In verband met een korte vakantie van Romenu zijn de postings even wat minder uitvoerig. De Amerikaanse schrijfster Lorraine Hansberry werd geborenop 19 mei 1930 in Chigago. In het zuiden van die stad groeide zij op. De familie trok later naar een door blanken gedomineerde wijk waar zij haar eerste ervaringen opdeed met rascisme en discriminatie. Het was in dezelfde tijd dat haar ouders streden tegen de segregatie in de Amerikaanse maatschappij. De familie raakte in een juridische strijd na de verhuizing, maar het oordeel van de rechter viel uiteindelijk, in 1940, ten gunste van de Hansberry’s uit. Dee gebeurtenissen inspireerden Lorraine Hansberry om haar beroemdste toneelstuk A Raisin in the Sun te schrijven. Het was onmiddellijk een groot succes en het eerste stuk van een Afro-Amerikaanse schrijfster dat uitgvoerd werd op Broadway. Lorraine Hansberry stierf in 1965 op 34 jarige leeftijd aan kanker. Uit: A Raisin in the Sun Mama: Oh—So now it’s life. Money is life. Once upon a time freedom used to be life—now it’s money. I guess the world really do change . . . […] . Walter: You wouldn’t understand yet, son, but your daddy’s gonna make a transaction . . . a business transaction that’s going to change our lives. . . . That’s how come one day when you ‘bout seventeen years old I’ll come home . . . I’ll pull the car up on the driveway . . . just a plain black Chrysler, I think, with white walls—no—black tires . . . the gardener will be clipping away at the hedges and he’ll say, “Good evening, Mr. Younger.” And I’ll say, “Hello, Jefferson, how are you this evening?” And I’ll go inside and Ruth will come downstairs and meet me at the door and we’ll kiss each other and she’ll take my arm and we’ll go up to your room to see you sitting on the floor with the catalogues of all the great schools in America around you. . . . All the great schools in the world! And—and I’ll say, all right son—it’s your seventeenth birthday, what is it you’ve decided? . . . Just tell me, what it is you want to be—and you’ll be it. . . . Whatever you want to be—Yessir! You just name it, son . . . and I hand you the world! De Duitse schrijfster Kirsten Boie werd geboren op 19 mei 1950 in Hamburg. Zij studeerde Duits en Engels en promoveerde in de literatuurwetenschap op Brecht. Tot 1983 werkte zij als docente op een gymnasium. Na de adoptie van een kind stopte zij met dit werk en begon zij me Uit: Alhambra De Nederlandse letterkundige, vertaler, essayist, schrijver en columnist Karel van het Reve werd geboren in Amsterdam op 19 mei 1921. Zie ook mijn blog van 19 mei 2007. Uit Uren met Henk Broekhuis “de nu volgende opinion is, schat ik, iets van honderdvijftig jaar oud: de beschrijving van een ding moet bepaalde eigenschappen met dat ding gemeen hebben. De Indiase dichter en schrijver Ruskin Bond werd geboren op 19 mei 1934 in Kasauli. Zie ook mijn blog van 19 mei 2007. Uit: Tea at the Dhaba Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 19 mei 2007. De Duitse schrijfster Rahel Varnhagen werd geboren op 19 mei 1771 in Berlijn.
Walter: No—it was always money, Mama. We just didn’t know about it.
Mama: No . . . something has changed. You something new, boy. In my time we was worried about not being lynched . . . You ain’t satisfied or proud of nothing we done. I mean that you had a home; that we kept you out of trouble till you was grown; that you don’t have to ride to work on the back of nobody’s streetcar—You my children—but how different we done become.
t schrijven. In 1985 verscheen haar eerste boek „Paule ist ein Glücksgriff“, dat meteen een succes werd.
“Al-Andalus, April 1492
Das Erste, was Boston spürte, war die Wärme. Danach sah er, dass die Fliese nicht mehr in seinen Händen lag. Hatte er sie fallen lassen? Es hatte nicht geklirrt. Es war heller auf einmal.
Es war ja nicht so, dass er wirklich Zeit zum Nachdenken hatte, bevor er sah. Es waren ja nur Bruchteile von Sekunden, bevor er begriff und vor allem nicht begriff.
Die Gasse war verschwunden. Er stand, noch immer gebeugt wie über dem Karton vor dem Laden im Basar, auf einem weiß sandigen Weg, der aufwärts führte zwischen Zypressen und Pinien, breit genug, um der Sonne Zugang zu gewähren.
Das Erste, was er spürte, war Übelkeit. Als müsse er sich übergeben, während in seinem Kopf Gedanken durcheinanderwirbelten, Gefühle, alles war wirr, drehte sich.
Nein! Nein, nein!, dachte Boston und klammerte sich an dem Wort fest, das er als erstes aus dem Taumel in seinem Hirn zu fassen bekam. Nein, nein, nein!
Er taumelte an den Wegrand und unter die Bäume und übergab sich heftig. Nein, nein, nein.
Dann lag er auf dem Teppich aus Piniennadeln, während über ihm die lichten Zweige Sonnenstrahlen filterten. Er atmete schnell, heftig, sein Herz schlug, als versuche jeder Schlag den vor ihm noch zu überholen.
Pinien, dachte Boston. Ruhig werden. Ruhig werden. Pinien. Dies ist ein Wald.
Er zwang sich, seinen Blick wandern zu lassen. Durchscheinende Wipfel. Der Duft von Piniennadeln, fast Sommerduft. Es wird besser, dachte Boston
Nur nicht wieder dieses Schwirren im Kopf. Es ist ja alles in Ordnung. Dies ist ein Wald, ich liege auf dem Boden, ich kann alles sehen und verstehen. Nicht wieder dieses Schwirren im Kopf.
