Maja Lunde, Thomas Rosenlöcher

De Noorse schrijfster en scenariste Maja Lunde werd geboren in Oslo op 30 juli 1975. Zie ook alle tags voor Maja Lunde op dit blog. Zie ook alle tags voor Maja Lunde op dit blog.

Uit: De geschiedenis van bijen (Vertaald door Lammie Post-Oostenbrink)

“District 242, Shirong, Sichuan, 2098
Als misvormde vogels balanceerden we ieder op een tak, met een plastic emmertje in de ene hand en een verenborstel in de andere.
Ik was naar boven geklommen, langzaam, zo voorzichtig mo- gelijk. Ik was niet geschikt voor dit werk, was niet zoals veel andere vrouwen in de werkploeg, ik maakte vaak onhandige bewegingen, had niet de fijne motoriek en de nauwkeurigheid die het werk vereiste. Ik was hier niet voor gemaakt, maar toch moest ik hier zijn, elke dag, twaalf uur achter elkaar.
De bomen waren stokoud, een mensenleven oud. De takken breekbaar als glas, ze braken onder ons gewicht makkelijk af. Ik bewoog me behoedzaam voort, mocht de boom niet beschadigen. Plaatste mijn rechterbeen op een tak een stukje hoger, zette voorzichtig mijn linkerbeen ernaast. Eindelijk had ik een betere houding gevonden, oncomfortabel, maar stevig. Vanaf hier kon ik bij de bovenste bloemen komen.
De kleine emmer zat vol met het vederlichte goud, nauwkeurig afgewogen en uitgedeeld aan het begin van de werkdag, precies evenveel voor iedereen. Zo voorzichtig mogelijk probeerde ik onzichtbare hoeveelheden uit het emmertje mee de bomen in te nemen. Elke bloem moest apart bestoven worden met een klein borsteltje van kippenveren, afkomstig van kippen die speciaal voor dat doeleinde gefokt werden. Er was geen enkele soort kunstmatige fiberveer die zo effectief was. De ene test na de andere was uitgevoerd, want we hadden tijd genoeg, in mijn district werden de planten al meer dan honderd jaar met de hand bestoven. De bijen waren hier al in de jaren tachtig van de twintigste eeuw verdwenen, lang voor de Verdwijnziekte de kop opstak; pesticiden kostten hun het leven. Een paar jaar later, toen pesticiden niet langer mochten worden gebruikt, keerden de bijen terug, maar toen was men al van start gegaan met het handmatig bestuiven. De resultaten werden beter, al waren er voor het werk ongelooflijk veel mensen nodig, vele handen. Daardoor had het district waar ik woonde een voorsprong op de concurrentie toen de Verdwijnziekte toesloeg. Het feit dat dit het meest verontreinigde gebied was, had in ons voordeel gewerkt. We waren koploper op het gebied van verontreiniging en werden daardoor koploper op het gebied van bestuiving.
Een paradox had ons gered. Ik strekte me zo ver mogelijk uit, maar toch kon ik niet bij de bovenste bloemen komen. Ik wilde het het liefst opgeven, maar ik wist dat ik gestraft kon worden,
dus probeerde ik het nog een keer. Ons loon werd namelijk ingehouden als we het stuifmeel te snel hadden opgemaakt. Ons loon werd ook ingehouden als we te veel stuifmeel overhielden. Ons
werk was onzichtbaar. Als we aan het einde van de dag uit de bomen klommen, was het enige bewijs van het werk dat we die dag hadden gedaan het kruis van rood krijt op de boomstam.”

 

Maja Lunde (Oslo, 30 juli 1975)

 

De Duitse dichter en schrijver Thomas Rosenlöcher werd geboren op 29 juli 1947 in Dresden. Zie ook alle tags voor Thomas Rosenlöcher op dit blog.

 

Perpedes mobile
Na een dispuut over het geloof met de bisschop van Kurhessen-Waldeck

Als ik mijn linkerschoen strik
geloof ik in God

Als ik mijn rechterschoen strik
ben ik God vergeten

Maar dan mis ik iets.
Maar dan mis ik iets.

En weer trappen mijn schoenen op de veters,
zodat ik weer moet knielen.

Om de schoen van het geloof te strikken.
Om de schoen van de twijfel te strikken.

God, wat ben ik toch schoenveterstrikker!

Maar zo mis ik iets.
Maar zo mis ik iets.

En opnieuw slepen de veters,
kronkelend, verdorie, door het vuil.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Thomas Rosenlöcher (Dresden, 29 juli 1947) 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e juli ook mijn blog van 30 juli 2020 en eveneens mijn blog van 30 juli 2019 en ook mijn blog van 30 juli 2017 en ook mijn blog van 30 juli 2016 deel 1 en eveneens deel 2.

Maja Lunde, Thomas Rosenlöcher

De Noorse schrijfster en scenariste Maja Lunde werd geboren in Oslo op 30 juli 1975. Zie ook alle tags voor Maja Lunde op dit blog. Zie ook alle tags voor Maja Lunde op dit blog.

Uit: Het einde van de oceaan (Vertaald door Lammie Post-Oostenbrink)

“Ringfjorden, Sogn en Fjordane, Noorwegen, 2017
Niets hield het water tegen, je kon het vanaf de berg tot aan de fjord volgen; van de sneeuw die uit de wolken viel en zich op de top neervlijde tot de mist die boven de zee zweefde en weer in wolken veranderde.
Elke winter groeide de gletsjer, verzamelde hij sneeuw, elke winter groeide de gletsjer zoals het hoorde en elke zomer smolt hij weer, werd kleiner, stond water af, water dat in beken veranderde, het zocht zich een weg naar beneden, voortgestuwd door de zwaartekracht, de beken kwamen samen, werden watervallen, rivieren.

