van zijn vader, ook de notenkleurige huid, die rondom zijn ogen nog iets donkerder was. Ook hij ging momenteel niet naar school. Hij zat in de eerste klas van het lyceum, maar wegens kolengebrek was de kerstvakantie verlengd tot het einde van de vorstperiode.”

 

Harry Mulisch (29 juli 1927 – 30 oktober 2010)
Beeld op de Grote Markt in Haarlem

 

De Duitse dichter en schrijver Thomas Rosenlöcher werd geboren op 29 juli 1947 in Dresden. Zie ook alle tags voor Thomas Rosenlöcher op dit blog.

 

Hoeve

Betreed de binnenplaats. De ploeg,
overwoekerd, zinkt in de aarde, de wagen
valt uit elkaar, onmerkbaar, de paarden
knikken in hun graf.
Vul je zakken, de perenboom
zal spoedig zijn omgevallen, het huis,
verslaafd aan aarde, zakte al door de knieën.
Klim door de kapotte muren,
ontsteek in de gebarsten kachel
een vuur, wees onbevreesd, wie naast je hurkt,
hurkt om met jou te zwijgen,
terwijl de hemel boven jullie staat
als dak voor de schedeldaken.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Thomas Rosenlöcher (Dresden, 29 juli 1947) 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e juli ook mijn blog van 29 juli 2020 en eveneens mijn blog van 29 juli 2019 en ook mijn blog van 29 juli 2017 deel 1 en ook deel 2.

Harry Mulisch, Thomas Rosenlöcher

De Nederlandse schrijver Harry Mulisch werd geboren op 29 juli 1927 in Haarlem. Zie ook alle tags voor Harry Mulisch op dit blog.

Uit: Archibald Strohalm en het paradijs

“Archibald Strohalm trilde. Niet om de grote vlam, die vlak voor zijn voeten geel omhoog laaide: een brandend stuk papier, waarin Bronislaws weggeworpen lucifer had gesmeuld, – hij had er al even naar zitten kijken, maar de schilder zag haar nu pas. Afwezig stak hij een been naar voren en trapte haar uit, waarbij de vonken en kooldeeltjes langs zijn voet opstoven. Hij had Bronislaws schrik nauwelijks bemerkt; hij schuurde de zool van zijn schoen over de grond. Natuurlijk kwam er weer een eiergesprek. Het was of Bronislaw voelde, dat dit de enige mogelijkheid was om het zwijgen te vermijden; zelf stuurde hij in deze richting. Archibald strohalm dacht aan zijn voornemen om menselijk kontakt te krijgen met Bernard door de eieren heen, – een methode, waarvan hij zich nog geen voorstelling kon maken. Hij overwoog dat dit, mocht het lukken, wellicht een menselijkheid als gevolg zou kunnen hebben, waarbij al het buiten-eiige in het niet verdween. Zou hij nu met Boris Bronislaw misschien al een experiment in deze richting kunnen nemen?
Hilde legde haar hand op Bronislaw arm en noemde zacht zijn naam. Ze drukte haar lippen even tegen zijn slaap. Hij richtte zich snel op. ‘Wat heb ik?’ vroeg hij met opgetrokken wenkbrauwen. ‘Begrijp je dat?’ De vrouw knikte. Verwonderd en vragend zag hij haar aan. Dan fronste hij plotseling zijn wenkbrauwen en keek naar het half verbrande papier, dat omgeven was door zwarte, veerlicht wegrollende schilfertjes. Hij wendde zich naar archibald strohalm om te verklaren, maar zag dat deze daar geen behoefte aan had.
‘Dat is een goede vergelijking,’ zei archibald strohalm.
‘Wat?’ De schilder kneep aanhoudend met zijn oog, maar hij wreef over zijn gezicht en herstelde zich. Hij glimlachte even naar Hilde.
‘Dat met die lamp.’
‘Lamp? O, dat is niets. Daar draai ik mijn hand niet voor om. Heb ik je niet bezeerd, Hilde? Hier, een kusje. Maar nu is het jou beurt, Strohalm. Wat was jij aan het filosoferen? Overtref me eens als je kunt.’
‘Ik wil geen figuur slaan, Bronislaw.’
De schilder lachte weer; alleen zijn oog kwam niet tot rust. – ‘Over wat voor onderwerp ging het? Dan zal ik nog eens filosofisch improviseren en je wel even wat op weg helpen. Altijd prijs.’
Archibald strohalm trok een bijbel uit zijn zak. – ‘Hierover.’
‘Haha!’ lachte Bronislaw toen hij het woord op de zwarte kaft las. ‘Filosofeer je daar met dit weer over, neef?’
Archibald strohalm nam hem verwonderd op en keek dan om zich heen.
‘Is hij je neef?’ vroeg Hilde.
‘Nee, dat kun je niet begrijpen. Word je niet moe van het zitten, schat?’
Ondanks deze bondige afwijzing werd Hilde niet kwaad. – ‘Nee, jongen,’ zei ze.”

 

Harry Mulisch (29 juli 1927 – 30 oktober 2010)

 

De Duitse dichter en schrijver Thomas Rosenlöcher werd geboren op 29 juli 1947 in Dresden. Zie ook alle tags voor Thomas Rosenlöcher op dit blog.

 

Mozart

Een gerammel van toetsen. En de dood stampt bonk
bonk de trap op. Maar de kerel is hem al weer
gesmeerd over alle octaven,
draait grijnzend zijn hoofd om in het triolenlawaai.

Tot op de dag van vandaag loopt de dood door Wenen
en raadpleegt het Knöchelverzeichnis
en overtuigt de perplexe experts ervan
dat de nepschedel echt is.

Maar opnieuw hoort hij de onsterfelijkheidstriller
en neemt meteen de lift, treft de verkeerde aan,
die hier ook slechts oefende. Wees niet verdrietig, dood.
Je krijgt immers iedereen, ook mij. – Haast je, daar rent hij.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Thomas Rosenlöcher (Dresden, 29 juli 1947)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e juli ook mijn blog van 29 juli 2019 en ook mijn blog van 29 juli 2017 deel 1 en ook deel 2.