Joseph Brodsky, Henri Michaux, Rainald Maria Goetz


De Russisch-Amerikaanse dichter Joseph Brodsky werd op 24 mei  1940 in Leningrad (het huidige St.  Petersburg) geboren als Iosif Brodski. Hij had al een aardige bekendheid als schrijver verworven, toen de Russische autoriteiten hem in 1964 in een werkkamp opsloten. In 1972 moest Brodsky Rusland verlaten en reisde hij naar Oostenrijk. Daar ontmoette hij de door hem bewonderde W.H. Auden, die hem hielp zijn carrière voort te zetten. Brodsky kwam uiteindelijk in de Verenigde Staten terecht, waar hij zou gaan doceren aan universiteiten en lid werd van de American Academy and Institute of Art and Letters. De overstap naar een Westers leven lijkt Brodsky weinig moeite te hebben gekost. Zijn gedichten bleef hij in het Russisch schrijven, maar zijn proza (politieke, literaire en autobiografische essays en verhalen) schreef hij in het Engels. De poëzie van Brodsky is divers: van uiterst korte lyriek tot lange, verhalende en beschouwende gedichten. Ook zijn taalgebruik is gevarieerd. Vaktermen uit de natuurwetenschappen worden moeiteloos afgewisseld met prozaïsche omgangstaal, een verheven toon kan omslaan in een bijna speelse stijl. Dit spelen met taal werkt als tegenwicht voor de sombere thematiek: leegte, verbanning en isolement spelen in Brodsky’s werk een grote rol.

 

Zie ook mijn blog van 24 mei 2006.

 

Debuut 1


Bevrijd van de tentamendruk had zij
voor zaterdag een vriend gevraagd te komen;
’t was avond, kaarslicht, en zelfingenomen
stond er de dichtgekurkte fles rosé.

Maar zondagochtend ving met regen aan;
en de logé sloop, een ervaring rijker,
steels weg en nam zijn kleren van de spijker,
die onbeholpen in de kalk bleef staan.

Ze pakte van t bureautje bij de muur
een mok en goot het restje thee naar binnen.
De woning sliep nog op dit vroege uur.
Ze lag in bad en voelde hoe in t midden

de bodem bladderde, en plotseling
kroop toen de leegte, licht naar badzout geurend,
haar lichaam in door nog een opening
die na vannacht bekend was met de wereld.


Debuut 2


De hand die slinks de deur geopend had
bleek vies; hij stak hem in zn jaszak weg en
toen liet het van de wijn teruggekregen
geld horen dat het in de voering zat.

De straat was leeg. Er dreven peukjes rond
in t water stromend uit de regenpijpen.
Hij dacht weer aan het stucwerk en de spijker
en van zijn opgezwollen lippen klonk

een vloek. De leegte bleef onaangedaan.
Hij bloosde, met zijn eigen stem verlegen,
en was ter plekke door de grond gegaan
als net de trolleybus niet was verschenen.

Thuis kleedde hij zich haastig uit, vermeed
te kijken naar de sleutel die nu afhing,
op vele deuren past en stonk naar zweet,
nog niet bekomen van de eerste draaiing.

 

 

Vertaald door Peter Zeeman

 

 

To Urania

                                               To I.K.

 

        Everything has its limit, including sorrow.

        A windowpane stalls a stare. Nor does a grill abandon

        a leaf. One may rattle the keys, gurgle down a swallow.

        Loneless cubes a man at random.

        A camel sniffs at the rail with a resentful nostril;

        a perspective cuts emptiness deep and even.

        And what is space anyway if not the

        body’s absence at every given

        point? That’s why Urania’s older sister Clio!

        in daylight or with the soot-rich lantern,

        you see the globe’s pate free of any bio,

        you see she hides nothing, unlike the latter.

        There they are, blueberry-laden forests,

        rivers where the folk with bare hands catch sturgeon

        or the towns in whose soggy phone books

        you are starring no longer; father eastward surge on

        brown mountain ranges; wild mares carousing

        in tall sedge; the cheeckbones get yellower

        as they turn numerous. And still farther east, steam dreadnoughts

                                                        or cruisers,

        and the expanse grows blue like lace underwear.