Er waren twee dorpen die een berg en een gletsjer deelden, we deelden de berg en de gletsjer al zolang we ons konden herinneren. De ene zijde van de berg was loodrecht, daar viel het water van Søsterfossene naar beneden, het stortte 711 meter recht omlaag, naar het Eidemeer, een diepgroen water dat de naam aan het dorp gaf, Eidesdalen, en dat de omgeving vruchtbaar maakte voor mens en dier.
Eidesdalen, het dorp van Magnus.
In Eidesdalen kon je de fjord niet zien, de zilte smaak niet op je lippen proeven, het zout werd niet door de wind meegevoerd, het bereikte het dorp nooit, ze roken de zee daarboven niet. Zo groeide hij op. Maar ze hadden water, smakeloos water, water dat alles liet groeien, en hij had de zee nooit gemist, zei hij later.

De andere kant van de berg was milder, zachter, hier verzamelde het water zich in de rivier Breio, de zalmrivier, de rivier van de Fossegrim, de rivier van de zoetwatermosselen, die zich via een breuk een weg baande door het landschap, die deze breuk ook gevormd had, met miljoenen druppels per seconde, op hellingen, in stroomversnellingen en in rustige, gladde stukken. Als de zon scheen, veranderde de rivier in een lichtgevend lint.
Breio liep helemaal tot aan Ringfjorden en daar, in het dorp op zeeniveau, kwam de rivier in contact met het zoute water. Daar werd het gletsjerwater één met de zee.
Ringfjorden, mijn dorp.
Zo werden ze verenigd, het water van de gletsjer en het water uit de zee, voor de zon de druppels weer opnam, ze de lucht in zoog als waterdamp, verder omhoog, tot de wolken waar ze zich onttrokken aan de zwaartekracht.”

 

Maja Lunde (Oslo, 30 juli 1975)

 

De Duitse dichter en schrijver Thomas Rosenlöcher werd geboren op 29 juli 1947 in Dresden. Zie ook alle tags voor Thomas Rosenlöcher op dit blog.

 

De Freischütz-finale

Een orgelbromtoon vermengd met lelies,
toen ze de kist de gang in duwden.

Vouwkarton op leeuwenpoten.
De ene sierstrip half afgescheurd.

Ik kon niet huilen, opa.
Je had immers willen sterven. –

Was expres voor ons huis gevallen
om niet meer weg te hoeven gaan.

Je hebt iedereen die je te pakken kreeg
en bij de knie kon grijpen,

als voormalig hoofdkassier van
de Dresden Opera de Freischütz uitgelegd.

Om je , gaandeweg zwaaiend en spugend,
»Samiel erscheine!« gipsbeen gestamp,

Hoger en hoger de – “Waar ben ik?” –
Hemel van de Freischütz-finale in te futselen.

Toen moest je terug in het bejaardenhuisbed
en wilde je de rode gort niet eten.

En soms droeg een esdoorn buiten
zijn gouden takken voorbij.

Maar als je één oog opende
Viel het andere dicht.

En kleiner en kleiner je witte gezicht.
En groter je oren.

‘Opa, ik heb wat muziek voor je meegebracht.
De Opera van Dresden, de Freischütz-finale.«

Ken ik niet,’ zei je.
En spuugde de rode gort op het bed.

En soms droeg een esdoorn buiten
zijn donkere takken voorbij

Maar als je één oog sloot
ging het andere open.

En zachter en zachter jouw: “Oh, jullie zijn het.”
En luider je rammelende adem.

Toen zetten we voor jou een kaarsje voor het raam.
Maar je riep: “Jullie willen me verbranden.”

‘Opa, wat denk je wel?
Je komt in het familiegraf.”

Ze lieten de kist zakken. ik kon niet huilen
ik kon niet huilen – opa, vergeef me.

Laat de ogen sluiten. Om voor altijd in de hemel
van de Freischütz-finale geborgen te zijn.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Thomas Rosenlöcher (Dresden, 29 juli 1947) 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e juli ook mijn blog van 30 juli 2020 en eveneens mijn blog van 30 juli 2019 en ook mijn blog van 30 juli 2017 en ook mijn blog van 30 juli 2016 deel 1 en eveneens deel 2.

Maja Lunde, Thomas Rosenlöcher

De Noorse schrijfster en scenariste Maja Lunde werd geboren in Oslo op 30 juli 1975. Zie ook alle tags voor Maja Lunde op dit blog. Zie ook alle tags voor Maja Lunde op dit blog.

Uit:  Het einde van de oceaan (Vertaald door Lammie Post-Oostenbrink)

“Niets hield het water tegen, je kon het vanaf de berg tot aan de fjord volgen; van de sneeuw die uit de wolken viel en zich op de top neervlijde tot de mist die boven de zee zweefde en weer in wolken veranderde.
Elke winter groeide de gletsjer, verzamelde hij sneeuw, elke winter groeide de gletsjer zoals het hoorde en elke zomer smolt hij weer, werd kleiner, stond water af, water dat in beken veranderde, het zocht zich een weg naar beneden, voortgestuwd door de zwaartekracht, de beken kwamen samen, werden watervallen, rivieren.
Er waren twee dorpen die een berg en een gletsjer deelden, we deelden de berg en de gletsjer al zolang we ons konden herinneren. De ene zijde van de berg was loodrecht, daar viel het water van Søsterfossene naar beneden, het stortte 711 meter recht omlaag, naar het Eidemeer, een diepgroen water dat de naam aan het dorp gaf, Eidesdalen, en dat de omgeving vruchtbaar maakte voor mens en dier.
Eidesdalen, het dorp van Magnus.

