De Italiaanse dichter en criticus Salvatore Quasimodo werd geboren op 20 augustus 1901 in Modica op Sicilië. Daar brengt hij ook zijn jeugdjaren door. Vanaf 1919 studeert hij in Rome aan de polytechnische school. Later stapt hij over naar de studie van de klassieke talen. Na zijn afstuderen werkt hij onder andere als theaterecensent. Vanaf 1939 is hij journalist. In 1940 wordt hij hoogleraar literatuur aan de universiteit van Milaan. Quasimodo wordt beschouwd als zijnde van dezelfde rang als Ungaretti en Montale. Zijn poezie komt voort uit het symbolisme en thematiseert vooral Sicilië en de tradities op dat eiland. Quasimodo maakte zich tevens verdienstelijk als vertaler van zowel Catullus, Ovidius en Vergilius als ook van Shakespeare en Neruda. In 1959 ontving hij de Nobelprijs voor literatuur. Salavatore Quasimodo stierf op 14 juni 1968 in Napels.
Strada di Agrigentum
Là dura un vento che ricordo acceso
nelle criniere dei cavalli obliqui
in corsa lungo le pianure, vento
che macchia e rode l’arenaria e il cuore
dei telamoni lugubri, riversi
sopra l’erba. Anima antica, grigia
di rancori, torni a quel vento, annusi
il delicato muschio che riveste
i giganti sospinti giù dal cielo.
Come sola nello spazio che ti resta!
E più t’accori s’odi ancora il suono
che s’allontana verso il mare
dove Espero già striscia mattutino
il marranzano tristemente vibra
nella gola del carraio che risale
il colle nitido di luna, lento
tra il murmure d’ ulivi saraceni.
Agrigentum Road
There a wind endures that I remember
kindled in the manes of horses
racing aslant across the plains, a wind
that stains and scars the sandstone
and the heart of mournful telamones toppled
on the grass. Aged soul, grey with rancor
return to that wind, breathe in
the delicate musk that clothes
the giants cast down by heaven.
How alone in the space that’s left to you!
And more do you grieve if still you hear
the sound that drifts toward the sea
where Hesperus trails at early morn
the jew’s harp’s melanchonic twang
in the throat of the cartman
who slowly ascends the moon-cleansed hill
mid the murmur of moorish olive trees.
Vertaald door Prof. Micheal Campo
Trinity College-Hartford CT
Lamento per il sud
La luna rossa, il vento, il tuo colore
di donna del Nord, la distesa di neve…
Il mio cuore è ormai su queste praterie
In queste acque annuvolate dalle nebbie.
Ho dimenticato il mare, la grave
conchiglia soffiata dai pastori siciliani,
le cantilene dei carri lungo le strade
dove il carrubo trema nel fumo delle stoppie,
ho dimenticato il passo degli aironi e delle gru
nell’aria dei verdi altipiani
per le terre e i fiumi della Lombardia.
Ma l’uomo grida dovunque la sorte d’una patria
Più nessuno mi porterà nel Sud.
Oh il Sud è stanco di trascinare morti
in riva alle paludi di malaria,
è stanco di solitudine, stanco di catene,
è stanco nella sua bocca
delle bestemmie di tutte le razze
che hanno urlato morte con l’eco dei suoi pozzi
che hanno bevuto il sangue del suo cuore.
Per questo i suoi fanciulli tornano sui monti,
costringono i cavalli sotto coltri di stelle,
mangiano fiori d’acacia lungo le piste
nuovamente rosse, ancora rosse, ancora rosse.
Più nessuno mi porterà nel Sud.
E questa sera carica d’inverno
è ancora nostra, e qui ripeto a te
il mio assurdo contrappunto
di dolcezze e di furori,
un lamento d’amore, senza amore
Klacht om het zuiden
De rode maan, de wind, jouw kleur
van vrouw uit het Noorden, de vlakte met sneeuw…
Mijn hart is voortaan in deze velden,
In deze wateren door nevels omwolkt.
Ik ben de zee vergeten en de zware schelp,
waar de Siciliaanse herders op blazen,
het eentonige lied van de karren langs de wegen,
waar johannesbrood trilt in de rook van de stoppels,
ik ben de trek van de reigers en de kraanvogels
in de lucht van de groene hoogvlakten vergeten
Voor de velden en de rivieren van Lombardije.
Maar de mens lijdt overal om het lot van zijn vaderland.
Niemand meer zal mij naar het Zuiden brengen.
O, het Zuiden is moe zijn doden te slepen
over de oevers van moerassen met malaria,
het is moe van eenzaamheid, moe van zijn ketens,
het is moe, met zijn mond de vloeken
te zeggen van alle volken die de dood
hebben geschreeuwd bij de echo van zijn putten,
die het bloed van zijn hart hebben gedronken.
Daarom keren zijn jongens terug op de bergen,
bedwingen de paarden onder dekens met sterren,
eten bloesem van acacia langs de wegen,
die weer rood zijn, weer rood, weer rood.
Niemand meer zal mij naar het Zuiden brengen.
Maar deze avond met winter beladen
is nog van ons, en hier herhaal ik voor jou
mijn dwaas contrapunt
van vreugde en woede,
Een liefdesklacht zonder liefde.
Vertaling: Herman van den Bergh
Salvatore Quasimodo (20 augustus 1901 – 14 juni 1968)
Hij werd “ The poet of the people” genoemd vanwege zijn hartverwarmende en realistische teksten. Edgar Albert Guest werd geboren op 20 augustus 1881 in Birmingham, Engeland en vestigde zich met zijn familie in Detroit in de VS toen hij ongeveer 12 jaar was. De schepper van meer dan 20 boekdelen vol poëzie, waaronder Just Folks (1917) en Heap O’Livin! (1916), schreef meer dan 11.000 gedichten. Guest was verbonden aan meer dan 300 kranten in de VS, had een eigen radio programma bij NBC (1931 – 1942) en zelfs een eigen tv-show “A Guest in Your Home” (1951) Over zijn werk zei hij: “I just take simple every day things that happen to me and figure that they probably happen to al lot of other people and I make simple rhymes out of ‘em and people seem to like ‘em.”
The Kick Under the Table
After a man has been married awhile,
And his wife has grown used to his manner
And style,
When she knows form the twinkle that lights
Up his eye
The thoughts he is thinking, the wherefore and
Why,
And just what he’ll say, and just what he’ll do,
And is sure that he’ll make a bad break ere he’s
Through,
She has one little trick that she’ll work when
She’s able-
She takes a sly kick at him under the table.
He may fancy the story he’s telling is true,
Or he’s doing the thing which is proper to do;
He may fancy he’s holding his own with the
Rest,
The life of the party and right at his best,
When quickly he learns to his utter dismay,
That he mustn’t say what he’s just started to say.
He is stopped at the place where he hoped to
Begin,
By his wife, who has taken at kick at his shin.
If he picks the wrong fork for the salad, he
Knows,
That fact by the feel of his wife’s slippered toes.
If he’s started a bit of untellable news,
On the calf of his leg there is planted a bruise.
Oh, I wonder sometimes what would happen to
Me
If the wife were not seated just where she
Could be
On guard every minute to watch every trick,
And keep me in line all the time with her kick.
Edgar Albert Guest (20 augustus 1881 – 5 augustus 1959)