 

 

 

 

Brodky
Joseph Brodsky (
24 mei 1940 – 28 januari 1996)

 

De Franse schrijver, dichter  en schilder Henri Michaux werd geboren op 24 mei 1899 in Namur in België. Als onderdeel van zijn zoektocht naar een ‘Ailleurs’ (Ergens anders) heeft  Michaux veel geëxperimenteerd met verscheidene hallucinogene middelen. Gedreven door een instinctief verzet tegen iedere beperking van de bewegingsvrijheid, wilde hij grenzen verleggen, alle innerlijke en uiterlijke obstakels ondersteboven schoppen, aan alle bindingen (van afkomst, identiteit, gewoontevorming, sociale dwang) ontsnappen.In talloze tekeningen heeft hij zijn ervaringen met drugs als mescaline, LSD en psilocybine rechtstreeks of naderhand vastgelegd. Daarnaast heeft hij vele teksten en gedichten gewijd aan zijn experimenten.

 

LE GRAND COMBAT

 

Il l’emparouille et l’endosque contre terre ;
Il le rague et le roupéte jusqu’à son drâle ;
Il le pratéle et le libucque et lui baroufle les ouillais ;
Il le tocarde et le marmine,
Le manage rape à ri et ripe à ra.
Enfin il l’écorcobalisse.
L’autre hésite, s’espudrine, se défaisse, se torse et se ruine.
C’en sera bientôt fini de lui ;
Il se reprise et s’emmargine… mais en vain
Le cerveau tombe qui a tant roulé.
Abrah ! Abrah ! Abrah !
Le pied a failli !
Le bras a cassé !
Le sang a coulé !
Fouille, fouille, fouille,
Dans la marmite de son ventre est un grand secret.
Mégères alentours qui pleurez dans vos mouchoirs; 
On s’étonne, on s’étonne, on s’étonne
Et on vous regarde,
On cherche aussi, nous autres le Grand Secret.

« Papa, fais tousser la baleine », dit l’enfant confiant.
Le tibétain, sans répondre, sortit sa trompe à appeler l’orage
et nous fûmes copieusement mouillés sous de grands éclairs.
Si la feuille chantait, elle tromperait l’oiseau.

 

 

MICHAUX
Henri Michaux (24 mei 1899 – 19 oktober 1984)

 

De Duitse schrijver Rainald Maria Goetz werd geboren op 24 mei 1954 in München. Beroemd werd hij in 1983 toen hij tijdens een competitie om de Ingeborg-Bachmann-Preis tijdens een lezing voor lopende televisiecamera’s in Klagenfurt met een scheermesje zijn voorhoofd verwondde en het bloed over zijn gezicht en zijn manuscript liet lopen. Al gauw vond hij echter ook serieuze erkenning bij de kritiek.

 

Uit: Hirn

 

“Mode ist das Gegenteil von Stil. Stil ist die ununterbrochene, besessene, hochgeheime Arbeit am Selbst. Diese Arbeit schließt alles ein, von der Formung des Fleisches nach dem Willen, der Entscheidung zu einem bestimmten Lebenstempo, einem bestimmten Gang, der Auswahl eines letzten kleinen scheinbar bedeutungslosen Accessoires, bis hin zur entschlossenen Negation dieser Arbeit. Mode hingegen ist ununterbrochenes Kleidung hervorbringendes Gerede über die Arbeit am Selbst, die so extrem narzißtisch ist, vorausgesetzt man hat tatsächlich Stil, daß sie Gerede und Offenlegung nur schwer erträgt. Deshalb ist Mode für die Erwachsenen und Stil eine Sache der Jugend (…). Deshalb konnte Paul Weller mit 18 als Musiker und Songschreiber von natürlicher Klasse eine wunderbarer Heroe der Modjugend sein und ist heute mit seinem endlosen Gerede über Stil und dessen politische Bedeutung ein aufs traurigste sich anbiedernder Volksschullehrer”.

 

 

goetz_sw
Rainald Maria Goetz (M
ünchen, 24 mei 1954)