In Eidesdalen kon je de fjord niet zien, de zilte smaak niet op je lippen proeven, het zout werd niet door de wind meegevoerd, het bereikte het dorp nooit, ze roken de zee daarboven niet. Zo groeide hij op. Maar ze hadden water, smakeloos water, water dat alles liet groeien, en hij had de zee nooit gemist, zei hij later.
De andere kant van de berg was milder, zachter, hier verzamelde het water zich in de rivier Breio, de zalmrivier, de rivier van de Fossegrim, de rivier van de zoetwatermosselen, die zich via een breuk een weg baande door het landschap, die deze breuk ook gevormd had, met miljoenen druppels per seconde, op hellingen, in stroomversnellingen en in rustige, gladde stukken. Als de zon scheen, veranderde de rivier in een lichtgevend lint.
Breio liep helemaal tot aan Ringfjorden en daar, in het dorp op zeeniveau, kwam de rivier in contact met het zoute water. Daar werd het gletsjerwater één met de zee.
Ringfjorden, mijn dorp.
Zo werden ze verenigd, het water van de gletsjer en het water uit de zee, voor de zon de druppels weer opnam, ze de lucht in zoog als waterdamp, verder omhoog, tot de wolken waar ze zich onttrokken aan de zwaartekracht.
Nu ben ik terug, Blåfonna heeft me hierheen gelokt, de gletsjer die ooit de onze was. Het is windstil als ik bij Ringfjorden aankom, ik moet noodgedwongen het laatste stukje op de motor varen, het gebrom overstemt al het andere, Blå glijdt door het water en laat kleine draaikolkjes achter aan het oppervlak.”

 

Maja Lunde (Oslo, 30 juli 1975)

 

De Duitse dichter en schrijver Thomas Rosenlöcher werd geboren op 29 juli 1947 in Dresden. Zie ook alle tags voor Thomas Rosenlöcher op dit blog.

 

De koop van een huis

“Nu zal ik u iets speciaals laten zien,” zei
de makelaar en reed meteen door de tuinpoort tot onder
de hoog boven het verzakte dak
bloeiende perenboom. Achter het keukenraam
een bord met de lepel er nog in,
een bundel brieven, de bril die iedereen
een keer in zijn leven voor eens en altijd vergeet.
In het puin bij de haard de esdoorn, die dansend
groen kleurt, zijn doorschijnende bladeren
uitstrekkend naar de keukenkast. “Wilde u
niet iets idyllisch? ”vroeg de makelaar
en gaf me de sleutel. Waarop ik prompt met
de deur in huis viel. Echter, hoe aarzelender
ik mij, rondom door kindertijd en poepdoos omwaaid,
gedroeg, hoe existentiëler het harde
kreunen van de trap, nakrakend bekrachtigd
door de klompvoet van de makelaar. Boven in de kamer
bloemetjesbehang, waskom, nachtkastje.
In bed lag een dode man naar me te kijken.
In het krijtwitte gezicht, de keizerlijke
kin wiebelde plotseling, de gerimpelde mond
begon zich uit te spreken: “Dat wordt ook tijd,
dat jullie me bezoeken. “Aanhoudend gerommel
te duiden als val van de trap. De achter mij aan
hinkende makelaar halveerde de prijs.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Thomas Rosenlöcher (Dresden, 29 juli 1947) 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e juli ook mijn blog van 30 juli 2020 en eveneens mijn blog van 30 juli 2019 en ook mijn blog van 30 juli 2017 en ook mijn blog van 30 juli 2016 deel 1 en eveneens deel 2.

Maja Lunde, Anya Silver

De Noorse schrijfster en scenariste Maja Lunde werd geboren in Oslo op 30 juli 1975. Zie ook alle tags voor Maja Lunde op dit blog. Zie ook alle tags voor Maja Lunde op dit blog.

Uit: The History of Bees (Vertaald door Diane Oatley)

“Their eyes were on us, on the trees. Curious, wrinkling their noses a bit, cocking their heads. As if they were here for the first time, even though all of them had grown up in the district and didn’t know of any kind of nature other than the endless rows of fruit trees, against the shadow of the overgrown forest in the south. A short girl looked at me for a long time, with big, slightly close-set eyes. She blinked a few times, then sniffed loudly. She held a skinny boy by the hand. He yawned loudly and unabashedly, didn’t lift his free hand to his mouth, wasn’t even aware that his face stretched open into a gaping hole. He wasn’t yawning as an expression of boredom; he was too young for that. It was the shortage of food that caused his fatigue. A tall, frail girl held a little boy by the hand. He was breathing heavily through a stuffed-up nose, with his mouth open, missing both front teeth. The tall girl pulled him behind her while she turned her face towards the sun, squinted and wrinkled her nose, but kept her head in the same position, as if to get some color, or perhaps glean strength. They arrived every spring, the new children. But were they usually so small? Were they younger this time? No. They were eight. As they always were. Finished with their schooling. Or … well, they learned numbers and some characters, but beyond that school was only a kind of regulated storage system. Storage and preparation for life out here. Exercises in sitting quietly for a long time. Sit still. Completely still, that’s right. And exercises to develop fine motor skills. They wove carpets from the age of three. Their small fingers were ideally suited for work with complex patterns. Just as they were perfect for the work out here. The children passed us, turned their faces to the front, towards other trees. Then they walked on, towards another field. The boy without teeth stumbled a bit, but the tall girl held his hand tightly, so he didn’t fall. The parents were not here, but they took care of one another. The children disappeared down along the tire rut, drowned between the trees. “Where are they going?” a woman from my crew asked. “I don’t know:’ another replied. “Probably towards forty-nine or fifty’: a third said. “Nobody has started there yet:’ My stomach twisted into a knot.”