Er atmete langsamer. Dies ist ein Wald. Aber eben noch war ich in einer Gasse.
Sein Herz galoppierte noch immer, sein Atem jagte, langsam atmen, langsam atmen, aber das Schwirren kam nicht wieder.
Irgendwo aus der Ferne hörte er Geräusche, als würde Metall auf Metall geschlagen. Eine Stimme, die etwas rief, weit entfernt. Den Schrei eines Esels.
Er ließ die Augen geschlossen und erlaubte seinen Gedanken zu tun, was sie wollten. Die Verwirrung kam nicht wieder. Er begriff, was an diesen Geräuschen so merkwürdig war: All das, was fehlte.
Kein Motorenlärm, dachte Boston und war gleichzeitig erstaunt und glücklich, dass er etwas begriffen hatte und es in seinen Gedanken formulieren konnte, dass sein Gehirn also wieder funktionierte, wahrnahm, verstand. Wie tief muss dieser Wald sein, dass man keinen Motorenlärm hört. Und trotzdem hängt in der Luft ein Schleier aus Geräuschen, Stimmen, ein Holpern und Klappern, unvertraut.
Gut. Er konnte wieder nachdenken, das war gut. Wenn er wieder er selbst war, konnte alles andere nicht mehr so schrecklich sein.
Boston öffnete die Augen. Die Sonne schien noch immer durch die Pinienwipfel.”
Ik herinner me de eerste keer dat ik hem tegenkwam: onze leraar Nederlands legde ons uit dat iedere schrijver zijn eigen stijl heeft, en dat hoe eigenaardiger iemands persoonlijkheid, des te eigenaardiger zijn stijl.
Dat was hem nog niet helemaal, want die stijl is het product van de schrijver, en niet een beschrijving van de schrijver, maar het kwam toch in de buurt. Spoedig begon ik deze gemeenplaats in zuiverder vorm tegen te komen in dialogen als: ‘Dat is wel een verschrikkelijk ingewikkelde en onduidelijke tekst!’ Antwoord: ‘Ja maar die tekst gaat ook over een verschikkelijk ingewikkelde en onduidelijke zaak! Dus dat spreekt! Dus je begrijpt! Dus vandaar! Dus dat moet wel! Een ingewikkelde zaak kun je alleen ingewikkeld beschrijven.’
Het schijnt dat reeds Spinoza tegen deze opvatting geprotesteerd heeft. Hij gebruikte daarbij als argument, dat een cirkel rond is, maar dat een beschrijving van een cirkel – de verzameling van alle punten in een vlak die evenver van een bepaald punt afliggen – helemaal niet rond hoeft te zijn. Een andere Nederlandse geleerde heeft er ergens op gewezen dat een goede beschrijving van erwtensoep niet groen hoeft te zijn, en dat je in de Noordzee verdrinken kunt, maar niet in een beschrijving van die Noordzee. Een uitstekend gelukt schilderij van een regenbui kan zo droog als gort zijn. De bekende Franse filosoof en publicist Julien Benda (1867-1956) heeft een aantal boeken tegen deze opvatting geschreven. Maar geholpen heeft het niet.”
”The dhabawallah was now up. His dog, emboldened by his master’s presence, began to bark at us. The man lit a charcoal fire in a choolah, and put a kettle of water on to boil.
“Will you eat anything?” he asked conversationally in Hindi.
“No, just tea for us,” I said.
He placed two brass tumblers on a table.
“The milk hasn’t arrived,” he said. “You’re very early.”
“We’ll take the tea without milk,” said Daljit, “but give us lots of sugar.”
“Sugar is costly these days. But since you are school boys, and need more, you can help yourselves.”
“Oh, we are not school boys,” I said hurriedly.
“Not at all,” said Daljit.
“We are just tourists,” I added.
“We have to catch the early train at Dehra,” offered Daljit.
“There’s no train before ten o’clock,” said the puzzled dhabawallah.
“It is the ten o’clock train we are catching,” said Daljit smartly. “Do you think we will be down in time?”
“Oh yes, there’s plenty of time…”
The dhabawallah poured hot tea into the tumblers and placed the sugar bowl in front of us.
“At first I thought you were schoolboys,” he said with a laugh. “I thought you were running away.”
Daljit laughed a little nervously, I thought.
“What made you think that?” he asked.
“Oh, I’ve been here many years,” he said, gesturing towards the small clearing in which his little wooden stall stood, almost like a trading outpost in a wild country.
“Schoolboys always pass this way when they’re running away!”
“Do many run away?” I asked.
“Not many. Just two or three every year. They get as far as the railway station in Dehra and there they’re caught!”
“It is silly of them to get caught,” said Daljit.
“Are they always caught?” I asked.
“Always! I give them a glass of tea on their way down, and I give them a glass of tea on their way up, when they are returning with their teachers.”
“Well, you will not see us again,” said Daljit, ignoring the warning look that I gave him.
“Ah, but you aren’t schoolboys!” said the shopkeeper, beaming at us. “And you aren’t running away!”
We paid for our tea and hurried on down the path. The parrots flew over again, screeching loudly, and settled in a lichee tree. The sun was warmer now, and as the altitude decreased, the temperature and humidity rose, and we could almost smell the heat of the plains rising to meet us.
The hills leveled out into rolling country, patterned with fields. Rice had been planted out, and the sugarcane was waist-high”.
De Duitse schrijver Fritz Rudolf Fries werd geboren op 19 mei 1935 in Bilbao als zoon van een Duitse koopman.