Rolf Hochhuth 75 jaar

In de Sueddeutsche Zeitung gisteren een interview met Rolf Hochhuth. Hochhuth is een Duitse schrijver die in 1963 een toneelstuk onder de titel Der Stellvertreter  (in het Nederlands De Plaatsbekleder) schreef. Hij is gisteren 75 jaar geworden.

Het toneelstuk gaat over het (vermeend) controversiële gedrag van de Rooms Katholieke kerkleiding met name (Paus Pius XII ofwel de voormalige Italiaanse kardinaal Pacelli) in de periode 1939-1945. Het mocht niet opgevoerd worden in diverse Europese hoofdsteden uit angst voor rellen e.d

De première in Berlijn in het Theater am Kurfürstendamm onder de regisseur Erwin Piscator op 20 april 1963 leidde tot het grootste en omvangrijkste debat over toneel in Duitsland tot dan toe.

Els Wiertz-Boudewijn vatte het als volgt samen:

“Hochhuth liet in de drie eerste bedrijven de toeschouwers kennismaken met de nuntius, gezant van de paus, met Riccardo, die getuige was van de jodenvervolgingen in Berlijn en met de historische figuur Gerstein een antinazi, die in S.S.-vermomming vele mensen heeft kunnen redden. Daar is later ook de Jood, met wie Riccardo van soutane, naam en ster ruilt opdat de eerste gered zal worden. Verder treden er Nazi-figuren op als Eichmann en de dokter, de historische arts, in wie Mengele te herkennen is. Het Joodse gezin op deportatie vormt met hen een schril contrast. In het vierde bedrijf treedt eindelijk de Paus in vol ornaat op. Hij schrijft niet, zoals iedereen verwacht, een brief aan Hitler, die hij respecteert als een bolwerk tegen het bolsjewisme, maar leest een nietszeggend epistel voor. Dan doet Riccardo wat wij allen hadden moeten doen: hij speldt zich de gele ster op en gaat met de Joden mee, de Paus in verbitterde miskenning achterlatend. Ellendig en berooid komen zij in Auschwitz aan. Na de dood van beide Riccardo’s en het bericht dat de Paus geen schuld treft, valt het doek.”

Rolf Hochhuth (Eschwege, 1 april 1931)

 

In 2002  werd het stuk door Constantin Costa-Gravas onder de titel Amen verfilmd.

 

De toekomst der religie

Simon Vestdijk (1898-1971) werd opgeleid als arts, debuteerde in 1932 met Verzen en publiceerde in hoog tempo romans, gedichten, novellen en essays. In De toekomst der religie, een essay van bijna vierhonderd bladzijden, schreef Vestdijk dat het christendom vroeg of laat zou sterven, dat hij daar geen traan om liet en dat socialisme en boeddhisme de toekomst hadden.

Weinig boeken veroorzaakten zoveel ophef als De toekomst der religie van Simon Vestdijk. Volgens Vestdijk was het christendom ten dode opgeschreven. Het boek verscheen in 1947 en zorgde voor een intens en langdurig debat.

 

De Leidse godsdienstwetenschapper Hans van de Breevaart analyseerde het debat en promoveerde erop. In Trouw vandaag een uitgebreid artikel van zijn hand. Hij concludeert:

“Opvallend is dat het hier zowel theologen als literatoren zijn die een baanbrekende rol spelen. Beperkte het verschijnsel buitenkerkelijke religieuzen zich aanvankelijk tot een enkele vrijzinnige, met P. (’geef mijn portie maar aan fikkie’) Smits als bekendste voorbeeld, tegenwoordig kan ook een ex-gereformeerde als H.M. (’goden zijn zoekplaatjes’) Kuitert ertoe worden gerekend. En schrijvers als Frans (’mystiek lichaam’) Kellendonk, C.O. (’het uitblijvend antwoord’) Jellema en, recent nog, Jan (’verlost van zelfgeschapen demonen’) Oegema, bekeerden zich eveneens tot de soloreligieuze trend van tegenwoordig.

……..

Ook Vestdijk meende dat ’een primitieve, patriarchale moraal van schuld, straf, belooning, boete, wedervergelding, haar nut kan hebben bij het paedagogisch temmen van barbaren, krachtmenschen en gevaarlijke misdadigers, en bij het opvoeden van moeilijke kinderen tot op zekere leeftijd*’ Mij lijken die woorden nog niets van hun geldingskracht te hebben verloren.

Anders dan de tegenwoordige socialisten (ook degenen onder hen die zich liberalen noemen) dienen we de neiging tot het kwade in ieder mens serieuzer te nemen. En anders dan veel van de tegenwoordige liberalen dienen we ervoor te waken de bestrijding van het kwaad louter als een overheidstaak te zien. Absoluut noodzakelijk is daarvoor een grondige herwaardering van de betekenis die christelijke waarheden en de daarbij behorende moraal nog altijd voor ons kunnen hebben.“

Proefschrift: Hans van de Breevaart,
Authority in Question
,Uitg. Eburon, Delft 2005

 

Vier stellingen van Jan Oegema

 1. Wie is soloreligieus? Wat is soloreligieus? Na een half jaar blijkt het een term met een onverwachte aantrekkingskracht. Omwille van de helderheid lijkt het me goed hem te reserveren voor mensen zonder kerkelijke binding. Je bent soloreligieus omdat je geen dak meer boven je hoofd hebt, zo simpel is het. Dit betekent niet dat soloreligieuzen nooit meer in een kerkbank schuiven; maar als ze dat doen, dan bij wijze van spreken als toerist in hun eigen vaderland.

2. Soloreligieuzen zijn er in soorten en maten, daarvoor zijn het per slot soloreligieuzen. Je hebt spirituelen en nuchteren, verstokte eenzaten en voorzichtige gezelschapzoekers. Je hebt vrijen en geremden, stillen en roependen, geëngageerden en contemplatieven, godzoekers en goddumpers, kerktoeristen en kerkmijders. Je hebt er die het christendom onverschillig laat en die er nog een band mee voelen. Je hebt mannen die redetwisten over termen en vrouwen die dat geamuseerd aanhoren.

3. Vanuit godsdienstsociologisch perspectief bezien is de moderne soloreligiositeit een ongeorganiseerd complot van subjectieve instellingen, als zodanig een van de manifestaties van een christendom in transformatie of, wie zal het zeggen, in een zieltogende eindfase.

4. Monniken zijn op hun manier zijn het natuurlijk ook soloreligieuzen. Ik denk dat alle spiritualiteit die die naam verdient, gepaard gaat met eenzaamheid. Hoe groter de innerlijkheid, hoe groter de afstand tot de wereld. Als monniken elkaar ergens voor nodig hebben, dan als lotgenoten wier loutere aanwezigheid voldoende is om de eenzaamheid beter te verdragen. Het klooster is een gemeenschap van solitairen. In letterlijke zin is soloreligiositeit iets van alle tijden.

 

Jan Oegema