 

Maja Lunde (Oslo, 30 juli 1975)

 

De Amerikaanse dichteres Anya Silver werd geboren op 22 december 1968 in Media, Pennsylvania. Zie ook alle tags voor Anya Silver op dit blog.

 

Uit het ziekenhuis ontslagen

Terwijl de deuren achter me dicht glijden,
de wereld weer tot leven komt –
besta ik weer, kom tot mezelf,
zonlicht niet gedimd door donkere ruiten,
de hitte op mijn armen de adem van de aarde.
De wind zet me rechtop
als een hinde die haar pasgeboren kalfje schoonlikt.
Achter mijn rug, dagen gemeten aan de hand van vitale functies,
mijn geopende mond en mijn gestrekte arm,
de nachtelijke kreten van een man, tot kindermaat
verdord door kanker en het gerinkel
van lege infusen die door gangen tolden.
Voor mij het leven – mysterieus, gewoon –
pijn op afstand houdend met zijn gespierde vleugels.
Als ik op de stoeprand stap, duikt een oranje mot
in de mand met rozen
die de laatste tijd op mijn ziekenhuistafel stond,
en de bloembladen wijken voor zijn aanhoudende
duwtje, openen zich veelvoudig en als van goud.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Anya Silver (22 december 1968 – 6 augustus 2018)

 

Zie voor meer schrijvers van de 30e juli ook mijn blog van 30 juli 2019 en ook mijn blog van 30 juli 2017 en ook mijn blog van 30 juli 2016 deel 1 en eveneens deel 2.

Frank Lima, Emily Brontë, Patrick Modiano, Maja Lunde, Aly Freije, Martijn Simons, Dolce far niente

Dolce far niente

 

Summer Day At The Beach door Wilhelm Simmler, 1900


Summer (a love poem)

I wanted to be sure this was our island
so we could walk between the long stars by the sea
though your hips are slight and caught in the air
like a moth at the end of a river around my arms
I am unable to understand the sun your dizzy spells
when you form a hand around me on the sand

I offer you my terrible sanity
the eternal voice that keeps me from reaching you
though we are close to each other every autumn
I feel the desperation of a giant freezing in cement
when I touch the door you’re pressed against
the color of your letter that reminds me of flamingos

isn’t that what you mean?
the pleasure of hands and
lips wetter than the ocean
or the brilliant pain of
breathless teeth in a
turbulent dream on a roof
while I thought of nothing
else except you against
the sky as I unfolded you
like my very life a liquid
signal of enormous love we
invented like a comet that
splits the air between us!

the earth looks shiny wrapped in steam and ermine
tired of us perspiring at every chance on the floor
below I bring you an ash tray out of love for the
ice palace because it is the end of summer the end
of the sun because you are in season like a blue
rug you are my favorite violin when you sit and
peel my eyes with your great surfaces seem intimate
when we merely touch the thread of life and kiss

Frank Lima (1939 – 21 oktober 2013)
Harlem, New York, de geboorteplaats van Frank Lima

 

De Engelse dichteres en schrijfster Emily Brontë werd geboren in Thornton in Yorkshire op 30 juli 1818. Zie ook alle tags voor Emily Brontë op dit blog.

Come, Walk With Me

Come, walk with me,
There’s only thee
To bless my spirit now –
We used to love on winter nights
To wander through the snow;
Can we not woo back old delights?
The clouds rush dark and wild
They fleck with shade our mountain heights
The same as long ago
And on the horizon rest at last
In looming masses piled;
While moonbeams flash and fly so fast
We scarce can say they smiled –

Come walk with me, come walk with me;
We were not once so few
But Death has stolen our company
As sunshine steals the dew –
He took them one by one and we
Are left the only two;
So closer would my feelings twine
Because they have no stay but thine –

‘Nay call me not – it may not be
Is human love so true?
Can Friendship’s flower droop on for years
And then revive anew?
No, though the soil be wet with tears,
How fair soe’er it grew
The vital sap once perished
Will never flow again
And surer than that dwelling dread,
The narrow dungeon of the dead
Time parts the hearts of men -‘

Emily Brontë (30 juli 1818 – 19 december 1848)
Borstbeeld in Bradford

 

De Franse schrijver Patrick Modiano werd geboren in Boulogne-Billancourt op 30 juli 1945. Zie ook alle tags voor Patrick Mondiano op dit blog.

Uit: The Search Warrant (Vertaald door Joanna Kilmartin)

“Like many writers before me, I believe in coincidence and, sometimes, in the novelist’s gift for clairvoyance — the word “gift” not being the right one, for it implies a kind of superiority. Clairvoyance is simply part of the profession: the essential leaps of imagination, the need to fix one’s mind on detail — to the point of obsession, in fact — so as not to lose the thread and give in to one’s natural laziness. All this tension, this cerebral exercise, may well lead in the long run to “flashes of intuition concerning events past and future”, as defined by Larousse dictionary under “clairvoyance”.
In December 1988, after reading the announcement of the search for Dora in the Paris Soir of December 1941, I had thought about it incessantly for months. The precision of certain details haunted me: “41 Boulevard Ornano, 1.55m, oval-shaped face, grey-brown eyes, grey sports jacket, maroon pullover, navy-blue skirt and hat, brown gym shoes.” And all enveloped in night, ignorance, forgetfulnes, oblivion. It seemed impossible to me that I should ever find the faintest trace of Dora Bruder. At the time, the emptiness I felt prompted me to write a novel, Honeymoon, it being as good a way as any of continuing to fix my attention on Dora Bruder, and perhaps, I told myself, of elucidating or divining something about her, a place where she had been, a detail of her life. I knew nothing about her parents, about the circumstances of her flight. All I had to go on was this: I had seen her name, BRUDER, DORA — nothing else, no date or place of birth — above that of her father — BRUDER, ERNEST, 21.5.99, Vienna. Stateless. — on the list of those who left on the convoy of 18 September 1942 for Auschwitz.
In writing Honeymoon, I had had in mind certain women I knew in the 1960s: Anne B, Bella D — the same age as Dora, in one case almost to the month — who could have shared her fate, having been in a similar situation during the Occupation, and whom she may have resembled. Today, it occurs to me that I had had to write 200 pages before I captured, unconsciously, a vague gleam of the truth.
It was a matter of a few lines: “The train had stopped at Nation. The line didn’t go any farther. Rigaud and Ingris had gone past Bastille, where they ought to have changed for the Porte Dorée. They came out of the métro into a big snowfield. [ … ] The sledge cut through several little streets to get back to the Boulevard Soult.”
These back streets lay behind the Rue de Picus and the Holy Heart of Mary, the convent from which Dora Bruder made her escape, one December evening when it had probably been snowing in Paris.
This was the only moment in the book when, without knowing it, I came close to her in time and space.”

Patrick Modiano (Boulogne-Billancourt, 30 juli 1945)


De Noorse schrijfster en scenariste Maja Lunde werd geboren in Oslo op 30 juli 1975. Zie ook alle tags voor Maja Lunde op dit blog. Zie ook alle tags voor Maja Lunde op dit blog.

Uit: The History of Bees (Vertaald door Diane Oatley)

“The tin box was empty before I was full. I stood up and put it back in the return basket from the Trade Commission. Then I jogged in place. My legs were tired, but nonetheless stiff from standing still in locked positions up there in the trees. My blood tingled; I couldn’t stand still. But it didn’t help. I took a quick look around me. Nobody from management was paying attention. I quickly lay down on the ground, just to stretch out my back. It was aching after having been bent over in the same position for a long time. I closed my eyes for a moment, tried to shut out the conversation of the other women of the crew, instead listening to how the chatter rose and fell in volume. This need to talk, all of them at the same time, where did it come from? The other women had started when they were little girls. Hour after hour of group conversations where the subject was always of the lowest common denominator and one could never really go into depth about anything. Perhaps with the exception of when the one being talked about wasn’t there. Personally I preferred one-on-one conversations. Or my own company, for that matter. At work, often the latter. At home I had Kuan, my husband. Not that we had the longest conversations, either, conversation wasn’t what held us together. Kuan’s references were here and now, he was concrete, didn’t crave knowledge, something more. But in his arms I found peace. And then we had Wei-Wen, our three-year-old. Him we could talk about.
Just as the cacophony had almost sung me to sleep, it suddenly fell silent. Everyone was quiet. I sat up. The others on the crew were facing the road. The entourage was walking down the tire ruts and towards us. They were no more than eight or nine years old. I recognized several of them from Wei-Wen’s school. All of them had been given identical work clothes, the same synthetic beige uniforms that we were wearing, and they walked towards us as quickly as their short legs could carry them. Two adult leaders kept them in line. One in front, one behind. Both of them were equipped with powerful voices that corrected the children without cease, but they did not reprimand them, giving instructions with warmth and compassion, because even though the children had not yet fully taken in where they were headed, the adults knew. The children walked hand in hand, in mismatched pairs, the tallest with the shortest, the older children taking care of the younger. An uneven gait, disorganized, but the hands held on tight as if they were glued together. Perhaps they had been given strict instructions not to let go.”

Maja Lunde (Oslo, 30 juli 1975)


De Nederlandse dichteres Aly Freije werd geboren in Veelerveen op 30 juli 1944. Zie ook alle tags voor Aly Freije op dit blog.

Kreuzberg Berlijn

Hun graffiti trekt huizenblokken op
schopt tegen monumentale deuren
-Zwangsräumung blockieren-

ze gooien spuitbussen weg, tappen ander bier
hangen een nacht een beest uit
fabeldieren spreken
draak, griffioen, misschien een sabeltijger

ze schaffen fijne kwasten aan, bestuderen
spierbundels, haarinplant van vachten
gevorkte veren, ingekeepte snavels
de kwetsbaarheid van ogen wit

in één nacht is op een blinde muur
tot boven aan de nok
een voorstelling neergezet

bungelend aan één poot
een edelhert, een ooievaar, een haas
uitvergroot
hun spreken.

 

Het mist

I
Ze kreeg een bouwdoos, zette vier palen
in een gatenplaat, schoof langs de gleuven
voor- en achtergevel op hun plaats
dit was haar huis

schuren geurden met ingedikte
tractorolie en oogstverhalen
schoffels hingen schuin
tegen de zomerwind

deurklinken gingen in verzet
planken opgebroken, opengezette hokken
ze wiste de witte plekken op behang
zwakte het gissen af
naar een waarom en hoe

Aly Freije (Veelerveen, 30 juli 1944)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijver Martijn Simons werd geboren in 1985 en groeide op in Woerden. Zie ook alle tags voor Marijn Simons op dit blog.

Uit: Ik heet Julius

“Nog altijd dat zenuwachtige gekietel. Een warme, vochtige adem. Ik kneep mijn ogen stijf dicht om de beelden van vannacht te verdrijven, van de meisjes, en deed mijn best zo stil mogelijk te blijven liggen. Ze kietelde me echt, Nore, ze deed wat ze ’s ochtends zo vaak deed, gaf kleine likjes, speldenprikjes in mijn oorschelp, en als ik me niet zo… niet zó voelde, had ik er alles aan gedaan om het moment te rekken. Want, jongen, ik hield ervan, die sluimerende seconden tussen slapen en waken, het eiland en de rest van de wereld op veilige afstand. Ik wist waar ze mee bezig was en hoe het zou eindigen, haar warme adem en het geluid van haar lippen, zo dichtbij. Ze gaf me een por tussen mijn ribben als ze vond dat het lang genoeg geduurd had, als ik in actie moest komen. Dan draaide ik me langzaam op mijn zij, als een oud beest, mijn ogen nog altijd dicht, kuste haar en kwam overeind. Klom boven op haar. Hoe ze daar lag, haar ogen nog klein van de nacht, maar al warm en schitterend. Ik drukte mijn neus in haar haar en snoof, kuste haar nog eens, hield mijn ogen open terwijl zij die van haar traag sloot.
Speelse Nore, vrolijke pup. Hoe erg vond ik het als ze het juist níet deed en gewoon opstond, de kamer verliet en ging zitten op de veranda die over de heuvel uitkeek, met een kop thee en een stuk fruit, en de dag langzaam over zich heen liet komen, de geluiden uit de struiken absorbeerde en bedacht wat er gedaan moest worden, om vervolgens tot de heerlijke conclusie te komen dat er die dag niets was wat haar onmiddellijke aandacht vroeg. Want iemand als Nore had nog geen verplichtingen. Niets behalve school, niets behalve ouders die al hun energie staken in het uitbaten van het luxueuze vakantieresort dat zijn naam dankte aan die voddenbalen van vogels die af en toe neerstreken in de branding of op het strand, en waarvan het logo een goedlachse en met klare lijn getekende stripversie van deze vis verslindende vogelsoort was. Pelican was een ordinaire toeristenfuik, waar die hele Jan Thielbaai mee was volgegooid en die week in, week uit, elke maand van het jaar, vol zat met Hollanders en de laatste jaren steeds vaker met Russen.”

Martijn Simons (Woerden, 1985)


Zie voor meer schrijvers van de 30e juli ook mijn blog van 30 juli 2017 en ook mijn blog van 30 juli 2016 deel 1 en eveneens deel 2.

Anton Ent, 200 Jaar Emily Brontë, Patrick Modiano, Maja Lunde, Aly Freije, Martijn Simons

Dolce far niente

 

 
Le Grand Cafe door Peter Graham, 2011

 

Op het terras

Op het terras. Verschijnt een hagedis in het gras?
En weg! Ze wil niet weten welke soort
Iedere vorm van kennis scoort laag vandaag
Schaamte voor het verlangen naar anonieme
schoonheid een naakte man in de branding

Morgen verlaat ze dit eiland. Wat zij wilden
is voorbij. Duinen geven geen antwoord
het strand stuift, er staat een grijze zee

Over de boeg van de hoop. Ze vraagt benauwd:
hopen waarop? Dat de woorden niet liegen?
Minnaars elkaar niet bedriegen? Zelfmoord
en dood tot hetzelfde taalspel behoren?

De hoop dat het helder wordt zegt hij
Liever filmt ze een sneeuwjacht waarin
een man buiten adem voortgaat, duin op
duin af. Een hagedis in het gras. Is. Was.

 

 
Anton Ent (Rotterdam, 20 januari 1939)
Rotterdam, Oude Haven

 

Tweehonderd Jaar Emily Brontë

De Engelse dichteres en schrijfster Emily Brontë werd geboren in Thornton in Yorkshire op 30 juli 1818. Dat is vandaag precies 200 jaar geleden. Zie ook alle tags voor Emily Brontë op dit blog.

Why Ask To Know The Date—The Clime? (Fragment)

Why ask to know the date—the clime?
More then mere words they cannot be:
Men knelt to God and worshipped crime,
And crushed the helpless even as we.

But, they had learnt from length of strife—
Of civil war and anarchy
To laugh at death and look on life
With somewhat lighter sympathy.

It was the autumn of the year;
The time to labouring peasants, dear:
Week after week, from noon to noon,
September shone as bright as June.
Still, never hand a sickle held;
The crops were garnered in the field—
Trod out, and ground by horses feet
While every ear was milky sweet;
And kneaded on the threshing floor
With mire of tears and human gore.
Some said, they thought that heaven’s pure rain
Would hardly bless those fields again.
Not so—the all-benignant skies
Rebuked that fear of famished eyes—
July passed on with showers and dew
And August glowed in showerless blue;
No harvest time could be more fair
Had harvest fruits but ripened there.

And I confess that hate of rest,
And thirst for things abandoned now,
Had weaned me from my country’s breast
And brought me to that land of woe.

Enthusiast—in a name delighting,
My alien sword I drew to free
One race, beneath two standards fighting,
For loyalty, and liberty.

 

Geef dat ik slapen mag

Geef dat ik slapen mag en geen
bewustzijn mij meer plaagt,
dat sneeuw zich legt over mij heen
of regen langs mij vlaagt –
Het is de hemel niet, die het heet
verlangen in mij stilt,
het helse vuur, bij wat ik deed,
bij wat ik wil, wordt mild!

Dit heb ik eens gezegd, dit blijf
ik zeggen, altijd weer:
drie goden, in dit tenger lijf,
gaan dag en nacht tekeer –
Al is de hemel voor hen te klein,
ik draag hen in mij om
en weet: zij zullen in mij zijn
tot ik voorgoed verstom!

Geef dat van hun verwoed tumult
ik eens zal zijn bevrijd,
dat ik door stilte wordt omhuld
en nooit meer, nooit meer lijd!

 

Vertaald door A. Marja

 
Emily Brontë (30 juli 1818 – 19 december 1848)
Cover

 

De Franse schrijver Patrick Modiano werd geboren in Boulogne-Billancourt op 30 juli 1945. Zie ook alle tags voor Patrick Mondiano op dit blog.

Uit: Honeymoon (Voyage deNoce, vertaald door Barbara Wright)

« At Juan-les-Pins, people behaved as if the war didn’t exist. The men wore beach trousers and the women light-coloured pareus. All these people were some twenty years older than Ingrid and Rigaud, but this was barely noticeable. Owing to their suntanned skin and their athletic gait, they still looked young and falsely carefree. They didn’t know the way things would go when the summer was over. At aperitif time, they exchanged addresses. Would they be able to get rooms at Megève this winter? Some preferred the Val-d’Isère, and were already getting ready to book accommodation at the Col de l’Iseran. Others had no intention of leaving the Côte d’Azur. It was possible that they were going to reopen the Altitude 43 in Saint-Tropez, that white hotel which looks like a liner grounded among the pines above the Plage de la Bouillabaisse. They would be safe there. Fleeting signs of anguish could be read on their faces under the suntan: to think that they were going to have to be permanently on the move, searching for a place that the war had spared, and that these oases were going to become rare all the time . . . Rationing was beginning on the Côte. You mustn’t think about anything, so as not to undermine your morale. These idle days sometimes gave you a feeling of being under house arrest. You had to create a vacuum in your head. Let yourself be gently numbed by the sun and the swaying of the palm trees in the breeze . . . Shut your eyes. Ingrid and Rigaud lived the same sort of life as these people who were forgetting the war, but they kept out of their way and avoided speaking to them. At first, everyone had been astonished by their youth. Were they waiting for their parents? Were they on holiday? Rigaud had replied that Ingrid and he “were on honeymoon,” quite simply. And this reply, far from surprising them, had reassured the guests at the Provençal. If young people still went on honeymoon, it meant that the situation wasn’t so tragic as all that and that the earth was still going round.”

 
Patrick Modiano (Boulogne-Billancourt, 30 juli 1945)
Cover audio boek

 

De Noorse schrijfster en scenariste Maja Lunde werd geboren in Oslo op 30 juli 1975. Zie ook alle tags voor Maja Lunde op dit blog. Zie ook alle tags voor Maja Lunde op dit blog.

Uit: The History of Bees (Vertaald door Diane Oatley)

“I was assigned to Field 748 today. Out of how many? I didn’t know. My group was one of hundreds. In our beige work uniforms we were just as anonymous as the trees. And just as close together as the flowers. Never alone, always together in a flock, up here in the trees, or wandering down the tire ruts from one field to the next. Only behind the walls of our own small flats could we be alone, a few short hours a day. Our whole lives were out here.
It was quiet. We weren’t allowed to speak while we worked. The only sound to be heard was that of our careful movements in the trees, a faint clearing of the throat, some yawns and the material of our uniforms against the tree trunks. And sometimes the sound we had all learned to dislike—a branch creaking and in the worst case breaking. A broken branch meant less fruit, and yet another reason to dock our pay.
Otherwise only the wind was audible, passing through branches, brushing across the blossoms, slipping through the grass on the ground.
A fly buzzed through the air, a rare sight. It had been several days since I had seen a bird, there were fewer of them as well. They hunted the few insects to be found, and starved, like the rest of the world.
But then an earsplitting sound broke the silence. It was the whistle from the management’s barracks, the signal for the second and final break of the day. I noticed immediately how parched my tongue was.
I climbed down with awkward caution. My workmates and I crept down from the trees to the ground. The other women had already begun chatting, as if their cacophonic prattle was flipped on like a switch the split second they knew that they could.
I said nothing, concentrating on getting down without breaking a branch. I managed it. Pure luck. I was infinitely clumsy, had been working out here long enough to know that I would never be really good at the job.
On the ground beside the tree was a beat-up metal water bottle. I grabbed it and drank quickly. The water was lukewarm and tasted of aluminum, the taste made me drink less than I needed.
Two young boys dressed in white from the Trade Commission rapidly distributed the reusable tin boxes containing the second meal of the day. I sat down by myself with my back against the tree trunk and opened mine. The rice was mixed with corn today.
I ate quickly. As usual, a bit too salty, and seasoned with artificially manufactured chili pepper and soy. It had been a long time since I had tasted meat. Animal feed required too much arable land. And a lot of the traditional animal feed required pollination. The animals weren’t worth our painstaking handiwork.”


Maja Lunde (Oslo, 30 juli 1975)

 

De Nederlandse dichteres Aly Freije werd geboren in Veelerveen op 30 juli 1944. Zie ook alle tags voor Aly Freije op dit blog/

Spiegels

I
Zij waren ongedurig, wilden helder krijgen
wat voortvluchtig was, de klank van schuren
de tinten geel van gerst
als jonge honden volgden ze een spoor
met kans op terugkaatsing

een paardenhok, het hek hangt los, drie kinderen
in een veenkanaal, een vrouwenroep verwaait
wind raast door halmen gras, slaat
bloempotten aan diggelen, rookpluimen stijgen
uit een veld, vol margrieten en bolderik

deuren sluiten, water stroomt
uit een plafond, de jongen klemt
een vogel in zijn hand, een man spreekt karig
een vrouw loopt achteruit
gesprekken vallen stil

wasem lost op
ze wijken voor de spiegel
de brekingshoek.

 

II
Ze zoeken opnieuw naar openingen, het hart
van een huis, ontsluiten blinden
in een fauteuil zit moeder, verplaatst
haar schaduw, wenkt hen naderbij

ze willen weer klein rond haar schoot
zij schetst hoefafdrukken, roestig pakdraad
-littekens maken sterk, breken
kun je het leven niet verwijten-

muziek stroomt een piano uit
woorden trekken zich terug, leeg is de stoel
ramen schuiven omhoog een terras verplaatst
hen in de zon, is dit hun plek?

 
Aly Freije (Veelerveen, 30 juli 1944)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijver Martijn Simons werd geboren in 1985 en groeide op in Woerden. Zie ook alle tags voor Marijn Simons op dit blog.

Uit: Ik heet Julius

“De dag nadat ik Campo Alegre was ontvlucht alsof de boel in lichterlaaie stond en ik het vermoeid en verdoofd op een lopen zette, belde David om me te vertellen dat mijn vader – ónze vader, de man aan wie ik alles te danken had en die het waarschijnlijk weg zou lachen als ik hem rechtstreeks zou confronteren met wat er gebeurd was – dat uitgerekend híj, het lichtend voorbeeld, de zelfbenoemde trots van het gezin Ruysbroek, een beroerte had gekregen in de polder bij Abcoude en nu op de afdeling Neurologie van het AMC plat op zijn rug lag, zijn armen stijf langs zijn lichaam, een slangetje in zijn neus, en dat wij niks anders konden dan afwachten hoe hij eruit zou komen. Als hij er al uit zou komen.
Dat alles wist ik nog niet toen ik wakker werd. Ik hield mijn ogen gesloten tegen de hoofdpijn die zou inslaan zodra ik het overdadige daglicht zou toelaten en wist nog van niks. Niet hoe laat het was, niet welke dag het was, niet waar het noorden zich bevond. Ik reconstrueerde dat ik op Curaçao was, en dat er iets in mijn oor kietelde. Alles om me heen stond stil, pauze, geen geluid, maar het was een beangstigende pauze, ik zweefde door de lucht en kon elk moment op de aarde te pletter storten.
Ik wist zeker dat ik vannacht alleen was thuisgekomen, buiten adem, en er lag niemand naast me toen ik – hoe lang was dat geleden? – trillend onder de plakkerige lakens schoof, bewegingloos op mijn rug lag, luisterend naar de geluiden buiten, het gescharrel van de nachtdieren, het geritsel van de wind door de struiken om het huis.
Mijn lijf was stram en ik probeerde me te herinneren of ik de afstand van het Campo over de onverharde paden naar huis blootsvoets had afgelegd, zo dik en pijnlijk waren mijn voeten. Ik werd door onzichtbare krachten in het matras geperst, mijn adem kon elk moment stokken, maar mijn hart ging tekeer als de snares in de opgefokte muziek die ik altijd hoorde op de autoradio, en mijn ogen waren nog wijd open en staarden in het donker, zochten een punt om zich aan te hechten, maar er was niks, alleen dat eindeloze donker. Uiteindelijk viel ik in slaap, en droomde ik dat wat ik had meegemaakt ook écht niets meer dan een droom was, met vreemde kleuren en figuren die groter werden als je dichterbij kwam, om plotseling te verdwijnen als je een arm naar ze uitstak.”

 
Martijn Simons (Woerden, 1985)

 

Zie voor meer schrijvers van de 30e juli ook mijn blog van 30 juli 2017 en ook mijn blog van 30 juli 2016 deel 1 en eveneens deel 2.

 

 

 

 

Frans Budé, Patrick Modiano, Maja Lunde, Emily Brontë, Cherie Priest, Pauline van der Lans

Dolce far niente

 

 
De brug over de Maas bij Wessem

 

Het oversteken van de Maas

Bij elke stap bezig met de overkant.
Vraag het de Maas onder mijn voeten, de meeuw,
onbevreesd dansend boven de stenen brug.

De overkant is een belofte, komt huizenhoog
me tegemoet, flonkert en lonkt, geeft zich halverwege over.

Wyck of Maastricht, beide badend in de roem van eeuwigheid,
keer ik terug of loop ik heen? Steeds dezelfde gedachte
van afscheid en aankomst, terwijl ik mij met kloppend hart
voorwaarts spoed, naamloos opga in de drukte.

Almaar dichter op de andere oever aan, vergezicht
dat eindeloos zich ontvouwt, stadsgrond wordt, waterloop.
Droom die ik bewaar, ik draag hem met mij mee.

 
Frans Budé (Maastricht, 28 december 1945)
De Sint Servaasbrug in Maastricht

Lees verder “Frans Budé, Patrick Modiano, Maja Lunde, Emily Brontë, Cherie Priest, Pauline van der Lans”